HAAGSCHE BRIEVEN
DE LEVENDE NATUUR
HERINNERINGEN A
FIE CARELSEN
WINTERSPORT
Iri de afgeloopen week ziju er in de kunst
wereld twee zilveren jubilea gevierd, die
de belangstelling hebben gehad van toute
La Haye. Daar was in de eerste plaats Fie
Carelsen. Wat den datum betreft, kwam zij
wel als tweede, maar honneur aux dames,
nietwaar?
Fie Carelsen is zoowel in het artistieke
als in het mondaine Den Haag een zeer
bekende en geliefde figuur. Zij goeft ons
cachet, zij schept een sfeer om zich, die
stellig on-Hollandsch en zelfs on-IIaagsch
is; die zweemt naar het buitenlandsche,
zoo niet naar hot exotische. Zij behoort tot
de actrices met of zonder haar eigen wil
die, ook ver buiten de tooneelwereld van
zich doen spreken. Het is iets om Fie Ca
relsen gezien te hebben, zooals het ook
waard is om gereleveerd te worden, als men
de prinses op een wandeling is tegengeko
men. Fie Carelsen in haar auto, Fie Carel
sen op een wandeling, Fie Carelsen aan
een souper dansant in des Indes of bij Kem
per, het is bijna nog interessanter dan haar
op het tooneel te zien bewegen en haar
sterk Jersoonlijk spel te bewonderen. In een
geraffineerd verlichte zaai vol bloemen €d
luchtige feestvreugde, waar bediendende
kellners geruischloos glijden tusschen de
sierlijk gedekte tafeltjes, waar een opzwoe-
pende jazz of een sentimenteele zigeuier-
kapel speelt, kan het oen moment van
spanning zijn, als Fie Carelsen binnen
komt -— bijna had ik gezegd met gevolg.
Zij is daar volkomen op haar plaats als
mooie, modieuse, mondaine, gevierde
vrouw en je zou je bijna geen heter erica-
drement voor baar verfijnde charme kun
nen voorstellen. Maar en dat is nu het
wonderlijke ontmoet haar in den zomer
of op een meoien najaarsdag ergens buiten,
als ze met een bijna kinderlijk pleizior thee
scher.kt uit een aardewerk theepotje en ge-
niec van den heerlijken middag, dan :s ze
oak iWir in een passende lijst gezet, even
zeer als ze dat is achter het stuur van haar
auto. Zij is een sterke persoonlijkheid in
het Haagsche leven en ze weet misschien
zelf niet eens hoeveel eenvoudige zielen zij
gelukkig maakt, als die, thuiskomende,
kwasi terloops memoroeren: O ja, en ik heb
Fie Carelsen ook gezien.
Geen wonder, dat zij bij haar jubileum
een stampvolle schouwburg trok, een en
thousiast publiek, dat haar kwam bewon
deren in de rol van Mata Hari, de courtisa
ne, die in zulk een wonderlijke sfeer van
geheimzinnigheid heeft geloefd en is ge
storven. Fie Carelsen als Mata Hari en
daarbij de merkwaardige coïncidentie, dat
zij woont in het huis van Mata Hari tijdens
haar verblijf in Den Haag. Als het voorop
gezette bedoeling was geweest, zou het nau
welijks sensationeelcr kunnen; een trou
vaille Parijs waardig. Alweer een van de
vele bewijzen, dat het zuivere toeval won
derlijker en pakkendcr effecten kan schep
pen dan een zorgvuldig pasklaar gemaakt
arrangement.
Het is te hegrijpen, dat een rol als déze
Fie Carelsen moest aantrekken, dat zij die
wilde spelen als jubileumrol. En zij hééft
ze gespeeld, schitterend gespeeld. En toch
zouden velen ik ook do lieveling van
het Haagsche publiek graag en bij voorkeur
gezien hebben in een sympathiekere rol, een
waarin men kon voelen èn voor de actri
ce èn voor de vrouw, die zij uitbeeldde.
Want met alle bewondering voor de crea
tie, wij kunnen Mata Hari, al beklagen we
haar, moeilijk anders zien dan een spion-
neerende intrigante; spionneerende niet
voor haar eigen land, waarin een heel no
bel element kan zitten, maar om geld, om
sensatie, om alles wat niét nobel en vaak
wél weerzinwekkend is.
