AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VERDUISTEREND GEMEENTE-AMBTENAAR?
Vrijdag 23 Dec. 1932
31e Jaargang No. 151
F. 3000 WAARBORGSOM
MEN VERDWENEN
DERDE BLAD
ONTAARD OUDERPAAR
VOOR 'T KERSTFEEST
No. 4711 EAU DE COLOGNE
VERLAAGDE PRIJZEN
WEG, LANGESTRAAT 25
Wethouder De Miranda
als getuige gehoord
Amsterdam, 21 Dec. Voor de Vierde
Kamer der rechtbank te Amsterdam stond
vandaag een 46-jarige hoofdklerk bij den
Gemeentelijken Woningdicnst terecht, ver
dacht van verduistering in dienstbetrekking
Hem was ten laste gelegd, dat hij in do
jaren 19291932, althans in het. tijdvak Sep
tember 1925April 1932, terwijl hij als
hoofdklerk bij den Woningdienst was belast
met het innen van waarborgsommen, gestort
door huurders van gemeente-eigendommen
bij het huren daarvan, opzettelijk 3238.50
niet in de kas had gestort, doch zelf had
behouden.
Afzonderlijk waren een aantal kleinere
bedragen ten laste gelegd, afgedragen door
huurders aan verdachte.
Als eerste getuige wordt gehoord de wet
houder van Publieke Werken S. R. de Mi
randa, die door de verdediging was gedag
vaard.
De verdediger Mr. do Miranda, vroeg wet
houder Do Miranda, bij wien de technische
leiding van Publieke Werken berust.
Wethouder De Miranda Bij den tcchni-
fechen directeur.
VerdedigerIs het juist, dat aangifte is
gedaan naar aanleiding van een circulaire
van den procureur-generaal?
Wethouder De Miranda Ieder Nederlan
der heeft de verplichting aangifte te doen
van een strafbaar feit, als hem dit ter oore
komt»
Verdediger Is het voorgekomen, dat bij
een dergelijk feit aangifte achterwege bloef?
Getuige Bij werkgevers gebeurt dit indor
daad, er volgt dan slechts ontslag, in dit
geval is onmiddellijk door B. en W. aangifte
gedaan toen zij er kennis van kregen.
Naar get.'s meening waren, afgezien van
dit feit, de resultaten van verd.'s werk zeer
goed.
Getuige A. Keppler, directeur van den
woningdienst, verklaart, dat verd. do huren
en de waarborgsommen van de huurders
der gemeentewinkels moest innen.
VerdedigerHad hij daarvoor een schrif
lelijke instructie?
Getuige Niemand heeft een schriftolijke
instructie, ik bob er zelf niet eens eon.
Voorts zegt getuige, dat verd. goed voor
zijn werk was, het aantal onverhuurde per
roeien werd veel minder. Van vroegere to
korten is getuige niets bekend.
President (tot verdediger): Wo hobben nu
al een half uur lang gehoord, dat verdachte
goed winkels verhuurde, maar het staat
vast, dat er een tekort is.
De verdachte wordt hierop aan een ver
hoor onderworpen. Hij verklaart hot geld
niet voor privé-doeleinden te hebben uit
gegeven.
Bij het hooren van den accountant houdt
verdachte een uitvoerig betoog, dat alles
aan zijn verd.'s slordigheid is te wijten.
PresidentNatuurlijk komen bij ieder be
heer wel eens kleine fouten voor, een pen
ningmeester komt wel eens geringe bedragen
te kort, doch vergoedt die dan uit zijn eigen
zak.
VerdachteJa, maar ik kreeg dubbele
quitanties te innen en dan liep het bijpassen
me te hoogop.
Verschillende getuigen verklaren geld aan
verd. ter hand te hebben gesteld, deze be
dragen waren echter niet door verd. verant
woord.
Pres.: (tot don rijksaccountant A. Nier-
hoff): „Verd. verklaart, dat het geld weer in
de gemeentekas is terecht gekomen."
Get. Nierhoff„Dat is onmogelijk, dan
zou hij paraven op de quitanties hebben
kunnen vertoonen."
