VRIJHANDEL OF AUTARKIE? BIJKANTOOR Amersfoortsch Dagblad SOESTERWEG 107 REDE VAN Ir. J. KOSTER TE AKEN Geeft daar uw Keitje of Advertentie op Zonder prij sverhooging ABONNEMENTSPRIJS 17v% CENT PER WEEK EENIGSTDAGBLAD Meest actueel blad ter plaatse RIJVEREENIGING BAARN. Eerste lustrum. Baarn. De eerste wedstrijd, die de Rij- vereeniging Baarn ter gelegenheid van haar eerste lustrum zal organiseeren, zal bestaan uit een cross country en plaats vinden op 4 Februari a.s. onder het buurtschap de Lage Vuursche. Deze wedstrijd is opengesteld voor équi pes (3 personen) en daaraan zullen de leden en rij-, jacht- en carrousselvereenigingen kunnen deelnemen. TENTOONSTELLING. Hilversum. In de kunstzaal Wil lem Brok, alhier, zal van 14 Januari tot 11 Februari een tentoonstelling van teekenin- gen, etsen en litho's gehouden worden. De werken zijn vervaardigd door D. van Gel der. DE STAKING IN HET VISSCHERIJ- BEDRIJF. IJ mui den, 11 Jan. Gisteravond verga derde de IJmuider Federatie ter bespreking van het conflict in het Visscherijbedrijf. On geveer duizend visscherij-arbeiders waren in de twee zalen van het gebouw „Thalia" aanwezig. Het woord werd gevoerd door de heeren Brandsteder, secretaris der IJmui der Federatie en Van Dugteren, leider van de vakgroep Zeelieden van den Centralen Bond van Transportarbeiders. Besloten werd de staking op krachtige wijze voort te zetten, terwijl een beroep op de Christe lijk Georganiseerde arbeiders werd gedaan om niet toe te geven aan de pressie van bestuurszijde uitgeoefend om aan den ar beid te gaan. Enkele voor den internationalen handel actueele vraagstukken Ir. J. Koster, lid van de Eerste Kamer, heeft Dinsdag te Aken voor de Rotary-Club een lezing gehouden over enkele voor den internationalen handel actueele vraagstuk ken, in het bijzonder betreffende Nederland en Duitschland. De heer Koster ving zijn lezing aan met te wijzen op de huidige „Weltwirtschaft", waarbij wij zelfs een deel onzer dagelijk- sche levensbehoeften uit alle deelen van de wereld betrekken, en sprak als zijn mee ning uit, dat hierbij een régime van vrij handel past, daar iedereen in staat moet zijn datgene te koopen, wat het meest in zijn smaak valt, het best in qualiteit en het laagst in prijs is. Deze toestand bestaat echter niet ten ge volge van de talrijke handelsbelemmeringen waardoor de staten hun nationale produc tie trachten te beschermen. Zelfs Neder land, het laatste bolwerk van den vrijhan de,l contingcnteert sedert een jaar den in voer van verschillende producten. Spr. wees er op, dat Nederland, een zee varende en handeldrijvende natie steeds be lang bij xden vrijhandel heeft gehad. Neder lands welvaart komt echter tevens voort uit zijn eigen productie. Onder het vrijhandels régime hebben zich een belangrijke bodem cultuur, een belangrijke veeteelt en een in dustrie van beteekenis ontwikkeld, welker producten ook in het buitenland veel afzpt vinden. De vrije invoer heeft geenszins ton gevolge gehad, dat Nederland overstroomd is met buitenlandsche producten: hoewel d* invoer sterk is toegenomen, nam de uitvoer nog meer toe. Van 1922 tot 1929 b.v. steeg de invoer met 36 pCt., de uitvoer echter met 63 pCt. De uitvoer van industrieele produc ten alleen steeg met 90 pCt. Vergeleken met 1913 vertoont geen land een grootere toe neming van zijn uitvoer dan Nederland. De heer Koster was van oordeel, dat deze stijging van den uitvoer juist veroorzaakt is door de vrijhandelspolitiek. Deze werkt, prikkelend op de energie doordat men steeds aan concurrentie uit het buitenland is blootgesteld. Moet men op dc eigen markt met het buitenland concurreeren, dan kan men het ook op buitenlandsche markten, wanneer ten minste de handelspolitiek van het buitenland dat niet belet. De groote omkeer is voor Nederland eerst