HAAGSCHE BRIEVEN DE LEVENDE NATUUR HERINNERINGEN A FIE CARELSEN WINTERSPORT Iri de afgeloopen week ziju er in de kunst wereld twee zilveren jubilea gevierd, die de belangstelling hebben gehad van toute La Haye. Daar was in de eerste plaats Fie Carelsen. Wat den datum betreft, kwam zij wel als tweede, maar honneur aux dames, nietwaar? Fie Carelsen is zoowel in het artistieke als in het mondaine Den Haag een zeer bekende en geliefde figuur. Zij goeft ons cachet, zij schept een sfeer om zich, die stellig on-Hollandsch en zelfs on-IIaagsch is; die zweemt naar het buitenlandsche, zoo niet naar hot exotische. Zij behoort tot de actrices met of zonder haar eigen wil die, ook ver buiten de tooneelwereld van zich doen spreken. Het is iets om Fie Ca relsen gezien te hebben, zooals het ook waard is om gereleveerd te worden, als men de prinses op een wandeling is tegengeko men. Fie Carelsen in haar auto, Fie Carel sen op een wandeling, Fie Carelsen aan een souper dansant in des Indes of bij Kem per, het is bijna nog interessanter dan haar op het tooneel te zien bewegen en haar sterk Jersoonlijk spel te bewonderen. In een geraffineerd verlichte zaai vol bloemen €d luchtige feestvreugde, waar bediendende kellners geruischloos glijden tusschen de sierlijk gedekte tafeltjes, waar een opzwoe- pende jazz of een sentimenteele zigeuier- kapel speelt, kan het oen moment van spanning zijn, als Fie Carelsen binnen komt -— bijna had ik gezegd met gevolg. Zij is daar volkomen op haar plaats als mooie, modieuse, mondaine, gevierde vrouw en je zou je bijna geen heter erica- drement voor baar verfijnde charme kun nen voorstellen. Maar en dat is nu het wonderlijke ontmoet haar in den zomer of op een meoien najaarsdag ergens buiten, als ze met een bijna kinderlijk pleizior thee scher.kt uit een aardewerk theepotje en ge- niec van den heerlijken middag, dan :s ze oak iWir in een passende lijst gezet, even zeer als ze dat is achter het stuur van haar auto. Zij is een sterke persoonlijkheid in het Haagsche leven en ze weet misschien zelf niet eens hoeveel eenvoudige zielen zij gelukkig maakt, als die, thuiskomende, kwasi terloops memoroeren: O ja, en ik heb Fie Carelsen ook gezien. Geen wonder, dat zij bij haar jubileum een stampvolle schouwburg trok, een en thousiast publiek, dat haar kwam bewon deren in de rol van Mata Hari, de courtisa ne, die in zulk een wonderlijke sfeer van geheimzinnigheid heeft geloefd en is ge storven. Fie Carelsen als Mata Hari en daarbij de merkwaardige coïncidentie, dat zij woont in het huis van Mata Hari tijdens haar verblijf in Den Haag. Als het voorop gezette bedoeling was geweest, zou het nau welijks sensationeelcr kunnen; een trou vaille Parijs waardig. Alweer een van de vele bewijzen, dat het zuivere toeval won derlijker en pakkendcr effecten kan schep pen dan een zorgvuldig pasklaar gemaakt arrangement. Het is te hegrijpen, dat een rol als déze Fie Carelsen moest aantrekken, dat zij die wilde spelen als jubileumrol. En zij hééft ze gespeeld, schitterend gespeeld. En toch zouden velen ik ook do lieveling van het Haagsche publiek graag en bij voorkeur gezien hebben in een sympathiekere rol, een waarin men kon voelen èn voor de actri ce èn voor de vrouw, die zij uitbeeldde. Want met alle bewondering voor de crea tie, wij kunnen Mata Hari, al beklagen we haar, moeilijk anders zien dan een spion- neerende intrigante; spionneerende niet voor haar eigen land, waarin