Bij verschillende getuigen had verd. geld
geleend.
Pres.: „Waarvoor gebruikte u dat geld?"
Verd.: „Om de tekorten te dekkon."
Een der getuigen wilde het liever niet aan
verd. leenen, maar verd. had toen gedreigd
een concurreorende zaak in dc buurt te
plaatsen. Getuige had hem tenslotte 300
geleend.
Inspectour J. L. Posthuma had een onder
zoek naar de uitgaven, die verdachte had
gedaan, ingesteld. Het is get. niet gebleken,
dat verd. bijzondere uitgaven deed.
Dc Afd. Chef van den Woningdienst W. J.
Petersen had een onderhoud met verd. ge
had. Aanvankelijk zeide verd. het geld ver
loren te hebben, later zeide hij het te hebben
gebruikt voor „andere dingen." Over slor
digheid in de boekhouding had verd. niot
gesproken. Er is een tekort van p.l.m. 3000
aan waarborgsommen.
Getuige geeft toe, dat dc contrólc niet bij
zonder goed was, „d.w.z., aldus get., de con-
tróle was goed, maar de leemte die er in zat
was, dat ze niet werd toegepast."
Verdediger Mr. Do Miranda „Als do con-
tróle dan wel was toogopast, had verd. niet
kunnen knoeien?"
„Getuige „Neen, onmogelijk."
Hierop wordt gepauzeerd, het getuigen
verhoor is ten einde.
Requisitoir.
Na de pauze was het woord aan don Offi
cier van Justitie, Mr. Van Dullcmen, die
zegt, dat corruptie van ambtenaren steeds
meer voorkomt. Verdachte wist zeer goed,
dat hij aanmerkelijk achter was. De ver
duistering van ruim 3200 acht spr. bele
zen. Op welke wijze het gold is gebruikt,
staat niet vast. Ten opzichte van de waar
borgsommen heeft verd. een contróle inge
voerd, die een eigenlijke contróle bemoei
lijkte. Op het laatst was van contrólc zelfs
geen sprake meer. Wonderbaarlijke wijze
is het den directeur niet opgevallen, dat
verd. huurcontracten ter tcekening aanbood
die soms reeds een half jaar oud waren
dit deed verd. om de waarborgsom bijeen te
brengen. Verd. stopte hot eene gat met het
andere. Het is duidelijk, dat verd. veel te
royaal heeft geleefd. Verd. genoot èn bij dc-
gemeente èn bij de huurders een groot ver
trouwen. Het is onaannemelijk, dat dcor
fouten in dc administratie verd. schado had
*n daarvoor opdraaide.
De feiten zijn buitengewoon ernstig, te
meer daar verd. een zeer goed inkomen had.
Een woord vnii hulde bracht spr. aan in
specteur Posthuma, die dit onderzoek zoo
uitstekend heeft geleid.
Tot de strafmaat komende, merkt spr. op,
dat verd. een strenge straf verdient.
Wegens verduistering door een ambtenaar
in dienstbetrekking vordert spr. één jaar
gevangenisstraf.
Pleidooi.
Dc verdediger Mr. A. R. de Miranda wijst
er in zijn pleidooi op, dat indien de circu
laire van den burgemeester niet was ver
schonen, de zaak niet justitieel zou zijn
vervolgd.
Verdachte had een behoorlijk inkomen, er
was voor hem geen enkele reden om ver
duisteringen te plegen. Uit niets is geble
ken, dat verd. groote uitgaven heeft gedaan.
In geen enkel opzicht is dc opzet bewezen.
De controle was zeer slecht, en ook ver
dachte was geen groot administrateur.
Het reclassecringsrapport luidt uiterst
gunstig; verd. was vijftien jaar lang wacht
meester bij dc maréchaussee en ook in ge
mcentcdienst voldeed hij uitstékend, nim
mer te voren is hij met de justitie in aan
raking gekomen. Door zijn schorsing uit
gemeentedienst is hij reeds ernstig getroffen.
PI. concludeert tol vrijspraak, subs, tot de
uiterste clementie.
