50 Hoe kwam „F. 1" tot stand? Airiersfoorisch Dagblad VERLICHTING Fa.G.A. BEENHAKKER MODERNE MEUBELEN Fa. J.W. v. ACHTERBERGH Paul Hartmann vertelt SPROKKELS VAN FEBRUARI VARIA UIT DE VOGELWERELD ALLERLEI Goede van Uw auto is 's winters noodzakelijk. Alle schijnwerpers, bumperlampen, gloeilampen uit voorraad leverbaar. St. Jorissenstraat4 - Tel. 1667 EIKEN- MET NOTENHOUT WESTSINGEL - MEUBILEERINGEN FILMRUBRIEK Interessante mededeelingen van Karl Hartl, den regisseur van „F.P. 1 antwortet nicht" Het drijvende eiland in den Oceaan Toen ik voor cenige jaren met liet Rein- hardt-Gastspiel te New-York was, vertelde een bekend Duitsch journalist, die daar ook vertoefde, mij, dat er in Broadway een film liep, waarin werd gezongen en gesproken Deze terloopsche opmerking klonk mij in de ooren, alsof het hier om een curiositeit ging in plaats van om iets ernstigs, waar toe komst in zat. Ik ging in New-York dan ook eenige groote nieuwe stomme films zien, o.a. het pas uitgekomen „Circus" van Chap lin; doch de zingende en sprekende film het was de „Singing fool" met Al Jolson, kreeg ik niet te zien. Een jaar later ontmoette ik den journa list in Gastein; hij vertelde mij wondere dingen van de toonfilms, die hij intusschen nog had gezien. Zoo kwam het, dat ik aan het probleem toonfilm meer aandacht be gon te schenken, ofschoon door velen, en juist door vakraenschcn, werd gezegd, dat de toonfilm maar een aardigheidje was, waarvoor de belangstelling, als het nieuw tje er af was, gauw zou verflauwen. Doch m mijn binnenste werd het verlan gen naar artistieke weergave door de toon film steeds grooter. Ik stond, door de rollen, die ik in den tijd der stomme film, in verschillende be langrijke films heb vervuld, in nauw ver band met alles wat de film betrof. Bij alle groote artistieke successen gedurende mijn werk aan het Wiener Burgtheater, bij alle erkentelijkheid, die ik ondervond van pers en publiek, was het mij steeds een smarte lijk gevoel, thans zoo afzijdig van de film te staan; een gevoel, dat zich vooral deed gelden, toen er filmaanbiedingen kwamen, die mij wel aantrokken, doch mij dan ver hinderden mijn werk aan het Burgtheater, waar ik juist zeer veel optrad, voort te zetten. Het was niet doenlijk, mij gedu rende den speeltijd zulk een lang verlof to geven, als ik noodig had om mee te werken aan een behoorlijke film. Gedurende mijn contractueel toegestane vacantie moest ik optreden bij de Salzburgcr Fcstspiele onder Max Reinhardt; een na veel moeite ver kregen verlof van eenige maanden werd al weer geabsorbeerd door mijn werk bij do Reinhardt-Gastspiele in Amerika. Toen nu de toonfilm kwam, en het mij, door den vooruitgang, die binnen een be trekkelijk korten tijd, werd bereikt, duide lijk werd, hoe prachtig de uitbeelding in een toonfilm is, hoevele de mogelijkheden zijn "van do toonfilm voor den acteur, toen stond het voor mij vast, dat ik een dergelijk verschijnsel niet ongemerkt mocht laten voorbijgaan, d.w.z. dat ik niet „nict-filmer.d" er bij mocht staan. Want juist als acteur, die in de stomme film, altijd pijnlijk het uitdrukkingsver mogen door middel van het woord miste, voelde ik bijzonder sterk de mogelijkheid om in de toonfilm, door de samenwerking van de woorden en de karakteruitbeelding, alle schakceringen en uitwerkingen in ex pressie te geven, door het uitbuiten van de gogeven situatie. Maar het was nog niet zoo ver, dat mijn toonfilm-verlangen werd voldaan. Steeds meer moest ik dc meest verleidelijke fi'm- aanbiedingen van de hand wijzen, tot mij thans een nieuwe overeenkomst met het Wiener Burgtheater in staat stelde, weer in een film op te treden en een deel van het jaar in Weenon en Berlijn op het tóo- neel te verschijnen. Gaarne voldeed ik dus aan liet verzoek, om in dc groote film van do Erich Pom- mer-productie der Ufa „F. P. 1 antwoordt niet" de rol- te spelen van den constructeur van het reusachtige vlieg-eiland en van den commandant van dit eiland in den Oceaan. Toen ik na langen tijd weer naar Neu- babelsberg kwam, stond ik als voor een wonder. Ik had gedacht, daar ieder hoekje te kennen door mijn jarenlangen arbeid van vroeger. De kolossale terreinen, de tot in het kleinste detail wei-overwogen orga nisatie, deden mij verstomd staan. Juist voor mij, die jarenlang in Babelsberg had gewerkt, werd het wonder, dat zich aan den;opbouw en de uitbreiding van dit pro- ductie-.oord van de Duitsche film had vol trokken, bijzonder groot. Mijn bewondering voor het zich van zijn verantwoordelijkheid bewuste organisatie talent, dat zich hier manifesteert, werd nog grooter en sterker toen ik het omvangrijke voobereidingswerk voor „F. P. 1" leerde kennen. Hier was geen sprake van „ongeveer" en dergelijke dingen; de uitwerking van het draaiboek en het manuscript werd voltrok ken in het maandenlange, onvermoeide nauwkeurige voorbcrcidingswerk, evenals de eigenlijke voorbereidingen voor de op namen. Mijn genoegen in het ontstaan van dit groote werk, dat niet alleeen een aantrek kelijk, spannend filmspel is, doch ook een idee voor de toekomst, waarmede de menschheid haar voordeel kan doen, werd steeds grooter. Ik wil niet verzwijgen, dat ik, hoewel mij door het tooncel en door liet spreken voor de radio de uitbeelding door het woord best is toevertrouwd, een tamelijken „Bammel" had toen ik voor het eerst voor de toonfilm voor den microphoon stond. Doch dat was spoedig voorbij. Daarna volgden vclo weken lang buiten opnamen voor do „F. P. 1." Eerst op de Iiowald-werf te Ilnmburg, waar het drij vende eiland precies naar het ontwerp van den ingenieur werd gebouwd. Daar de Ufa mij de eervolle opdracht had gegeven, om de constructeur van het eiland te zijn, moest ik mij met de technische bijzonder heden van dit reusachtige werk wel eeniss- zins vertrouwd maken. Mijn hoofd duizelde van het kranige ontwerp, de ingewikkelde technische formules en geheimzinnige sta tistieken en berekeningen. Het speet mij wel een beetje, dat ik in mijn gymnasium tijd niet wat meer belangstelling voor de wiskunde aan den dag had gelegd. Toen gingen wij verder naar Warne- mündc, waar de opnamen met de groote watervliegtuigen werden gedraaid. Zeven weken lang verbleven wij op de Greifswal- der Oie, waar het geweldige vlieg-eiland was ontstaan. Het was inspannend werk, dat mij voor altijd een mooie herinnering zal blijven. lederen dag gingen wij van Göhren naar de Greifswalder Oie. Als het niet stormde, had de overtocht 's morgens om 6 of 7 uur plaats. Als het echter stormde en dat gebeurde dikwijls moest ieder reeds om vijf uur 's ochtends klaar voor den tocht zijn. De zorgvuldige organisatie van de opnamen was bewonderenswaardig. Alles klopte tot in de finesses, hoewel de storm ons af en toe leelijk dwars zat en bijvoor beeld een keer een der „Ricsenboiler" van de „Scliwimmanlage" stuk sloeg. Schitterend was ook de samenwerking met acteurs als Hans Albcrs, Sybillc Schmitz, Hermann Speelmans, Poter Lorre en Paul Westermcier; tusschen de acteurs van dc verschillende versies heerschtc een collegiale vriendschap. Wat ik mij bij den arbeid voor „F. P. 1 antwoordt niet" bijzonder bewust werd, was de opvoedende kracht, die er voor de acteurs uitgaat van die zoo precies georga niseerde opnamen. Iedereen vindt het van zelfsprekend, dat alllcen de meest absolute concentratie, het vlugge aanvoelen van een situatie, dc volkomen overgave aan het werk, tol een overwinning kunnen voeren. Een overwinnning, die wij allen als mede spelers aan het reusachtige werk voor „F.P. 1 antwoordt niet" van harte verlan gen en verwachten. De regisseur aan het woord. Het is nauwelijks twee jaar geleden, dat in alle Duitsche couranten het bericht stond, dat een onzer jongste filmregisseurs bij het werken aan een film, welke zich in 't hooggebergte afspeelde, in de dagen van den wereldoorlog, in dc Tirolcr Alpen een ongeluk had gekregen. Dat was Karl Hartl. Hij was er toen samen met Louis Trcnker op uitgetrokken, om een dramatische epi sode in den bergoorlog te filmen. Terwijl de regisseur langzaam genas, werd dc in tusschen voltooide film een der grootstp gebeurtenissen in het Duitsche toonfilm bedrijf. Later zag men Karl Hartl op zijn rustige, stille manier „De gravin van Monte Christo" draaien in dc toonfilm-ateliers van Neuba belsbcrg. Ilierop volgde een kleine excursie naar Wcencn. Nog kort voor de weldra plaats grijpende première zat Karl Hartl in zijn montage-werkplaats te Neubabels berg en bekeek de montage en samenstel ling van zijn twee Engelschc en Franscho versies van dc groote Erich Pommer-toon film der Ufa „F.P. 1 antwoordt niet". In deze kleine werkkamers ontstaat door het aaneenrijen van de verschillende scènes de filmstrook, die wij later in de bioscoop, dramatisch toegespitst, te zien en te hooren zullen krijgen. De regisseur staakte zijn werk een oogcnblik. „Moet ik vertellen van mijn F.P. 1-regie?" Nu, in het begin van het j^ar rinkelde de telefoon: Mijnheer Hartl, wilt u zoo goed zijn en morgenmiddag bij mijnheer Pom mer komen? Ik was er prompt op tijd „Wilt u F.P. 1 cnscóneercn?" luiddo zijn korte vraag. Ik stemde geestdriftig toe; want ik interesseerde mij heel erg voor den roman in zijn technisch vernuftig bedachte uitbeelding. Een der gewichtigste kwesties voor ons filmwerk was: waar moet het drijvende eiland no. 1 liggen, dat niet ant woordt? Zooals vanzelf spreekt konden deze groote en lang niet ongevaarlijke op namen alleen gedraaid worden op een eiland, waarop wij F.P. 1 konden bouwen, zooals het er werkelijk later in werkelijk hcid eens zal uitzien. De gehecle Noord- en Oostzee werden afgezocht. Wij waren allen reeds de wanhoop nabij, want hoo konden wij de voor het manuscript zoo geweldig belangrijke spcclscèncs op de F.P. 1 in beeld brengen, als wij het nog niet eens waren over de technische voorwaarden van dc inrichting? Pas toon al ons zoeken ver geefsch was Helgoland was te hoog en de andere kusten van Noord- en Oostzee staken nauwelijks boven zee uit vond onze architect, Erich Kcttelhut, op een goeden dag werkelijk het goede eiland voor onze F.P. 1: dc Greifswalder Oie. Zij lag voor ons weliswaar erg ongemakkelijk, want daar dc opnamen op dc werf in Ham burg speelden, moest al het materiaal voor den bouw, de toon-camcra en nog veel meer op een groote SOOO-tons vrachtboot gebracht worden naar dc Greifswalder Oie. Dc bouw duurde 2maand. Intusschen werkte men in Berlijn aan dc tafereelen; voor alle tecli nische kwesties moest men zich wenden tot onzen medewerker, ingenieur B. A. Hen ninger. B. A. Ilenninger heeft tot in allo finesses een echt, kunstmatig eiland in den oceaan geconstrueerd, voor de veiligheid van het luchtverkeer over den oceaan. Ter wijl in Hamburg, Cuxhavcn en op de „Oie" voor ons werd gebouwd, begonnen wij met onze atelier-opnamen in Neubabelsberg Juist deze film bracht een aantal spelers bij elkaar, die nog nooit in een film mei elkaar hadden gespeeld, en die ook mij nog niet kenden in mijn kwaliteit van regis seur. Dus was deze tiendaagschc atelier- arbeid noodzakelijk, vooral daar wij meer dan twee maanden buiten-opnamen hadden te draaien. Het voor het gelukken van het werk noodzakelijke contact is natuurlijk in het gewronc milieu van het toonfilm-atelier gauwer bereikt, dan wanneer men weken lang in de openlucht filmt. Naast het uit beelden der technische utopie van deze film was liet natuurlijk een van de mooiste problemen om te werken met een drietal in hoofdrollen als Hans Albers, en de beide nieuwelingen Paul Hartmann en Sybille Schmitz. Hoewel Sybille Schmitz heeft ge speeld in de Droycr-film „Vampir", was zij voor de toonfilm nog debutante. Want bij Dreycr behoefde zij maar weinige woorden te spreken en zelfs pas na afloop van het atelier-werk. Ook Paul Hartmann, voor cenige jaren nog de lieveling van de stomme film, kwam hier voor 't eerst in de toon film. Aan dc andere spelers van mijn film wer den juist bij ons opname-werk de grootste eischen gesteld, zoowel lichamelijk als wat spel betreft. Ons voornaamste probleem was, het dramatische gegeven niet te laten verdwijnen achter het grootsche, technische visioen. Voor 't grootste deel moesten allen spelen op vreemd terrein, een terrein, dat dc scherpste concentratie en dc rnecst nauwgezette artistieke expressie verlang de, om dc belangstelling van het publiek niet geheel te richten op den voornaamsten medewerker, dc F.P. 1. Als het ,ons is ge lukt, deze bezwaren te overwinnen, dan is dit een moedige stap verder op den weg naar de tcchnisch-utopi6tische film. Karl Hartl schetst dan nog in 't kort do zeer omvangrijke moeilijkheden, die bij do buiten-opnamen overwonnen moesten wor den. Do storm had bijvoorbeeld in de Elbe- monding den grooten zuig- en draagpeiler van de aldaar als een reusachtig scheeps- dok verankerde F.P. 1 vernield. Twaalf dagen hadden wij noodig,' om met koorts achtige haast de stormschade ongedaan to maken. Dikwijls moest er in twee of drie groepen tegelijk gedraaid worden. De cene groep maakte wolken- en vliegopnamen, de andere draaide starten en landen in de vliegschool te Warnemundo en een derde maakte speelscènes op do Greifswalder Oie. Bijzonderen lof had de regisseur voor zijn beide cameralui: Günthcr Rittau en Kon- stantin Tschct. Doch nu de reden, waarom „F.P. 1 antwoordt niet" in drie talen op dc filmstrook is vastgelegd. Hij rolt op de montagetafel hoor- en zichtbaar af voor den regisseur. Zooals de beeldhouwer uit de klei zijn plastiek modelleert, zoo knipt hier de regisseur uit. de vele honderden scènes van zijn film het eigenlijke werk: de Ufa-toonfilm der Erich Pommer-pro- ductie „F.P. 1 antwoordt niet", regie Karl Hartl. Februari. En al een enkele zonnige dag, een „zomcrschc" dag, een vroege lentedag in elk geval. Sprokkelmaand. En al enkele sprokkels van het voorjaar, een zonncflits, een roep, een klank, een lentcgcluid, een grocnendo wei, wat bengelende katjes, eer ste klanken van het vol accoord, eerste tec- kens van het herontwakend loven. *k Heb hier voor mij in een gemberpot op het schrijfbureau wat takjes gagel 6taan, geplukt op een heerlijken ijsdag van vrijuit zwieren langs vaarten en over plassen in het laatst van Januari, geplukt aan den rand van kooibosch en meer. En zij zijn mij, die geurige gagclstruik- jes vol pittig aroom, een groot van het wij de, wilde land van veen en wei en water, zij zijn me een herinnering aan het spaar zaam genoten, maar op die enkele uren dan toch voluit en dankbaar aanvaarde ijsver maak, maar zij worden mij nu bij 't goud geel opengaan en 't lentelijk verstuiven van de eerst nog stijve katjes een teeken van de naderende lente, die nu op stille, zonnige Februaridagen al het praeludium, het aar zelende maar al sterker aanzwellende prae ludium zingt daarginds, ver van hier he laas, in het land van vcenplas en kooibos- schage, maar gelukkig niet daarginds al leen: ook hier laners den langweg en in liet park, langs den dijk 6traks en in de storm- iuchten over dc zee, in de weiden en de tuinen, over de akkers en in de wateren, overal immers, overal. Februari kan een maand zijn vol kille mistdagen, waarin de wereld klein is en triest en somber. Februari kan ook vol gure vlagen zijn, vol scherpen Oostenwind als op do Elfstedendag van vier jaar ge leden, vol bittere koude nog on vol boeiend ijsplezicr. Maar Februari is ook dc maand van de eerste lcntcteekenen, van 't stilaan voorbereiden van de feestmaanden van het jaar. Februari is de maand van de februatio, van de reiniging. Voor de oude Romeinen, van wie wij de namen van de maanden overnamen, was Maart de eerste maand van bet jaar en in dc laatste dagen van den af gesloten jaarkring, in onze Februaridagen dus, brachten zij hun offers, zooals dr. F. W. Drijver in zijn Mozaïek vertelt, ter ver zoening der schuld van de nog levenden en ter bevordering van de zielsrust der doodcti. Naar aanleiding van dit gebruik gaf Numa Pompilius, een der oudste Romeinsche ko uingen, aan dc tweede der door hem toege voegde maanden den naam Mensis Febru arys, reinigingsmaand. Is het ons niet of ook in anderen zin en ook voor ons deze naam rcht behoudt? Tuinen worden gereinigd of opgeruimd voor het voorjaar, het snoeimes gaat langs hoornen en hoestere in deze dagen, voor- jaarsstormen reinigen boom en bosch van 't dorre hout, verjongd, verruimd, verreind, vcrfrischt gaat dc natuur dc volle lente wachten. En Sprokkelmaand? Hiermee is hetzelfde als met Louwmaand, waarover ik eenige weken geleden schreef: een heele reeks van verklaringen wordt ons gegeven. Ten Kale meent dat sprokkelmaand zooveel als jacht maand beteekent, omdat men dan het wild „opspoort" in de koude. Anderen denken aan sporkellc of sprong met het oog op de vergrooting van dc maand met één dag in een schrikkeljaar. Naast verschillende an dere verklailngen is er ook deze, waaraan wij ons maar houden zullen, dat bij dezen naam te denken is aan het inzamelen van de sprokkels, de afgebroken takjes. Enu dus keer ik tot mijn wintersprokkels, ijs-souvenirs, maar lenteboden tevens, mijn gageltakjes terug, die, als ik er tegen tik, hun stuifmeel, hun lentcgoud over het witte blad papier laten dwarrelen. En ik verheug mij over het lentegoud, het zonnegoud van Februari, dat de hemel in gloed zet en de aarde koestert en uit kou en nevel en duis ter uitbreekt, het leven wakker roept en hot aanschijn der wereld verjongt. Weest blij begroet, lentesprokkcls van Februari A. L. B Kruisingen van kalkoenen. De kruisingen van geelbruine met brons- of wildkleurige kalkoenen geven opmerke lijk verschillende resultaten, waarover A. Lowther in „The Feathered World Year Book" (1932) een en ander mededeelt. Bronskleurige hennen, gepaard met een geelbruinen haan, gaven kuikens, wier dons kleed-kleur op die van jonge fazanten ge lijkt, en die tenslotte een licht bronskleurig vederkleed aannamen, met de gewone af- teekeningen van een bronskleurigen vogel. De kuikens daarentegen van geelbruine hennen, gepaard met een bronskleurigen haan, dragen een zilvergrijs donskleed en vertoonen in vol vederkleed een nieuwe af wijking van kleur en teckening der kalkoe nen, namelijk: grij6, mot onregelmatige, geel bruine en bronskleurigo dwarsbanden. Het geelbruine ras is, vergeleken met an dere rassen, ook merkwaardig wegens het vroegtijdig loggen en grooterc vruchtbaar heid der hennen, die vaak 100 of meer eieren p«-r jaar leggen. Bij doze geelbruine kalkoenen, die, zooals L. opmerkt, in wer kelijkheid beslist donkerder dan „geel"- bruin (buff) zijn, zijn do slagpennen wit, dc cenige toenadering dus tot bont-kleuring, die ooit bij den kalkoen gezien is. Niettegen staande deze vogel een tamelijk uitgebreide kleur-variatie te zien geeft, treden er al dus schrijver nimmer gelocaliseerdo „fouten" in hot kleurenklced bij hem op. Alles bijeengenomen, doet hij moer dan cenig andere, tummc Ilocnder-soort, aan een wilden vogel denken, niettegenstaande hij hoe lang wel geleden? door Amerikaan- sche inboorlingen, vóór zijn invoer in Europa, tot huisdier werd gemaakt. Een vogel uit het Verro Oosten, een Goudlijster, naar Nederland afgedwaald. Zooals dr. J. C. Koch ('s Gravcnhage) in het „Orgaan der Club van Ncderlandschc Vogclkundigen" (IV, 2) mededeelt, werd 3 October 1931 te Scheveningcn, nabij het Kurhaus, een in uitgeputten toestand ver- kecrende vogel door een voorbijganger aan getroffen en door diens goede zorg naar den Ilaagschen Dierentuin gebracht. Na den vogel zoo nauwkeurig mogelijk on derzocht te hebben, kwam dr. K. tot de over tuiging met een Goudlijster (Turdus dauma aureus Hol.) te doen hebben; zijn deter minatie werd dan ook later door den orni tholoog prof. dr. E. D. van Oort, dirocteur van 's Rijks Museum van Natuurlijke His torie te Leiden, volkomen bevestigd. Deze bijzonder fraaie Lijstersoort werd vóór dien nog nimmer in ons land aange troffen. Haar bovenzijdo is geelachtig olijf bruin; elke veer met een breeden zwarten eindzoom, waarvóór zich een duidelijk spre kende, helder okergole vlek bevindt. De vleugels zijn donkerbruin. Do middelste stuurpennen zijn olijfbruin, de buitensten zwartbruin. De onderzijde is wit; van de keel af, en ook aan de halszijden, met halvc- maan-vormigo zwarte, oranjegeel omrande vlekken. Pooten: vuil vlceschkleurig. Sna vel: bruin; basis van den ondersnavol: geel. Iris: notcbruin. Lengte: 30 c.M., dus onge veer 4 c.M. grooter dan onze vrij algemeen hier te lande broedende Groote of Mistel- Lijster. De Goudlijster behoort als broedvogel te huis in Oost-Siberië, zuidelijk van het Bai- kal-mcer tot aan den Grooten Oceaan en op het eiland Hondo (Japan). In Europa zijn betrekkelijk veelvuldig af gedwaalde exemplaren aangetroffen, zoo in Rusland, Skandinavic, Oostenrijk, Zuid- Tirol, Italië, Frankrijk, België, Engeland, Schotland, Ierland en Duitschland. A. A. VAN PELT LECHNER. Arnhem, Februari 1933. Naschrift. Zoo juist blijkt mij, dat een paar maanden geleden m Friesland het tweede bekende Ncderlandschc voorwerp van de Goudlijstcr is bemachtigd en vertoond in dc vergade ring van bovengenoemde „Club v. Ned. Vogel!:.", 29 Januari j.l. te Amsterdam se ll oud en. l-II-'33. v. P. L. In het café gaat de telefoon. Een vrouwenstem vraagt: „Is mijn man ook bij u in het café?" „Tot mijn spijt is meneer niet hier, me vrouw!" „Maar hoe kunt u dat weten? Ik heb u nog niet eens zijn naam gezegd!" „Dat behoeft ook niet, mevrouw, echtge- nooten zijn principieel nooit hier; en in het bijzonder niet, wanneer per telefoon naar hen geïnformeerd wordt." „Wat, jou luie bengel, ma vertelt me, dat je vandaag al weer stilletjes van school bont weggebleven!" „Dat is geen luiheid! Dat is klassenhaat!" „Waarom speel je nooit in de loterij, Jan sen? Daar heb je toch altijd kans om een ton te winnen!" „Alles goed en wel aangenomen, dat ik de 100.000 win, de prijs van het lot is toch reddeloos verloren!" „Zeg, vader „Wat is 't nu weer?" „Boven aan het plafond hangt een spin!" „Nou, trap 'm dan maar dood en laat mjj met rust!" Van

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 13