een heel no bel element kan zitten, maar om geld, om sensatie, om alles wat niét nobel en vaak wél weerzinwekkend is. Waarschijnlijk zullen er onder de bewon- Meeuwen. door W. J. Eelssema. Het was op een der eerste Octoberdogen, toen ik, een fietstocht makend, een binnen- paadje affietste in de richting van het meer. Nederland is mooi, verrukkelijk mooi ook, rnaar al bijzonder mooi is Ne derland aan zijn binnenpaadjes. Het land- schapschoon, dat men ziet, betoovert als 't ware; een heldere lucht, een boschjc, een laantje, een huisje aan de vaart, alles is even bekorend, terwijl de aardige trekjes in de dierenwereld te over en boeiend zijn. Zoo ook gebeurde het mij dien Octoberdag, dat ik voor den zooveelsten keer diep en innig kon genieten. De wisselende land schappen aan de vaart, de helderblauwe luchten met hun vriendelijke schapewolk- jes, het kleurig herfstloover, dat alles boei de, maar voor alles boeide een beschut hoekje aan het meer. Want daar dreven, daar zweefden, daar vlogen, daar tuimel den in do lucht met forsclien vleugelslag, schitterend in het goud van een najaars- zonnetje, een kleine honderd meeuwen. Zoo verrukkend was dat spel, zoo elegant en aantrekkelijk, dat ik er lang, heel lang naar bleef kijken. Tot groote verwondering van een paar ploegers, die maar niet be grepen, waarom ik daar als vastgenageld stonden die me zeer zeker voor iets leeiijks hebben uitgemaakt. Dit was een van mijn ervaringen met de meeuwen. Ook dezen avond aan het ein de van een fietstochtje zag ik hen. Onder den schemer van een vallenden najaars avond, die des te somberder scheen, om- dut langs den hemel dreigende regenwol ken joegen. Deze meeuwen zaten op een omgeploegd stuk land en niet eerder be merkte ik hen, dan nadat ze de een na den ander onder het uitstooten van een waarschuwingskreet opvlogen, het helder wit van hun voeren oplichtend in bet grijs van de omgeving. Een ieder zal deze aantrekkelijke vogels kennen. Immers ze zijn zoowel in de ste den als op het land 's zomers en 's win ters aanwezig, 0111 door hun sierlijke vluch- dcraars van Fie Carelsen velen geweest zijn, die een zucht van verlichting hebben geslaakt, toen Mata Hari van het tooneel verdween om plaats te maken voor de jubilaresse. Toeu was alle druk, alle beklemming weg, en kon men zich laten gaan, alleen maar denken aan de sympa thieke figuur, die daar in de bloemetjes werd gezot en hartelijk toegesproken door collega's, door Jan Feith, als woordvoerder van het huldigingscomité. En Fie Carelsen heeft bedankt in een speechje, dat ook al weer in niets geleek op wat andere men- schen bij zoo'n gelegenheid zeggen. Daar voor was het veel te spontaan, klonk het veel te echt. Dat was weer hcclemaal Fie Carelsen, die, met al het éclatante van dc atmosfeer, die nu eenmaal onvermijdelijk om haar hoen is, in don grond zoo eenvou dig en gemoedelijk is. Ik heb toen even moe ten denken aan wat iemand jaren geleden eens tegen rne zei, na een toevalligo ont moeting met haar in een sanatorium, waar hij eeu zieke vriend ging bezoeken en waar zij toen juist een rustkuur deed. „Ik heb Fie Carelsen ook gesproken. Zecis zoo lief". Dat zegt evenveel als alle bloemen en al le cadeaux en alle huldigingstelegrammen. I11 de huldigingsspeeches is er herhaalde lijk gesproken van de eerste tooneel jaren der jubilaresse, toen ze „nog zoo piepjong was". Dat is met een zilveren jubileum haast onvermijdelijk. Want een vrouw wil