Waarschijnlijk zullen er onder de bewon-
Meeuwen.
door W. J. Eelssema.
Het was op een der eerste Octoberdogen,
toen ik, een fietstocht makend, een binnen-
paadje affietste in de richting van het
meer. Nederland is mooi, verrukkelijk
mooi ook, rnaar al bijzonder mooi is Ne
derland aan zijn binnenpaadjes. Het land-
schapschoon, dat men ziet, betoovert als 't
ware; een heldere lucht, een boschjc, een
laantje, een huisje aan de vaart, alles is
even bekorend, terwijl de aardige trekjes
in de dierenwereld te over en boeiend zijn.
Zoo ook gebeurde het mij dien Octoberdag,
dat ik voor den zooveelsten keer diep en
innig kon genieten. De wisselende land
schappen aan de vaart, de helderblauwe
luchten met hun vriendelijke schapewolk-
jes, het kleurig herfstloover, dat alles boei
de, maar voor alles boeide een beschut
hoekje aan het meer. Want daar dreven,
daar zweefden, daar vlogen, daar tuimel
den in do lucht met forsclien vleugelslag,
schitterend in het goud van een najaars-
zonnetje, een kleine honderd meeuwen.
Zoo verrukkend was dat spel, zoo elegant
en aantrekkelijk, dat ik er lang, heel lang
naar bleef kijken. Tot groote verwondering
van een paar ploegers, die maar niet be
grepen, waarom ik daar als vastgenageld
stonden die me zeer zeker voor iets
leeiijks hebben uitgemaakt.
Dit was een van mijn ervaringen met de
meeuwen. Ook dezen avond aan het ein
de van een fietstochtje zag ik hen. Onder
den schemer van een vallenden najaars
avond, die des te somberder scheen, om-
dut langs den hemel dreigende regenwol
ken joegen. Deze meeuwen zaten op een
omgeploegd stuk land en niet eerder be
merkte ik hen, dan nadat ze de een na
den ander onder het uitstooten van een
waarschuwingskreet opvlogen, het helder
wit van hun voeren oplichtend in bet grijs
van de omgeving.
Een ieder zal deze aantrekkelijke vogels
kennen. Immers ze zijn zoowel in de ste
den als op het land 's zomers en 's win
ters aanwezig, 0111 door hun sierlijke vluch-
dcraars van Fie Carelsen velen geweest
zijn, die een zucht van verlichting
hebben geslaakt, toen Mata Hari van het
tooneel verdween om plaats te maken voor
de jubilaresse. Toeu was alle druk, alle
beklemming weg, en kon men zich laten
gaan, alleen maar denken aan de sympa
thieke figuur, die daar in de bloemetjes
werd gezot en hartelijk toegesproken door
collega's, door Jan Feith, als woordvoerder
van het huldigingscomité. En Fie Carelsen
heeft bedankt in een speechje, dat ook al
weer in niets geleek op wat andere men-
schen bij zoo'n gelegenheid zeggen. Daar
voor was het veel te spontaan, klonk het
veel te echt. Dat was weer hcclemaal Fie
Carelsen, die, met al het éclatante van dc
atmosfeer, die nu eenmaal onvermijdelijk
om haar hoen is, in don grond zoo eenvou
dig en gemoedelijk is. Ik heb toen even moe
ten denken aan wat iemand jaren geleden
eens tegen rne zei, na een toevalligo ont
moeting met haar in een sanatorium, waar
hij eeu zieke vriend ging bezoeken en waar
zij toen juist een rustkuur deed. „Ik heb
Fie Carelsen ook gesproken. Zecis zoo lief".
Dat zegt evenveel als alle bloemen en al
le cadeaux en alle huldigingstelegrammen.
I11 de huldigingsspeeches is er herhaalde
lijk gesproken van de eerste tooneel jaren
der jubilaresse, toen ze „nog zoo piepjong
was". Dat is met een zilveren jubileum
haast onvermijdelijk. Want een vrouw wil
toch nooit graag „d'un certain age" zijn.
Eu noodgedwongen moet je bij het getal
vijfentwintig een ander getal gaan voegen
en uiteraard zal ieder zijn best doen om
dat getal zoo klein mogelijk te doen zijn.
Nu zijn er enkele begenadigden, die reeds
als baby hun entree op de planken hebben
gedaan en dat telt gelukkig ook mee.
Dat is de bittere bijsmaak, die een zilve
ren jubileum noodwendig voor een vrouw
hebben moet. Een man heeft daar zoo geen
last van. Die kan onbekommerd jubelen,
als het zoo ver is, omdat het aantal van zijn
jaren hem koud laat. In de meeste geval
len tenminste. En daar hoort zeker nar.
Kamp bij, die zijn zilveren feest gevierd
heeft als voordrachtkunstenaar. Ilij is
minstens even bekend als zijn „mede-slaclit-
offor" zooals Fie Carelsen het in haar te
legram kwalificeerde, maar op een gansch
andere manier en ook wel in anderen kring.
Er is niets éclatants, niets exotisch, niets bui
tenlandse]! aan mr. Kamp. Hij zou mis
schien „heel gewoon" zijn, als hij niet do
goddelijke gave van den humor had mee
gekregen en daarnaast de gavo om dezon
humor in zoo'n uiterst verkwikkclijkon
vorm te gieten. Hij verstaat als geen an
der de kunst jc te laten lachen. Niet zoo
maar even meesmuilen of glimlachen met
een genadig „heel aardig gevonden", nee,
hij laat je schateren, dat de tranen soms
over je wangen rollen, dat zelfs dc deftig
ste onder de deftigen zijn reserve verliest
en gul en zonder bijgedachte meedoet. En
zijn humor is altijd van zeer voornamen
huize, zonder ecnigc banaliteit, zonder ge
zochtheid ook, maar gezond en eerlijk cn
waar.
Geen wonder, dat ook hij met groote
geestdrift bejubeld is en dat juist iu deze
moeilijke tijden velen behoefte hebben ge
had hem hun dankbaarheid te tooncn voor
wat hij bun geschonken heeft aan blijheid
en vreugde, die de zorgen doet vergeten.
Het is zoo heerlijk om eens even te midden
van alle zorgelijkheid onbevangen te kun
nen lachen en vergeten.
Willy Pétillon.
DE NIEUWE BERLIJNSCHE ZENDER
IN AANBOUW.
Het terrein voor den nieuwen Berlijn-
schen zender is aangekocht en het werk
kan beginnen; evenals te Breslau zal er
een verticale antenne worden geplaatst in
een houten mast.
ten de aandacht te trekken en worden
maar al te vaak samengevat onder den bij
na gemecnschappelijkcn naam „zeemeeu
wen".
Iemand, die schrijven gaat over de meeu
wen, zal zich wel eenige beperking moe
ten opleggen. Zonder twijfel zou het te
ver voeren, wanneer men de licele fami
lie der meeuwach'tigcn ging behandelen.
Tot deze iamilie behooren o.m. de zeezwa
luwen en sterntjes, als liet Vischdicfje
(Zeezwaluw), liet Dwergsterntje, clc Groote
^tern, de Noorscne Stern ë.a.
Een dringende noodzakelijkheid is daar
om, dat wc enkel over de belangrijkste ver
tegenwoordigers schrijven. En wel over: de
Mantelmecuw, de kleine Mantelmèeuw, de
Zilvermeeuw en de Kokmeeuw, als min- of
meer talrijk voorkomende gasten, terwijl
als een gast, die zich maar heel zelden
vertoont cn daarom zeer gezien is, de
Dwergmecuw genoemd mag worden.
Bchoorende. tot het geslacht Larus, ken
merken de meeuwen zich als behoorend tot
de familie der meeuwachligen, door hun
afgeronden staart.
liet meest komen de Zilver- cn dc Kok
meeuw voor.
De Zilvermeeuw, evenals al dc andere
meeuwen een wonder van schoonheid,
kleur en lijn, broedt in ons land over heel
de kuststreek, doch misschien nergens
zoo rustig cn in zulk een groot aantal als
op liet bijna zee-verloren Rottummeroog,
het waddeneilandjo bij Groningen, een
vogelkolonie vol rust als nergens in Ne
derland.
