DE MOORDZAAK ESCHAUZIER J. A. SCHOTERMAN ST. EMILION GEVESTIGD 1878 UTR.STRAATl? C 1928 per flesch f 1.45. per anker f 58.50 SN MASSA'S SLIJTERIJ A. H. VAN NIEUWKERK N.V. THANS 53 GETUIGEN GEDAGVAARD Voortgezette behandeling WIJNHANDEL Onze Postvliegers onderweg Korte Beekstr. 6 Tel. 543 Beekeast.üaan ic COMPLETE MEUBILEERING 18 M 9DELK AMERS HUMORHOEKJE Onderzoek naar het gevonden briefje '3 Graven hag e, 22 Febr. Het gerechts hof te 'sGravenhage heeft heden de behan deling in hooger beroep van de strafzaak tegen den 32-jarigen techniker J. A. J. H. K. cn den 20-jarigen kantoorbediende J. G. W. P., beiden als verdacht van den moord op den heer VV. G. J. Eschauzier, gepleegd op O Mei 1931, des namiddags, in een perceel oan de Prins Hendrikstraat te 'sGraven hage, voortgezet. Verdachte K. werd door do Ilnagsche rechtbank op 20 Februari 1932 veroordeeld wegens moord en valschheid in geschrifte tot 20 jaren, verdachte P. wegens mede plichtigheid aan doodslag tot 5 jaren ge vangenisstraf, van welk vonnis zoowel het O. M. als de beide veroordeelden in hooger beroep zijn gegaan. Op 19 Mei 1932 werd de behandeling van dit hooger beroep voor het gerechtshof aan gevangen, doch zij werd, voordat het woord was aan den advocaat-generaal mr. J. A. de Visser, op verzoek van de verdediging ge schorst, teneinde een onderzoek in te stel len naar do echtheid van een in het costuura van verdachte I\. destijds gevonden papiertje (een uit een aanteckenboekje ge scheurd blaadje), dat als volgt luidde: „Beste K. Conform afspraak zou je hedenavond thuisblijven. Ik heb dan ook geruimen tijd op je gewacht, doch je bleef onzichtbaar en dat nog wel op onze eerste conferentie in 1931. Je begrijpt toch, dat dat mij verd begint tc ergeren. Memoreer toch, dat ik je 100.000 schuldig ben en dat ik uit dien hoofde mag verwachten, dat je mij met meer respect en voorkomendheid behan delt. Ik ben morgenavond tcrzelfdertijd hier. (w.g.) W. Eschauzier. P.S. Liefst vier dagen had-je noodig om mijn brief te beantwoorden. Loe tida bisa menjaoet lebih leka9 bina- tang! (In haast)." Inmiddels heeft dit onderzoek door een aantal deskundigen plaats gehad. Het gerechtshof is heden, bij de voortge zette behandeling van het hooger beroep, precies zoo samengesteld als op 19 Mei, n.l.: Jhr. mr. J. L. W. C. von Weiier, president; rnr. H. E. Cost Budde en mr. P. W. J. Bijnen, raadsheeren; mr. J. A. do Visser treedt wederom op als advocaat-generaal; mr. F. J. M. Nederveen, uit Roermond, als verdediger van verdachte K. cn mr. E. G. S. Bourlier. Den Haag, als verdediger van verdachte P. Er is vrij groote belangstelling. Gedagavaard zijn -42 getuigen en deskun digen door het O. M. en 11 door de ver dediging. Eerste getuige is de heer A. Uijtenbo- gaart, tandarts tc 's-Gravenhage. Deze heeft een brief aan de rechtbank geschre ven, waarin hij mededeelt naar aanleiding van het dagbladverslag over de moordzaak in het ochtendblad van 8 Februari 1932, dat hij destijds den heer Eschauzier een kunstgebit heeft geleverd. Het kan zijn dat op het oogenblik dat den heer E bij het op dezen begane misdrijf een prop in den mond werd geduwd, het bovenstuk van dat gebit is opgeschoven en dat aldus de prop tot den keel is doorgedrongen en den ver stikkingsdood heeft veroorzaakt. Mr. Nederveen: Van wanneer dateert, die brief? Pres.: Van 8 Februari 1932. Mr. Bourlier: Ik protesteer er tegen dat deze brief niet bij de stukken ter in zage voor de verdediging is gelegd. Mr. De Visser: De brief is op 28 Juni 1932 te mijner kennis gebracht. Het kan zijn dat de Officier van Justitie van de rechtbank hem. niet bij het dossier heeft gedaan, omdat de brief na sluiting van de instructie was ontvangen. Dr. R. R. Rochat, deskundige, die de lijkschouwing en het sectie-onderzoek