SWELAAR
Voorkomen
C. H. van DOORN Zn.
HRMA
KENT li ONZE GROOTE
COLLECTIE
Zijden tricot lingerie
in Charmeuse en
Dubbel Charmeuse
EEN HEERLIJK REISJE
OP HET IJS
Op het Schoolplein
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kindoren met
gezonde voelen en stevige, rechte
beencn door het leven gaan.
Gooit zo minstens tot 17 jaar
Proventor schoonen.
PREVENTOR
De Juiste schoon voor groeiende voeten.
Gediplomeerd Voctkundige.
UTRECHTSCHESTRAAT 9. TeL 219.
door
I C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk I.
Eon Pracht-Plan!
„Hans oil Tom! Kom eens gauw beneden!"
riep Mevrouw Tichers op een inopien dag
in het begin der maand Juni onder aan de
tran.
Even later stormde het tweetal naar be
neden. Als Moeder op zoo'n vroolijkcn toon
iets riep, konden zij er stellig van op aan,
dat het iets prettigs gold cn daar je een
prettige tijding nooit te vroeg kunt. hooren,
hadden zij natuurlijk haast
Wat zou er zijn? Met gezichten, waarop
duidelijk groote spanning tc lezen stond,
kwamen zij do huiskamer binnen cn
zagen, dat. Vador in een brief vordiept was.
't Werd hoe langer hoe raadselachtiger!
Glimlachend keek Vader op, terwijl hij zei:
..Een brief van Oom Jan, jongens!"
Dat was goeds nieuws, want van Oom
'Jan kon je nooit anders dan prettige din
gen verwachten, dingen, waarover andere
Ooms zelfs niet schenen to denken on die
Oom Jan als dc meest natuurlijke zaken
der wereld voorstelde, maar dio altijd ccnig
bleken te zijn.
Een brief van Oom Jan voorspelde dus
reeds veel goeds.
'Toen do beide jongens hun plaatsen aan
de ontbijttafel hadden ingenomen, zet
Vader dan ook:
„Oom Jan heeft een plan cn om geen
enkele bijzonderheid ervan over to slaan,
zal ik jullie uit Ooms brief voorlezen,, wat
hij er over schrijft."
Met gespitsto ooren luisterde het tweetal,
terwijl Vader met duidelijke stem voorlas:
Dezer dagen kocht ik een groote
reis-auto en nu heb ik het volgende plan:
in dc vacantie met mijn neven Hans en
Tom een reisje dooi- ons land te maken..."
Even moest Vader ophouden om naar dc
gezichten van zijn zoons tc kijken.
J „Hoera! Wat'n bof!" juichte Tom.
I .,'t Is een reuze-plan!" vond ook Hans.
J Stellig zouden zij nog veel meer uitgeroe-
l&pen hebben, als ze niet zoo nieuwsgierig
[geweest waren naar den verderen inhoud
m van Ooms brief.
Aandachtig luisterden zij dan ook, toen
K Vader voortging:
„...Mijn nieuwe koets is eigenlijk een
soort luxe-kermiswagen. Binnon-in is oen
L aardige kamer, waarin tal van gemakken
L zijn aangebracht. Er staan niet alleen een
B tafel en ccnige stoelen, maar zelfs oen
B klein buffet cn een kastje. Langs den ach-
tcrwand zijn bedden aangebracht, twee
boven elkaar, net als kooien op een schip.
De jongens zullen zeker wel in één daar-
van kunnen slapen
i- „Natuurlijk!" riepen ze allebei tegelijk
uit, terwijl Moeder glimlachend dacht:
„T huis zouden ze dat niet zoo gewillig
doen!"
Inlusschen las Vader al weer verder:
Vóór in den wagen is een soort keu
kentje ingericht met een miniatuur kook
gelegenheid. Alles gaat electrisch. We kun
nen dus ons eigen maal bereiden cn vooral
in dit opzicht roken ik op de hulp der jon-
gens. Maar... zo zullen niet alleen mijn
koks zijn! Ze moeten ook op zich nemen de
bedden op te maken, af tc wasschcn en den
wagen van binnen schoon te houden. Mijn
bezigheden zullen bestaan in chauffeeren cn
iict uitwendige van ons rijdend huis in orde
te houden. Zoo zal ieder dus zijn functie te
vervullen hebben. Wat dunkt je, zouden
de jongelui voor hun taak berekend
zijn?
