Zoon Held
RAMSELAAR
SKI-SOKJES
49 ct.
Voorkomen
Cl H. van DOORN Zn.
FIRMA
ZUIVER WOL
GROOTE SORTEERING
OOK IN DE
BETERE
KWALITEITEN
EEN HEERLIJK REISJE
SNEEUW
HOE FRED ZIJN SCHAATSEN
KREEG
ALS HET VRIEST!
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kindoren met
gezonde voeton en stevigs, rechte
boenen door het loven gaan.
Geelt zo minstens tot 17 jaar
Prcvcntor schoenen.
PRE VENTOR
D« Juiste sehoca voor n*o-lcnde voeten.
Gediplomeerd Voetkundige.
UTRECHTSCHBSTItAAT 9. Tel. 219.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
HOOFDSTUK II.
Toebereidselen.
In de weken, welko nu aanbraken, gaf
mevrouw Tichers haar zoons geregeld
les in de edele kookkunst en aanver
wante huishoudelijke vakken, waarin zij
zich vóór hun reis met Oom Jan moesten
bekwamen, ten einde de hun opgedragen
werkzaamheden naar behooren te kunnen
verrich ten.
Moeder had nog een paar oude eigen
lijk al afgedankte broeken en truien van
hen te voorschijn gehaald, want gelukkig
kwam het niet in haar op de jongens in
een huishoudschort te steken, iets wat ze
natuurlijk, als ver beneden hun waardig
heid beschouwd zouden hebben. In hun
oude uitrusting konden zij er echter tegen,
als de boter bij het bakken van een spiegel
ei hen eens bcspatte en zij het meel voor
pannekoeken-beslag bestemd, wat kwistig
uitstrooiden, zoodat 't. hen met een witte
laag bedekte in plaats van in de daartoe
klaar gezette kom terecht te komen, want
natuurlijk waren zo maar niet dadelijk
volleerde koks en ging alles niet van een
leien dakje!
Heimelijk waren de jongens innig dank
baar, dat Moeder er geen dienstbode op
nahield, die hen zeker wel eens noen,
meermalen! uitgelachen zou hebben. Er
waren heel wat belachelijke en zelfs en
tieke oogenblikken!
Zoo zocht Hans den eersten dag een pak
je aardappelmeel en toen Moeder hem
vroeg, waarvoor hij dat wilde gebruiken,
antwoordde hij met het ernstigste gezicht
der wereld:
„Om aardappels te koken, Moeder!"
Den volgenden dag was Tom juist bezig
door het keukenraam naar de vogels in
den tuin tc kijken, toen de melk plotseling
overkookte en een luid gesis, dat vergezeld
ging van een afschuwelijke lucht, hem er
plotseling aan herinnerde, dat hij op de
melk moest letten in plaats van naar bui
ten te kijken. Met droomen schoot je in ie
keuken niet op cn terwijl hij den vuilen
boel schoonmaakte, nam hij zich ernstig
voor, zich door niets en niemand te laten
afleiden, als hij weer bezig zou zijn melk
te koken.
„Ondervinding is de beste leermeester,"
zei Moeder en nooit had Tom zoo goed be
grepen, welk een grootc waarheid er in da'
spreekwoord schuilt
Maar zoo heel veel mislukte er toet»
niet! Wel brandde eens de spinazie, J«e
Hans kookte zoo vreeselljk aan, dat het de
heele familie werkelijk grooto wilskracht
kostte het bijna oneetbare groene goed naar
binnen te werken, maar... Vader en Moo-
der gaven het voorbeeld, Hans moest zich
wel groot houden en Tom, die bij zichzelf
dacht: „Wie weet, hoe ik het er morgen
afbreng?!" wilde zijn broertje natuurlijk
niet afvallen.
En toen een paar dagen later het gehakt
door Tom bijna verbrand werd, at de heel»,
famiüe weer met de zelfde stoere plichts
betrachting. Misschien dacht Vader w*i
eens: ,,'k Wou, dat ze zich maar nooit >p
koken toegelegd hadden!" Maar als hij «lui
het ongelukkige gezicht van den onf >r-
tuinlijken kok zag, zweeg hij uit medelij
den, op eens bedenkend, hoe hij verleden
jaar, toen Moeder ziek was, eens eon extra
lekker kopje thee had willen zetten en
vergeten had de thee er in te doen, zoodat
hij na een poosje helder water schonk!