heeft verricht, verklaart, dat bij het verwijderen van de prop het bovenstuk van het kunst gebit niet aanwezig was en dus ook niet uit den mond is geschoven. President: Bent u daarvan over tuigd? Dr. Rochat: Absoluut zeker! Pres. (tot verdachte K.): Hebt u het bo venstuk van het gebit van den heer E. ver wijderd? Verdachte K.: Neen, meneer de presi dent. Ik wist trouwens niet, dat de heer E. een kunstgebit had. Dr. E. C. van R ij s s e 1, deskundige, die met dr. Rochat het onderzoek verrichtte, legt een verklaring omtrent het kunstgebit af, welke met die van dr. R. overeenstemt Nog verklaart Spr. naar aanleiding van een vraag van verdachte K., dat het tand- vleesch in de bovenkaak van het slachtof fer een scheur van 3c.M vertoonde. Hierna zou als getuige worden gehoord de vrouw van verdachte K., die het be wuste briefje in het costuum van K. zou hebben gevonden. Deze was echter niet ver schenen en de president deelde mede, dat deze getuige verzocht heeft gebruik te mogen maken van het verschooningsrecht om geen getuigenis voor het hof af te leg gen. Daarna werd gehoord de broer van het slachtoffer, alsmede de heeren Visser en Pabst die verklaarden, dat het hun ge toonde briefje niet door den heer Eschau zier was geschreven. Ook de zoon van den heer Eschauzier aohtte het zeer onwaar schijnlijk dat zijn vader het bewuste briefje aan verdachte K. zou hebben geschreven Noch het handschrift, noch de inhoud zijn volgens hem van wijlen zijn vader afkom stig. Do heer P. G. Visser, procuratiehouder in de vennootschap van den heer W. Eschauzier, bij welko hij jaren in betrek king was, verklaart, dat het briefje niet den indruk wekt door den heer E. tc zijn geschreven, al lijkt het handschrift zeer veel op dat van den heer E. Bovendien correspondeerde de heer E. niet op derge lijke wijze. Indien hij een brief aan Ko- nings schreef, dan geschiedde het op blanco papier. Daar bovendien de heer E. een mankement aan den rechterarm had en daardoor slechts langzaam kon schrijven, was er geen aanleiding voor het bijschrift: „In haast!" Mr. Bourlier (tot den heer P. Visser): schrijft u nooit eens 'n briefje met de aan- teekcning ,.in haast", ook al hebt u inder daad den tijd? De heer Visser: Neen. Mr. Bourlier: Ik meermalen. Boven dien acht ik het onaannemelijk, dat iemand, die een valsch briefje zou hebben opgemaakt, daaraan dan nog een post scriptum, en nog wel in Maleisch, aan zou toevoegen. j De "Heer Visser: Ik blij? van meenin£; dat het briefje niet door den heer Eschau zier is geschreven. Mr. Bourlier: Och kom, we hebben 9 deskundigen, die het briefje voor echt ver klaren. Dc heer W. J. Pabst, die kassier bij den heer Eschauzier is geweest, is van meening, dat de woordenkeus een andere was dan de heer E. gewend wis te ge bruiken. De 52-jarige reiziger J. E. Brough, te wiens huize Konings inwoonde, doch die den heer Eschauzier niet kende, verklaart, dat Konings een drietal malen bezoek heeft gehad van iemand, van wien oom later oen portret is getoond. Getuige heeft toen opgemerkt, dat het portret wel geleek op het gelaat van den bezoeker, maar dat hij dezen niet met zekerheid kon herkennen. De echtgcnootc van Brougli, ver volgens als getuige gohoord. zegt dat dc heer E. ongeveer 9 maanden bij hen heeft gewoond. Ze herkent het portret van den heer E. ovenmin zeker als dat van den bedoelden bezoeker. De advocaat-generaal, mr. De Visser merkt op, dat tegenover de politie mevr. Brough zou hebben verklaard, dat zij het portret wel herkende als dat van den be zoeker. Nog stelt Spr. de getuige ecnigc vragen omtrent bezoekers, die wel bij K. kwamen. Mr. Bourlier: U eisc'.it wel heel veel an het herinneringsvermogen van dc ge tuige. Mr. De Visser: "Dat doet u op uw beurt van do getuigen zeker ook. De oud-resident