gekomen in September 1931, toen Engeland den gouden standaard verliet en tot het protectionisme overging, enkele andere lan den ook den gouden standaard lieten varen en Duitschland met beperking van de af gifte van deviezen begon. De daling van de waarde van onzen uitvoer vóór September 1931 kwam voort uit de algemeeno prijs daling; de omvang van onzen buitenland schen handel was tot dien tijd ongeveer op peil gebleven, ondanks de talrijke handels belemmeringen. Nederland is eerst begonnen, afwcermaai- rcgelen te nemen, toen einde 1931 onze po sitie steeds moeilijker werd. De heer Koster bestreed de meening, die in ccnige ultra-protectionistische landen bestaat en in belangrijke mate oorzaak is van de huidige crisis, dat een invoersaldo iets schadelijks is. Dat hangt geheel van de oeconomische toestanden af. De landen, die een invoersaldo hebben, zijn in den regel de rijkere en meer welvarendo landen, die beleggingen in het buitenland hebben. Ds rente hiervan komt in den vorm van goe deren binnen; dank zij hun beleggingen zijn deze landen in staat, meer in- dan uit te voeren. Daarentegen zijn de landen, die een uitvoersaldo hebben, in den regel de landen, die een schuldenlast aan het buitenland hebben, zoodat zij met hun uitvoersaldo hun verplichtingen kunnen voldoen. Het is oeconomisch onjuist, als rijke en kapitaal- exporteerende landen als de Vereenigde Sta ten van Amerika en Frankrijk den invoer beperken. De ontvangst der betalingen uit het buitenland heeft in deze landen den goudvoorraad tot een ongekende hoogte doen aangroeien; deze beide landen bezitten te zamen meer dan de helft van den we reldgoudvoorraad. De invoerbelemmeringen slepen echter een vermindering van den uitvoer met zich mede, Frankrijk heeft zijn uitvoer en invoer beide sterk zien vermin deren, en ondanks invoerbeperkingen zijn handelsbalans die in evenwicht was in de jaren 1923—1928, in een met een invoersaldo zien veranderen, waartegen het zich tever geefs tracht te verweren door den invoer nog meer te beperken. De Vereenigde Sta ten hebben den omvang van hun buiten- landschen handel tot een vierde van dien vanvan 1929 zien inkrimpen; de handelsba lans is nog actief, zij het in mindere mate; hoe lang dit nog zal duren, zal nog moeten blijken. Ook Duitschland, dat een uitvoersaldo moet hebben om zijn buitenlandsche ver plichtingen te voldoen, belemmert zijn in voer meer dan noodig is, tot schade van zijn uitvoer. Er bestaat nu eenmaal een niet te miskennen verband tusschen invoer en uitvoer. In den handel met Nederland heeft Duitschland zijn uitvoersaldo kunnen ver- grooten van 188 millioen gld. in 1927, tot 402 millioen gld. in 1930. Over de eerste 9 maanden van 1931 was het uitvoersaldo nog 273 millioen gld.; over dezelfde periode in 1932 161 millioen gld. Uit de cijfers valt tc zien, dat de Nederlandsche uitvoer naar Duitschland reeds in 1929 is begonnen tc verminderen, en dat eerst daarna ook de Duitsche uitvoer naar Nederland is omlaae gegaan. Do vermindering van den invoer uit Duitschland in ons land kan niet uitslui tend een gevolg zijn van de contingcntee- ring; over de eerste 9 maanden van 1932 bedroeg do invW'vermindering der gecon- tingenteerdo artikelen slechts 12 millioen gld. op een totale vermindering van den invoer uit Duitschland van 176 millioen gld. Dc oorzaak moet worden gezocht in een vermindering van do Nederlandsche koop kracht. Daar de Nederlandsche uitvoer waarvan die naar Duitschland plm. 20 pet. bedraagt sedert September 1931 zooveel achteruitgegaan is, kan Nederland niet meer hetzelfde importeeren als vroeger. Daarbij komt, dat in vele kringen ernstige ontstemming tegen Duitschiand heerscht, b.v. door de onrechtvaardige behandeling van onzen boterexport en door de deviezen- beperkingen, waardoor velen