Nk re- en dupliek werd de uitspraak be
paald op 4 Januari.
DE VERMISTE 20 MILLE.
Winschoten, 23 December. De Of
ficier van Justitie beeft in verband mot do
vermisto 20.0U0.uit de postzak een be-
looning van 500 uitgeloofd voor diegeno
die zoodanige aanwijzingen goven kan wel
ke tot opheldering van deze zaak kunnen
leiden. Do besteller P. v. d. S. is nog steeds
in arrest. Hij ontkent iets met dc zaak te
maken te hebben.
Tegen de vrouw eischt de procureur
generaal vrijspraak
A ïiiSte iel a m, 23 December. In
Maart werd ccn kistje in een stuk land bij
uc grmeente Moordrecht opgegraven in
welk kistje zich het opgevouwen lijkje be
vond van een ongeveer 5-jarig mcisjo dat
tengtvolgo van mishandeling bleek te zijn
overleden. Reeds dadelijk waren de ouders
van het kind als dc vermoedelijke daders
aangewezen. Voor dc Utrechtscho rccht-
bt nk stonden do ouders, een 35-jarig schip
per en ccn 26-jarig koopvrouw terecht we
gens toebrengen van zwaar lichamelijk let
sel. Dc man werd tot 4 jaar gevangenisstraf
veroordeeld. Dc vrouw werd vrijgesproken.
Het O.M. kwam in appèl.
De man kwam van zijn vonnis eveneens
in hoogcr beroep cn vandaag diende dc
zaak voor het Hof te Amsterdam.
Verdachte zeido met de vrouw te hebben
samengewoond. Hij had zijn wettige vrouw
verlaten om met haar in een woonschuit te
gaan wonen. Deze vrouw had uit haar vo
rig huwelijk ccn kind, het bewusto 5-jarig
meisje, terwijl zij voorts moeder is van tweo
kinderen van verdachte. Het stiefkind, zoo
merkte verdachto op, was lichamelijk ach
terlijk en lastig..
Voor het Hof ontkende de man dc mis
handeling; alle schuld schoof hij op de
vrouw die na hem in hoogcr beroep terecht
staat. Na een uitvoerig getuigen verhoor
eischtc do procureur-generaal, wegens zwa-
ro mishandeling, meermalen geploegd en
onwettig begraven een gevangenisstraf van
8 jaar.
In dc middagzitting van het Amsterdam-
sche Hof werd de zaak tegen dc 26-jarige
koopvrouw behandeld, dio haar kind zou
hebben mishandeld.
Dc Officier van Justitie te Utrecht had
tegen de vrouw tweo jaar cn acht maanden
gevorderd.
I-laar is ten laslo gelegd het opzettelijk
toebrengen van zwaar lichamelijk letsel,
subs, mishandeling, zwaar lichamelijk let
sel ten gevolge hebbende.
De vrouw neemt met een jong kind op
haar schoot plaats in de beklaagdenbank
De man wordt niet als getuige gehoord.
De vrouw zegt nadrukkelijk, volkomen
onschuldig te zijn. „Mijn man sloeg en
trapte het kind den avond vóór het stierf".
Pres.: „Ja, muar het gaat niet over één
mishandeling. Maanden voor het stierf
werd het ook al mishandeld".
Wèl gaf verd. toe, het kind zoo nu en
dan te hebben geslagen.
Pres.: „Bond U het kind wel eens vno\T
Verd.: „Neen, ik nooit, dat deed do man".
Pres.: „U beschuldigt elkaar, het is moei
lijk te zeggen wie de waarheid spreekt".
De vrouw verklaart, dat zij den man H
herhaaldelijk heeft gedreigd do politie te
zullon waarschuwen, maar haar man wist
haar dan den mond te snoeren.
Evenals in de zaak tegen den man wordt
diens broer ook in deze zaak als gotui^s
gehoord. Hij blijft or bij, dat do vrouw net
kind geregeld mishandelde.