De eerste dagen waren het moeilijkst,
zoowel voor de leerares in huishoudkunde
als de beide leerlingen en het publiek, zoo
als Vader zichzelf noemde, dat maar tevre
den moest zijn met hetgeen hem voorgezet
werd! Maar langzamerhand ging het beter
enmoest zelfs Vader erkennen, dat er
niets meer aan de maaltijden ontbrak.
Dat was een heele voldoening voor 'e
jongens! Ze vonden koken nu een leuke
bezigheid en veel prettiger dan bed Jon op
maken, stof afnemen en aanvegen, maar
ook dat hadden ze gaarne voor het
kende reisje over.
Ongeveer een weck voor den aanvang
van den tocht kregen ze een brief van Oorn
Jan, waarin deze schreef, dat er nog tweo
neven: Bob en Piet de Veer zoudert mee
gaan. Er was voor hen wel geen slaapge
legenheid in den reiswagen, maar een tont
konden zij er best in meenemen. Deze vu
dan 's nachts \yorden uitgezet, zoodat ook
Bob en Piet niet onder den blooten hemel
behoefden tc overnachten. Het zou boven
dien wel in goede aarde bij de jongens -'al
len, als hij voorstelde, dat ze om beu 'cn
in de tent zouden kampceren.
En alweer had oom Jan gelijk. De jon
gens waren opgetogen over dit nieuwe
voorstel, want het was ook hier: hoe meer
zielen, hoe meer vreugd! Bovendien konieu
Hans en Tom altijd uitstekend met Bob n
Piet opschieten. Ze logeerden dikwijls bij
elkaar cn hadden dan de meeste pret. Hst
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Uit donkergrijze luchten dwarr'len
Geruischloos blanke vlinders neer.
Hot sneeuwt! bet sneeuwt! roept 't
jonge volkje,
't Wordt, n u toch eind'lijk winter
weer!
Veel kindTen staan er voor de ramen,
De neuzen tegen "t vensterglas!
Omdat dc wereld door die vlokken
Een sprookje plots geworden was.
ro/ranwort.
Hoera, het sneeuwt! roept menig
kleuter,
Als t ophoudt, mogen wij er uit!
Aandachtig staat het jongo volkje
Te kijken voor de vensterruit
En als de sneeuw niet langer tuimelt,
Maar liggen blijft, dan snelt de jeugd,
Naar buiten. Meisjes, jongens juichen,
Genietend van de wintervreugd.
De wereld werd op eens een witte!
De sneeuw ligt voor het grijpen maar!
En voor zij weer naar huls toe moeten.
Komt Jan, de Sneeuwman, juist nog
klaar!
(Nadruk verboden).
denkbeeld om beurten twee aan twee in
een tent te kampeeren, verhoogde natuur
lijk nog het avontuurlijke van den tocht.
Was het wonder, dat dc jongens den
20stcn Juli, den dag, waarop de reis een
aanvang nemen zou, met ongeduld verbeid
den? 't Was maar goed. dat ze het In m is
.leertijd" zoo druk hadden, want and^s
was er heelemaal geen eind aan gekomen.
Nu was hun tijd echter te bezet om lang
te kunnon vallen. Wel zeiden ze eiken
avond met voldoening tegen elkaar, dat er
alweer een dag voorbij was en kwam er
een kruisje op hun kalender te staan.
Deze kruisjeslijn groeide, regelmn'^ aan
en richrto zich langzaam maar zeker -p
den 2östcn Juli, de dag, welke met rood
potlood een dikke omlijsting gekregen had,
een versiering, die haar in het oog der jon
gens dubbel en dwars toekwam.
Op den dag tevoren pakten zij keurig net
jes ieder hun eigen valiesje, dat lang niet
ahes bevatten kon, wat zij er wel aan
wenschten toe te vertrouwen en toch moest
er zooveel mogelijk in, want Oom Jan had
uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat zr
leder maar een klein valies mochten mee
nemen, daar dc bergruimte zeer bescheiden
was.
Met passen cn meten cn bijgestaan door
de praktische raadgevingen van Moeder,
die volgens de heele familie een speciaal-
pak-talcnt bezat, geiukto het echter het
noodige in de valiesjes te „stampen", zoo
als de jongens het uitdrukten cn stonden
deze op den vooravond der reis dan ook
kant cn klaar te wachten op de dingen, die
komen zouden.