Blok verklaart, dat het Maleische onderschrift van het briefje niet de taal is van een beschaafd man, doch kazerne taal. M r. L i e f t i n c k, oud-rechter in Indié, vertaalt het onderschrift als: „Jij ver beneden mij staand wezen zou wel eerder kunnen antwoorden, vuil zwijn." Getuigc's overtuiging is, dat een man van beschaving als dc heer Eschauzier, zulk een brief niet geschreven kan hebben, te oordcelen naar vorm, stijl en inhoud. Daarna wordt gepauzeerd. Te 2.10 wordt de zitting heropend. Verschenen is thans mevr. C. A. Hart man, echtgenoote van verdachte Konings. Zij herhaalt haar reeds schriftelijk gedaan verzoek om gebruik te maken van het verschooningsrecht om tc zwijgen. Do president: Dat is uw goed recht. U kunt dus heengaan. (Mevr. Konings-Hartman verlaat de zaal.) De president 'töt mr. Nederveen): Hoo is het briefje in uw bezit gekomen? Mr Nederveen: Het is mij in couvert per expresse toegezonden door de vrouw van Konings Getuige A. Versluys, werktuigkundige, zegt van Konings een brief te hebben ont vangen omtrent een technische vinding van Konings cn verklaart voorts, dat hij aan K. 5500 heeft betaald. President tot K.: En van den heer E. had u al eens 3000 ontvangen. U zat dus wel goed in uw geld. Getuige J. J. du Maine verklaart in een advertentie in De Telegraaf aanleiding te hebben gevonden met K. in relatie te tre den. Het is echter niet tot een financiecle afwikkeling gekomen met K. Rechercheur De Bont is bij de vrouw van Konings thuis geweest naar aanleiding van het in het vest van K. gevonden briefje. Hij vernam toen van de vrouw, dat de advocaat van K. bij haar was geweest om te informeeren of ér niet 'n briefje in de kleeding van K. was te vinden. Zij zou toen hebben gezocht, het briefje gevonden hebben en het aan den advocaat meege geven. Mr. Nederveen: Dat is interessant. Ik ben nooit bij de vrouw van Konings geweest. Wel heb ik eens met haar getele foneerd. De president: Is bij de visitatie van K. het vest doorzocht? Getuige: Ja, meneer de president, maar toen is er geen briefje voor den dag ge komen. De heer N. Boekma, directeur van het huis van bewaring, verklaart op een des betreffende vraag van den president, niets te hebben bemerkt bij een bezoek van de vrouw aan verdachte K. in het huis van bewaring waarbij getuige aanwezig was en nauwlettend heeft acht geslagen op hun handelingen dat K. aan zijn vrouw iets heeft overhandigd. President: Hoe was de verhouding tus- schen man en vrouw Konings tijdens het bezoek in "de kamer in het huis van be waring? Getuige: Kóel. President; Hoevêel brieven heeft de vrouw van K. aan haar man geschreven tijdens diens verblijf in het huis van bcwa- ing. Getuige: Tot December 1931 zes en zes tig. Daarna nog een in Januari en in Mei 1932. Wel is zij hem blijven bezoeken. Nog vraagt -mr. Nederveen den advocaat- generaal of de rechtercommissaris hem een persoonlijk bezoek heeft gebracht om to vertellen, dat het briefje niet in het dos sier was opgenomen. Mr. De Visser: Volkomen juist. Mr. Nederveen zegt zooeven een tele gram van dr. Sawdek uit Londen to heb ben ontvangen, waarbij deze vraagt of op zijn overkomst op morgen prijs wordt ge steld. Mr. Dc Visser: Dr. Sawdek is voor heden gedagvaard. Voor mij behoeft de heer Saw dek echter niet te verschijnen, doch ik kan mij voorstellen, dat de verdediging prijs stelt op diens overkomst. Ik maak mij gaarne de tolk van de verdediging ora dat te kennen te geven. Mr. Nederveen: Ik dank 11. De heer Van 't Sant, hoofdcommissaris van politie, verklaart dat hij destijds den commissaris Kramer er opmerkzaam op heeft gemaakt, dat uit het zakboekje van den lieer E. een blaadje was uitgescheurd, en wel het blaadje aan het einde: Dec. Januari. Het gevonden blaadje is echter uit een ander