50
Hoe kwam „F.
1" tot stand?
Airiersfoorisch Dagblad
VERLICHTING
Fa.G.A. BEENHAKKER
MODERNE
MEUBELEN
Fa. J.W. v. ACHTERBERGH
Paul Hartmann vertelt
SPROKKELS VAN FEBRUARI
VARIA UIT DE VOGELWERELD
ALLERLEI
Goede
van Uw auto is 's winters
noodzakelijk.
Alle schijnwerpers,
bumperlampen,
gloeilampen
uit voorraad leverbaar.
St. Jorissenstraat4 - Tel. 1667
EIKEN- MET NOTENHOUT
WESTSINGEL - MEUBILEERINGEN
FILMRUBRIEK
Interessante mededeelingen van Karl
Hartl, den regisseur van „F.P. 1
antwortet nicht"
Het drijvende eiland in
den Oceaan
Toen ik voor cenige jaren met liet Rein-
hardt-Gastspiel te New-York was, vertelde
een bekend Duitsch journalist, die daar ook
vertoefde, mij, dat er in Broadway een film
liep, waarin werd gezongen en gesproken
Deze terloopsche opmerking klonk mij in de
ooren, alsof het hier om een curiositeit ging
in plaats van om iets ernstigs, waar toe
komst in zat. Ik ging in New-York dan ook
eenige groote nieuwe stomme films zien,
o.a. het pas uitgekomen „Circus" van Chap
lin; doch de zingende en sprekende film
het was de „Singing fool" met Al Jolson,
kreeg ik niet te zien.
Een jaar later ontmoette ik den journa
list in Gastein; hij vertelde mij wondere
dingen van de toonfilms, die hij intusschen
nog had gezien. Zoo kwam het, dat ik aan
het probleem toonfilm meer aandacht be
gon te schenken, ofschoon door velen, en
juist door vakraenschcn, werd gezegd, dat
de toonfilm maar een aardigheidje was,
waarvoor de belangstelling, als het nieuw
tje er af was, gauw zou verflauwen.
Doch m mijn binnenste werd het verlan
gen naar artistieke weergave door de toon
film steeds grooter.
Ik stond, door de rollen, die ik in den
tijd der stomme film, in verschillende be
langrijke films heb vervuld, in nauw ver
band met alles wat de film betrof. Bij alle
groote artistieke successen gedurende mijn
werk aan het Wiener Burgtheater, bij alle
erkentelijkheid, die ik ondervond van pers
en publiek, was het mij steeds een smarte
lijk gevoel, thans zoo afzijdig van de film
te staan; een gevoel, dat zich vooral deed
gelden, toen er filmaanbiedingen kwamen,
die mij wel aantrokken, doch mij dan ver
hinderden mijn werk aan het Burgtheater,
waar ik juist zeer veel optrad, voort te
zetten. Het was niet doenlijk, mij gedu
rende den speeltijd zulk een lang verlof to
geven, als ik noodig had om mee te werken
aan een behoorlijke film. Gedurende mijn
contractueel toegestane vacantie moest ik
optreden bij de Salzburgcr Fcstspiele onder
Max Reinhardt; een na veel moeite ver
kregen verlof van eenige maanden werd al
weer geabsorbeerd door mijn werk bij do
Reinhardt-Gastspiele in Amerika.
Toen nu de toonfilm kwam, en het mij,
door den vooruitgang, die binnen een be
trekkelijk korten tijd, werd bereikt, duide
lijk werd, hoe prachtig de uitbeelding in
een toonfilm is, hoevele de mogelijkheden
zijn "van do toonfilm voor den acteur, toen
stond het voor mij vast, dat ik een dergelijk
verschijnsel niet ongemerkt mocht laten
voorbijgaan, d.w.z. dat ik niet „nict-filmer.d"
er bij mocht staan.
Want juist als acteur, die in de stomme
film, altijd pijnlijk het uitdrukkingsver
mogen door middel van het woord miste,
voelde ik bijzonder sterk de mogelijkheid
om in de toonfilm, door de samenwerking
van de woorden en de karakteruitbeelding,
alle schakceringen en uitwerkingen in ex
pressie te geven, door het uitbuiten van de
gogeven situatie.
Maar het was nog niet zoo ver, dat mijn
toonfilm-verlangen werd voldaan. Steeds
meer moest ik dc meest verleidelijke fi'm-
aanbiedingen van de hand wijzen, tot mij
thans een nieuwe overeenkomst met het
Wiener Burgtheater in staat stelde, weer
in een film op te treden en een deel van
het jaar in Weenon en Berlijn op het tóo-
neel te verschijnen.
Gaarne voldeed ik dus aan liet verzoek,
om in dc groote film van do Erich Pom-
mer-productie der Ufa „F. P. 1 antwoordt
niet" de rol- te spelen van den constructeur
van het reusachtige vlieg-eiland en van den
commandant van dit eiland in den Oceaan.
