Uit een etfeepsjeurQèdli Europa en de Kerstgedachte EEN KERSTVERHAAL IN VIER TOONEELEN Wederom nadert Liet Kerstfeest, wederom zal uit duizenden harten de bedo om Vrede opstijgen, uit duizenden kelen het lied van „Vrede op Aarde" weerklinken. Het is goed, zich althans ecnige dagen van het jaar le bezinnen op een betere samenleving, waaruit niet alleen do oor- logsmogclijkheid, maar zelfs de oorlogs gedachte gebannen zal zijn. Helaas beperkt de wilsuiting van zeer velen zich voornamelijk tot het een enkele maal uitspreken, hetzij in gewone taal, hetzij in lied, hetzij in gebed van het verlangen naar vrede. En zij inoencn daar mee aan hun menschelijken plicht wonder wel voldaan tc hebben, trekken zich ver der van 's werelds verloop maar zeer wei nig aan en verbazen zich erover, dat altijd nog het oorlogsgevaar als het befaamde zwaard van Damocles boven hun hoofd blijft hangen. Vermoedelijk ook denken de meesten, dat het juist niet boven hun hoofd aan het zijden draadje bungelt. Nog te veel onderschat ieder individu zijn eigen beteekenis, meent men, dat machten, hetzij menschelijke, hetzij hoo- gcro, buiten den individueelen mensch om heslissen over oorlog of vrede en ziet voor bij, dat uit den actieven wil van do ver schillende individuen een rc6ultccrcnde kracht ontstaat, die de menschheid in po sitieve, of in negatieve richting stuwt, waaruit voortvloeit, dat geen enkel indi vidu liet recht heeft, hot sprankje positieve kracht, dat ook in hem aanwezig is, niet aan de grootc resultante toe tc voegen. Ont houding is hier bevordering van het nega tieve. Bezien we den toestand in ons wereld deel, dan zal ieder tot de erkenning komen, dat die weinig bevorderlijk is voor een ge rechtvaardigde hoop op een duurzamen vrede. Wol zijn er talloozc conferenties ge houden, waarvan wij de goede bedoelingen wel niet in twijfel behoeven te trekken, maar waarvan de resultaten eerder tot verdwijfcling dan tot hoop 6temmen. Het zou een grove onbillijkheid zijn, de schuld daarvan op de leden dier confcren ties te schuiven. De schuld schuilt bij ons allen. Onze laksheid, ons scepticisme, onze gemakzucht en onze onverschilligheid (om ma'ar niet eens van den onwil van sommige groepen tc spreken), zijn de oorzakon, dat 's werelds opbouw zoo traag vordert, ja in vele opzichten meer op afbraak lijkt. Het besef zal bij de rncnschen levendig moeten worden, dat Europa in zijn huidl- gen vorm niet kan blijven voortbestaan. De onderscheidenheid van landen en landjes die zich door tolmuren van elkaar ver vreemden, die elkaar door een onzinnige bewapening bedreigen, is geheel en al in .strijd met den zich verruimenden en dus meer ruimte behoevenden menschelijken geest. Terwijl de. techniek het mogelijk maakt, dat wij over den-gekeej^n aardbol met elkaar kunnen spteken, we naar el kanders kunstuitingen kunnen luisteren en elkaar in steeds kortoren tijd onze pro ducten kunnen toèzenden, kortom begrensd heid tot wanbegrip maakt, gaan de volken juist die begrensdheid steeds scherper ae- ccntueeren door tolbarricades, handelsbe lemmeringen e. (1., histOfisch-tcchnisch dus volmaakt onlogisch. Men zou nu tot de conclusie kunnen ko men, dat de volken dus slechts hun bewa pening behoefden op to geven cn de tol muren tc slechten om in Europa een bete ren toestand in het leven tc roepen. Dit zou dan in onderling overleg kunnen ge beuren, maar we hebben nu toch wel vol doende gezien, datdit onderling overleg, dat al sedert 1918 aan den gang is, geen resultaat oplevert en ook wel nimmer zal kunnen opleveren, omdat bij dergelijke ba- sprekingen ieder land verschijnt als een afzonderlijkheid, zijn afzonderlijke belan gen bepleit, die natuurlijk in sommige op zichten van die van onderen zullen afwij ken, waardoor zulke onderhandelingen soms eerder verwijdering dan toenadering doen ontstaan. Om do onderlinge verhouding, der Euro- peesche volken heter te regelen (beperken we ons voorloopig tot Europa, dan hebben wc al moor dan genoeg moeilijkheden), zal een Centrale Macht, duidelijker gezegd één centrale Europccscho regoering noodig zijn. Aan deze centrale regeering zullen de re geeringen der onderscheidene landen on derworpen zijn, voorzoover het zaken be treft, welke het algemeen Europeesch be lang raken. Een aldus Vereenigd Europa zal ook in den Volkenbond veel meer tot stand kun nen brengen dan de los van- en nog dik wijls tegenover elkaar staande Staten van ons werelddeel. In verschillende landen begint gelukkig het inzicht veld tc winnen, dat slechts de vorming van de Vereenigde Staten van Europa een einde kan maken aan den troe belen toestand, waarin Europa sedert den oorlog verkeert, cn waarin het voor on gunstige elementen, d. z. de betrekkelijk weinigen, die belang hebben bii bewape ning cn tolmuren, goed visschen is. In Nederland is het de „Yerccniging lot bevordering van do Oprichting der Ver eenigde Staten van Europa", zetelend te Haarlem (waarvan ook te dezer stede een afdeeling is opgericht), die zich beijvert, om deze gedachte ingang te doen vinden. Er zijn natuurlijk tallooze vereenigin- gen en groepen, die, elk op hun wijze, de vredesgedachte pogen to verbreiden. In het algemeen bepalen deze vereenigingen zich echter tot het bewerken in ethischen zin van het individu, op zichzelf zeer lofwaar dig, maar te veel wordt voorbijgezien, dat een daad verricht zal moeten worden van algeheel re cons t rucercnden aard, waar door eon nieuwe periode in do historie wordt ingeluid. liet is niet voldoende, om vrede tc roe pen. of den mensch bij te brengen, dat hij vredesgezindheid moet toonen. Men moet inzien, dat als men Vrede wil, een toestand moet worden geschapen, waarin die vrede mogelijk is en dat men daartoe naar zijn besto krachten moet medewerken. Wat dc wereld en allereerst Europa thans noodig heeft, is niet bespiegeling, maar aanwending van 'smenschen creatieve vermogen. Mogen dc Kerstklokken dan een ieder toeroepen: „Dispcreert niet, whnt daar kan in Europa iets grootsch geschieden." J. OOSTENBROEK. I Een chic-gemeubileerd huis in een Duit- 6che academie-stad. De jongs privaat-do cent. dr. Gobel, zit tegenover zijn mooi, blond vrouwtje bij de theetafel. „Ja, je hebt groot gelijk, Martin, Kerst mis is onzin", zegt Elise, en 6teekt con siga ret op. „Grootc nonsens! De menschen zijn wel kinderachtig, als zc daar staan, rond om boomen met brandende kaarsen, cn uit pure sentimentaliteit tranen in de oogen hebben". ..Het blijft dus afgesproken", zei dc jon ge geleerde, die juist cenige dagen geleden een zeer diepzinnig werk beëindigd had. waarin hij het bestaan der menschelijke ziel, naar zijn mecning, volkomen „opge heven" had en als een hersenschim bewe zen. „Het blijft dus afgesproken. Wij gaan 's avonds een ski-tocht ondernemen." „Ja", roept het kleine, bekoorlijke me vrouwtje uit, „ja, cn ergens in een omge ving, waar wij niet op kerstboornen wor den getracteerd". „Wij treffen het; het zal den 24sten nog vollemaan zijn", vult haar man aan. „Prachtig, des te mooier, dan kunnen wij den heelcn nacht blijven ski-en... Bij wijze van protest! Eeriig!" „Jij hebt je maar „eenig" in mijn ideeën ingeleefd, Elisc", lacht dr. Gobel haar toe Het mevrouwtje bloost even, licht ver eerd. „Ben ik dan ook niet de vrouw van den beroemden „zielc-dooder"? II Eenzame bergweg in Graubundcn. Het is Kerstavond. De smalle, dik-besneeuwde weg ligt even terzijde van de groote ver keerswegen en is gansch verlaten. Men ziet in den omtrek geen huis, geen licht, hoewel de maan schijnt. De sneeuw fonkelt in ijs-kristallen. De weg loopt langs een bergwand, die, op korten afstand, bijna loodrecht van meer dan tien meter hoogte, een eind op den weg vooruitschiet. Eensklaps komen twee ge stalten op ski's, -in vliegende vaart, den weg af. Vóórop. dc.vGohoU achter hem. iet wat terzijde, zijn vrouw.» „Voorzichtig! Bergwand! Linksaf!" schreeuwt Martin Gobel cn wijkt met een eleganten zwaai uit voor de stilte. Zijn vrouwtje hoort zijn roep, kan niet meer remmen, gilt cn duikelt. Tegelijk raet een sneeuwmassa, die zich aan den voet van den stellen yvant gevormd heeft, vliegt zij, in een witte warreling, een eind ver cn blijft op den weg liggen. Dr. Gobel is direct bij haaiy „Elise, wat is er, heb je je pijn gedaan?" Op zijn vragen komt geen antwoord. Hij grijpt naar haar pols. De winterhandschoe- ncn beletten hem goed waar te nemen. Iiij buigt zich over haar heen. hoort haar hart kloppen. Hij wrijft haar slapen met cog nac, probeert eenigc droppels tusschen de opéén-gcklemdc lippen tc gieten. De flauw te houdt aan. Dr. Gobel maakt dc versplin terde ski's los van dc voeten zijner vrouw, schudt haar heen en weer, trekt haar op. maar als een pop valt ze terug. Wanhopig, ontzet, kijkt hij om zich heen. Geen huis, geen licht. I-Iet grootc zwijgen der eenzaamheid is om hem. Zijn gedachten werken koortsachtig snel. Hier blijven beteckent bevriezen. Als Elise niet tot zich zelf komt, is zij den dood overgeleverd. Zij zal bevriezen als ze niet heel gauw ontwaakt. Met trillende' handen wrijft hij opnieuw haar slapen. Forceert haar mond cn giet de cognac uit tusschen dc tanden. Zij slikt. Zij opent dc oogen. „Heb je pijn, Elisc", vraagt hij, antwoord toch, heb jc pijn?" Zij richt zich op, glimlacht. „Het is du schrik, Martin!" Zij probeert tc loopen. Knikt met een jammerkreet inéén. Dc rechtervoet is bij den enkel verstuikt. „Niet gebroken, Martin, wees niet be zorgd", zegt ze. „Alleen maar verstuikt, maar loopen kan ik niet." Zij gaat. opnieuw zitten in dc diepe sneeuw en rilt van de kou. Dr. Gobel herinnert zich, dat hij zijn 6ignaalfluitje bij zich heeft. Hij zoekt met zenuwachtige haast zijn zakken af. Vindt het eindelijk en laat liet alpen-nood6ignaal hooren. De S.O.S.-roep in de. bergen. Steeds opnieuw laat hij het signaal weerklinken Met ontzetting ziet hij. dat zijn vrouw op nieuw inslaapt. Ilij schudt haar wakkei en laat weer den roep hooren. Slechts de witte, fonkelende eenzaamheid i6 om hem. Hij kijkt mechanisch op zijn horloge. Zeven uur nauwelijks. En dc gansche, koudo nacht, die wacht. „Hoe gaat het. nu. Elise?" „De voet zwelt op cn hel is zoo koud cn ik ben zoo moe." III. Den weg verder naar boven, Jióg geen tien minuten van de plek van het ongeval vandaan,- ligt een berghut, achter dennen verborgen, op een vlakte van de -Lerghel- ling. Van den wég af is ze niet-te zien. In de berghut is licht: Daar. is een"ZwHèëraeh kunstschilder met zijn vrouw bozig, bét- Kerstfeest te bereiden. Zij zijn druk aan het werk in hun woonvertrek, waar de ke tel boven het open haardvuur hangt. In een zij-vertrek slaapt een kindje van drie jaar, met roode wangetjes en half-open mond, de armpjes achter het hoofdje gebogen. „Een pracht-avond", zegt dc man tegen zijn vrouw, „kijk eens, hoe het buiten fon kelt. En hoe zoet broertje slaapt. Wij kun nen alles zoo mooi jn orde maken. En dan zullen wij hem wekken, de kleine scha vuit! Wat zal hij een oogen opzetten, als hij den brandenden boom ziet." „Dadelijk ben ik klaar met de kaarsen", zegt zijn vrouw. „En, man, leg eens gauw wat nieuwe blokken op het vuur. Schep dc soep op uit den ketel en begin eindelijk je Kcrstmis-punch te brouwen!" „Naar u beveelt, gestrenge meesteres!" lacht de schilder. „AI klaar", zegt hij na een poosje cn gaat dan naar de tafel, stelt er een dieren tuin op van luipaarden en leeuwen, tijgers en dromedarissen onder een klein Kerst boompje. „En wat krijg ik?" vraagt zijn vrouw. „Verrassing! Hier onder het servet. Maar pas op, als jc er onder kijkt!" „En voor jou heb ik ook wat. Daarginds op de bank; ook onder een servet", zegt zij, „maar wee je gebeente, als jc er jo veel te grootc neus in steekt!" „Luister!" valt hij haar in de rede, „hoor jo niets? Het noodsignaal op een fluit. Ja.... ja, heel duidelijk nu. Daar moet wat ge beurd zijn. Vlug, geef de ski's eens aan!" De jonge vrouw kijkt hem erg bedrukt aan. Hij glimlacht en strijkt haar over do wangen. „Maria, vrouwtje! Eerst onzen menschen-plicht!" Na tien minuten is hij er weer. Hij vertelt haar snel het gebeurde. „Niets gevaarlijks, maar die dame kan niet loopen. Ik ga haar met dc slede halen. Die twee daar hebben ook geen prettigen Kerst-avond. IV. Mevrouw Gobel wordt op de slede neer gelegd. Zij heeft geen pijn meer, maar erger dan dit is de nawerking van den doorgesta- ncn schrik. Zij huilt en beeft van dc kou. De schildor trekt de slede. Dr. Gobel loopt cr naast en troost zijn vrouw. Zij naderen de hut. Beide hoeren onder steunen Elisc en geleiden haar naar do deur. De schilder maakt open en wamble cn licht 6troomcn hun tegen. Zij treden naar binnen. Daar staat het kleine Kerst boompje in het; stralcndsto licht. Ervóór zit op een bankje een beeldige jonge vrouw, die een snoezig kind op haar schoot houdt. De drie blijven staan cn vinden geen woorden. Eindelijk zegt dc schilder: „Wij vieren met ons kind den allermooisten avond van het jaar...; lief, dat je dc lichtjes hebt aangestoken, Maria!" Een beminnelijke stem antwoordt: „Die arme mevrouw moest toch ook baar Kerst vreugde hebben!" cn Maria zet liet kindje op een stoel, en gaat do twee, die altijd-nog, als vastgenageld.staan to kijken, tegemoet,. „Heilige na'cbt1'. zegt zé,'hééj zachu Eerste reis met het ,.'s lands- schip van oorloge" „de Glint- horst", gecommandeerd door Kap. P. H. Reynst, naar Mala ga, Livorno, Gibraltar, Algiers en Cadix. 1759. Den 2Qsten Juni van dit jaar kwam ik te Amsterdam aan om te monsteren op het „schip van oorloge" van de Adrnirali- toit van Amsterdam „Dc Glinthorst". dat gecommandeerd werd door Kapitein P. II. Reynst. Dien middag cn avond vermaak ten wij ons zeer goed onder het spelen van rnuzick en liet drinken van een glaasje wijn. Onze matrozen en soldaten waren ook zeer vroolijk en lieten zich met drin ken niet onbetuigd. Die het aan glaasjes ontbrak, zetten het jencvcrvaatje voor den mond en dronken zoo uit het spondgat en zij reikten het zelfs elkaar ook zoo toe: sommigen dronken op die manier zóó lang', dat zij met het vaatje voor den mond ach terover vielen. Durgerdam. Na op 26 Juni 's middags te 2 uur onder zeil te zijn gegaan, lieten wij omstreeks half viel het anker vallen voor Durgerdam, waar wij dc Schcepskamcc- lcn 1) hij ons kregen. Aan beide zijden van ons schip werd een „kameel" gelegd cn men liet die zoodanig vol water loopen, dat zij bijna omlaag, zon ken cn dat het scliuinsche of holle gedeelte aan weerszij den onder ons schip kwam te liggen. Tou wen, waarmede de kamcelen loet elkaar verbonden waren, werden nu vastgedraaid en door dc geschutspoorten werden balken naar buiten gebracht, die boven op de ka- roeelen kwamen tc rusten. Toen dit alles terdege was verzorgd en vastgemaakt, wei den dc kamcelen leeggepompt en ons schip rees toen met dc kameelen in dc hoogte, hetgeen een geweldig gekraak met zich meebracht. De kameelen zijn van binnen in kamertjes of vakken verdeeld en op ieder staat een pomp. Op 30 Juni zeilden of liever dreven wij met dit gevaarte over het Pampus en wij werden ook nog voortgesleept door een zestal waterschuiten, die alle achter elkaar als zes paarden ons schip voorttrokken. Den 3den Juli zeilden wij van Pampus naar Urk, alwaar wij om 7 uur 's avonds voor anker gingen. Den Ssten Juli vertrok ken wij weer van Urk en op 9 Juli werden wij ontlast van de kameelen, hetgeen niet zoo heel gemakkelijk in zijn werk ging Men liet beide eerst _wccr vol water loo- 1) Scheepslichters. pen, waarbij men er voor moest oppassen, dat het eene niet eerder dan liet andere omlaag zakte, cn zij gelijkelijk met liet schip naar beneden gingen. Wij werden dus van deze vrienden ontlast, doch ont ingen daarvoor in dc plaats 5S vuurspu- wers of wel „donderdraken", die bollen konden uitbraken van achttien, twaalf, acht en zes ponden zwaar; deze werden ons met lichters uf „kagen" aan boord gebracht Den 27sten Juli gingen wij \s middags onder zeil en voeren voorbij het schip Groencwoud, dat naar het Noorderkwar tier was uitgevaren, doch aldaar was om geslagen en gezonken; zijn mast en boeg spriet staken nog boven bet water uit. De Luitenant Lindenhof was bij deze schip breuk verdronken; wij hadden een consta- belmaat bij ons aan boord, die nog op dii sechip had gediend. Des avonds om 7 uur gingen wij bij het eiland Texel voor anker Op 3 Augustus werden al onze kanonnen schoon gemaakt, met los kruit geladen cn één voor één afgeschoten, hetgeen een aar dig gebulder veroorzaakte. Na een keer vergeefs liet anker gelicht te hebben, aan gezien dc wind niet sterk genoeg was, zeil den wij dan toch op 21 September van Te xel met een vloot van 19 oorlogs- en koop vaardijschepen. Der. 22sten September kre gen wij dc Fransche kust in het oog. Het gcheele Kanaal door zagen wij meesten tijds aan beide zijden land, doch liet best zichtbaar waren dc rotsen aan de Engel- sclic kust. Den 26ston September verlieten wij liet Kanaal en kwamen in dc Spaan- scbe Zee. Op 25 October kwamen wij ter hoogte van de „Barlings" 2j. Volgens hot schccps gebruik moesten allen, die nog niet eerder do „Barlmgs" gepasseerd waren, gedoopt worden of zij moesten den man niet min der betalen dan twee schellingen. Maar cr werd meer 1, 2, 3 guldens of een ducaat betaald dan twee schellingen. Dat doopen ging dan zoo in zijn werk; in dc groote sloep, die, als men op zee is, midden op liet schip staat boven de bar kas en dc kleine sloep, gaan dan ecnige onderofficieren zitten met ecnige putsen water bij zich, en wie nu in den kuil daar passëert en geen doopgcld heeft betaald, krijgt zoon puts vol water over zijn hoofd. Het geld wordt door het volk wederom verteerd in wijn of bier of iets anders, al naar het best geoordeeld wordt en het best op de eerste recde, waar men aankomt, te krijgen is. Desgelijks,wordt ook gedaan op 2) Scilly Islands. dc schepen, die dc ij.Tropens" of de