toch nooit graag „d'un certain age" zijn. Eu noodgedwongen moet je bij het getal vijfentwintig een ander getal gaan voegen en uiteraard zal ieder zijn best doen om dat getal zoo klein mogelijk te doen zijn. Nu zijn er enkele begenadigden, die reeds als baby hun entree op de planken hebben gedaan en dat telt gelukkig ook mee. Dat is de bittere bijsmaak, die een zilve ren jubileum noodwendig voor een vrouw hebben moet. Een man heeft daar zoo geen last van. Die kan onbekommerd jubelen, als het zoo ver is, omdat het aantal van zijn jaren hem koud laat. In de meeste geval len tenminste. En daar hoort zeker nar. Kamp bij, die zijn zilveren feest gevierd heeft als voordrachtkunstenaar. Ilij is minstens even bekend als zijn „mede-slaclit- offor" zooals Fie Carelsen het in haar te legram kwalificeerde, maar op een gansch andere manier en ook wel in anderen kring. Er is niets éclatants, niets exotisch, niets bui tenlandse]! aan mr. Kamp. Hij zou mis schien „heel gewoon" zijn, als hij niet do goddelijke gave van den humor had mee gekregen en daarnaast de gavo om dezon humor in zoo'n uiterst verkwikkclijkon vorm te gieten. Hij verstaat als geen an der de kunst jc te laten lachen. Niet zoo maar even meesmuilen of glimlachen met een genadig „heel aardig gevonden", nee, hij laat je schateren, dat de tranen soms over je wangen rollen, dat zelfs dc deftig ste onder de deftigen zijn reserve verliest en gul en zonder bijgedachte meedoet. En zijn humor is altijd van zeer voornamen huize, zonder ecnigc banaliteit, zonder ge zochtheid ook, maar gezond en eerlijk cn waar. Geen wonder, dat ook hij met groote geestdrift bejubeld is en dat juist iu deze moeilijke tijden velen behoefte hebben ge had hem hun dankbaarheid te tooncn voor wat hij bun geschonken heeft aan blijheid en vreugde, die de zorgen doet vergeten. Het is zoo heerlijk om eens even te midden van alle zorgelijkheid onbevangen te kun nen lachen en vergeten. Willy Pétillon. DE NIEUWE BERLIJNSCHE ZENDER IN AANBOUW. Het terrein voor den nieuwen Berlijn- schen zender is aangekocht en het werk kan beginnen; evenals te Breslau zal er een verticale antenne worden geplaatst in een houten mast. ten de aandacht te trekken en worden maar al te vaak samengevat onder den bij na gemecnschappelijkcn naam „zeemeeu wen". Iemand, die schrijven gaat over de meeu wen, zal zich wel eenige beperking moe ten opleggen. Zonder twijfel zou het te ver voeren, wanneer men de licele fami lie der meeuwach'tigcn ging behandelen. Tot deze iamilie behooren o.m. de zeezwa luwen en sterntjes, als liet Vischdicfje (Zeezwaluw), liet Dwergsterntje, clc Groote ^tern, de Noorscne Stern ë.a. Een dringende noodzakelijkheid is daar om, dat wc enkel over de belangrijkste ver tegenwoordigers schrijven. En wel over: de Mantelmecuw, de kleine Mantelmèeuw, de Zilvermeeuw en de Kokmeeuw, als min- of meer talrijk voorkomende gasten, terwijl als een gast, die zich maar heel zelden vertoont cn daarom zeer gezien is, de Dwergmecuw genoemd mag worden. Bchoorende. tot het geslacht Larus, ken merken de meeuwen zich als behoorend tot de familie der meeuwachligen, door hun afgeronden staart. liet meest komen de Zilver- cn dc Kok meeuw voor. De Zilvermeeuw, evenals al dc andere meeuwen een wonder van schoonheid, kleur en lijn, broedt in ons land over heel de kuststreek, doch misschien nergens zoo rustig cn in zulk een groot aantal als op liet bijna zee-verloren Rottummeroog, het