gedeelte van het boekje gescheurd. President: Er zouden dus twee blaadjes uit gescheurd moeten zijn. De heer Van 't Sant: Inderdaad, maar toen ik het boekje heb bekeken, misto er slechts één blaadje, doch niet dat waar over hier de beschrijvingen gaan. Getuige licht dit nader toe aan dc hand van het boekje. Do commissaris Kramer verklaart, dat het boekje is gevonden in de kleeding van den heer E. in het ziekenhuis. Op 29 April 1931 stond genoteerd: „Conferentie met Konings in Central". Spr. heeft toen dat blaadje er uitge scheurd omdat het voor de zaak van be lang kon zijn. Later heeft de hoofdcommis saris getuige attent gemaakt op het feit, dat er een blaadje uit was. Spr. heeft toen geantwoord: Dat klopt, want dat blaadje heb ik er uit gescheurd voor het verdere onderzoek. Mr. Nederveen wil niet twijfelen aan dc waarheid van hetgeen de heide politic autoriteiten verklaren, maar hij vraagt zich af, waarom dit niet eerder ter sprake is gekomen. Zijn die verklaringen wellicht 'n beetje gekleurd? Mr. De Visser: Het blaadje was destijds nog niet geproduceerd. Verdachte Konings: Dc lieer Van Ledden Huisebosch zegt in zijn rapport, dat er meerdere blaadjes zijn uitgescheurd. Het is dus wel opmerkelijk, dat de com missarissen dat niet hebben ontdekt President: Die meerdere blaadjes waren geperforeerde, doch de hoeren Van 't Sant en Kramer bedoelden 'n uitgesneden of gescheurd blaadje. Hoofdinspecteur Van den Heuvel wordt nu gehoord. De president stelt den heer Van den Heu vel eenige vragen omtrent het gevonden boekje, oa. of het hem is opgevallen, dat er geperforeerde blaadjes uit het boekje ontbraken. Do heer Van don Heuvel antwoordt ont kennend. Wel ontbrak een nict-gcperfo- reerd blaadje. Commissaris Kramer heeft evenmin op gemerkt, dat er geperforeerde blaadjes ontbraken. De hoofdcommissaris, dc heer Van 't Sant, antwoordt desgelijks. Mej. Haga, die boven het pakhuis in de Westerbaenstraat hoeft gewoond, verklaart op Zondagmorgen 10 Mei geklop te heb ben gehoord. Dat konden echter ook ba nanen zijn geweest uit het naastgelegen pakhuis. Die vallen wel eens. Verdachte Konings: Dat geklop moet uit het pakhuis benedon de woning van mej. H. zijn gekomen. Mr. Do Visser: Heeft mej. H. later dat geklop ook nog wel ecDS gehoord? Getuige. Ja, 'n dergelijk geluid. Bananen hangen aan rekken; het gebeurt af cn toe dat een aantal bananen vallen. Do echtgenoote van den heer Born ver klaart nog. dat op 8 Mei Ponders en op 9 Mei Konings bij haar is geweest; laatstge noemde heeft toen het pakhuis gehuurd. Mej. v. d. Vliet, kamerverhuurster, bij wie Konings destijds heeft gewoond (vóór do Prins Hendrikstraat) verklaart, dat de heer Eschauzier wel enkele malen bij K. aan de deur is geweest en dat deze haar had gezegd, dat de heer E. met hem in relatie stond omtrent oprichting van een fabriek. K. had gevraagd, de salon tijde lijk af te staan voor een onderhoud met den heer E., maar dat had zij niet toege staan. Mr. De Visser: Dus de heer E. is niet binnen geweest? Mej. v. d. Vliet, Neen, voor zoover ik kan nagaan, niet. Alleen aan de deur. Mr. Bourlier: Gaat. u wel eens inkoopen doen? Mej. v. d. Vliet: Jawel, maar dan ben ik toch altijd gauw weer thuis. Rechercheur Kooiman, als getuige a dé charge gehoord, geeft eenige inlichtingen omtrent een onderzoek naar de juistheid van mcdedeelingen van Konings, dat hij een kamer had willen huren in dc Dc Rie merstraat, doch dat hij daarop niet was ingegaan wagens de gehoorigheid in ver band met naastgelegen vertrekken. Hij zegt, dat inderdaad om die reden de huur niet was doorgegaan. De heer Williams, commies P.T.T., ver klaart,-dat Penders op Vrijdag, 8 Mei 's middags bij hem aan het loket was ge weest om te vragen naar plakzegels van 10. Er was echter geen plakzegel ge