Een zuster van Maatschappelijk Werk
vertelt, dat er in 1929 to Leeuwarden
sprake is geweest van ontheffing uit de
ouderlijke macht. Ook had getuige aan den
Voogdijraad te Groningen ingrijpen ge
vraagd. Getuige is van mcening, dat verd.
te veel moeder is om het kind to mishan
delen. Zij was bang voor den man met wien
zij samenleefde. Als zij het kind afstond
zru zij het nooit meer mogen zien.
Proc.-Gcneraal (tot getuige): Als zij zoo'n
gocdo moeder is, waarom hoeft zij zich
dan nooit verzet?
Getuige: Zij was bang voor den man..«
hij mishandelde haar ook.
De procureur-generaal zeido dat hij zijn
requisitoir reeds in vcroordeelenden vorm
had ingevuld, docb bij do behandeling is
hij tot andere gedachten gokomen. Door^
het klemmend betoog van de zuster van
Maatschappelijk Werk is spr. ernstig gaan
twijfelen of verd. schuldig is. Spr. vorder
de daarom bevestiging van het vonnis van
de Utrechtscho rechtbank, (vrijspraak).
Pleidooi.
Dc verdodigster Mevr. Mr. Bel in fan te be
gint haar pleidooi met haar verontwaardi
ging uit te spreken over het feit, dat de
voogdijraad in dit geval nie^ heeft Ingegre
pen, hoewel twee voogdijraden op do hoog
te zijn geweest, dat er zulke ernstige d Ji-
gen met een weerloos kind zijn gebeurd.
De hceren in Groningen en Locuworden
hebben slechts gebikkeld over hun compe
tentie. PI. sluit zich aan bij bet requisitoir,
ook naar haar mecning is deze verd. er
niet de vrouw voor om de kinderen te mis
handelen, hoogstens zal zij het meisje voor
straf eens een klap hebben gegeven.
Journaal, gehouden op 's Lands
Oorlogsschepen „De Glindhorst"
en „het Zeepaard", door Joan-
nes Veltkamp, Opper Heel- en
Geneesheer op 's Lands Vloxite
ten dienste van de Admirali
teit Amsterdam 4). 17591764.
INLEIDING.
Met de bovenaangehaalde woorden beti
telt de Zwolsche 6cheeps-chirurgijn Joan
nes Veltkamp het manuscript, dat wij
thans in een aantal feuilletons gaan publi-
ceeren.
In zijn goed bijgehouden journaal vertelt
deze eenvoudige Hollander stijl en spel
ling wijzen op dien eenvoud en wij heb
ben daarom zijn journaal nog al eens in
modern Nederlandsch omgezet over zijn
belevenissen aan boord van Hollandsclie
oorlogsbodems en in de landen en steden,
welke hij met die schepen bezocht Velt
kamp beschikt over een gezond verstand cn
zijn opmerkingen geven blijk van een
scherp oog, waardoor hij de -zeden en ge
woonten in verschillende landen in die
dagen zijn journaal loopt van Juni 1759
met een kleine onderbreking tot Juni 1764
vlot weet te schetsen en het leven aan
boord duidelijk op schrift stelt.
Er is naar onze meening geen heter ma
teriaal om een indruk van een zekere tijds
periode te krijgen cn om dus een vergelij
king te kunnen trekken tusschen het ver
leden en heden, dan een dagboek. Daarin
toch heeft de schrijver slechts ten ple-
ziere van zichzelf geregeld onopgesmukt
zijn dagelij'ksche beslommeringen en dage-
lijksche indrukken vastgelegd. Men krijgt
zoo cep idee van het leven-van-don-dag in
zoo'n periode, en geen globaal overzicht
over een tijdvak van jaren, zooals dc ge
schiedschrijver voor ons heeft nagelaten.