waddeneilandjo bij Groningen, een vogelkolonie vol rust als nergens in Ne derland. Ze broedt in kolonies, wordt tegenwoor dig beschermd, zoodat er in de laatste ja ren een groote uitbreiding van broedende paren te constalecrcn valt. pjen bezoek aan een broedplaats van zilvermeeuwen is 00- genschrjnlijk niet zonder gevaar. Onbegrij pelijk voor hen is de menschelijke nieuws gierigheid, cn hoewel deze vogels niet schuw zijn, op de vlucht gaan, is hun ver ontwaardigd-zijn over het inbreuk maken op hun rechten, niet zonder een dosis op standigheid. Een deel van de kolonie vliegt onder het uitstooten van woedende gelui den rond, andere vertegenwoordigers, zon der twijfel d© moedigsten, naderen den on- welkomen bezoeker zoo dicht, dat door den krachtigen vleugelslag de lucht rond zijn door WILLY CORSARI Fie Carelsen wil liever niet geïnterviewd worden en zij heeft groot gelijk. Interviews zijn gevaarlijke dingen, zooicts als padde stoelen. Ze zien ér leuk en smakelijk uit, je eet ervan en bomopeens blijkt er een vergiftige tusschen te zijn geweest. In het welwillendste, onschuldigst lijkende inter view, dat iemand over je schrijft, komen nog zinnetjes voor, die je de sensatie be zorgen van een le zure kwast.. Neon, met intervieuws is er altijd wat... Vandaar dat ik Fie Carelsen volkomen gelijk geef en mij, ver van het oude grachtje, waar zij haar filrn-achtig vorstelijke woning heeft, iu mijn eenvoudig tehuis aan mijn getrou we schrijftafel zet, om... geen interview te schrijven. Ik hoop. dat zij haar antipathie togen in terviews niet uitstrekt tot stukjes over kleine herinneringen. Het komt mij voor, dat geen mensch ter wereld déarover an ders dan gevleid kan zijn. Vooral in aan merking nemende, dat Fie Carelsen en ik elkander sinds jaren nooit anders zien, dan met eenige meters grond meestal schouw burggrond tusschen ons. Welke vrouw zou niet een beetje gevleid zijn, als een andere vrouw desniettemin nog herinne ringen aan haar heeft cn de behoefte voelt daarover te schrijven'? En deze behoefte voel ik, omdat ik Fie zoo'n aardige vrouw vind, een boetjo duvel en een beetje engel, bijdehand en goedhar tig, levendig, intelligent en zoo talentvol, dat men haar aan het Berlijnsche of Pa- rijscbe tooneel zou wenschenzou héb ben gewenscht. In de laatste jaren zijn noch Berlijn, noch Parijs meer artistieke idealen. Mijn eerste herinnering aan Fie, cn dat is wel eigenaardig, want het is nu al een aardig tijdje geleden, toont me haar eigen lijk precies als nu. Minder bekend men mag wel zeggen beroemd minder rijp natuurlijk, minder zeker van zichzelf... maar verder toch eigenlijk nét dezelfde. Ik zie haar nog, in Amsterdam... de gezel lige kamer, waar Swiep mij, blaag van vijftien, die in de tooueelschoolvacantie „mocht meedoen", twee liedjes instudeer de. Ik zie nog de bloemen, die er voor Fietje op een tafeltje stonden. Er zullen voor Fie waarschijnlijk altijd op een of an der tafeltje bloemen staan. En hoe ze zich bewoog door dc kamer, levendig, slank, on- Holaliïdsch E11 daarna herinner ik me de ietwat ver warde en verwaasde geschiedenis in La ren. Waar Swiep zijn eerste cabaret-poging deed, die mislukte door dc luidruchtige concurrentie van een reusachtig draai-or- gel, dat onze hevigste chansons cn zijn geestigste conférences hopeloos overstem de! Van dat hcele programma is me wei nig bijgebleven, behalve Fie Carelsen, met apachenliedjes. Ze zag-or-ideaal uit voor die