Ze broedt in kolonies, wordt tegenwoor
dig beschermd, zoodat er in de laatste ja
ren een groote uitbreiding van broedende
paren te constalecrcn valt. pjen bezoek aan
een broedplaats van zilvermeeuwen is 00-
genschrjnlijk niet zonder gevaar. Onbegrij
pelijk voor hen is de menschelijke nieuws
gierigheid, cn hoewel deze vogels niet
schuw zijn, op de vlucht gaan, is hun ver
ontwaardigd-zijn over het inbreuk maken
op hun rechten, niet zonder een dosis op
standigheid. Een deel van de kolonie vliegt
onder het uitstooten van woedende gelui
den rond, andere vertegenwoordigers, zon
der twijfel d© moedigsten, naderen den on-
welkomen bezoeker zoo dicht, dat door den
krachtigen vleugelslag de lucht rond zijn
door
WILLY CORSARI
Fie Carelsen wil liever niet geïnterviewd
worden en zij heeft groot gelijk. Interviews
zijn gevaarlijke dingen, zooicts als padde
stoelen. Ze zien ér leuk en smakelijk uit,
je eet ervan en bomopeens blijkt er een
vergiftige tusschen te zijn geweest. In het
welwillendste, onschuldigst lijkende inter
view, dat iemand over je schrijft, komen
nog zinnetjes voor, die je de sensatie be
zorgen van een le zure kwast.. Neon, met
intervieuws is er altijd wat... Vandaar dat
ik Fie Carelsen volkomen gelijk geef en
mij, ver van het oude grachtje, waar zij
haar filrn-achtig vorstelijke woning heeft,
iu mijn eenvoudig tehuis aan mijn getrou
we schrijftafel zet, om... geen interview
te schrijven.
Ik hoop. dat zij haar antipathie togen in
terviews niet uitstrekt tot stukjes over
kleine herinneringen. Het komt mij voor,
dat geen mensch ter wereld déarover an
ders dan gevleid kan zijn. Vooral in aan
merking nemende, dat Fie Carelsen en ik
elkander sinds jaren nooit anders zien, dan
met eenige meters grond meestal schouw
burggrond tusschen ons. Welke vrouw
zou niet een beetje gevleid zijn, als een
andere vrouw desniettemin nog herinne
ringen aan haar heeft cn de behoefte voelt
daarover te schrijven'?
En deze behoefte voel ik, omdat ik Fie
zoo'n aardige vrouw vind, een boetjo duvel
en een beetje engel, bijdehand en goedhar
tig, levendig, intelligent en zoo talentvol,
dat men haar aan het Berlijnsche of Pa-
rijscbe tooneel zou wenschenzou héb
ben gewenscht. In de laatste jaren zijn
noch Berlijn, noch Parijs meer artistieke
idealen.
Mijn eerste herinnering aan Fie, cn dat
is wel eigenaardig, want het is nu al een
aardig tijdje geleden, toont me haar eigen
lijk precies als nu. Minder bekend men
mag wel zeggen beroemd minder rijp
natuurlijk, minder zeker van zichzelf...
maar verder toch eigenlijk nét dezelfde.