„J^, ja!" juichte Hans.
„Natuurlijk!" voegde Tom er aan toe.
Maar Vador, die zijn beide jongens eens
graag in het ootje nam, zei met een heel
ernstig gezicht:
„Maar ik geloof het niet! Koken, goed
koken, kan lang niet iedereen en wat bed
den opmaken en netjes stof afnemen be
treft, geloof ik niet..."
Zou zou er nu heusch nog wat tus-
scbenbeide komen?
Met teleurgestelde gezichten beken Hans
en Tom Vader aan. Maar Moeder kreeg
medelijden met haar twee bengels en stelde
voor: elk vrij oogenblik te benutten om
hun in een en ander les te geven.
Moeder was toch een schat! Altijd wist
ze raad, zelfs al leek de één of andere te
leurstelling onoverkomelijk. Zoo was het
ook nu weer. Moeder zou wel zorgen, dat
het heerlijke plan niet in duigen viel door
hun koken cn de rest te leeren. 't Was nog
ruim zes weken en zoo vrecselijk veel huis
werk zelfs tegen de groote vacantie!
hadden zij op hun school gelukkig niet. Dat
was ook een bof!
Vader en Moeder gaven hun toostemming
en daar het juist Woensdag was, zouden
Hans en Tom dien middag Oom zelf op zijn
brief antwoorden.
Gewoonlijk maakten zij zich van alle
briovenschrijverij af, maar n u lieten zij het
zelfs niet aan elkaar over! Ze wilden alle
bei schrijven.
Was dat tcekenend voor hun vreugde of
niet?
Het waren dan ook twee geestdriftige
brieven, die Oom den volgenden morgen
ontving, overvloeiende van dankbaarheid
en doorspekt met allerlei jongensachtige
termen, die Oom Jan duidelijk hun opwin
ding vertolkten.
„Als 't maar niet tegenvalt!" dacht Oom
onder 't lezen. Maar neen, daar zou hij wel
voor zorgen! Afwisseling genoeg op zoo'n
tocht en ook Oom Jan verheugde zich bui
tengewoon op dat reisje met dc neven in
zijn „kermiswagen". Ijverig ontwierp hij
een pracht-plan, want dat do auto hen
naar Hollands mooiste plekjes brongen
moest,' was iets, dat als een paal boven
water stond.
Toen Hans en Tom op school vertelden
van het reisje, dat hun in de vacantie
wachtte, waren er maar weinig jongens,
die geloof aan hun woorden hechtten. Maar
de beide aanstaande reizigers spraken zóó
overtuigend cn hadden zulke eerlijke ge
zichten, dat de één voor en dc ander na
toch begon te begrijpen, dat het geen „op
schepperij" was. En toen het tot de kame
raadjes doordrong, dat het echt gebeuren
zou, werden Hans cn Tom door allen be
nijd. 't Was immers net iets uit een bock!
Menigeen 6laakte de verzuchting:
,,'k Wou, dat ik ook zoo'n Oom had!"
En dit maakte natuurlijk, dat Hans cn
Tom nog meer ervan doordrongen werden,
dat Oom Jan werkelijk een „eenige Oom"
was, zooals er geen tweede op do hcele
wereld bestond. Wat 'n reuze-bof toch, dat
hij juist hun Oom was!
Dien nacht droomden dc jongens van
reusachtige auto's, die zij van binnen
schoon moesten houden, van drinkglazen,
die maar niet helder wilden worden bij het
orawasschen, van groente, die aanbrandde
en melk dio overkookte, maar... die droo-
men schrikten hen toch niet van de voor
gespiegelde reis af! Integendeel: toen zij
zich 's morgens eens goed dc oogen uitwre
ven, was het hun een heerlijke zekerhoid tc
weten, dat zij slechts gedroomd hadden en
er nog ongeveer zes weken vóór hen lagen,
waarin zij zich in de edele huishoudkunde
konden bekwamen. Zo zouden wel zorgen,
dat Oom Jan zich in geen enkel opzicht te
beklagen had!