Hans en Tom lagen bijtijds onder de wol
om de laatste uren, die natuurlijk „omkro
pen", maar te verslapon, het verstandigste,
dat ze doen konden.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
Wat had "t nu al heerlijk lang gevroren!
En wat hadden dc kinderen al veel mid
dagjes vrij van school gehad om schaatsen
te rijden! Heel wat sukkelaars hadden nu
goed leeren rijden en wie pas mot leeren
begonnen was, bracht 't een flink eind.
In Jaaps klas zaten heel wat beste rijders.
Meneer Stam, de onderwijzer, die een echt
sportief mensch was, kon prachtig rijden.
Hardrijden en schoonrijden. Als meneer op
de baan kwam. gingen de jongens gewoon
lijk aan den kant staan om naar 'm te kij
ken. Kunstig en sierlijk kon hij beentje-
ovcr doen. En achten maken, ja zelfs zijn
heelen naam kraste hij met den achterkant
van zijn schaats in 't ijs. De jongens waren
vol bewondering voor meneer Stam. En
menigeen zei: „Ik wou, dat ik 't ook zoo
kon als u!"
„Leeren, jongens! Oefenen!" raadde me
neer dan. En dan gaf hij hun een lesje in
het schoonrijden, om te beginnen m 't been
tje-over doen. Om beurten mochten ze met
meneer samen rijden en dan dacht je, dat
je al een heele piet was. Maar, o, wee! als
je 't alleen probeerde! Dan maakte je nog
al eens op onzachte wijze met 't ijs kennis.
Maar in 't hardrijden had meneer een
paar geduchte tegenstanders. Jaap en Ge
rard hadden 't al eens een paar keer van
meneer gewonnen. En nu had de onder
wijzer in overleg met 't hoofd van de school
een reuzeplan bedacht. Als 't aan 't eind
van de week nog vroor, zou er s Zaterdags
middags een wedstrijd gehouden worden in
het hardrijden cn in het schoonrijden. Twee
prijzen zouden er uit het schoolfonds be
schikbaar worden gesteld. Meneer dacht
twee mooie boeken en dan mochten ze zelf
den titel opgeven. Jaap meende, dat hij
wel een aardige kans had. „Ik kies: Als
schooljongen naar de Poolstreken", zei hij
in zichzelf. Hij hield zoo van reisverhalen.
Gerard had zijn zinnen gezet op Machine
Tom. Hij hoopte heel erg op een prij9 en
besloot zich nog eens flink te oefenen.
Sedert een paar weken was er een nieuwe
jongen op school. Hij heette Fred Rijpma.
Veel wisten do jongens niet van hem: hij
was een flinke leerling en scheen de klas
wat vóór te zijn. En hij was op school
gekomen met een heele rij broertjes en zus
jes. Bijna in iedere klas was er een ge
plaatst.
door C^C^.de Js>i//e /^oyer woarc/
Een heel klein, parmantig soldaatje
Van hout presenteert het geweer.
Het denkt: Och, wat had 'k 'n avontuur
graag!
Al was 't maar voor één enk'len keer!
Kwam daar nu op eens maar een roof
dier,
Een draak of een snook, wat je wilt!
Ik zou hem verslaan, zoodat 't monster
Van schrik in elkaar krimpt en gilt!
Ja, kwam er nu toch maar een vljajid!
Het een'ge, wat 'k zie, is een huis!
Ik klop op den muur maar geen ant
woord,
Dus stellig is bier niemand thuis!
Op eens gaat de deur van het huisje
Wijd openeen slak komt er uit»
Zij heeft op haar kop een paar horens....
Van schrikt gilt 't soldaatje nu luid!
Hij maakt rechtsomkeert cn snelt henen.
De held is voor 'n slakje gevlucht,
Dat heusch toch geen kwaad In den zin had
En enkel maar snakte naar luchtl
(Nadruk verboden).
Op eens schoot het Jaap onder de les te
binnen, dat ze Fred nog heel niet op de
ijsbaan gezien hadden. Hij moest hem be
slist eens vragen, of hij ook rijden kon. Na
tuurlijk kon Fred 't! „Rijpma" dat was een
echt Fricsche naam. En welke Fries kan
er nu niet rijden?!