Ik zie haar nog, in Amsterdam... de gezel
lige kamer, waar Swiep mij, blaag van
vijftien, die in de tooueelschoolvacantie
„mocht meedoen", twee liedjes instudeer
de. Ik zie nog de bloemen, die er voor
Fietje op een tafeltje stonden. Er zullen
voor Fie waarschijnlijk altijd op een of an
der tafeltje bloemen staan. En hoe ze zich
bewoog door dc kamer, levendig, slank, on-
Holaliïdsch
E11 daarna herinner ik me de ietwat ver
warde en verwaasde geschiedenis in La
ren. Waar Swiep zijn eerste cabaret-poging
deed, die mislukte door dc luidruchtige
concurrentie van een reusachtig draai-or-
gel, dat onze hevigste chansons cn zijn
geestigste conférences hopeloos overstem
de! Van dat hcele programma is me wei
nig bijgebleven, behalve Fie Carelsen, met
apachenliedjes. Ze zag-or-ideaal uit voor
die rauwe, Franscbe chansons, met 'n
schortje voor en iets roods 0111 haar hals
en iets geweldig canailleus; enfin... het
was eigenlijk wat ontstellend voor de bra
ve Larenaren. Maar ik hoor haar nóg het
liedje zingen van de vrouw, die slechts dat
ééne genot kende: te dooden. Heette het
niet „La rouge?" En dat andere liedje
over een vrouw, geboren op de wallen van
Parijs, waar zij opgroeit, waar zij de „lief
de" leert kennen, dc ellende ook
Ik zal niet zeggen, dat ik Fie Carelsen
niet oneindig liever dc „Patriot" heb zien
spelen, of Ibsen, of oen van de vele andere
rollen, waaraan zij haar warmte, haar
kracht, haar buitengewoon doorleefde spel
gaf. Maar toch... toén al... had zij dat
ooren suist en er door een onverwachte
beweging wel eens klappen vallen.
Leuk om te zien is de houding der klein
tjes hij menschel ijk bezoek. Ze kruipen
overal onder, waar maar eenigszins kans
is, om zich te verbergen, kruipen soms
zelfs in konijnenholen. Is er geen kans om
spoedig weg te komen, zitten zc b.v. op
een zandig terrein, dan duiken ze in el
kaar cn blijven roerloos zitten, tot het ge
vaar geweken is.
Door het lichtgrijs gevederte, dat hen in
de eerste tijden dekt, gelukt het hen dan
ook meer dan een keer werkelijk onzicht
baar te blijven. Ditzelfde lichtgrijze geve
derte, afgewisseld door spaarzame, don
kere vlekjes, maakt na eenigen tijd plaats
voor donkergrauwe veeren, die lieel lang
zaam blceker worden, doch eerst in het
vierde levensjaar de kleur der oude zilver
meeuwen aannemen.
Naast de Zilvermeeuw komt ook veel in
ons land voor de Kokmeeuw, een buiten
gewoon interessant dier, dat veel vertelt
door de kleur van zijn pakje. De jongen
van de Kokmeeuwen zijn donkerder en
sterker gevlekt dan die der Zilvermeeu
wen. Om verder nog even bij deze jongen,
dien den winter meestal in zachtere stre
ken doorbrengen, stil te staan: deze jon
ge vogels, wanneer ze nog geen jaar oud
zijn, zijn te herkennen aan den zwarten
zoom der staartveeren en een breeden band
van bruinachtige kleur over de vleugels.
Bovendien laat de volwassen Kokmeeuw
ons zien, wanneer hot broedtijd is. De Kok
meeuw, die zich bijna overal ophoudt, zoo
wel aan de kusten, als op het vlakke land.
heeft 's winters een \yitto koü. behalve
dan een vlekje, donker van kleur, aan
weerszijden ter hoogte van het oor. Bijzon
der leuk is het te zien. hoe tegen den
broedtijd het achterhoofd steeds donkerder
wordt en ertcnslotte oen bruin kopje op
de kop van%j*ze vogel komt. Wanneer de
broedtijd is Sfcreloopen, dus tegen den na
zomer, krijgt e weer .de bekende witte
kleur
Als slot van deze uiterlijke beschrijving
moet nog opgemerkt worden, dat de oude.
Kokmeeuwen, die hier 's winters meestal
blijven, een zuiver-witten romp hebben, pa
relgrijze vleugels en aan de groote slag
pennen zwarte toppen.
ééne, wat men zoo dikwijls mist aan liet
tooneel: Natuur. Ik geloof niet, dat zij nu
óóit een rol, zelfs als die haar minder
mocht „liggen", onnatuurlijk zal spelen.
Zoo was cr ook toén al, in de wijzo, waar
op ze die rauwe chansons bracht, hoewel
ze haar niet eens zoo „lagen", iets onbe
schrijflijk natuurlijks. Het was, alsof je
dacht: „Och, dit is nu toevallig eens een
apachcnmeid die eigenlijk zoo pervers, ca
nailleus en sadistisch niet is, al6 ze be
weertMaar aan die meid zélf twijfel
de je eigenlijk niet.