rauwe, Franscbe chansons, met 'n schortje voor en iets roods 0111 haar hals en iets geweldig canailleus; enfin... het was eigenlijk wat ontstellend voor de bra ve Larenaren. Maar ik hoor haar nóg het liedje zingen van de vrouw, die slechts dat ééne genot kende: te dooden. Heette het niet „La rouge?" En dat andere liedje over een vrouw, geboren op de wallen van Parijs, waar zij opgroeit, waar zij de „lief de" leert kennen, dc ellende ook Ik zal niet zeggen, dat ik Fie Carelsen niet oneindig liever dc „Patriot" heb zien spelen, of Ibsen, of oen van de vele andere rollen, waaraan zij haar warmte, haar kracht, haar buitengewoon doorleefde spel gaf. Maar toch... toén al... had zij dat ooren suist en er door een onverwachte beweging wel eens klappen vallen. Leuk om te zien is de houding der klein tjes hij menschel ijk bezoek. Ze kruipen overal onder, waar maar eenigszins kans is, om zich te verbergen, kruipen soms zelfs in konijnenholen. Is er geen kans om spoedig weg te komen, zitten zc b.v. op een zandig terrein, dan duiken ze in el kaar cn blijven roerloos zitten, tot het ge vaar geweken is. Door het lichtgrijs gevederte, dat hen in de eerste tijden dekt, gelukt het hen dan ook meer dan een keer werkelijk onzicht baar te blijven. Ditzelfde lichtgrijze geve derte, afgewisseld door spaarzame, don kere vlekjes, maakt na eenigen tijd plaats voor donkergrauwe veeren, die lieel lang zaam blceker worden, doch eerst in het vierde levensjaar de kleur der oude zilver meeuwen aannemen. Naast de Zilvermeeuw komt ook veel in ons land voor de Kokmeeuw, een buiten gewoon interessant dier, dat veel vertelt door de kleur van zijn pakje. De jongen van de Kokmeeuwen zijn donkerder en sterker gevlekt dan die der Zilvermeeu wen. Om verder nog even bij deze jongen, dien den winter meestal in zachtere stre ken doorbrengen, stil te staan: deze jon ge vogels, wanneer ze nog geen jaar oud zijn, zijn te herkennen aan den zwarten zoom der staartveeren en een breeden band van bruinachtige kleur over de vleugels. Bovendien laat de volwassen Kokmeeuw ons zien, wanneer hot broedtijd is. De Kok meeuw, die zich bijna overal ophoudt, zoo wel aan de kusten, als op het vlakke land. heeft 's winters een \yitto koü. behalve dan een vlekje, donker van kleur, aan weerszijden ter hoogte van het oor. Bijzon der leuk is het te zien. hoe tegen den broedtijd het achterhoofd steeds donkerder wordt en ertcnslotte oen bruin kopje op de kop van%j*ze vogel komt. Wanneer de broedtijd is Sfcreloopen, dus tegen den na zomer, krijgt e weer .de bekende witte kleur Als slot van deze uiterlijke beschrijving moet nog opgemerkt worden, dat de oude. Kokmeeuwen, die hier 's winters meestal blijven, een zuiver-witten romp hebben, pa relgrijze vleugels en aan de groote slag pennen zwarte toppen. ééne, wat men zoo dikwijls mist aan liet tooneel: Natuur. Ik geloof niet, dat zij nu óóit een rol, zelfs als die haar minder mocht „liggen", onnatuurlijk zal spelen. Zoo was cr ook toén al, in de wijzo, waar op ze die rauwe chansons bracht, hoewel ze haar niet eens zoo „lagen", iets onbe schrijflijk natuurlijks. Het was, alsof je dacht: „Och, dit is nu toevallig eens een apachcnmeid die eigenlijk zoo pervers, ca nailleus en sadistisch niet is, al6 ze be weertMaar aan die meid zélf twijfel de je eigenlijk niet. Het was, dit natuurlijke, ook later de charme van haar liedjes-met-Pisuisse. Hoe goed herinner ik me ook die, in het Bre- tonsche