Wout Ellcvoet, een jongen in de klas, dien
zij nooit goed hadden kunnen uitstaan, be
weerde wel, dat hij er voor bedanken zou
„knechtje te spelon, nog wel in de heerlijke
zomervacantie," maar Tom zei lachend:
„De druiven zijn zuur, mannetje!"
En het algemeen hoongelach der andere
jongens zorgde er voor, dat Wout in het
vervolg zijn minder aangename opmerkin
gen niet over de lippen komen liet.
Kees Terpstra cn Niek ten Hove, de
vriendjes van Hans cn Tom, gaven onom
wonden tc kennen, dat zij het tweetal be
nijdden. Lachend vroeg Kees:
„Wat moeten jullie voor dien Oom heb
ben?"
Maar Hans cn Tom verklaarden eensge
zind, dat Oom Jan niet te koop was. Voor
niets ter wereld zouden zij dien bovenste
besten Oom willen afstaan.
Hadden ze geen gelijk?
(Nadruk verboden).
(Wordt vervolgd).
't Was winter en in Dierenland
Was het nu volop feest.
Nog nooit was 't ijs zoo mooi en glad
Of zelfs zoo sterk geweest!
Twee jonge hondjes: Hek en Juun,
Die zwierden, 't was een lust!
Ze reden heel goed schaa tsen, maar
Toch was Moes ongerust.
Want hier on daar zag men oen wak.
Daar was 't gevaarlijk, nou!
En Moeder blafte: Opgepast!
Een ong'luk heb je gauw!
Maar Hek en Juun, vol overmoed,
Die kenden geen gevaar.
Helaas! En wie zc beiden zog,
Zei: Wat een aardig paar!
flto f.«W<rcHT-
Tot plotseling... daar was een wak!
Juun zag 't nog net op tijd.
Maar Hektor reed pardoes er in
Blafte van schrik cn spijt.
Gelukkig, daar kwam vriendje Spits.
Hij beet Hek in een oor
En trok den drenkeling op 't ijs.
Nog niet to laat was 't, hoor!
Hek dankte Spits wel honderdmaal
En zei: Waf, waf! waf, waf!
Ik blijf voortaan van zoo'n naar wak
Geloof me! 'n Heel eind af!
En 's avonds met oen grootcn doek
Zat Hektor bij den haard.
Hij blafte in do hondentaal:
Zoo'n vriendschap is wat waard!
Bon jij, Spits, later in gevaar,
Dan red ik jou, dat 's vast!
Maar Moeder zei: 't Is beter nog,
Dat ieder goed oppast!
(Nadruk verboden).
CARLA IIOOG.
door
C. %E. DE LILLE HOGERWAARD.
Bijna den geheelcn nacht had het zonder
ophouden gesneeuwd, zoodat er heel wat
gevallen was, toen Henk het gordijn van
het slaapkamertje, dat hij met zijn broertje
deelde, opentrok cn met vreugde de witte
wereld gadesloeg.
„Jongens, wat fijn!"' riep hij opgetogen
uit, zich nauwelijks den tijd gunnend het
hoofd naar zijn broertje om te wenden;
„Piet, het heeft gesneeuwd!"
Piet, die gewoonlijk een langslaper was
en om de con of andere kleinigheid gocn
minuut te vroeg uit zijn bed zou komen,
bezweek voor deze opwindende tijding en
stond in een wip naast zijn broertje om het
heerlijke nieuws met eigen oogen te aan
schouwen. Sneeuw! En dat juist op een
Zaterdag! Kon 't mooier?
Reeds had Henk het raam opgeschoven,
een handvol sneeuw uit de vensterbank ge
nomen cn was hij op het punt Piet eens
flink te „wasschcn". toen Moeder op de
kamer kwam en lachend zei:
„Dat hoeft niet, Henk! Vanmorgen is Piet
heusch goed wakker!"
Vlug kleedden dc jongens zich nu aan
en hoewel Piet andore morgons wel eens
mopperen kon, dat het water zoo koud
was, n u scheen hij het lekker te vinden,
't Was immers winter en er lag sneeuw!
Vreemd, dat die witte massa op eens
heelemaal veranderen kon!
Aan het ontbijt liep het gesprek natuur
lijk over de sneeuw, terwijl Vader nu en
dan een opwindende mcdedoeling uit het
morgenblad voorlas. In Groningen zakte
men al bijna tot de knieën in de witte
massa weg, In Frieslaud was zelfs een auto
ingesneeuwd en het heelo treinverkeer was
natuurlijk fn do wart
„HoeVa!" riep Henk plotseling uit en zijn
vreugdekreet gold niet zoozeer den ontred
derden spoordienst als wel do voorpret, die
bij bij al die sneeuwverhalen had. Want
geloof maar, dat ze die sneeuw niet op den
grond zouden laten liggen! Daar was zo
toch zeker niet voor gevallen?! Neen, ze
zouden vóór schooltijd een echt sneeuwge-
vecht houden, 't Schoolplein was groot ge
noeg en Henk branddo zich bijna aan zijn
warme melk Moeders raadgevingen in
den wind slaand zoo'n haast had hij om
naar buiten to kemen!
Natuurlijk had hij graag zijn boterham
men er voor laten staan, maar... daar
hoefde je bij Moeder niet mee aan tc
komen! Dat wist Henk maar al te goed cn
het ccnige wat er op zat, was: zoo vlug
mogelijk door te eten. Vader en Mooder
deden vandaag maar een oogje dicht: er
lag immers sneeuw en dan kunnen jongens
niet zoo kalm on netjes eten, als zc eigen
lijk moeten.
Tegelijk waren Henk en Piet klaar. Vlug
trokken zc hun jassen aan, zetten hun pet
ten op en namen met een zwaai hun tas-
schen op.
„Niet al te laat thuis komen vanmiddag:
uiterlijk half één!" riep Moeder haar twee
tal nog na.
Boem! daar sloeg de deur dicht!
„Jongens en sneeuw!" zei Moeder
lachend, terwijl Vader al was het. heel
wat kalmer dan de jongelui ook aanstal
ten maakte om to vertrekken.
„Op een tram hoef ik niet te rekenen,"
zei hij. „Ik zal blij zijn, als die sneeuw weer
weggeruimd is!"
„Laat do jongens or oerst nog w&t van
genieten," vond Moeder, die al was zij een
meisje geweest, in haar jeugd toch ook dol
van sneeuw gehouden liad.
„Ja, ja!" zei Vader lachend. „Vroeger
vond ik het ook een feest. Wat dat al lang
geleden 16!"
Toen Moeder alleen achtergebleven was,
outfermde zij zich over de vogels, die ter
eere van de sneeuw, een groote hoeveelheid
brood, kaaskorstjes, pinda's en zelfs appel
schillen kregen, 't Gevederd volkje zot al in
een paar naburige boomen op hun ontbijt
te wachten, terwijl een musch al eens op
het vaste plekje, waar zij altijd gevoederd
werden, kwam kijken.
Nauwelijks had Moeder dc deur weer
dicht gedaan, of het krioelde op den grond
van hongerige vogels, die zich naar harte
lust tc goed konden doen.
Intusschcn waren do jongens, al sneeuw
ballen-gooiend, het Schoolplein genaderd.
Reeds hoordon zij joelende stemmen, die
hun aantrekkingskracht op hen niet
miston. Zoo vlug als de. sneeuw liet toe
liet, liepen zij naar het punt van samen
komst. Do sneeuwballen suisden door de
lucht. Geen voetganger, die zijn leven zeker
was! Menigeen, die maar even den tijd liad,
besloot liever een kleinen omweg te maken,
dan zich in het kamp der sneeuwballen-
gooiende jongens lo wagen.
