VRIJHANDEL
OF AUTARKIE?
BIJKANTOOR
Amersfoortsch Dagblad
SOESTERWEG 107
REDE VAN Ir. J. KOSTER
TE AKEN
Geeft daar uw Keitje
of Advertentie op
Zonder prij sverhooging
ABONNEMENTSPRIJS
17v% CENT PER WEEK
EENIGSTDAGBLAD
Meest actueel blad ter plaatse
RIJVEREENIGING BAARN.
Eerste lustrum.
Baarn. De eerste wedstrijd, die de Rij-
vereeniging Baarn ter gelegenheid van haar
eerste lustrum zal organiseeren, zal bestaan
uit een cross country en plaats vinden op
4 Februari a.s. onder het buurtschap de
Lage Vuursche.
Deze wedstrijd is opengesteld voor équi
pes (3 personen) en daaraan zullen de leden
en rij-, jacht- en carrousselvereenigingen
kunnen deelnemen.
TENTOONSTELLING.
Hilversum. In de kunstzaal Wil
lem Brok, alhier, zal van 14 Januari tot 11
Februari een tentoonstelling van teekenin-
gen, etsen en litho's gehouden worden. De
werken zijn vervaardigd door D. van Gel
der.
DE STAKING IN HET VISSCHERIJ-
BEDRIJF.
IJ mui den, 11 Jan. Gisteravond verga
derde de IJmuider Federatie ter bespreking
van het conflict in het Visscherijbedrijf. On
geveer duizend visscherij-arbeiders waren
in de twee zalen van het gebouw „Thalia"
aanwezig. Het woord werd gevoerd door de
heeren Brandsteder, secretaris der IJmui
der Federatie en Van Dugteren, leider van
de vakgroep Zeelieden van den Centralen
Bond van Transportarbeiders. Besloten
werd de staking op krachtige wijze voort
te zetten, terwijl een beroep op de Christe
lijk Georganiseerde arbeiders werd gedaan
om niet toe te geven aan de pressie van
bestuurszijde uitgeoefend om aan den ar
beid te gaan.
Enkele voor den internationalen
handel actueele vraagstukken
Ir. J. Koster, lid van de Eerste Kamer,
heeft Dinsdag te Aken voor de Rotary-Club
een lezing gehouden over enkele voor den
internationalen handel actueele vraagstuk
ken, in het bijzonder betreffende Nederland
en Duitschland.
De heer Koster ving zijn lezing aan met
te wijzen op de huidige „Weltwirtschaft",
waarbij wij zelfs een deel onzer dagelijk-
sche levensbehoeften uit alle deelen van de
wereld betrekken, en sprak als zijn mee
ning uit, dat hierbij een régime van vrij
handel past, daar iedereen in staat moet
zijn datgene te koopen, wat het meest in
zijn smaak valt, het best in qualiteit en het
laagst in prijs is.
Deze toestand bestaat echter niet ten ge
volge van de talrijke handelsbelemmeringen
waardoor de staten hun nationale produc
tie trachten te beschermen. Zelfs Neder
land, het laatste bolwerk van den vrijhan
de,l contingcnteert sedert een jaar den in
voer van verschillende producten.
Spr. wees er op, dat Nederland, een zee
varende en handeldrijvende natie steeds be
lang bij xden vrijhandel heeft gehad. Neder
lands welvaart komt echter tevens voort uit
zijn eigen productie. Onder het vrijhandels
régime hebben zich een belangrijke bodem
cultuur, een belangrijke veeteelt en een in
dustrie van beteekenis ontwikkeld, welker
producten ook in het buitenland veel afzpt
vinden. De vrije invoer heeft geenszins ton
gevolge gehad, dat Nederland overstroomd
is met buitenlandsche producten: hoewel d*
invoer sterk is toegenomen, nam de uitvoer
nog meer toe. Van 1922 tot 1929 b.v. steeg de
invoer met 36 pCt., de uitvoer echter met
63 pCt. De uitvoer van industrieele produc
ten alleen steeg met 90 pCt. Vergeleken met
1913 vertoont geen land een grootere toe
neming van zijn uitvoer dan Nederland.
De heer Koster was van oordeel, dat deze
stijging van den uitvoer juist veroorzaakt
is door de vrijhandelspolitiek. Deze werkt,
prikkelend op de energie doordat men
steeds aan concurrentie uit het buitenland
is blootgesteld. Moet men op dc eigen markt
met het buitenland concurreeren, dan kan
men het ook op buitenlandsche markten,
wanneer ten minste de handelspolitiek van
het buitenland dat niet belet.