costuum; „Par le petit doigt, et Ion, Ion laire... Toen niet, en later niet, heb ik Fie ooit onnatuurlijk zien doen, ooit aan dik effect een liedje offeren of een rol. Ik geloof misschien vergis ik me schro melijk dat zij ook eigenlijk in wezen bijzonder natuurlijk is. Ook, als ze het niet altijd toont, of zelfs er tegen in gaat. „Ri- re, pour ne pas pleurir"... zo heelt en dat heb ik altijd bewonderd het dikwijls gekund en kan het nog, zal hot altijd kun nen. Benijdbaar vitaal, tusschen de vele slappelingen, die, speciaal in de tooneel wereld, rondslingeren ais louter rugge- graatloozo divanpoppen. Fie kan het zich ook permitteeren, een vijf-on-twintig-jarig jubileum te vieren. Waarschijnlijk telt ze van het een of ande re kindcrrolletje af, maar de naïve schouw burgbezoekers zullen in alle toonaarden en met ontelbare klemtonen zeggen: „Wie héd gedacht dat zij al zóó oud was!" Ze zal het zich ook kunnen permitteeren, la ter wérkelijk oud te zijn. Ik woet niet, of ik het zal mocmaken, maar ik stel me voor, dat ze precies als nu zal zijn en als tien jaar geleden, behalve met wit haar, waar van ze het flatteuse effect schandelijk zal uitbuiten. Waut de oogen zullen hetzelfde zijn als in den tijd, toen ze, van het portret dat in Swieps kleedkamer hing, iedereen aankeken, die binnenkwam. Dat portret hing er altijd, waar je ook op zoo'n tour nee heenzwierf. Veel, veel later de laatste maal dat ik bij Pisuissc werkte, in den tijd dat men in het Kurhauscabaret nog hoofdzakelijk Nc- dorlandsche artiflten engageerde liet hij me eens een kiekje zien: zijn gezelschap van destijds, met ook Fic erop. Zoo'n kiek je, waar jc om lacht en verschrikt van zegt: „Heb ik er zóó mal uitgezien? En hij daar! En die hoed! En dat haar! Nou, ei genlijk zijn we er allemaal op vooruit ge gaan sindsdien!" „Dat was nog de goeie, oude tijd, Willy", zei hij. Het zijn vrijwel de laatste woorden ge weest. die hij tegen mij gezegd heeft. En liet was inderdaad een goeden tijd, waaruit mijn luttele herinneringen aan Fie Carelsen stammen. Later... later was er een Fie Carelsen die groote rollen speelde en die je op foto pagina's bezig zag Beppie de Vries te om helzen bij aankomst of vertrek, of die er gens in ©en mondaine, buitenlandsche bad plaats zich bruin liet roosleren. Het zijn de zwakste sympathieën niet, die stand houden via foto-pagina en voet licht! EEN KANS VOOR JONGE ARTISTEN. De zender van Dern zal één uur van zijn zendtijd reserveeren voor concerten van debutanten, zoowel zangers en instrumenta listen als andere kunstenaars, die van hun talenten w illen doen blijken. De snavels en pootcn van deze soort meeuwen zijn karmijnrood. Veel in gezelschap van de Kokmeeuwen, kleiner dan de Zilvermeeuw, komt de Klei ne Zeemeeuw voor, die van de eerstge- noemden te onderscheiden is door de groengele pooten en snavel. Tenslotte zijn wo bij de gasten gekomen, d.w.z. de meeuwen, die hier niet zoo bui tengewoon talrijk zijn, of die hier geen vas te woonplaats hebben. Allereerst zijn daar van te noemen de Mantelmeeuwen, die weliswaar het heele jaar door zwervende aan onze kusten leunnen worden aange troffen, maar niet in ons land broeden. Zui ver wit van kleur zijn ze met donkere, blauwachtige, wit-omrande vleugels. Zeldzamer zijn de kleine Mantelmeeu- wen, die ons land enkel op den doortrek ontmoeten. Terwijl nog weer zeldzamér de Dwergmceuw hier voorkomt. De eerlijke bekentenis is, dat ik deze vogel nog