kocht. De winkeljuffrouw van een boekhandel De Koning in de Passage verklaart, dat op 8 Mei de beide verdachten bij haar in den winkel zijn geweest om een doos met kaarten en enveloppen en inkt te koopon. Dr. C. J. v. Ledden Hulsebosch, scheikun dige te Amsterdam, heeft een onderzoek in gesteld van het briefje uit hot zakboekje en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat het. een vervalscht briefje is, dat door Ko nings moet zijn geschreven. Hij is huiverig, dat „schrift" tc noemen, daar het haaltje voor haaltje is geteekend zooals een in schrijfletters op een ruit ge schilderde naam. Getuige heeft verschillende valschheids- teekenen opgemerkt, evenals dr. J. Schrij ver uit Amsterdam, die met hem samen werkt, Zoo hebben zij een 15- a 16-tal valschheidsteekenen aangetroffen. En wan neer spr. vanavond er weer op ging tu ren met de microscoop, dan zou hij er weer valschheidsteekenen bij vinden. Het schrift van den heer Eschauzier toonde goheel andere kenmerken, het ging n.l. na enkele trekken dc hoogte reeds in, evenals 'n vliegmachine. Verdei* wijst spr. erop, dat in het bijzon der de letter z. op het briefje geheel over eenkomt met de wijze waarop Konings de z. placht te schrijven en dat deze niet ge lijkt op die van den heer E. üok de wijze waarop dc m. is geschre ven vertoont belangrijke verschillen met de m. zooals de heer E. die schreef. Ook is Konings, nadat hem op dit verschil in het rapport was gewezen een andere ra. gaan maken, niet meer gelijkend op de m. van het briefje, n.l. van 1 November af. Verdachte KV Dr. v. Ledden Hulsebosch vergist zich. Pas in het 3o rapport heeft hij op dat verschil van de m. gewezen. Bovendien schrijf ik twee verschillende ra's, zooals wel meer menschon dat doen. Voorts kan men in twee handteek'enin- gen van den heer E. eveneens 16 punten van verschil aantoonen. Verdachte heeft met zijn verdediger do proef genomen door het plaatsen van dc handtcckening op een strookje van 6 bij 3 centimeter en daarna op een strookje van 3 bij VA centimeter. Er komen dan nog Areel meer verschilpun ten voor den dag. Mrs. Bourlier en Nederveen zouden de deskundigen togen elkaar willen hooren. Dr. J. Schrijver, arts 'te Amsterdam, zegt het briefje en de rapporten cn contra-rap porten nauwkeurig te hebben bestudeerd. Hij heeft ook kennis genomen van de Wijze, waarop de deskundigen elkaar in de haren hebben gezeten. Zijn conclusie is, dat het briefje valsch i3 en dat het is op gesteld door Konings. Men' heeft er zelfs buitenlandsche schriftkundigen bijgehaald alsof het hier een buitengewoon moeilijk geval gold. Spr. heeft zich afgevraagd hoe het mogelijk is, dat schriftdeskundigen een stuk echt verklaren, dat hij reeds na korte studie voor een falsificaat moest houden. Hij ziet de oorzaak in het feit, dat men het schriftdeskundig onderzoek opdraagt aan menschcn, die het vermogen missen, het schrift te zien in zijn geheel als weer slag van een psychische werkzaamheid, die door de schrijfbeweging wordt over gebracht. Spr. meent dat dr. Ilesseling en dr. van Wagoningh het schrift niet aldus vermogen te zien en het briefje beschou wen als een aaneenrijging van schriftvor men, waarmee zij uitéénscheuren, wat aan de schrijfbeweging als het ware bijeenbe- hoort. Daarbij volgt dr. Hesseling nog de funeste uitknip cn opplakmethode, waar mee hij ook anderen belet, het schrift als een geheel te zien. Mr. Bouriier: U valt uw mededeskundi gen, die hier nog niet aanwezig zijn, per soonlijk aan. Mr. De Visser: Straks kan dr. Hesseling dezen deskundige weder afkammen. Dr. Schrijver, voortgaande en zeggend, dat zijn betoog als „een geheel" moet wor den beschouwd, wijst erop, dat in het briefje wordt gezegd: „dat gaat mij ver domd ergeren", dDor iemand die lang ver geefs hoeft gewacht. Zoo iemand verkeert in den toestand van affect cn produceert in dien toestand schrift, waaraan men de sterke gemoedsbedeging duidelijk kan zien. Hier hebben wij geen affect-schrift, niet eens „schrift", maar het product van teekencn. Get. acht de verklaring van de Kwartel Rijjtvoz. 