Het was, dit natuurlijke, ook later de
charme van haar liedjes-met-Pisuisse. Hoe
goed herinner ik me ook die, in het Bre-
tonsche costuum; „Par le petit doigt, et
Ion, Ion laire... Toen niet, en later niet,
heb ik Fie ooit onnatuurlijk zien doen, ooit
aan dik effect een liedje offeren of een rol.
Ik geloof misschien vergis ik me schro
melijk dat zij ook eigenlijk in wezen
bijzonder natuurlijk is. Ook, als ze het niet
altijd toont, of zelfs er tegen in gaat. „Ri-
re, pour ne pas pleurir"... zo heelt en
dat heb ik altijd bewonderd het dikwijls
gekund en kan het nog, zal hot altijd kun
nen. Benijdbaar vitaal, tusschen de vele
slappelingen, die, speciaal in de tooneel
wereld, rondslingeren ais louter rugge-
graatloozo divanpoppen.
Fie kan het zich ook permitteeren, een
vijf-on-twintig-jarig jubileum te vieren.
Waarschijnlijk telt ze van het een of ande
re kindcrrolletje af, maar de naïve schouw
burgbezoekers zullen in alle toonaarden
en met ontelbare klemtonen zeggen: „Wie
héd gedacht dat zij al zóó oud was!" Ze
zal het zich ook kunnen permitteeren, la
ter wérkelijk oud te zijn. Ik woet niet, of
ik het zal mocmaken, maar ik stel me voor,
dat ze precies als nu zal zijn en als tien
jaar geleden, behalve met wit haar, waar
van ze het flatteuse effect schandelijk zal
uitbuiten. Waut de oogen zullen hetzelfde
zijn als in den tijd, toen ze, van het portret
dat in Swieps kleedkamer hing, iedereen
aankeken, die binnenkwam. Dat portret
hing er altijd, waar je ook op zoo'n tour
nee heenzwierf.
Veel, veel later de laatste maal dat ik
bij Pisuissc werkte, in den tijd dat men in
het Kurhauscabaret nog hoofdzakelijk Nc-
dorlandsche artiflten engageerde liet hij
me eens een kiekje zien: zijn gezelschap
van destijds, met ook Fic erop. Zoo'n kiek
je, waar jc om lacht en verschrikt van
zegt: „Heb ik er zóó mal uitgezien? En hij
daar! En die hoed! En dat haar! Nou, ei
genlijk zijn we er allemaal op vooruit ge
gaan sindsdien!"
„Dat was nog de goeie, oude tijd, Willy",
zei hij.
Het zijn vrijwel de laatste woorden ge
weest. die hij tegen mij gezegd heeft.
En liet was inderdaad een goeden
tijd, waaruit mijn luttele herinneringen
aan Fie Carelsen stammen.
Later... later was er een Fie Carelsen
die groote rollen speelde en die je op foto
pagina's bezig zag Beppie de Vries te om
helzen bij aankomst of vertrek, of die er
gens in ©en mondaine, buitenlandsche bad
plaats zich bruin liet roosleren.
Het zijn de zwakste sympathieën niet,
die stand houden via foto-pagina en voet
licht!
EEN KANS VOOR JONGE ARTISTEN.
De zender van Dern zal één uur van zijn
zendtijd reserveeren voor concerten van
debutanten, zoowel zangers en instrumenta
listen als andere kunstenaars, die van hun
talenten w illen doen blijken.
De snavels en pootcn van deze soort
meeuwen zijn karmijnrood.
Veel in gezelschap van de Kokmeeuwen,
kleiner dan de Zilvermeeuw, komt de Klei
ne Zeemeeuw voor, die van de eerstge-
noemden te onderscheiden is door de
groengele pooten en snavel.
Tenslotte zijn wo bij de gasten gekomen,
d.w.z. de meeuwen, die hier niet zoo bui
tengewoon talrijk zijn, of die hier geen vas
te woonplaats hebben. Allereerst zijn daar
van te noemen de Mantelmeeuwen, die
weliswaar het heele jaar door zwervende
aan onze kusten leunnen worden aange
troffen, maar niet in ons land broeden. Zui
ver wit van kleur zijn ze met donkere,
blauwachtige, wit-omrande vleugels.
Zeldzamer zijn de kleine Mantelmeeu-
wen, die ons land enkel op den doortrek
ontmoeten. Terwijl nog weer zeldzamér de
Dwergmceuw hier voorkomt. De eerlijke
bekentenis is, dat ik deze vogel nog nooit
heb gezien, dus alleen maar kan schrijven,
wat andere wei-zieners ervan vertellen. De
ze Dwergmecuw, ongeveer 28 c.M. lang, met
een staart van 8 c.M., heeft een Iiclvte-
blauw-grijze kleur met witte onderzijde en
staart. In den zomer is zijn kop zwarter
dan in den winter. Hij leeft in Oost-Euro-
pa, is hier te lande zulk een zeldzame win-
tergast, dat elke natuurkenner, die in den
winter op stap gaat cn deze vogel ziet,
zich erop kan beroepien, een zeldzame ont
moeting te hebben gehad.
Zooals reeds opgemerkt werd, verleven
digen de meeuwen ons landschap zoowel
in den zomer als in den winter en is bet
een prachtig gezicht, deze vogels boven een
gracht te zien zwenken, over een meer te
zien glijden of te zien schamplichten te
gen een donkere wolk.
Menigeen zal om dit tentoongespreide
schoonheidsver toon deze vogels sympa
thiek vinden. Een sympathie, die zeker
nog grooter zal worden, wanneer meu weet,
dat deze vogels als insecten-eters zeer nut
tig zijn, zoowel voor den tuin als den
landbouw. Vooral dient in dit opzicht de
Kokmeeuw genoemd te worden, de Kok
meeuw, die in onze polders de ploeg, die de
vette klei openwerkt, volgt, en alles dat
leeft, als b.v. aardrupsen, emelfen, rit-
naalden en ander ongedierte verslindt,
zoodoende een graag geziene verschijning
in die omgeving is.
DE DOKTER AAN HET WOORD
door Dr. C. LENDORP.
Hoe snel kunnen de menschen soms ver
anderen! Een halve eeuw geleden was het
ideaal, den winter slechts door de venster
ruiten te loeren kennen; hoe beklaagde
men niet de menschen, dio door hun be
roep gedwongen werden, er nij elke weers
gesteldheid op uit to gaan. Toch leerde do
ervaring ook toen wel, dat de laatstge
noemden eigenlijk veel gezonder waren 011
veel minder vaak verkouden clan zij, dio
aldoor in de warme kamer bloven. Men
trok daaruit echter niet do juiste conclusie,
doch meende, dat die menschen er nu een
maal „aan gewend waren". Dat men ook 's
winters niet gezond kan blijven zonder be
weging in dc fri66che lucht, kon of wilde
men toen niet inzien.
Sindsdien is echter de wintersport opge
komen. Aanvankelijk slechts door weinigen
beoefend, bracht zij toch reeds duidelijk
aan het licht, van hoeveel bctcekenis zij
voor de gezondheid kan wezen. Toch zijn
ook thans de oude vooroordeelcn nog niet
geheel verdwenen en er zijn nieuwe voor-
oordeelen bijgekomen. Sommigon ontken
nen de waarde van wintersport voor de ge
zondheid, anderen verwachten er to veel
van. Zij beginnon er b.v. aan, terwijl huu
gezondheidstoestand te wenschen overlaat
of terwijl een algemeen gevoel van matheid,
dan wel andere symptomen wijzen op sto-
ring in de een of andere functie. Na enkelo
dagen bemerkt men dan wel, dat het on
danks de genezende werking van de hoog
tczon te veel is geweest, maar dan is het
kwaad gedaan. En dat alleen, omdat meo
niet van tevoren den raad van een medi
cus heeft ingewonnen en omdat men niet
het verschil beseft tusschen een winterkuui'
en deelnemen aan de wintersport.