nooit heb gezien, dus alleen maar kan schrijven, wat andere wei-zieners ervan vertellen. De ze Dwergmecuw, ongeveer 28 c.M. lang, met een staart van 8 c.M., heeft een Iiclvte- blauw-grijze kleur met witte onderzijde en staart. In den zomer is zijn kop zwarter dan in den winter. Hij leeft in Oost-Euro- pa, is hier te lande zulk een zeldzame win- tergast, dat elke natuurkenner, die in den winter op stap gaat cn deze vogel ziet, zich erop kan beroepien, een zeldzame ont moeting te hebben gehad. Zooals reeds opgemerkt werd, verleven digen de meeuwen ons landschap zoowel in den zomer als in den winter en is bet een prachtig gezicht, deze vogels boven een gracht te zien zwenken, over een meer te zien glijden of te zien schamplichten te gen een donkere wolk. Menigeen zal om dit tentoongespreide schoonheidsver toon deze vogels sympa thiek vinden. Een sympathie, die zeker nog grooter zal worden, wanneer meu weet, dat deze vogels als insecten-eters zeer nut tig zijn, zoowel voor den tuin als den landbouw. Vooral dient in dit opzicht de Kokmeeuw genoemd te worden, de Kok meeuw, die in onze polders de ploeg, die de vette klei openwerkt, volgt, en alles dat leeft, als b.v. aardrupsen, emelfen, rit- naalden en ander ongedierte verslindt, zoodoende een graag geziene verschijning in die omgeving is. DE DOKTER AAN HET WOORD door Dr. C. LENDORP. Hoe snel kunnen de menschen soms ver anderen! Een halve eeuw geleden was het ideaal, den winter slechts door de venster ruiten te loeren kennen; hoe beklaagde men niet de menschen, dio door hun be roep gedwongen werden, er nij elke weers gesteldheid op uit to gaan. Toch leerde do ervaring ook toen wel, dat de laatstge noemden eigenlijk veel gezonder waren 011 veel minder vaak verkouden clan zij, dio aldoor in de warme kamer bloven. Men trok daaruit echter niet do juiste conclusie, doch meende, dat die menschen er nu een maal „aan gewend waren". Dat men ook 's winters niet gezond kan blijven zonder be weging in dc fri66che lucht, kon of wilde men toen niet inzien. Sindsdien is echter de wintersport opge komen. Aanvankelijk slechts door weinigen beoefend, bracht zij toch reeds duidelijk aan het licht, van hoeveel bctcekenis zij voor de gezondheid kan wezen. Toch zijn ook thans de oude vooroordeelcn nog niet geheel verdwenen en er zijn nieuwe voor- oordeelen bijgekomen. Sommigon ontken nen de waarde van wintersport voor de ge zondheid, anderen verwachten er to veel van. Zij beginnon er b.v. aan, terwijl huu gezondheidstoestand te wenschen overlaat of terwijl een algemeen gevoel van matheid, dan wel andere symptomen wijzen op sto- ring in de een of andere functie. Na enkelo dagen bemerkt men dan wel, dat het on danks de genezende werking van de hoog tczon te veel is geweest, maar dan is het kwaad gedaan. En dat alleen, omdat meo niet van tevoren den raad van een medi cus heeft ingewonnen en omdat men niet het verschil beseft tusschen een winterkuui' en deelnemen aan de wintersport. Het is beslist af te raden, op goed geluk af met wintersport te beginnen, zonder dat men op de hoogte is van de eischcn, welko daardoor aan hot lichaam en dc gezond heid worden gesteld. Velen kunnen wel aan de ecne wintersport deelnomen, doch niet aan de andere; zij zijn op de eenc plaats in het hooggebergte gezonder, op do andere minder goed dan in hun woonplaats, want deze plaatsen vertoonen onderling groote klimaatverschillen. Of men zijn gezondheid bevordert of