Toch vergat Jaap 't tc vragen En pas
toen hij Fred op den besvusten Zaterdag
middag aan den kant van de baan zag
staan, dacht hij er weer aan. Zou Fred
meedoen? Allé jongens van de klas had
meneer opgeschreven. Maar Fred stond
daar zonder schaatsen.
Jaap liep op den jongen toe.
„Je doet toch ook mee?" vroeg hij.
„Neen, 'k heb geen schaatsen. Ze zijn me
veel te klein geworden," zuchtte Fred.
„Kan je wel rijden?"
„Nou, en of!"
„En zou je graag meedoen?"
„Natuurlijk, als ik maar schaatsen had."
Dadelijk liep Jaap naar meneer en ver
telde. wat er met Fred aan de hand was.
„En wat wou jo nu?" vroeg meneer.
„Dat Fred en ik samen doen met mijn
schaatsen. We moeten toch telkens twee
aan twee kampen. Zorgt u dus, dat Fred
en ik niet samen komen."
„Dat is gemakkelijker gezegd dan ge
daan,'' vond meneer, ,,'t lot moet alles be
slissen".
„Maar met aller goedvinden, zou 't ver
anderd kunnen worden," opperde Jaap.
»Ja, ja, ja." klonk 't van alle kanton.
„En desnoods kan hij op mijn schaatsen,"
stelde Gerard voor.
„Hulp genoeg," zei meneer blij. „Haal
Fred gauw!"
Alle klasgenooten waren nu aanwezig. Er
werd geloot en er waren geen mocilijkhe
den, want Jaap en Fred zaten niet in één
tweetal.
Nu kon de wedstrijd beginnen.
Ieder was nieuwsgierig naar Freds rij
kunst. Nu, dat was een Fries! Wat reed
die knaap! In een oogwenk was hij aan
't eind van do baan.
„Hij wint V werd er al gefluisterd.
En ja, Gerard w:on 't van Jaap, dus viel
Jaap af en in den laalsten kamp tusschen
Gerard en Fred, won de laatste t glansrijk.
Fred had den prijs voor 't hardrijden en.,
won ook dien voor 't schoonrijden. Een he
vig handgeklap en hoerageroep toonde, dat
ieder 'm zijn overwinning van harte gun
de. Meneer Stam drukte Fred de hand en
zei: „Nu mag je twee boeken kiezen."
Ieder van de jongens riep een titel, dien
hij mooi vond. Fred stond verlegen.
„Ik weet 't niet," zei hij.
„Of heb je liever wat anders?" vroeg me
neer.
„Ja, een paar schaatsen," galmde Jaap.
„Ja, ja," werd van allo kanten geroepen.
„Dat kan," besliste meneer, „Fred, bcb
je liever schaatsen?"
„Dolgraag, meneer, als 't kan," antwoord
de Fred blij.
En wat ze deden? Met z'n allen gingen
ze meteen de schaatsen voor den Frieschen
hardrijder koopen: een paar echte IJlster
schaatsen. En toen werd Fred in triomf
thuisgebracht onder 't zingen van:
Hij heeft den eersten prijs gewonnen,
Hiep, hiep, hoera! Hiep, hiep, hoera!
Freds moeder wist niet, wat er te doen
was. Wat was zo blij, toen ze van Freds
prijs hoorde!
Allen hopen nu maar, dat 't lang zal blij
ven vriezen en Fred veel zal profiteeren
van z'n nieuwe schaatson. Dan hebben ze
zelf ook nog pret
J. H. BRINKGREVE
ENTROP.
(Nadruk verboden).
Hoera! het heeft gevroren:
De vijver is al dicht!
Dat is toch in den winter
Maar w&t een leuk gezicht!
We kunnen gauw gaan schaatsen,
Als 'fc doorvriest! Wat een feest!
In lang is het in Holland
Zoo koud niet meer geweest!
We rijden dolgraag schaatsen!
O, jongens, 't gaat zoo fijn!
Wie zou er met die koude
Nu niet tevreden zijn?
Dat zijn... de arme menschcn
Voor hen is winter, nood!
't Ontbreekt hun aan zoo heel veel;
Aan kolen, kleeren, brood.
Kom, vlug dus wat gegeven!
Je hebt toch overvloed!
Doe daarmee arme menschen,
Nu 't winter is, eens goed!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden),