Uit een
etfeepsjeurQèdli
Europa en de
Kerstgedachte
EEN KERSTVERHAAL
IN VIER TOONEELEN
Wederom nadert Liet Kerstfeest, wederom
zal uit duizenden harten de bedo om Vrede
opstijgen, uit duizenden kelen het lied van
„Vrede op Aarde" weerklinken.
Het is goed, zich althans ecnige dagen
van het jaar le bezinnen op een betere
samenleving, waaruit niet alleen do oor-
logsmogclijkheid, maar zelfs de oorlogs
gedachte gebannen zal zijn.
Helaas beperkt de wilsuiting van zeer
velen zich voornamelijk tot het een enkele
maal uitspreken, hetzij in gewone taal,
hetzij in lied, hetzij in gebed van het
verlangen naar vrede. En zij inoencn daar
mee aan hun menschelijken plicht wonder
wel voldaan tc hebben, trekken zich ver
der van 's werelds verloop maar zeer wei
nig aan en verbazen zich erover, dat altijd
nog het oorlogsgevaar als het befaamde
zwaard van Damocles boven hun hoofd
blijft hangen.
Vermoedelijk ook denken de meesten,
dat het juist niet boven hun hoofd aan
het zijden draadje bungelt.
Nog te veel onderschat ieder individu
zijn eigen beteekenis, meent men, dat
machten, hetzij menschelijke, hetzij hoo-
gcro, buiten den individueelen mensch om
heslissen over oorlog of vrede en ziet voor
bij, dat uit den actieven wil van do ver
schillende individuen een rc6ultccrcnde
kracht ontstaat, die de menschheid in po
sitieve, of in negatieve richting stuwt,
waaruit voortvloeit, dat geen enkel indi
vidu liet recht heeft, hot sprankje positieve
kracht, dat ook in hem aanwezig is, niet
aan de grootc resultante toe tc voegen. Ont
houding is hier bevordering van het nega
tieve.
Bezien we den toestand in ons wereld
deel, dan zal ieder tot de erkenning komen,
dat die weinig bevorderlijk is voor een ge
rechtvaardigde hoop op een duurzamen
vrede. Wol zijn er talloozc conferenties ge
houden, waarvan wij de goede bedoelingen
wel niet in twijfel behoeven te trekken,
maar waarvan de resultaten eerder tot
verdwijfcling dan tot hoop 6temmen.
Het zou een grove onbillijkheid zijn, de
schuld daarvan op de leden dier confcren
ties te schuiven. De schuld schuilt bij ons
allen. Onze laksheid, ons scepticisme, onze
gemakzucht en onze onverschilligheid (om
ma'ar niet eens van den onwil van sommige
groepen tc spreken), zijn de oorzakon, dat
's werelds opbouw zoo traag vordert, ja in
vele opzichten meer op afbraak lijkt.
Het besef zal bij de rncnschen levendig
moeten worden, dat Europa in zijn huidl-
gen vorm niet kan blijven voortbestaan. De
onderscheidenheid van landen en landjes
die zich door tolmuren van elkaar ver
vreemden, die elkaar door een onzinnige
bewapening bedreigen, is geheel en al in
.strijd met den zich verruimenden en dus
meer ruimte behoevenden menschelijken
geest. Terwijl de. techniek het mogelijk
maakt, dat wij over den-gekeej^n aardbol
met elkaar kunnen spteken, we naar el
kanders kunstuitingen kunnen luisteren en
elkaar in steeds kortoren tijd onze pro
ducten kunnen toèzenden, kortom begrensd
heid tot wanbegrip maakt, gaan de volken
juist die begrensdheid steeds scherper ae-
ccntueeren door tolbarricades, handelsbe
lemmeringen e. (1., histOfisch-tcchnisch dus
volmaakt onlogisch.
Men zou nu tot de conclusie kunnen ko
men, dat de volken dus slechts hun bewa
pening behoefden op to geven cn de tol
muren tc slechten om in Europa een bete
ren toestand in het leven tc roepen. Dit
zou dan in onderling overleg kunnen ge
beuren, maar we hebben nu toch wel vol
doende gezien, datdit onderling overleg,
dat al sedert 1918 aan den gang is, geen
resultaat oplevert en ook wel nimmer zal
kunnen opleveren, omdat bij dergelijke ba-
sprekingen ieder land verschijnt als een
afzonderlijkheid, zijn afzonderlijke belan
gen bepleit, die natuurlijk in sommige op
zichten van die van onderen zullen afwij
ken, waardoor zulke onderhandelingen
soms eerder verwijdering dan toenadering
doen ontstaan.
Om do onderlinge verhouding, der Euro-
peesche volken heter te regelen (beperken
we ons voorloopig tot Europa, dan hebben
wc al moor dan genoeg moeilijkheden), zal
een Centrale Macht, duidelijker gezegd één
centrale Europccscho regoering noodig zijn.
Aan deze centrale regeering zullen de re
geeringen der onderscheidene landen on
derworpen zijn, voorzoover het zaken be
treft, welke het algemeen Europeesch be
lang raken.
Een aldus Vereenigd Europa zal ook in
den Volkenbond veel meer tot stand kun
nen brengen dan de los van- en nog dik
wijls tegenover elkaar staande Staten van
ons werelddeel.
In verschillende landen begint gelukkig
het inzicht veld tc winnen, dat slechts de
vorming van de Vereenigde Staten van
Europa een einde kan maken aan den troe
belen toestand, waarin Europa sedert den
oorlog verkeert, cn waarin het voor on
gunstige elementen, d. z. de betrekkelijk
weinigen, die belang hebben bii bewape
ning cn tolmuren, goed visschen is.
In Nederland is het de „Yerccniging lot
bevordering van do Oprichting der Ver
eenigde Staten van Europa", zetelend te
Haarlem (waarvan ook te dezer stede een
afdeeling is opgericht), die zich beijvert,
om deze gedachte ingang te doen vinden.
Er zijn natuurlijk tallooze vereenigin-
gen en groepen, die, elk op hun wijze, de
vredesgedachte pogen to verbreiden. In het
algemeen bepalen deze vereenigingen zich
echter tot het bewerken in ethischen zin
van het individu, op zichzelf zeer lofwaar
dig, maar te veel wordt voorbijgezien, dat
een daad verricht zal moeten worden van
algeheel re cons t rucercnden aard, waar
door eon nieuwe periode in do historie
wordt ingeluid.
liet is niet voldoende, om vrede tc roe
pen. of den mensch bij te brengen, dat hij
vredesgezindheid moet toonen. Men moet
inzien, dat als men Vrede wil, een toestand
moet worden geschapen, waarin die vrede
mogelijk is en dat men daartoe naar zijn
besto krachten moet medewerken.
Wat dc wereld en allereerst Europa thans
noodig heeft, is niet bespiegeling, maar
aanwending van 'smenschen creatieve
vermogen.
Mogen dc Kerstklokken dan een ieder
toeroepen: „Dispcreert niet, whnt daar kan
in Europa iets grootsch geschieden."
J. OOSTENBROEK.
I
Een chic-gemeubileerd huis in een Duit-
6che academie-stad. De jongs privaat-do
cent. dr. Gobel, zit tegenover zijn mooi,
blond vrouwtje bij de theetafel.
„Ja, je hebt groot gelijk, Martin, Kerst
mis is onzin", zegt Elise, en 6teekt con siga
ret op. „Grootc nonsens! De menschen zijn
wel kinderachtig, als zc daar staan, rond
om boomen met brandende kaarsen, cn uit
pure sentimentaliteit tranen in de oogen
hebben".
..Het blijft dus afgesproken", zei dc jon
ge geleerde, die juist cenige dagen geleden
een zeer diepzinnig werk beëindigd had.
waarin hij het bestaan der menschelijke
ziel, naar zijn mecning, volkomen „opge
heven" had en als een hersenschim bewe
zen. „Het blijft dus afgesproken. Wij gaan
's avonds een ski-tocht ondernemen."
„Ja", roept het kleine, bekoorlijke me
vrouwtje uit, „ja, cn ergens in een omge
ving, waar wij niet op kerstboornen wor
den getracteerd".
„Wij treffen het; het zal den 24sten nog
vollemaan zijn", vult haar man aan.
„Prachtig, des te mooier, dan kunnen wij
den heelcn nacht blijven ski-en... Bij wijze
van protest! Eeriig!"
„Jij hebt je maar „eenig" in mijn ideeën
ingeleefd, Elisc", lacht dr. Gobel haar toe
Het mevrouwtje bloost even, licht ver
eerd. „Ben ik dan ook niet de vrouw van
den beroemden „zielc-dooder"?