De lezer zal bij het bestudeeren van het
journaal vaak glimlachen over dc wijze,
waarop men, nu één-drie-kwart eeuw gele
De marine in de Republiek werd niet
op dezelfde wijze geregeld als het leger,
waar elke provincie zijn aandeel voor be
taalde. Er waren 5 z.g. Admiralitoits-col-
leges: le. de Admiraliteit van de Maas; 2e.
die van Amsterdam; 3e. dio van Zeeland;
4e. die van het Noorderkwartier* 5e. die
van Friesland. Daar er geen Opper-coliege
was, waren er natuurlijk nog al eens twis
ten tusschen deze Admiraliteiten,
den, leefde cn werkte; hij zal zich ver
wonderen misschien over de rust cn primi-
ticvo toestanden in die maatschappij
waar men bijvoorbeeld dertien dagen noo-
dig had om met een schip van Amsterdam
ovor het Pampus naar Texel te komen
doch zich tevens verbazen over het feit, dat
het op sommige punten vroeger al net zoo
was als thans, dat de menschen geen zier
veranderen, dat het gezegde „andere tijdon,
andere zeden" in zijn algemeenheid niet op
gaat.
In de 18e eeuw.
Hoe was de situatie in ons Vaderland, dc
Republiek der Vereenigde Nederlanden, in
de 18c eeuw en de dagen waarin ons ver
haal speelt?
De Gouden Eeuw was voorbij. Onze
grootste triomfen op zee hadden wij ge
vierd. De Ruyier, Tromp en zoovele andere
helden waren den weg van allo vleesoh
gegaan. Op het internationale tooneel speel
den wij geen rol meer. We waren te zwak.
do Staten hadden te kampen met een chro
nisch gebrek aan geld enknappe kop
pen. Kunsten en wetenschappen hadden
hun grootste glorie gekend, de handel
waar Holland in de Gouden Eeuw in uit
blonk bloeide slechts nog na. Een groot
deel onzer voorouders uit die dagen echter
teerde op de kapitalen, die in de 17e eeuw
waren verdiend, en de decadentio on
vermijdelijk na een periode van bloei
bleef ook Holland niet bespaard. De „Prui
kentijd" is daar een levendig bewijs van.
Na Willem III (1672—1702) was in Hol
land weer een Stadhouderloos Tijdperk
aangebroken (17021747), tijdens welke pe
riode wij ons met Engeland in den Spaan-
schen Successie-oorlog (17021713) begaven,
waarin >vïj één onzer laatste maritieme
successen boekten door de- verovering, door
onze vloot tezamen niet een Engelsch es
kader, van Gibraltar, dat bij den vrede van
Utrecht in 1713 aan Engeland kwam, hoe
zeer ons land gelijke rechten kon doen gel
den.
De Oostenrijksche Successie-oorlog, tij
dens welken in 174-4 de Franschon in
Staats-Vlaandercn vielen, deed het volk,
als altijd Prinsgezind, weer om een Stad
houder roepen, juist als in 1672. en het was
weer Veere, dat het voorbeeld gaf. Van den
Prins verwachtte men een krachtige hulp
in den strijd tegon do Franschen en een re
soluut optreden om verbeteringen aan te
brengen in het bestuur van de Provinciën
en van de Steden, waar de familic-regee-
ring welig tierde.
Zoo deed in 1747 Willem IV, Willem Ka-
rel, Hendrik Friso, de gebochelde zoon van
de vooral in Friesland zoo populaire „Ma
rijke Mcu" (Marie Louise), zijn intrede. Hij
kreeg alle provinciën onder zich, doch zijn
gestel bleek niet tegen alle beslommeringen
opgewassen, hoezeer hij mot vee! goeden
wil zijn taak opvatte. In 1751 stierf hij.
zijn vrouw Anna van Hannover, dochter
van George II van Engeland achterla
tend met een drie-jarigen zoon, den lateren
Willem V.
Na den dood van haar gemaal werd An
na de z.g. „Gouvernante", die voor haar
zoontje regeerde, daarbij gesteund door
Hertog Lode wijk Ernst van Brunsvvijk
Wolfenbüttel, de door Willem IV reeds in
1750 als zijn hulp was aangesteld. Van
Brunswijk—Wolfenbüttel was ongetwijfeld
een der hoogst gesalarieerde ambtenaren
uit de 18e eeuw. Hij ontving een jaarlijksch
salaris van niet minder dan 60.000. Voor
dien tijd ccn enormen som!