benadeelt, hangt dus in hoogo mate af van de juiste keuze van sport en dc streek, waar men haar gaat beoefenen. Persoonlijke voorkeur mag niet in conflict komen met de eischen der gezondheid. Er hangt ook zeer veel van af, welko organen versterkt, welke kwalen tegonge- gaan moeten worden. Dikwijls kan slechts in zeer beperkte mate wintersport worden toegestaan en moet de kuur, het verblijf in de gezonde streek de hoofdzaak blijven. Soms is zelfs een combinatie van lichto sport en ligkuren aan te bevelen. Uit dit alles blijkt wel, dat één bezoek bij den huisdokter niet in alle gevallen voldoende is; dikwijls moet ook in het vacontiever- blijf een arts worden geraadpleegd, dio natuurlijk het betrokken klimaat beter kent en daarom ook heter allerlei details kan regelen. Over het algemeen, maar zeker wanneer de gezondheid niet geheel en al in orde is, dient men de eerste dagen de sport tot een minimum te beperken cn eerst gaandeweg tot grootere inspanning te komen, waarbij overigens niet dc grens overschreden mag worden, welke de gezondheid van den pa tient voorschrijft. Ook voor hen, die in het geheel geen sport mogen beoefenen, is een verblijf in het hooggebergte met zijn zui vere lucht, vrij vau stof en bacteriën aan te bevelen. Hot liooge zuurstofgehalte dor lucht zuivert longen en ademhalingswegen van ziektestoffen en stadsvuil. De genees krachtige stralen van het zonlicht hebben een grootere energie en er zijn nog tal van andere factoren, die de gezondheid verbete ren, waartoe niét in de laatste plaats 't be sef bohoort, cr nu eens heelemaal „uit" te zijn. Op één ding willen we tenslotte nog wij zen. Mcnscbcn, die ziek zijn of om andere reden behoefte hebben aan een winterkuur, worden als regel naar het hooggebergte ge bracht. Dit is echter niet altijd het beste, juist de laatste jaren is men meer en meer tot de overtuiging gekomen, dat in vele ge vallen meer wordt geprofiteerd van een verblijf aan zee gedurende den herfst of winter. Juist in dien tijd is de zeelucht zoo gunstig. In het hooggebergte is do zon als het ware een reusachtige lamp met ultra violet licht, doch aan zee doet dc waarde volle zonnewarmte zich eveneens op eigen aardige manieren gelden. Het is bekend, dat dc zee in hoogc mate dienst doet als reservoir van zonnewarmte en in de herfst- en wintermaanden laat zij deze ontzaglijke voorraden weer vrij. Dit is een proces, dat zeer geleidelijk plaats vindt en het geleide lijk vrijgeven van warmte heeft een zeer gunstigen invloed op de lucht langs de kust en in de onmiddellijke nabijheid daarvan, zoodat men daar dikwijls temperaturen aantreft, welke ver in het vaste land slechts voorkomen in het begin van de lente. Op grond van de gunstige ervaringen, welke tot dusver zijn verzameld, kunnen wij reeds voorspellen, dat een winterverblijf aan zee eenmaal van evenveel belang zal worden geacht als een in het hooggebergte. Doch er dient wel op te worden gelet, dat een verblijf aan zee 's zomers en 's winters niet hetzelfde is en dat daarom ook de medische behandeling volgens geheel an dere gezichtspunten dient te worden gerc* geld. RADIO VOOR BLINDEN In Engeland zijn in totaal 20720 radiotoe stellen gratis verstrekt aan blinden. Den laatsten tijd zijn er ook vele boeken en ge schriften op radiogeb'ied in Braille-schrift uitgegeven, terwijl er verscheidene luiste» raarsgroepen van blinden zijn gevormd,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 19