II
Eenzame bergweg in Graubundcn. Het is
Kerstavond. De smalle, dik-besneeuwde
weg ligt even terzijde van de groote ver
keerswegen en is gansch verlaten. Men
ziet in den omtrek geen huis, geen licht,
hoewel de maan schijnt.
De sneeuw fonkelt in ijs-kristallen. De
weg loopt langs een bergwand, die, op
korten afstand, bijna loodrecht van meer
dan tien meter hoogte, een eind op den weg
vooruitschiet. Eensklaps komen twee ge
stalten op ski's, -in vliegende vaart, den
weg af. Vóórop. dc.vGohoU achter hem. iet
wat terzijde, zijn vrouw.»
„Voorzichtig! Bergwand! Linksaf!"
schreeuwt Martin Gobel cn wijkt met een
eleganten zwaai uit voor de stilte. Zijn
vrouwtje hoort zijn roep, kan niet meer
remmen, gilt cn duikelt. Tegelijk raet een
sneeuwmassa, die zich aan den voet van
den stellen yvant gevormd heeft, vliegt zij,
in een witte warreling, een eind ver cn
blijft op den weg liggen. Dr. Gobel is direct
bij haaiy
„Elise, wat is er, heb je je pijn gedaan?"
Op zijn vragen komt geen antwoord. Hij
grijpt naar haar pols. De winterhandschoe-
ncn beletten hem goed waar te nemen. Iiij
buigt zich over haar heen. hoort haar hart
kloppen. Hij wrijft haar slapen met cog
nac, probeert eenigc droppels tusschen de
opéén-gcklemdc lippen tc gieten. De flauw
te houdt aan. Dr. Gobel maakt dc versplin
terde ski's los van dc voeten zijner vrouw,
schudt haar heen en weer, trekt haar op.
maar als een pop valt ze terug.
Wanhopig, ontzet, kijkt hij om zich heen.
Geen huis, geen licht. I-Iet grootc zwijgen
der eenzaamheid is om hem.
Zijn gedachten werken koortsachtig snel.
Hier blijven beteckent bevriezen. Als Elise
niet tot zich zelf komt, is zij den dood
overgeleverd. Zij zal bevriezen als ze niet
heel gauw ontwaakt. Met trillende' handen
wrijft hij opnieuw haar slapen. Forceert
haar mond cn giet de cognac uit tusschen
dc tanden. Zij slikt.
Zij opent dc oogen.
„Heb je pijn, Elisc", vraagt hij, antwoord
toch, heb jc pijn?"
Zij richt zich op, glimlacht. „Het is du
schrik, Martin!"
Zij probeert tc loopen. Knikt met een
jammerkreet inéén. Dc rechtervoet is bij
den enkel verstuikt.
„Niet gebroken, Martin, wees niet be
zorgd", zegt ze. „Alleen maar verstuikt,
maar loopen kan ik niet."
Zij gaat. opnieuw zitten in dc diepe
sneeuw en rilt van de kou.
Dr. Gobel herinnert zich, dat hij zijn
6ignaalfluitje bij zich heeft. Hij zoekt met
zenuwachtige haast zijn zakken af. Vindt
het eindelijk en laat liet alpen-nood6ignaal
hooren. De S.O.S.-roep in de. bergen. Steeds
opnieuw laat hij het signaal weerklinken
Met ontzetting ziet hij. dat zijn vrouw op
nieuw inslaapt. Ilij schudt haar wakkei
en laat weer den roep hooren. Slechts de
witte, fonkelende eenzaamheid i6 om hem.
Hij kijkt mechanisch op zijn horloge. Zeven
uur nauwelijks. En dc gansche, koudo
nacht, die wacht.
„Hoe gaat het. nu. Elise?"
„De voet zwelt op cn hel is zoo koud cn
ik ben zoo moe."
III.
Den weg verder naar boven, Jióg geen
tien minuten van de plek van het ongeval
vandaan,- ligt een berghut, achter dennen
verborgen, op een vlakte van de -Lerghel-
ling. Van den wég af is ze niet-te zien. In
de berghut is licht: Daar. is een"ZwHèëraeh
kunstschilder met zijn vrouw bozig, bét-
Kerstfeest te bereiden. Zij zijn druk aan
het werk in hun woonvertrek, waar de ke
tel boven het open haardvuur hangt. In een
zij-vertrek slaapt een kindje van drie jaar,
met roode wangetjes en half-open mond,
de armpjes achter het hoofdje gebogen.
„Een pracht-avond", zegt dc man tegen
zijn vrouw, „kijk eens, hoe het buiten fon
kelt. En hoe zoet broertje slaapt. Wij kun
nen alles zoo mooi jn orde maken. En dan
zullen wij hem wekken, de kleine scha
vuit! Wat zal hij een oogen opzetten, als
hij den brandenden boom ziet."
„Dadelijk ben ik klaar met de kaarsen",
zegt zijn vrouw. „En, man, leg eens gauw
wat nieuwe blokken op het vuur. Schep
dc soep op uit den ketel en begin eindelijk
je Kcrstmis-punch te brouwen!"
„Naar u beveelt, gestrenge meesteres!"
lacht de schilder.
„AI klaar", zegt hij na een poosje cn
gaat dan naar de tafel, stelt er een dieren
tuin op van luipaarden en leeuwen, tijgers
en dromedarissen onder een klein Kerst
boompje.
„En wat krijg ik?" vraagt zijn vrouw.
„Verrassing! Hier onder het servet. Maar
pas op, als jc er onder kijkt!"
„En voor jou heb ik ook wat. Daarginds
op de bank; ook onder een servet", zegt
zij, „maar wee je gebeente, als jc er jo
veel te grootc neus in steekt!"
„Luister!" valt hij haar in de rede, „hoor
jo niets? Het noodsignaal op een fluit. Ja....
ja, heel duidelijk nu. Daar moet wat ge
beurd zijn. Vlug, geef de ski's eens aan!"
De jonge vrouw kijkt hem erg bedrukt
aan. Hij glimlacht en strijkt haar over do
wangen. „Maria, vrouwtje! Eerst onzen
menschen-plicht!" Na tien minuten is hij
er weer. Hij vertelt haar snel het gebeurde.
„Niets gevaarlijks, maar die dame kan
niet loopen. Ik ga haar met dc slede halen.
Die twee daar hebben ook geen prettigen
Kerst-avond.
IV.
Mevrouw Gobel wordt op de slede neer
gelegd. Zij heeft geen pijn meer, maar erger
dan dit is de nawerking van den doorgesta-
ncn schrik. Zij huilt en beeft van dc kou.
De schildor trekt de slede. Dr. Gobel
loopt cr naast en troost zijn vrouw.
Zij naderen de hut. Beide hoeren onder
steunen Elisc en geleiden haar naar do
deur. De schilder maakt open en wamble
cn licht 6troomcn hun tegen. Zij treden
naar binnen. Daar staat het kleine Kerst
boompje in het; stralcndsto licht. Ervóór
zit op een bankje een beeldige jonge vrouw,
die een snoezig kind op haar schoot houdt.
De drie blijven staan cn vinden geen
woorden.
Eindelijk zegt dc schilder: „Wij vieren
met ons kind den allermooisten avond van
het jaar...; lief, dat je dc lichtjes hebt
aangestoken, Maria!"
Een beminnelijke stem antwoordt: „Die
arme mevrouw moest toch ook baar Kerst
vreugde hebben!" cn Maria zet liet kindje
op een stoel, en gaat do twee, die altijd-nog,
als vastgenageld.staan to kijken, tegemoet,.
„Heilige na'cbt1'. zegt zé,'hééj zachu
Eerste reis met het ,.'s lands-
schip van oorloge" „de Glint-
horst", gecommandeerd door
Kap. P. H. Reynst, naar Mala
ga, Livorno, Gibraltar, Algiers
en Cadix.
1759. Den 2Qsten Juni van dit jaar kwam
ik te Amsterdam aan om te monsteren op
het „schip van oorloge" van de Adrnirali-
toit van Amsterdam „Dc Glinthorst". dat
gecommandeerd werd door Kapitein P. II.
Reynst. Dien middag cn avond vermaak
ten wij ons zeer goed onder het spelen van
rnuzick en liet drinken van een glaasje
wijn. Onze matrozen en soldaten waren
ook zeer vroolijk en lieten zich met drin
ken niet onbetuigd. Die het aan glaasjes
ontbrak, zetten het jencvcrvaatje voor den
mond en dronken zoo uit het spondgat en
zij reikten het zelfs elkaar ook zoo toe:
sommigen dronken op die manier zóó lang',
dat zij met het vaatje voor den mond ach
terover vielen.