De groote omkeer is voor Nederland eerst
gekomen in September 1931, toen Engeland
den gouden standaard verliet en tot het
protectionisme overging, enkele andere lan
den ook den gouden standaard lieten varen
en Duitschland met beperking van de af
gifte van deviezen begon. De daling van de
waarde van onzen uitvoer vóór September
1931 kwam voort uit de algemeeno prijs
daling; de omvang van onzen buitenland
schen handel was tot dien tijd ongeveer op
peil gebleven, ondanks de talrijke handels
belemmeringen.
Nederland is eerst begonnen, afwcermaai-
rcgelen te nemen, toen einde 1931 onze po
sitie steeds moeilijker werd.
De heer Koster bestreed de meening, die
in ccnige ultra-protectionistische landen
bestaat en in belangrijke mate oorzaak is
van de huidige crisis, dat een invoersaldo
iets schadelijks is. Dat hangt geheel van de
oeconomische toestanden af. De landen, die
een invoersaldo hebben, zijn in den regel
de rijkere en meer welvarendo landen, die
beleggingen in het buitenland hebben. Ds
rente hiervan komt in den vorm van goe
deren binnen; dank zij hun beleggingen zijn
deze landen in staat, meer in- dan uit te
voeren. Daarentegen zijn de landen, die een
uitvoersaldo hebben, in den regel de landen,
die een schuldenlast aan het buitenland
hebben, zoodat zij met hun uitvoersaldo
hun verplichtingen kunnen voldoen. Het is
oeconomisch onjuist, als rijke en kapitaal-
exporteerende landen als de Vereenigde Sta
ten van Amerika en Frankrijk den invoer
beperken. De ontvangst der betalingen uit
het buitenland heeft in deze landen den
goudvoorraad tot een ongekende hoogte
doen aangroeien; deze beide landen bezitten
te zamen meer dan de helft van den we
reldgoudvoorraad. De invoerbelemmeringen
slepen echter een vermindering van den
uitvoer met zich mede, Frankrijk heeft zijn
uitvoer en invoer beide sterk zien vermin
deren, en ondanks invoerbeperkingen zijn
handelsbalans die in evenwicht was in de
jaren 1923—1928, in een met een invoersaldo
zien veranderen, waartegen het zich tever
geefs tracht te verweren door den invoer
nog meer te beperken. De Vereenigde Sta
ten hebben den omvang van hun buiten-
landschen handel tot een vierde van dien
vanvan 1929 zien inkrimpen; de handelsba
lans is nog actief, zij het in mindere mate;
hoe lang dit nog zal duren, zal nog moeten
blijken.
Ook Duitschland, dat een uitvoersaldo
moet hebben om zijn buitenlandsche ver
plichtingen te voldoen, belemmert zijn in
voer meer dan noodig is, tot schade van
zijn uitvoer. Er bestaat nu eenmaal een
niet te miskennen verband tusschen invoer
en uitvoer.
In den handel met Nederland heeft
Duitschland zijn uitvoersaldo kunnen ver-
grooten van 188 millioen gld. in 1927, tot
402 millioen gld. in 1930. Over de eerste 9
maanden van 1931 was het uitvoersaldo nog
273 millioen gld.; over dezelfde periode in
1932 161 millioen gld. Uit de cijfers valt tc
zien, dat de Nederlandsche uitvoer naar
Duitschland reeds in 1929 is begonnen tc
verminderen, en dat eerst daarna ook de
Duitsche uitvoer naar Nederland is omlaae
gegaan.
Do vermindering van den invoer uit
Duitschland in ons land kan niet uitslui
tend een gevolg zijn van de contingcntee-
ring; over de eerste 9 maanden van 1932
bedroeg do invW'vermindering der gecon-
tingenteerdo artikelen slechts 12 millioen
gld. op een totale vermindering van den
invoer uit Duitschland van 176 millioen
gld.
Dc oorzaak moet worden gezocht in een
vermindering van do Nederlandsche koop
kracht. Daar de Nederlandsche uitvoer
waarvan die naar Duitschland plm. 20 pet.
bedraagt sedert September 1931 zooveel
achteruitgegaan is, kan Nederland niet
meer hetzelfde importeeren als vroeger.
Daarbij komt, dat in vele kringen ernstige
ontstemming tegen Duitschiand heerscht,
b.v. door de onrechtvaardige behandeling
van onzen boterexport en door de deviezen-
beperkingen, waardoor velen er toe komen,
elders dan in Duitschland te koopen.