16—2 Amsterdam Parijs Marseille IC—2 Rome 17—2 Athene 18—2 Mersamatruh Cairo Rutha wells 19—2 Bagdad ooO 20—2 Boeshir 21—2 21—2 Diask Karachi 222 Jod poer 20—2 Allahabad Calcutta 19—2 Rangoon Bangkok 18—2 K oh-Lak Medan 17—2 Batavia 17—2 Bandoeng v w Vertrek van het eerstvolgondc post- vliegtuig van Amsterdam 2 Maart. zijn nog steeds verkrijgbaar BOERENMEISJES BOERENJONGENS VOORBURGH PRIMA ADVOCAAT diverse merken „OUDE KLARE" en het bekende S. H. M. „Schilletje'* HAVIK 41. Tel. 292, Mr. Nederveen vraagt of dr. Schrijver niet in 1926 een circulaire heeft raedo- onderteekend met het doel, dr. .Sawdek hier to lande te introJucecren en zijn studie hier te lande te laten doceeren. Dr. Schrijver. Inderdaad, maar dit is een persoonlijke aangelegenheid, terwijl ik sindsdien tot dc erkenning ben gekomen, dat dr. Sawdek op z'n zachtst gezegd „de schrift-expertise niet beheerscht". Vervolgens wordt gehoord de heer K. YVcnzel, Justiz-obar-inspector a D. te Ham burg (waarbij de heer II. Flaumcnhaft, beëedigd vertaler, als to'k aanwezig is) cn die in een gedetailleerd betoog eveneens tot de conclusie komt, dal het briefje valsch is. De letters, door den lieer E. geschreven, dragen geheel andere kenmerken dan die op het briefje voorkomen. Spr. heeft dit microscopisch onderzocht, cn daarbij zeei vele verschilpunten aangetroffen. Ó.a. is het hom opgevallen, dat bij enn handteke ning van den heer Eschauzier de streep vlak onder den naam stond en dat op bet briefje de streep daarvan is verwijderd. Verder houdt spr. uitvoerige beschou wingen over de lettervormen enz. Verdachto Konings die op het podium dicht bij den deskundige het betoog nauw keurig heeft mogen volgen wijst erop. dat in het dossier brieven van den heer Eschauzier voorkomen, waarbij do streep in do handteekening wel A c M. is verwij derd van den naam. terwijl die op andere plaatsen er dicht onder staat. In het blaadje is do afstand 2 millimeter. Mr. Bourlier: Meneer Wenzei liceft hel dossier ter inzage gehad. De heer Wenzei handhaaft zijn meening. (Er ontstaat intussehen een gemoedelijke gedachtenwisseling in de Duitschc taal tusschen don heer Wenzei cn verdachte Konings.) Tc zes uur wordt de zitting geschorst toe morgenochtend tien uur. Voor goede Meubelen steeds bij NIEUWKERK. Wij hebben steeds een uitgebreide sorteering Huiskamer- Slaapkamer- en Safonmeubelen Linoleums, Karpetten, Loopers, Tafel- en Divankleeden. heeren Hesseling en Van Wageningh in hun rapporten als zoude wijlen de heer Eschauzier met „zorg en toewijding" ge schreven nebben, een onbewezen hypo these. De „verdomde ergernis" en de haast daarentegen zijn vaststaande fei ten. Het briefje is valsch in de kern en in de elementen en het bevat een heele reeks tcgen-natuurlijke letterconstructies, en spr. sluit zich aan bij het oordeel van dr. Van Ledden Hulsebosch, dat Konings het briefje heeft geschreven. Verdachte Konings meent, dat dr. Schrij ver niets heeft aangetoond cn dat hij de graphologische kwestie nauwelijks heeft aangeroerd. Dr. Schrijver zegt, dai hij" inderdaad voornamelijk de psychologische zijde van het vraagstuk heeft nagegaan en oefent voorts critiek op het oordeel en het werk van dr. Sawdek, volgens wien het briefje echt is. „Maar boste jongen, pas getrouwd en nu al in »en restaurant eten „O, dat is in orde, tante. Ik heb in een week geen warm maal gehad. Evelien is iederen avond naar de kookschool." (London OpintaaV

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 6