Durgerdam. Na op 26 Juni 's middags te
2 uur onder zeil te zijn gegaan, lieten wij
omstreeks half viel het anker vallen voor
Durgerdam, waar wij dc Schcepskamcc-
lcn 1) hij ons kregen. Aan beide zijden van
ons schip werd een „kameel" gelegd cn
men liet die zoodanig vol water loopen,
dat zij bijna omlaag, zon ken cn dat het
scliuinsche of holle gedeelte aan weerszij
den onder ons schip kwam te liggen. Tou
wen, waarmede de kamcelen loet elkaar
verbonden waren, werden nu vastgedraaid
en door dc geschutspoorten werden balken
naar buiten gebracht, die boven op de ka-
roeelen kwamen tc rusten. Toen dit alles
terdege was verzorgd en vastgemaakt, wei
den dc kamcelen leeggepompt en ons schip
rees toen met dc kameelen in dc hoogte,
hetgeen een geweldig gekraak met zich
meebracht. De kameelen zijn van binnen
in kamertjes of vakken verdeeld en op
ieder staat een pomp.
Op 30 Juni zeilden of liever dreven
wij met dit gevaarte over het Pampus en
wij werden ook nog voortgesleept door een
zestal waterschuiten, die alle achter elkaar
als zes paarden ons schip voorttrokken.
Den 3den Juli zeilden wij van Pampus
naar Urk, alwaar wij om 7 uur 's avonds
voor anker gingen. Den Ssten Juli vertrok
ken wij weer van Urk en op 9 Juli werden
wij ontlast van de kameelen, hetgeen niet
zoo heel gemakkelijk in zijn werk ging
Men liet beide eerst _wccr vol water loo-
1) Scheepslichters.
pen, waarbij men er voor moest oppassen,
dat het eene niet eerder dan liet andere
omlaag zakte, cn zij gelijkelijk met liet
schip naar beneden gingen. Wij werden
dus van deze vrienden ontlast, doch ont
ingen daarvoor in dc plaats 5S vuurspu-
wers of wel „donderdraken", die bollen
konden uitbraken van achttien, twaalf, acht
en zes ponden zwaar; deze werden ons met
lichters uf „kagen" aan boord gebracht
Den 27sten Juli gingen wij \s middags
onder zeil en voeren voorbij het schip
Groencwoud, dat naar het Noorderkwar
tier was uitgevaren, doch aldaar was om
geslagen en gezonken; zijn mast en boeg
spriet staken nog boven bet water uit. De
Luitenant Lindenhof was bij deze schip
breuk verdronken; wij hadden een consta-
belmaat bij ons aan boord, die nog op dii
sechip had gediend. Des avonds om 7 uur
gingen wij bij het eiland Texel voor anker
Op 3 Augustus werden al onze kanonnen
schoon gemaakt, met los kruit geladen cn
één voor één afgeschoten, hetgeen een aar
dig gebulder veroorzaakte. Na een keer
vergeefs liet anker gelicht te hebben, aan
gezien dc wind niet sterk genoeg was, zeil
den wij dan toch op 21 September van Te
xel met een vloot van 19 oorlogs- en koop
vaardijschepen. Der. 22sten September kre
gen wij dc Fransche kust in het oog. Het
gcheele Kanaal door zagen wij meesten
tijds aan beide zijden land, doch liet best
zichtbaar waren dc rotsen aan de Engel-
sclic kust. Den 26ston September verlieten
wij liet Kanaal en kwamen in dc Spaan-
scbe Zee.
Op 25 October kwamen wij ter hoogte
van de „Barlings" 2j. Volgens hot schccps
gebruik moesten allen, die nog niet eerder
do „Barlmgs" gepasseerd waren, gedoopt
worden of zij moesten den man niet min
der betalen dan twee schellingen. Maar cr
werd meer 1, 2, 3 guldens of een ducaat
betaald dan twee schellingen.
Dat doopen ging dan zoo in zijn werk; in
dc groote sloep, die, als men op zee is,
midden op liet schip staat boven de bar
kas en dc kleine sloep, gaan dan ecnige
onderofficieren zitten met ecnige putsen
water bij zich, en wie nu in den kuil daar
passëert en geen doopgcld heeft betaald,
krijgt zoon puts vol water over zijn hoofd.