Do beer Koster meende zijn Duitsche ge
hoor niet te mogen verhelen, dat men in
Nederland met ernstige bezorgdheid heeft
kennis genomen van de plannen van mi
nister von Braun inzake de contingontee-
ring van bodem- en aanverwante produc
ten. Het is als een verlichting gevoeld, dat
deze plannen op zooveel tegenstand zijn
gestuit, zoowel in Nederland en andere
landen als bij de industrie in Duitschland
zelf, dat de verwezenlijking voorloopig is
uitgesteld.
Spr. merkte op, dat indien Duitschland
tot een zekere mate van autarkie wil ko
men, groote structuurveranderingen zullen
moeten plaats hebben. Spr. meende, dat de
Duitsche industrie, de best geoutilleerde
van Europa, zou worden opgeofferd aan de
landbouwbelangen. Het had spr. steeds ver
wonderd, dat men in Duitschland meent,
de werkloosheid te kunnen bestrijden en
weer tot welvaart te kunnen komen door
bevordering van den landbouw. Andere
landbouwende Centraal- en Zuidoost-Euro-
peesche staten zoeken juist bun welvaart
te herkrijgen door industrieën te stichten.
De heer Koster verwachtte, dat ook voor
Duitschland het doen herleven van de in
dustrie een beter middel ier bestrijding van
de werkloosheid zou zijn dan een overdre
ven bevordering van den landbouw. Een
voortgezet streven naar autarkie kan
slechts tot verdere verarming leiden.
Om het afzetgebied voor de industrie in
het buitenland te behouden of te vergroo-
len, moet Duitschland ook invoer op rui
mere schaal toelaten dan thans het geval
is. Wanneer het door in te voeren het bui
tenland marken verschaft, zullen deze van
zelf op de Duitsche markt besteed worden.
Hiervoor is echter een vereischte, dat
Duitschland's betalingsvermogen toeneemt.
Daartoe zal noodig zijn, dat Duitschland
in het begin voor zijn invoer zekere cre-
dietfaciliteiten verkrijgt, maar tevens, dat
Duitschland er naar straafs een regeling te
treffen, die de afbetaling der Stillh.altecre-
dieten binnen een niet te langen termijn
waarborgt.
Van internationalen goederenruil ver
wachtte spr. niet veel. Het internationale
handels- en betalingsverkeer is nu eenmaal
geen tweezijdig verkeer, maar is driehoeks-
en meerhoeksverkeer.
De heer Koster herinnerde aan het afloo-
pen van het douane- on credietverdrrg van
1925 tusschen Nederland en Duitschland en
sprak dc hoop uit, dat Duitschland zal wil
len medewerken om spoedig een nieuw ver
drag tot stand te brengen, en daarbij den
wil zal toonen, opnieuw faciliteiten voor
den invoer van goederen in Duitschland
toe to staan.
De heer Koster eindigde zijn lezing met
te zeggen, dat naar zijn meening het her
stel van de crisis in het huidige stadium
vooral een vraagstuk van herstel van den
internationalen handel was. Wanneer men
in dit opzicht verstandiger wordt en meer
oeconomisch gaat denken, zullen van zelf
betere tijden aanbreken.
(N.R.Ch).
RECTOR L, J H. NIJST. f
Venlo, 11 Jan. Hedenmorgen omstreeks
11 uur is in den ouderdom van 54 jaar te
Vcnlo overleden de zeereerwaarde heer rec
tor L. J. H. Nijst. Op 4 November is de heer
Nijst benoemd als opvolger van pasioor
Donders tot rector van bet mgr. Mutsaers-
oord. Gisteren werd Z.E. door een beroerte
getroffen en van de laatste Heilige Sacra
menten voorzien.
De heer Nijst werd in 1878 tc Maastricht
geboren en in 1904 door mgr. Drehmanns
tot priester gewijd. Achtereenvolgens was
Z.E. kapelaan te Neeritter, Geulem, Lim-
brigt cn werd hij benoemd tot rector te
Vaasrade en belast met den bouw eener
kerk. Toen deze bijna gereed was ln 1927
werd Z.E. benoemd tot pastoor der parochie
O.L. Vrouwe geboorte te Broek Sittard.
EEN GEMEENTE MET INTERNATIONALE
BEVOLKING.
In do Limburgsche gemeente Geleen wo
nen thans 11.023 Nederlanders, 101 Belgen,
341 Oostenrijkers, 313 Serviërs, 35 Honga
ren, 1 Amerikaan, 1 Turk, 5 Zwitsers, 1539
Duitschers, 29 Polen, 95 Zuid-Slavicrs, 116
Italianen, 2 Chineezen, 1 Roemeen, 2 Fran-
schen en 6 personen van onbekende natio-
aliteit,
(N.R.Ct.)
HOFBERICHT.
's-Gravenhage, 11 Januari. H.M. de
Koningin heeft hedennarniddag kwart over
7 ten Paleize Noordeinde in gehoor ontvan
gen den heer dr. E. E. Buero, ter overhan
diging van zijn terugroepingsbrief als bui
tengewoon gezant en gevolmachtigd minis
ter van Uruguay bij Hr. Ms. Hof.
De gezant heeft daarna aan den disch
van H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins
der Nederlanden aangezeten.
XIII.
Ik ging het eerst een bezoek brengen aan
den „Opper-Chirurgyn" van het hospitaal,
die een zeer goede vriend van mij was. Hij
heette Smid en had mij bij mijn vorige be
zoek aan Livorno uitgenoodigd bij hem in
het Hospitaal te komen om een amputatie
bij te wonen. Het betrof een gedeelte van
een arm, die door. „Spina Ventosa" was aan
getast; deze arm was geheel genezen, doch
thans was de hand van den anderen arm
aangetast en wel in veel heviger mate, dan
bij dien arm het geval was geweest. Ik
vroeg den heer Schrnid of hij van plan was
deze hand te amputeeren, doch hij wilde
dit niet doen, aangezien hij meende, dat de
zieke slof zich dan toch weer naar een an
der deel van het lichaam zou verplaatsen,
hetgeen ik volkomen met hom eens was.
Het hospitaal was hier buitengewoon
ïraai ingericht, en in geen enkele plaats,
die ik heb bezocht, was er een ziekenhuis
te vinden, dat hiermede, wat betreft fraai
heid, zindelijkheid en frissche lucht kon
"wedijveren. Iedere zieke of geblesseerde
heeft zijn eigen slaapplaats, die bestaat uil
een krib (2 voet boven den grond) en een
zacht matras. De krib is aan het hoofdein
de met sterke hengsels of scharnieren aan
den muur bevestigd, en kan, indien niet in
gebruik, tegen den rnuur worden opgesla
gen. Ook bevindt zich naast iedere krib een
tafeltje, dat tegen den muur opklapbaar is.
Op deze wijze kan er dus geen vuil ondci
'de bedden of tafeltjes blijven liggen. Aan
het einde van de ziekenzaal staat een groot
altaar, waar door de priesters eiken dag
een dienst wordt gehouden.
En thans moeten wij de fraaie stad Li
vorno vaarwel zeggen.
„Vaarwel Livorno, het pronkjuweel der
steden.
'Adieu, met Uwe bekoorlijkheden.
„Met Uw paleizen groot als Hemelscho
gebouwen,
„En Uw gewelven schoon, uit marmersteen
gehouwen.
i,Uw straten geplaveid met grooto schoone
i zerken,
„De Tempels vol van pracht, kasteelen cn
de Kerken.
v,Uw beelden en festoen van wit albast
gesneden,
»,En met metaal gesierd, de allerschoonsle
leden.
„Natuur en Kunst is daar gestrengeld aan
elkander"
„De eene overtreft in schoonheid niet d*>
ander,
„De orde en de pracht, de weelde cn
vermaken.
„Wellevendheid is daar, jaloerschheid gaat
men laken,
„Een ieder is beleefd, sinjors moet men
groeten
Ik buig voor Livorno, mijn hoofd tot aan
do voeten.
Op 14 November zeilden wij van Livorno
en kwamen na een voorspoedige reis den
26sten November te Cadix aan.
Wij zochten hier onze oude vrienden
weer op en maakten eon tochtje met een
bark naar Porte Mari, een groot dorp dat
tegenover Cadix ligt. In dit dorp wonen
veel visschers; wij zagen hier een reus
achtige rog, die meer van een monster had
dan van een viscli. Deze rog was zoo groot,
dat er drie of vier mannen en een takel
voor noodig waren om hem uit de bark te
krijgen
Eet Kameleon.
Op de Spaansclic kusten aan de Middel-
landsche Zee komt een beest voor, kamo
leon genaamd, dat zich meest op klipachtig
terrein cn tusschen de struiken ophoudt
Dit beest verandert van kleur, al naar de
kleur van de omgeving waarin het zich be
vindt. Ik kreeg te Cadix twee van deze die
ren, die donkergroen cn zwartbruin ge
kleurd waren. Ik nam er verschillende
proeven mee, doch zij behielden liun oor
spronkelijke kleur, wat ik ook probeerde.
Men vertelde mij nu, dat deze beesten te
.oudbakken" waren cn reeds te lang door
den persoon, waarvan ik ze gekregen had,
bewaard waren geworden. Diezelfde man
bracht mij er later nog een, waar hij zóó
mede van buiten kwam cn dat ook een an
dere kleur had dan dc eerste twee. Het
dier was lichtgroen gekleurd en om het
deze kleur tc doen behouden, bewaarde ik
het in een doos met groene bladeren. Na
dat het beest een nacht in de doos had ge
legen, maakte ik 's morgens net deksel ios
en zag tot mijn verwondering, dat het
thans zwart en bruinachtig van kleur was
en ook veel dunner was geworden. Ik zette
hte diertje met de bladeren in de open
lucht cn binnen een half uurtje had het
zijn groene kleur weer terug, terwijl het
ook weer even dik was als in het begin.
Vervolgens zette ik het beest in een zwarte
hoed, deed er een zwarte hoed overheen, en
binnen een kwartiertje was 't zwart; daar
na wikkelde ik het dier in wit papier en
toen ik het er na een half uurtje weer uit
haalde, had het de witte kleur van het pa
'pier aangenomen, uitgezonderd hier en
daar een licht geel vlekje. De groene kleur
van de bladeren nam 't het snelste aan. Als
men het beest in het donker zette, kreeg
het ook een donkere zwartachtige kleur.
Zijn voedsel bestond uit kleine - vliegjes,
muggen of muskieten, die het zeer snel wist
te vangen met zijn lange, aan het uiteinde
van een soort lepelachtig blad voorziene
tong. Het beest schijnt zich door de veran
dering van kleur tegen zijn vijanden te be
schermen, daar het onzichtbaar wordt door
fle kleur van zijn omgeving aan te nemen.
Het dier kan zeer lang zonder voedsel le
ven; ik heb het vier weken bij mij gehad,
terwijl het niets anders tot zich nam dan
lucht. Ik had het in een vogelkooitje opge
sloten, maar 's nachts als het donker was
in de hut, werd het beest zoo dun, dat het
door de tralies heen kon kruipen. Toen het
beest een dag of zes bij mij was geweest,
veranderde het niet meer van kleur en
bleef zwartachtig bruin. Vermoedelijk heb
ben de onderzoekers, die schrijven dat de
kleurverandering met het bloote oog niet te
zien is, ervaringon opgedaan met beesten,
die reeds te lang uit hun natuurlijken staat
waren geweest. En zij die beweren, dat
deze hoesten van den wind leven, hebben
waarschijnlijk niet opgemerkt, hoe vlug zij
met hun tong vliegen of muggen naar bin
nen slaan.
Lissabon.
Na op 29 December van Cadix te zijn ver
trokken, arriveerden wij den 6den Januari
an het jaar 1764 te Lissabon. Op 26 Janu
ari d.a.v. wilden wij weer vertrekken, doch
juist toen wij het eene anker gelicht had
den, kwam er een groote sloep met de Hol-
landsche vlag aan boord naar ons toe, waar
in de Consul was gezetem Er werd order
gegeven om het anker terstond weer te la
ten vallen en den volgenden dag kregen wij
een twintigtal gevangenen aan boord, af
komstig van het schip „Nyenburg" der
Oost-Indische Compagnie. De bemanning
van dit schip was namelijk aan het muiten
geslagen en had de officieren van de wacht
overhoop gestoken; zij hadden zich daarna
meester gemaakt van alle wapenen en go-
weren, terwijl de overlevende officieren zich
overal hadden verborgen. De „opperstuur
man" was buiten aan het schip onder den
bazaansmast gekropen en had daar een
heele nacht en ochtend doorgebracht; de
anderen hadden zich verscholen onder hout
en zeilen. Zij hadden vreeselljk in angst
gezeten om ontdekt te worden, tot dat de
rebellen „pardon" uitriepen voor alle over
levenden. Dit voorval had plaats gehad tus
schen de Marokkaansche en dc Braziliaan-
sche kust of juister uitgedrukt, tusschen
Afrika en Amerika. Onderweg ontmoetten
zij de Oost Indië-vaarder de „Oranjezaal",
die van Batavia kwam. Zij praaiden elkaar
en toen men op de „Oranjezaal" naar den
welstand informeerde, moest de „opper
stuurman" door den scheepsroeper meedee-
len, dat alles wel aan boord was, terwijl de
rebellen met de revolver in de hand naast
hem stonden.
Toen de „Oranjezaal" uit het gezicht was,
werden de stuurlieden gedwongen koers te
zetten naar de Braziliaansche kust Met de
kaarten cn het kompas bij zich, controleer
den de rebellen op het halfdek of de goede
koprs werd aangehouden. Vlak bij de Bra
ziliaansche kust geraakte het schip op een
zandbank en de stuurlieden waren van mee
ning, dat het daar niet meer van af kon
komen. Vijf der voornaamste opstandelin
gen verkozen met een der grootste sloepen
naar den wal te gaan, terwijl zij 14 man
als bedienden meenamen en den opper
stuurman en den derden stuurman als roei
Het Cameleont een wonderdier in Veld kamp s oogen. Naar het leven geteekend.
ers aanwezen. Zij namen al het goud en de
kostbaarheden mede en hadden zich van
tevoren de prachtigste costuums laten ma
ken; scharlaken en purperen kleeren rijke
lijk gegalonneerd met goud, in de vooring
waarvan de dukaten genaaid waren. Om
hun lichaam droegen zij bovendien gordels,
die ook alle gevuld waren met ducaten.
En zoo trokken de heeren dan naar de
Braziliaansche kust, voorgevende een ha
ven te zullen zoeken en dan de sloep terug
te zenden om dc anderen af te halen. Maar
zij lieten de sloep aan den wal liggen en
liepen het strand langs in de richting van
Pharnabul, de overigen op het schip aan
hun lot overlatende. (Daar het schip op de
zandbank zat, meenden deze daar hun graf
te zullen vinden, doch het geluk wilde, dat
de schuit weer vlot raakte en men goed
cn wel in Cayenne aankwam). De rebellen
trokken langs de kust voort, somtiids hon
ger en dorst lijdende; alles wat zij onder
weg kochten moesten ze met ducaten be
talen, daar dit het kleinste geld was, dat
zij bij zich hadden. Eindelijk arriveerden
zij dan toch in Pharnabul; zij gaven zich
hier uit voor Pruisische officieren, wier
schip bij een storm was vergaan. Zij wer
den als belangrijke personages ontvangen
en namen hun intrek in het grootste en
voornaamste hotel. Zij leiden een vroolijk
leventje, wandelden eiken dag door de stad
en werden door de inwoners met de meeste
onderscheiding behandeld. In het begin
werden den opperstuurman en dc derde
stuurman nauwlettend bewaakt, doch toen
het op den duur zoo goed ging en zij geen
kwaad meer vreesden, lieten zij deze aan
hun lot over. Nu wilde het geval, dat deze
beide stuurlieden op zekeren dag in de stad
een heer ontmoetten, die Hollandsch sprak.
Zij durfden echter niet lang met hem te
praten, doch verzochten hem of zij eens bij
hem aan huis mochten komen om alles te
vertellen, hetgeen nog dienzelfden middag
geschiedde. Deze heer bleek een medicus
te zijn, die te Leuven in Brabant had ge
studeerd. Hij zcide hun, rustig naar hun
hotel terug te keeren en zich even vroolijk
als anders te gedragen, zoodat de rebellen
niets aan hen zouden merken. Het ging er
dien avond dan ook weer vroolijk toe en
er werd menig glaasje punch gedronken.
Na afloop ging ieder zeer vergenoegd naar
zijn slaapplaats, maar ziet, wat gebeurde
er nu? Te middernacht werd het hotel door
soldaten omsingeld en werden allen ge
vangen genomen, de kleeren werden los
getornd en het geld in beslag genomen.
De rebellen deden niets als vloeken ec tie
ren, wie hun toch wel verraden mocht heb
ben, maar zij waren allen geboeid en moes
ten zich nu met water en grove spijzen te
vreden stellen. Afgcloopen was het met het
officiertje spelen!
Zij werden twee aan twee met koopvaar
dijschepen, die van Pharnabul naar Lissa
bon voeren, meegezonden, waarna de hee
ren bij ons aan boord werden gebracht.
Den 29sten Januari gingen wij weer on
der zeil en op de verdere reis viel niets bij
zonders voor.
(Slot volgt).