er toe komen, elders dan in Duitschland te koopen. Do beer Koster meende zijn Duitsche ge hoor niet te mogen verhelen, dat men in Nederland met ernstige bezorgdheid heeft kennis genomen van de plannen van mi nister von Braun inzake de contingontee- ring van bodem- en aanverwante produc ten. Het is als een verlichting gevoeld, dat deze plannen op zooveel tegenstand zijn gestuit, zoowel in Nederland en andere landen als bij de industrie in Duitschland zelf, dat de verwezenlijking voorloopig is uitgesteld. Spr. merkte op, dat indien Duitschland tot een zekere mate van autarkie wil ko men, groote structuurveranderingen zullen moeten plaats hebben. Spr. meende, dat de Duitsche industrie, de best geoutilleerde van Europa, zou worden opgeofferd aan de landbouwbelangen. Het had spr. steeds ver wonderd, dat men in Duitschland meent, de werkloosheid te kunnen bestrijden en weer tot welvaart te kunnen komen door bevordering van den landbouw. Andere landbouwende Centraal- en Zuidoost-Euro- peesche staten zoeken juist bun welvaart te herkrijgen door industrieën te stichten. De heer Koster verwachtte, dat ook voor Duitschland het doen herleven van de in dustrie een beter middel ier bestrijding van de werkloosheid zou zijn dan een overdre ven bevordering van den landbouw. Een voortgezet streven naar autarkie kan slechts tot verdere verarming leiden. Om het afzetgebied voor de industrie in het buitenland te behouden of te vergroo- len, moet Duitschland ook invoer op rui mere schaal toelaten dan thans het geval is. Wanneer het door in te voeren het bui tenland marken verschaft, zullen deze van zelf op de Duitsche markt besteed worden. Hiervoor is echter een vereischte, dat Duitschland's betalingsvermogen toeneemt. Daartoe zal noodig zijn, dat Duitschland in het begin voor zijn invoer zekere cre- dietfaciliteiten verkrijgt, maar tevens, dat Duitschland er naar straafs een regeling te treffen, die de afbetaling der Stillh.altecre- dieten binnen een niet te langen termijn waarborgt. Van internationalen goederenruil ver wachtte spr. niet veel. Het internationale handels- en betalingsverkeer is nu eenmaal geen tweezijdig verkeer, maar is driehoeks- en meerhoeksverkeer. De heer Koster herinnerde aan het afloo- pen van het douane- on credietverdrrg van 1925 tusschen Nederland en Duitschland en sprak dc hoop uit, dat Duitschland zal wil len medewerken om spoedig een nieuw ver drag tot stand te brengen, en daarbij den wil zal toonen, opnieuw faciliteiten voor den invoer van goederen in Duitschland toe to staan. De heer Koster eindigde zijn lezing met te zeggen, dat naar zijn meening het her stel van de crisis in het huidige stadium vooral een vraagstuk van herstel van den internationalen handel was. Wanneer men in dit opzicht verstandiger wordt en meer oeconomisch gaat denken, zullen van zelf betere tijden aanbreken. (N.R.Ch). RECTOR L, J H. NIJST. f Venlo, 11 Jan. Hedenmorgen omstreeks 11 uur is in den ouderdom van 54 jaar te Vcnlo overleden de zeereerwaarde heer rec tor L. J. H. Nijst. Op 4 November is de heer Nijst benoemd als opvolger van pasioor Donders tot rector van bet mgr. Mutsaers- oord. Gisteren werd Z.E. door een beroerte getroffen en van de laatste Heilige Sacra menten voorzien. De heer Nijst werd in 1878 tc Maastricht geboren en in 1904 door mgr. Drehmanns tot priester gewijd. Achtereenvolgens was Z.E. kapelaan te Neeritter, Geulem, Lim- brigt cn werd hij benoemd tot rector te Vaasrade en belast met den bouw eener kerk. Toen deze bijna gereed was ln 1927 werd Z.E. benoemd tot pastoor der parochie O.L. Vrouwe geboorte te Broek Sittard. EEN GEMEENTE MET INTERNATIONALE BEVOLKING. In do Limburgsche gemeente Geleen wo nen thans 11.023 Nederlanders, 101 Belgen, 341 Oostenrijkers, 313 Serviërs, 35 Honga ren, 1 Amerikaan, 1 Turk, 5 Zwitsers, 1539 Duitschers, 29 Polen, 95 Zuid-Slavicrs, 116 Italianen, 2 Chineezen, 1 Roemeen, 2 Fran- schen en 6 personen van onbekende natio- aliteit, (N.R.Ct.) HOFBERICHT. 's-Gravenhage, 11 Januari. H.M. de Koningin heeft hedennarniddag kwart over 7 ten Paleize Noordeinde in gehoor ontvan gen den heer dr. E. E. Buero, ter overhan diging van zijn terugroepingsbrief als bui tengewoon gezant en gevolmachtigd minis ter van Uruguay bij Hr. Ms. Hof. De gezant heeft daarna aan den disch van H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins der Nederlanden aangezeten. XIII. Ik ging het eerst een bezoek brengen aan den „Opper-Chirurgyn" van het hospitaal, die een zeer goede vriend van mij was. Hij heette Smid en had mij bij mijn vorige be zoek aan Livorno uitgenoodigd bij hem in het Hospitaal te komen om een amputatie bij te wonen. Het betrof een gedeelte van een arm, die door. „Spina Ventosa" was aan getast; deze arm was geheel genezen, doch thans was de hand van den anderen arm aangetast en wel in veel heviger mate, dan bij dien arm het geval was geweest. Ik vroeg den heer Schrnid of hij van plan was deze hand te amputeeren, doch hij wilde dit niet doen, aangezien hij meende, dat de zieke slof zich dan toch weer naar een an der deel van het lichaam zou verplaatsen, hetgeen ik volkomen met hom eens was. Het hospitaal was hier buitengewoon ïraai ingericht, en in geen enkele plaats, die ik heb bezocht, was er een ziekenhuis te vinden, dat hiermede, wat betreft fraai heid, zindelijkheid en frissche lucht kon "wedijveren. Iedere zieke of geblesseerde heeft zijn eigen slaapplaats, die bestaat uil een krib (2 voet boven den grond) en een zacht matras. De krib is aan het hoofdein de met sterke hengsels of scharnieren aan den muur bevestigd, en kan, indien niet in gebruik, tegen den rnuur worden opgesla gen. Ook bevindt zich naast iedere krib een tafeltje, dat tegen den muur opklapbaar is. Op deze wijze kan er dus geen vuil ondci 'de bedden of tafeltjes blijven liggen. Aan het einde van de ziekenzaal staat een groot altaar, waar door de priesters eiken dag een dienst wordt gehouden. En thans moeten wij de fraaie stad Li vorno vaarwel zeggen. „Vaarwel Livorno, het pronkjuweel der steden. 'Adieu, met Uwe bekoorlijkheden. „Met Uw paleizen groot als Hemelscho gebouwen, „En Uw gewelven schoon, uit marmersteen gehouwen. i,Uw straten geplaveid met grooto schoone i zerken, „De Tempels vol van pracht, kasteelen cn de Kerken. v,Uw beelden en festoen van wit albast gesneden, »,En met metaal gesierd, de allerschoonsle leden. „Natuur en Kunst is daar gestrengeld aan elkander" „De eene overtreft in schoonheid niet d*> ander, „De orde en de pracht, de weelde cn vermaken. „Wellevendheid is daar, jaloerschheid gaat men laken, „Een ieder is beleefd, sinjors moet men groeten Ik buig voor Livorno, mijn hoofd tot aan do voeten. Op 14 November zeilden wij van Livorno en kwamen na een voorspoedige reis den 26sten November te Cadix aan. Wij zochten hier onze oude vrienden weer op en maakten eon tochtje met een bark naar Porte Mari, een groot dorp dat tegenover Cadix ligt. In dit dorp wonen veel visschers; wij zagen hier een reus achtige rog, die meer van een monster had dan van een viscli. Deze rog was zoo groot, dat er drie of vier mannen en een takel voor noodig waren om hem uit de bark te krijgen Eet Kameleon. Op de Spaansclic kusten aan de Middel- landsche Zee komt een beest voor, kamo leon genaamd, dat zich meest op klipachtig terrein cn tusschen de struiken ophoudt Dit beest verandert van kleur, al naar de kleur van de omgeving waarin het zich be vindt. Ik kreeg te Cadix twee van deze die ren, die donkergroen cn zwartbruin ge kleurd waren. Ik nam er verschillende proeven mee, doch zij behielden liun oor spronkelijke kleur, wat ik ook probeerde. Men vertelde mij nu, dat deze beesten te .oudbakken" waren cn reeds te lang door den persoon, waarvan ik ze gekregen had, bewaard waren geworden. Diezelfde man bracht mij er later nog een, waar hij zóó mede van buiten kwam cn dat ook een an dere kleur had dan dc eerste twee. Het dier was lichtgroen gekleurd en om het deze kleur tc doen behouden, bewaarde ik het in een doos met groene bladeren. Na dat het beest een nacht in de doos had ge legen, maakte ik 's morgens net deksel ios en zag tot mijn verwondering, dat het thans zwart en bruinachtig van kleur was en ook veel dunner was geworden. Ik zette hte diertje met de bladeren in de open lucht cn binnen een half uurtje had het zijn groene kleur weer terug, terwijl het ook weer even dik was als in het begin. Vervolgens zette ik het beest in een zwarte hoed, deed er een zwarte hoed overheen, en binnen een kwartiertje was 't zwart; daar na wikkelde ik het dier in wit papier en toen ik het er na een half uurtje weer uit haalde, had het de witte kleur van het pa 'pier aangenomen, uitgezonderd hier en daar een licht geel vlekje. De groene kleur van de bladeren nam 't het snelste aan. Als men het beest in het donker zette, kreeg het ook een donkere zwartachtige kleur. Zijn voedsel bestond uit kleine - vliegjes, muggen of muskieten, die het zeer snel wist te vangen met zijn lange, aan het uiteinde van een soort lepelachtig blad voorziene tong. Het beest schijnt zich door de veran dering van kleur tegen zijn vijanden te be schermen, daar het onzichtbaar wordt door fle kleur van zijn omgeving aan te nemen. Het dier kan zeer lang zonder voedsel le ven; ik heb het vier weken bij mij gehad, terwijl het niets anders tot zich nam dan lucht. Ik had het in een vogelkooitje opge sloten, maar 's nachts als het donker was in de hut, werd het beest zoo dun, dat het door de tralies heen kon kruipen. Toen het beest een dag of zes bij mij was geweest, veranderde het niet meer van kleur en bleef zwartachtig bruin. Vermoedelijk heb ben de onderzoekers, die schrijven dat de kleurverandering met het bloote oog niet te zien is, ervaringon opgedaan met beesten, die reeds te lang uit hun natuurlijken staat waren geweest. En zij die beweren, dat deze hoesten van den wind leven, hebben waarschijnlijk niet opgemerkt, hoe vlug zij met hun tong vliegen of muggen naar bin nen slaan. Lissabon. Na op 29 December van Cadix te zijn ver trokken, arriveerden wij den 6den Januari an het jaar 1764 te Lissabon. Op 26 Janu ari d.a.v. wilden wij weer vertrekken, doch juist toen wij het eene anker gelicht had den, kwam er een groote sloep met de Hol- landsche vlag aan boord naar ons toe, waar in de Consul was gezetem Er werd order gegeven om het anker terstond weer te la ten vallen en den volgenden dag kregen wij een twintigtal gevangenen aan boord, af komstig van het schip „Nyenburg" der Oost-Indische Compagnie. De bemanning van dit schip was namelijk aan het muiten geslagen en had de officieren van de wacht overhoop gestoken; zij hadden zich daarna meester gemaakt van alle wapenen en go- weren, terwijl de overlevende officieren zich overal hadden verborgen. De „opperstuur man" was buiten aan het schip onder den bazaansmast gekropen en had daar een heele nacht en ochtend doorgebracht; de anderen hadden zich verscholen onder hout en zeilen. Zij hadden vreeselljk in angst gezeten om ontdekt te worden, tot dat de rebellen „pardon" uitriepen voor alle over levenden. Dit voorval had plaats gehad tus schen de Marokkaansche en dc Braziliaan- sche kust of juister uitgedrukt, tusschen Afrika en Amerika. Onderweg ontmoetten zij de Oost Indië-vaarder de „Oranjezaal", die van Batavia kwam. Zij praaiden elkaar en toen men op de „Oranjezaal" naar den welstand informeerde, moest de „opper stuurman" door den scheepsroeper meedee- len, dat alles wel aan boord was, terwijl de rebellen met de revolver in de hand naast hem stonden. Toen de „Oranjezaal" uit het gezicht was, werden de stuurlieden gedwongen koers te zetten naar de Braziliaansche kust Met de kaarten cn het kompas bij zich, controleer den de rebellen op het halfdek of de goede koprs werd aangehouden. Vlak bij de Bra ziliaansche kust geraakte het schip op een zandbank en de stuurlieden waren van mee ning, dat het daar niet meer van af kon komen. Vijf der voornaamste opstandelin gen verkozen met een der grootste sloepen naar den wal te gaan, terwijl zij 14 man als bedienden meenamen en den opper stuurman en den derden stuurman als roei Het Cameleont een wonderdier in Veld kamp s oogen. Naar het leven geteekend. ers aanwezen. Zij namen al het goud en de kostbaarheden mede en hadden zich van tevoren de prachtigste costuums laten ma ken; scharlaken en purperen kleeren rijke lijk gegalonneerd met goud, in de vooring waarvan de dukaten genaaid waren. Om hun lichaam droegen zij bovendien gordels, die ook alle gevuld waren met ducaten. En zoo trokken de heeren dan naar de Braziliaansche kust, voorgevende een ha ven te zullen zoeken en dan de sloep terug te zenden om dc anderen af te halen. Maar zij lieten de sloep aan den wal liggen en liepen het strand langs in de richting van Pharnabul, de overigen op het schip aan hun lot overlatende. (Daar het schip op de zandbank zat, meenden deze daar hun graf te zullen vinden, doch het geluk wilde, dat de schuit weer vlot raakte en men goed cn wel in Cayenne aankwam). De rebellen trokken langs de kust voort, somtiids hon ger en dorst lijdende; alles wat zij onder weg kochten moesten ze met ducaten be talen, daar dit het kleinste geld was, dat zij bij zich hadden. Eindelijk arriveerden zij dan toch in Pharnabul; zij gaven zich hier uit voor Pruisische officieren, wier schip bij een storm was vergaan. Zij wer den als belangrijke personages ontvangen en namen hun intrek in het grootste en voornaamste hotel. Zij leiden een vroolijk leventje, wandelden eiken dag door de stad en werden door de inwoners met de meeste onderscheiding behandeld. In het begin werden den opperstuurman en dc derde stuurman nauwlettend bewaakt, doch toen het op den duur zoo goed ging en zij geen kwaad meer vreesden, lieten zij deze aan hun lot over. Nu wilde het geval, dat deze beide stuurlieden op zekeren dag in de stad een heer ontmoetten, die Hollandsch sprak. Zij durfden echter niet lang met hem te praten, doch verzochten hem of zij eens bij hem aan huis mochten komen om alles te vertellen, hetgeen nog dienzelfden middag geschiedde. Deze heer bleek een medicus te zijn, die te Leuven in Brabant had ge studeerd. Hij zcide hun, rustig naar hun hotel terug te keeren en zich even vroolijk als anders te gedragen, zoodat de rebellen niets aan hen zouden merken. Het ging er dien avond dan ook weer vroolijk toe en er werd menig glaasje punch gedronken. Na afloop ging ieder zeer vergenoegd naar zijn slaapplaats, maar ziet, wat gebeurde er nu? Te middernacht werd het hotel door soldaten omsingeld en werden allen ge vangen genomen, de kleeren werden los getornd en het geld in beslag genomen. De rebellen deden niets als vloeken ec tie ren, wie hun toch wel verraden mocht heb ben, maar zij waren allen geboeid en moes ten zich nu met water en grove spijzen te vreden stellen. Afgcloopen was het met het officiertje spelen! Zij werden twee aan twee met koopvaar dijschepen, die van Pharnabul naar Lissa bon voeren, meegezonden, waarna de hee ren bij ons aan boord werden gebracht. Den 29sten Januari gingen wij weer on der zeil en op de verdere reis viel niets bij zonders voor. (Slot volgt).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 10