Het geld wordt door het volk wederom
verteerd in wijn of bier of iets anders, al
naar het best geoordeeld wordt en het best
op de eerste recde, waar men aankomt, te
krijgen is. Desgelijks,wordt ook gedaan op
2) Scilly Islands.
dc schepen, die dc ij.Tropens" of de Linie
passeeren.
Op 30 October zeilden wij voorbij Kaap
Vincent, een uithoek van dc Portugcesche
kust. Daar boven op het gebergte staat een
klooster, dat van verre een raar gezicht
oplevert en daarom door de zeelui het
„munnikkenstrontje" genoemd wordt.
Den 7den November kwamen wij in het
nauwe gedeelte van ,do Straat van Gibral
tar en hadden aan onze rechterhand de
kust van Afrika cn aan dc linkerhand de
kust van Europa.
Op 8 November kwamen wij voor de
Middellandschc Zee. Den gcpasseerdeii
nacht hadden wij wel vier of acht maal
loos alarm gohad voor oefening. Als de
trommen alarm sloegen, was onze post in
de „Bottelaric"; dan kwamen de onder
meesters met dc lantaarn om het kistje
met „slagverbandte halen, waarmede zij
dan naar dc „Bottelarie" trokken en daar
tevens dc bedden voor de geblesseerden
klaar maakten. Hiertoe werden dan dc zei
len uit de zeil kooi gchaeld en rondom als
bedden in de „Bottelarie" gelegd. Als de
aftrom werd geslagen, werd don ook alles
wederom opgeborgen cn iedereen ging
weer naar zijn kooi, waarna het somtijds
nauwelijks een „hard uur" duurde of het
was al weer alarm. Als de trom alarm
slaat, weet een ieder zijn post, van den
grootstcn tot den kleinsten toe. Zoo moest
bijvoorbeeld de Dominee bij de lantaarn
van dc voorste kruitkamer staan, de Se
cretaris wan dan Commandeur van twee
stukken kanon in de kajuit en zoo ook de
hofmeester. De kleine jongens moesten met
de „cardoesk<}kers" loopen om daarmede de
„cardoescn" uit de kruitkamer naar de
stukken tc brengen, zoodat binnen het
kwartier tijd ieder op zijn post en het ge-
heclc schip in slagorde is, terwijl niemand
„malkander" in den weg loopt.
Wie de wacht had, moest toch hoven blij
ven; alle vier uren werd de wacht afgelost
en deze was verdeeld in twee doelen: het
eene deel werd het Prinsen-kwartier en het
andere deel het Graaf Maurits-kwartier ge
noemd. Er waren zes wachten van elk 4
uur cn daarvan had elk „kwartier" dan
drie wachten. Do eerste wacht werd na liet
slaan van de taptoe uitgezet om 8 uur
's avonds; dan kwam dc provoost met ccn
stok bij het grootc luik tusschendeks cn
sloeg driemaal op de trap, daarbij met lui
der stemme roepende: „Hoort mannen,
hoort, dc eene zegt het den anderen voort,
niemand drinkt zich dronken in bier of
wijn, het zal vanavond Prinsonkwarticr
(of Graaf Maurits-kwartier) zijn!"
De eerste wacht duurde dan tot 12 uur;
de nachtwacht van 12 tot 4 uur; de dag-
wacht van 4 tot 8 uur; de „voordeiniddag-
wacht" van 8 tot 12 uur; de achtermiddag-
wacht van 12 tot 4 uur cn dan nog de
„platvoetwacht" van 4 tot 8 uur; in déze
wacht is dan alles in beweging; men mag
dan zingen, spelen en dansen en allerhan
de grappen maken, tenminste voorzoovcr
als wind cn weer zulks toelaten.
Den 9den November zeilden wij, door
misverkennen van het lancl, Malaga voorbij
Een Spaansclie in de tc Malaga gebrui
kelijke dracht.
en zagen den anderen dag 's morgens, dat
wij voor Venus Malaga waren. Wij moes
ten toen wenden en des achtermiddags om
0 uren kwam er een.valwind uit het N.N.
VS', over het gebergte, dat „dc Granaatber-
gen" wordt genoemd en altijd met sneeuw
bedekt is. die onze voorsteng en bramsteng
van boven neergooide en onze groote steng
knakte. Dit bracht een groote confusie op
ons schip teweeg; wij moesten liet anker
midden op zee laten vallen en alles was
in dc weer. Ik stond op het halfdek, toen
liet gebeurde, maar de splinters, touwen
en zeilen logen mij zoo „om dc kop", dat
ik mij haast niet wist te bergen; ik nam de
vlucht naar achteren en zocht dekking op
het campanjedck. Wij bleven op een mijl
afstand van Malaga liggen en zetten nieu
we stengen op, die wij nog in voorraad
hadden. Al het touw- en wantwerk, zoo
wel van de grootc als van dc bramstengen,
moest uit en in „malkander".