In 1759 het aanvangsjaar van ons
journaal sterft Anna. Van Brunswijk—
Wolfenbüttel volgde haar op als besturend
voogd onder toezicht van de Prinses-Groot
moeder, de eerder genoemde Marijke Meu,
en Koning George II.
Tot goed begrip van dc eerste reis, waar
van Veltkamp ons zal vertellen, leggen wc
vast, dat de eigenaars der koopvaardij
schepen tijdens Anna's regentschap sterk
hadden aangedrongen op verbetering van
's Lands vloot, opdat de koopvaardijsche
pen goed konden gcconvoiecrd worden. In
de Middcllandsche Zee en daarbuiten wa
ren de Algcrijnsche piraten dc grootste
schrik der koopvaarders cn in 1755 had
de Dey den Hollanders zelfs dcri oorlog
verklaard om zijn onderdanen gelegenheid
te geven vrijelijk te kunnen rooven. Het
gelukte den Schout-bij-Nacht der Admira
liteit van Amsterdam, Joost Seis, met veel
beleid om in 1757 te Algiers den vrede to
sluiten, die de volle goedkeuring van de
Staten kon verkrijgen en waarvoor Seis oen
„aanzienlijk geschenk" van 3000 werd
toegekend benevens een Dcluiging we
schrijven het curiositcitshalvo af „van
allczins to zijn voldaan over dc goede con
duite, dextcriteit cn prudentie bij hem ge
houden en in de behandeling van de nego-
tialie aangewend".
Twee jaar later rezen er nieuwe geschil
len met den Dey, daar zijn Algerijnen een
„schip met lood" hadden genomen. En dat
in vollen vrede!! Gelukkig was de vloot
met ccn vijf-cn-twintig schepen uitgebreid
en met een vijftal schepen van deze nieuwo
uitrusting werd in 1760 Kapitein Pieten
Reynst zoon van den kort tevoren over
leden Lt. Admiraal Jacob Reynst naar
Algiers gezonden om voldoening over het
genomen schip te vragen, de „jaarlijkschc
geschenken" over te brengen, cn om de
voortduring van het vredescontract van
1757 te bestendigen. Reynst slaagde er niet
in om het geroofde schip terug te bekomen,
maar de „Ampliatie" van 1760 op het ver
drag van 1757 bewerkstelligde den gc-
wcnschtcn vrede. Verder diene nog, dat op
zee dc Negenjarige zeeoorlog tusschen
Frankrijk en Engeland heerschte.
Over dezen toch nu laten we verder Velt
kamp aan het woord, die ons meer over
landen en steden zal vertellen dan over het
vredesluiten, hetwelk hij aan de geschied
schrijvers heeft overgelaten.
Het verhaal begint.
De bescheiden auteur vangt zijn geschrift
goede gewoonte van die dagen met
een gedicht aan, dat wij merkwaardigheids-
halve hier laten volgen:
„Hij die decz' bladeren door ziet,
„die stoor hem aan de schrijftrant niet,
„op woord, op letter, meer of min,
„maar lette op dc heele zin.
„En op inijn teekenen groot cn klein,
„schoon het niet naar do kunst mocht
zijn,
op jaaren die ik toenmaals had,
„toen ik niet was in huis of stad.
„maar op een dobberend zeekasteel.
„Dat maakt hierin ccn groot verscheep
„want dat wierd heen en weer gatonsd
„door wind en golven dat het gonil
„Dan ook het kraken van het canon,
„Zoodat men zien noch hooren kon;
„en dan weer trommen en do fluit,
„dan frisch en zoo, weer een geluid,
„dan vloeken, stampen endc slaan,
„en slingeren, dat men niet kon staan.
„Zoo ging het dan van hier naar daar,
„Mijn peneseel en pen wierd raar,
„mijn schrift kreeg dan geen vloeibaar
rrsnt,
„Daarom verschoont hot na dien stand.'*
(Wordt vervolgd*»,
Het oorlogsschip „De Glinthorst", waarmede Veltkamp ziin
eerste reis maakte, op de „scheepskameclcn", die
het schip over het Pampus (voor het
Amsterdamsche IJ), lichtten.