Maar oen oud moedertje mot een omslag
doek om meende daartoe den tijd niet te
hebben, 't Was al bijna negon uur cn z«
moest nog een heel eind loopen, vóór zij
aan haar werkhuis kwam. Door dio dikk*
sneeuw, welke nog lang niet overal opge
ruimd was, schoot zo maar langzaam op.
Wat zou zc doen? Maar neen, cr viel niet
to kiezen, haar mevrouw was zoo precies
cn kon geen te laat komen velen. Als i
haar oens haar werkhuis kostte cn dat in
den tegenwoordigen tijd, nu zo 't gold im
mers zoo hard noodig had!
„Dan maar vooruit!" mompelde zij, even
om zich heen kijkend, of er soms juist eon
sneouwbal haar kant uitkwam. En daar
dit niet het geval was, liep hot oudje dap
per langs den kant. Het plein oversteken
zou natuurlijk korter zijn geweest, daar zij
juist naar den tcgonovergcstelden hoek
moest, maar dat zou „als te roekeloos" zijn
geweest, zooals haar oude lippen prevelden.
Voorzichtig langs den kant zou misschien
nog gaan
Plotseling kregen Henk en Piet het
viouwtjo in hot oog. Zij 73gen ook ™'"im
Donkers, dien gcnicpigen jongen, dien jo
nooit vertrouwen kon cn dio liet altijc! ach
ter zijn mouw had. Dat hij n u ook niot
veel goeds in zijn schild voerde, begrepen
zij maar al to best. Waarom zou hij anders
zoo uitdagend naar het oude vrouwtje kij
ken. En zijn beide handen mot sneeuw!
op den rug houden?
Lang tijd om zich tc bedenken hadden do
jongens niet. Zonder aarzelen liep Henk
Wim Donkers dan ook tegemoet, hief zijn
hand op enzctle door die ééno beweging
het heelo sneeuwballengevecht eenigo
oogenblikken stop. Dc meest voor zijn post
berekende verkeersagent zou 't hom niot
verbeterd hebben! Maar dat was niet naar
don zin van Wim Donkers!
„Flauwe vent! Hij is van de pclissie!
Dooie diender! Stille verklikker!" hoonde
Wim.
IIcnk stoorde zich daar echter niet aan.
Ditmaal was hij Wim toch eens tc slim af!
Hij deed net, alsof hij vrecselijk boos werd
en kwam dreigend op Wim af. Deze, die
zooals het meer voorkomt, wel een massa
praatjes had, maar toch heelemaal geen
held was, zctle het op een loopen. Henk
cn do joelende menigte achter hem aan!
Spoedig hadden zij hem ingehaald en
werd hij zóó flink met sneeuw gewasschen,
dat hij zich niet verroeren kon. 't Was een
ongelijke strijd cn Henk hief dan ook op
nieuw de hand op, ten teeken hem verder
ongemoeid to laten.
Woedend krabbelde Wim overeind cn
mompelde iels van „het dien stillen ver
klikker wel betaald te zullen zetten!"
Intusschen had Piot het oude vrouwtje
naar den tcgenovorliggenden hock van het
Schoolplein gebracht, daarbij niet langs
den kant gaande, maar het dwars overste
kende.
„Mcnsch! mensch! wat bennc d'or nog
een goeie jonges!" zei het oudje. Zij be
dankte Piet met een stortvloed van woor
den cn verdween toen haastig in de zij
straat, om na oen poosje zonder hinder
nissen bij haar werkhuis aan te bellen.
Ze raakte niet uitgepraat over 't gebeur
de op liet Schoolplein cn deed het verhaal
in kleuren en geuren aan ieder, die het
maar hooren wilde, 's Avonds vertelde zij
het thuis opnieuw.
't Was maar goed, dat Henk en Piet het
niet hoorden. Zo hadden immers heelemaal
niets bijzonders gedaan! Zo zouden het dan
cok stellig al weer vergeten zijn, als de don
kere blik, dien Wim Donkers hun bleef to®-