Het is beslist af te raden, op goed geluk
af met wintersport te beginnen, zonder dat
men op de hoogte is van de eischcn, welko
daardoor aan hot lichaam en dc gezond
heid worden gesteld. Velen kunnen wel aan
de ecne wintersport deelnomen, doch niet
aan de andere; zij zijn op de eenc plaats in
het hooggebergte gezonder, op do andere
minder goed dan in hun woonplaats, want
deze plaatsen vertoonen onderling groote
klimaatverschillen. Of men zijn gezondheid
bevordert of benadeelt, hangt dus in hoogo
mate af van de juiste keuze van sport en
dc streek, waar men haar gaat beoefenen.
Persoonlijke voorkeur mag niet in conflict
komen met de eischen der gezondheid.
Er hangt ook zeer veel van af, welko
organen versterkt, welke kwalen tegonge-
gaan moeten worden. Dikwijls kan slechts
in zeer beperkte mate wintersport worden
toegestaan en moet de kuur, het verblijf in
de gezonde streek de hoofdzaak blijven.
Soms is zelfs een combinatie van lichto
sport en ligkuren aan te bevelen. Uit dit
alles blijkt wel, dat één bezoek bij den
huisdokter niet in alle gevallen voldoende
is; dikwijls moet ook in het vacontiever-
blijf een arts worden geraadpleegd, dio
natuurlijk het betrokken klimaat beter
kent en daarom ook heter allerlei details
kan regelen.
Over het algemeen, maar zeker wanneer
de gezondheid niet geheel en al in orde is,
dient men de eerste dagen de sport tot een
minimum te beperken cn eerst gaandeweg
tot grootere inspanning te komen, waarbij
overigens niet dc grens overschreden mag
worden, welke de gezondheid van den pa
tient voorschrijft. Ook voor hen, die in het
geheel geen sport mogen beoefenen, is een
verblijf in het hooggebergte met zijn zui
vere lucht, vrij vau stof en bacteriën aan
te bevelen. Hot liooge zuurstofgehalte dor
lucht zuivert longen en ademhalingswegen
van ziektestoffen en stadsvuil. De genees
krachtige stralen van het zonlicht hebben
een grootere energie en er zijn nog tal van
andere factoren, die de gezondheid verbete
ren, waartoe niét in de laatste plaats 't be
sef bohoort, cr nu eens heelemaal „uit" te
zijn.
Op één ding willen we tenslotte nog wij
zen. Mcnscbcn, die ziek zijn of om andere
reden behoefte hebben aan een winterkuur,
worden als regel naar het hooggebergte ge
bracht. Dit is echter niet altijd het beste,
juist de laatste jaren is men meer en meer
tot de overtuiging gekomen, dat in vele ge
vallen meer wordt geprofiteerd van een
verblijf aan zee gedurende den herfst of
winter. Juist in dien tijd is de zeelucht zoo
gunstig. In het hooggebergte is do zon als
het ware een reusachtige lamp met ultra
violet licht, doch aan zee doet dc waarde
volle zonnewarmte zich eveneens op eigen
aardige manieren gelden. Het is bekend,
dat dc zee in hoogc mate dienst doet als
reservoir van zonnewarmte en in de herfst-
en wintermaanden laat zij deze ontzaglijke
voorraden weer vrij. Dit is een proces, dat
zeer geleidelijk plaats vindt en het geleide
lijk vrijgeven van warmte heeft een zeer
gunstigen invloed op de lucht langs de kust
en in de onmiddellijke nabijheid daarvan,
zoodat men daar dikwijls temperaturen
aantreft, welke ver in het vaste land slechts
voorkomen in het begin van de lente. Op
grond van de gunstige ervaringen, welke
tot dusver zijn verzameld, kunnen wij
reeds voorspellen, dat een winterverblijf
aan zee eenmaal van evenveel belang zal
worden geacht als een in het hooggebergte.
Doch er dient wel op te worden gelet, dat
een verblijf aan zee 's zomers en 's winters
niet hetzelfde is en dat daarom ook de
medische behandeling volgens geheel an
dere gezichtspunten dient te worden gerc*
geld.
RADIO VOOR BLINDEN
In Engeland zijn in totaal 20720 radiotoe
stellen gratis verstrekt aan blinden. Den
laatsten tijd zijn er ook vele boeken en ge
schriften op radiogeb'ied in Braille-schrift
uitgegeven, terwijl er verscheidene luiste»
raarsgroepen van blinden zijn gevormd,