Malaga.
Den 17den November kwamen wij in de,
haven van Malaga aan en lagen, daar met
de touwen van het schip aan den wal
vast, hetgeen een zeer vrije en veilige lig
plaats was. 's Avonds om half 8 raakte
achter het havenhoofd een Spaanschc hark
in brand; onze barkas werd er dadelijk
been gezonden met dc brandspuit, en de
kleine sloep met dc waterfusten. Dc brand
was niet te blussclicn en des nachts
sprongen dc vier stukken kanon van do
bark; des morgens was dc bark tot op het
water toe afgebrand.
Malaga is een volkrijke stad en de buj-
fcen zijn meest op zijn Moorsch gebouwd,
dat i.s met een plaats in liet midden. De
voordeur gelijkt meer op den ingang van
oen paardenstal dan op dien van een huis.
Wat mij wel liet wonderlijkste voorkwam,
was, dat, als men langs dc straat wandelde
en zich „van zijn water wilde ontlasten",
rnen liet dan maar achter dc deur van zoo'n
buis deed, wanneer deze openstond. Deze
stad is ook voorzien van een groote en
fraaie kerk, terwijl kort hij op een berg
ook een kasteel of sterkte ligt, liet Moorsch
Kasteel genaamd. Dicht bij deze stad was
ook een „vermakelijk" plaats, die de wa
terplaats wordt genoemd en waar wij ons
versch water vandaan haalden, dat van
boven van dc bergen kwam" af loopen en
trapsgewijze door marmeren leeuwenkop
pen en bakken stroomde. Het. uitzicht was
daar overheerlijk; men zag er uit over do
groene bloeiende en tegelijk vruchtdragen
de boomen: kastanjes, granaatappels, ci
troenen. oranjeappelen, vijgen, kersen,
moerbeien, waarmede geheele velden cn
akkers bedekt .waren. Verder zag men bo
ven die bloeiende zomer dc ijselijk lioogc
met sneeuw bedekte bergen, dus zomer cn
w inter tegelijk. Ook zag ik daar'van verre
die overschoonc wijnbergen, alsof zij door
een mantel van sneeuw omhuld waren.
Men eet in Malaga erg lekker brood, dat
van kastanjes wordt gebakken. Dit brood
is zeer aangenaam om tc eten met vcrscho
vijgen; ook eet men die vijgen met aman
delen, die cr eveneens in groote. hoeveel
heden groeien. Dc amandel- cn olijfboomen
komen er even overvloedig voor als dc wil
gen in Holland; de watermeloenen cn „kan-
telocpen" groeien hier ook welig.
Men maakt hier ook een soort kaasjes
van gedroogde "vijgen en amandelen, die
daartoe in gevlochten matjes samengeperst
.worden, waarna men deze vaste en stijve
massa in plakjes kan snijden, welke zeer
lekker zijn om- te eten. De weinige boter,
die hier gewonnen wordt, wordt meestal in
beestendarmen gedaan en zoo verkocht cn
verzonden. De lekkere en aangenaam ver
kwikkende wijn, die hier in overvloed
wordt gemaakt, wordt meest per „quartcr-
kas" verkocht, dat is een vat, waarin ruim
3 ankers gaan, cn men berekende dat een
flesch ons op een halve Hollandsche stui
ver kwam tc staan; de wijn wordt bier
meestal met sneeuwwater gedronken.
De mannen gaan des daags meest in
bruine of zwarte mantels gekleed met
groote ronde hoeden of mutsen op bet
hoofd, die voor cn achter zijn opgeslagen.
Dc „handwcrksluirlcn" hetzij timmerman
of metselaarsknecht, gaan met hun mantel
om naar hun werk; als zij aan het werk
gaaii leggen zij mant'cl en hoed bij zich
neer. De vrouwen, gaan hier netjes gekleed,
maar hebben, als zij op de straat komen,
altijd een „kleedje' over haar hoofd cn
aangezicht.
Den eersten December vertrokken wij
wederom van Malaga.
(Wordt vervolgd).