Linie passeeren. Op 30 October zeilden wij voorbij Kaap Vincent, een uithoek van dc Portugcesche kust. Daar boven op het gebergte staat een klooster, dat van verre een raar gezicht oplevert en daarom door de zeelui het „munnikkenstrontje" genoemd wordt. Den 7den November kwamen wij in het nauwe gedeelte van ,do Straat van Gibral tar en hadden aan onze rechterhand de kust van Afrika cn aan dc linkerhand de kust van Europa. Op 8 November kwamen wij voor de Middellandschc Zee. Den gcpasseerdeii nacht hadden wij wel vier of acht maal loos alarm gohad voor oefening. Als de trommen alarm sloegen, was onze post in de „Bottelaric"; dan kwamen de onder meesters met dc lantaarn om het kistje met „slagverbandte halen, waarmede zij dan naar dc „Bottelarie" trokken en daar tevens dc bedden voor de geblesseerden klaar maakten. Hiertoe werden dan dc zei len uit de zeil kooi gchaeld en rondom als bedden in de „Bottelarie" gelegd. Als de aftrom werd geslagen, werd don ook alles wederom opgeborgen cn iedereen ging weer naar zijn kooi, waarna het somtijds nauwelijks een „hard uur" duurde of het was al weer alarm. Als de trom alarm slaat, weet een ieder zijn post, van den grootstcn tot den kleinsten toe. Zoo moest bijvoorbeeld de Dominee bij de lantaarn van dc voorste kruitkamer staan, de Se cretaris wan dan Commandeur van twee stukken kanon in de kajuit en zoo ook de hofmeester. De kleine jongens moesten met de „cardoesk<}kers" loopen om daarmede de „cardoescn" uit de kruitkamer naar de stukken tc brengen, zoodat binnen het kwartier tijd ieder op zijn post en het ge- heclc schip in slagorde is, terwijl niemand „malkander" in den weg loopt. Wie de wacht had, moest toch hoven blij ven; alle vier uren werd de wacht afgelost en deze was verdeeld in twee doelen: het eene deel werd het Prinsen-kwartier en het andere deel het Graaf Maurits-kwartier ge noemd. Er waren zes wachten van elk 4 uur cn daarvan had elk „kwartier" dan drie wachten. Do eerste wacht werd na liet slaan van de taptoe uitgezet om 8 uur 's avonds; dan kwam dc provoost met ccn stok bij het grootc luik tusschendeks cn sloeg driemaal op de trap, daarbij met lui der stemme roepende: „Hoort mannen, hoort, dc eene zegt het den anderen voort, niemand drinkt zich dronken in bier of wijn, het zal vanavond Prinsonkwarticr (of Graaf Maurits-kwartier) zijn!" De eerste wacht duurde dan tot 12 uur; de nachtwacht van 12 tot 4 uur; de dag- wacht van 4 tot 8 uur; de „voordeiniddag- wacht" van 8 tot 12 uur; de achtermiddag- wacht van 12 tot 4 uur cn dan nog de „platvoetwacht" van 4 tot 8 uur; in déze wacht is dan alles in beweging; men mag dan zingen, spelen en dansen en allerhan de grappen maken, tenminste voorzoovcr als wind cn weer zulks toelaten. Den 9den November zeilden wij, door misverkennen van het lancl, Malaga voorbij Een Spaansclie in de tc Malaga gebrui kelijke dracht. en zagen den anderen dag 's morgens, dat wij voor Venus Malaga waren. Wij moes ten toen wenden en des achtermiddags om 0 uren kwam er een.valwind uit het N.N. VS', over het gebergte, dat „dc Granaatber- gen" wordt genoemd en altijd met sneeuw bedekt is. die onze voorsteng en bramsteng van boven neergooide en onze groote steng knakte. Dit bracht een groote confusie op ons schip teweeg; wij moesten liet anker midden op zee laten vallen en alles was in dc weer. Ik stond op het halfdek, toen liet gebeurde, maar de splinters, touwen en zeilen logen mij zoo „om dc kop", dat ik mij haast niet wist te bergen; ik nam de vlucht naar achteren en zocht dekking op het campanjedck. Wij bleven op een mijl afstand van Malaga liggen en zetten nieu we stengen op, die wij nog in voorraad hadden. Al het touw- en wantwerk, zoo wel van de grootc als van dc bramstengen, moest uit en in „malkander". Malaga. Den 17den November kwamen wij in de, haven van Malaga aan en lagen, daar met de touwen van het schip aan den wal vast, hetgeen een zeer vrije en veilige lig plaats was. 's Avonds om half 8 raakte achter het havenhoofd een Spaanschc hark in brand; onze barkas werd er dadelijk been gezonden met dc brandspuit, en de kleine sloep met dc waterfusten. Dc brand was niet te blussclicn en des nachts sprongen dc vier stukken kanon van do bark; des morgens was dc bark tot op het water toe afgebrand. Malaga is een volkrijke stad en de buj- fcen zijn meest op zijn Moorsch gebouwd, dat i.s met een plaats in liet midden. De voordeur gelijkt meer op den ingang van oen paardenstal dan op dien van een huis. Wat mij wel liet wonderlijkste voorkwam, was, dat, als men langs dc straat wandelde en zich „van zijn water wilde ontlasten", rnen liet dan maar achter dc deur van zoo'n buis deed, wanneer deze openstond. Deze stad is ook voorzien van een groote en fraaie kerk, terwijl kort hij op een berg ook een kasteel of sterkte ligt, liet Moorsch Kasteel genaamd. Dicht bij deze stad was ook een „vermakelijk" plaats, die de wa terplaats wordt genoemd en waar wij ons versch water vandaan haalden, dat van boven van dc bergen kwam" af loopen en trapsgewijze door marmeren leeuwenkop pen en bakken stroomde. Het. uitzicht was daar overheerlijk; men zag er uit over do groene bloeiende en tegelijk vruchtdragen de boomen: kastanjes, granaatappels, ci troenen. oranjeappelen, vijgen, kersen, moerbeien, waarmede geheele velden cn akkers bedekt .waren. Verder zag men bo ven die bloeiende zomer dc ijselijk lioogc met sneeuw bedekte bergen, dus zomer cn w inter tegelijk. Ook zag ik daar'van verre die overschoonc wijnbergen, alsof zij door een mantel van sneeuw omhuld waren. Men eet in Malaga erg lekker brood, dat van kastanjes wordt gebakken. Dit brood is zeer aangenaam om tc eten met vcrscho vijgen; ook eet men die vijgen met aman delen, die cr eveneens in groote. hoeveel heden groeien. Dc amandel- cn olijfboomen komen er even overvloedig voor als dc wil gen in Holland; de watermeloenen cn „kan- telocpen" groeien hier ook welig. Men maakt hier ook een soort kaasjes van gedroogde "vijgen en amandelen, die daartoe in gevlochten matjes samengeperst .worden, waarna men deze vaste en stijve massa in plakjes kan snijden, welke zeer lekker zijn om- te eten. De weinige boter, die hier gewonnen wordt, wordt meestal in beestendarmen gedaan en zoo verkocht cn verzonden. De lekkere en aangenaam ver kwikkende wijn, die hier in overvloed wordt gemaakt, wordt meest per „quartcr- kas" verkocht, dat is een vat, waarin ruim 3 ankers gaan, cn men berekende dat een flesch ons op een halve Hollandsche stui ver kwam tc staan; de wijn wordt bier meestal met sneeuwwater gedronken. De mannen gaan des daags meest in bruine of zwarte mantels gekleed met groote ronde hoeden of mutsen op bet hoofd, die voor cn achter zijn opgeslagen. Dc „handwcrksluirlcn" hetzij timmerman of metselaarsknecht, gaan met hun mantel om naar hun werk; als zij aan het werk gaaii leggen zij mant'cl en hoed bij zich neer. De vrouwen, gaan hier netjes gekleed, maar hebben, als zij op de straat komen, altijd een „kleedje' over haar hoofd cn aangezicht. Den eersten December vertrokken wij wederom van Malaga. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 12