Toen ik na langen tijd weer naar Neu-
babelsberg kwam, stond ik als voor een
wonder. Ik had gedacht, daar ieder hoekje
te kennen door mijn jarenlangen arbeid
van vroeger. De kolossale terreinen, de tot
in het kleinste detail wei-overwogen orga
nisatie, deden mij verstomd staan. Juist
voor mij, die jarenlang in Babelsberg had
gewerkt, werd het wonder, dat zich aan
den;opbouw en de uitbreiding van dit pro-
ductie-.oord van de Duitsche film had vol
trokken, bijzonder groot.
Mijn bewondering voor het zich van zijn
verantwoordelijkheid bewuste organisatie
talent, dat zich hier manifesteert, werd nog
grooter en sterker toen ik het omvangrijke
voobereidingswerk voor „F. P. 1" leerde
kennen.
Hier was geen sprake van „ongeveer" en
dergelijke dingen; de uitwerking van het
draaiboek en het manuscript werd voltrok
ken in het maandenlange, onvermoeide
nauwkeurige voorbcrcidingswerk, evenals
de eigenlijke voorbereidingen voor de op
namen.
Mijn genoegen in het ontstaan van dit
groote werk, dat niet alleeen een aantrek
kelijk, spannend filmspel is, doch ook een
idee voor de toekomst, waarmede de
menschheid haar voordeel kan doen, werd
steeds grooter.
Ik wil niet verzwijgen, dat ik, hoewel mij
door het tooncel en door liet spreken voor
de radio de uitbeelding door het woord best
is toevertrouwd, een tamelijken „Bammel"
had toen ik voor het eerst voor de toonfilm
voor den microphoon stond. Doch dat was
spoedig voorbij.
Daarna volgden vclo weken lang buiten
opnamen voor do „F. P. 1." Eerst op de
Iiowald-werf te Ilnmburg, waar het drij
vende eiland precies naar het ontwerp van
den ingenieur werd gebouwd. Daar de Ufa
mij de eervolle opdracht had gegeven, om
de constructeur van het eiland te zijn,
moest ik mij met de technische bijzonder
heden van dit reusachtige werk wel eeniss-
zins vertrouwd maken. Mijn hoofd duizelde
van het kranige ontwerp, de ingewikkelde
technische formules en geheimzinnige sta
tistieken en berekeningen. Het speet mij
wel een beetje, dat ik in mijn gymnasium
tijd niet wat meer belangstelling voor de
wiskunde aan den dag had gelegd.
Toen gingen wij verder naar Warne-
mündc, waar de opnamen met de groote
watervliegtuigen werden gedraaid. Zeven
weken lang verbleven wij op de Greifswal-
der Oie, waar het geweldige vlieg-eiland
was ontstaan.
Het was inspannend werk, dat mij voor
altijd een mooie herinnering zal blijven.
lederen dag gingen wij van Göhren naar
de Greifswalder Oie. Als het niet stormde,
had de overtocht 's morgens om 6 of 7 uur
plaats. Als het echter stormde en dat
gebeurde dikwijls moest ieder reeds om
vijf uur 's ochtends klaar voor den tocht
zijn. De zorgvuldige organisatie van de
opnamen was bewonderenswaardig. Alles
klopte tot in de finesses, hoewel de storm
ons af en toe leelijk dwars zat en bijvoor
beeld een keer een der „Ricsenboiler" van
de „Scliwimmanlage" stuk sloeg.
Schitterend was ook de samenwerking
met acteurs als Hans Albcrs, Sybillc
Schmitz, Hermann Speelmans, Poter Lorre
en Paul Westermcier; tusschen de acteurs
van dc verschillende versies heerschtc een
collegiale vriendschap.
Wat ik mij bij den arbeid voor „F. P. 1
antwoordt niet" bijzonder bewust werd,
was de opvoedende kracht, die er voor de
acteurs uitgaat van die zoo precies georga
niseerde opnamen. Iedereen vindt het van
zelfsprekend, dat alllcen de meest absolute
concentratie, het vlugge aanvoelen van een
situatie, dc volkomen overgave aan het
werk, tol een overwinning kunnen voeren.
Een overwinnning, die wij allen als mede
spelers aan het reusachtige werk voor
„F.P. 1 antwoordt niet" van harte verlan
gen en verwachten.
De regisseur aan het woord.
Het is nauwelijks twee jaar geleden, dat
in alle Duitsche couranten het bericht
stond, dat een onzer jongste filmregisseurs
bij het werken aan een film, welke zich in
't hooggebergte afspeelde, in de dagen van
den wereldoorlog, in dc Tirolcr Alpen een
ongeluk had gekregen. Dat was Karl Hartl.
Hij was er toen samen met Louis Trcnker
op uitgetrokken, om een dramatische epi
sode in den bergoorlog te filmen. Terwijl
de regisseur langzaam genas, werd dc in
tusschen voltooide film een der grootstp
gebeurtenissen in het Duitsche toonfilm
bedrijf.
Later zag men Karl Hartl op zijn rustige,
stille manier „De gravin van Monte Christo"
draaien in dc toonfilm-ateliers van Neuba
belsbcrg. Ilierop volgde een kleine excursie
naar Wcencn. Nog kort voor de weldra
plaats grijpende première zat Karl Hartl
in zijn montage-werkplaats te Neubabels
berg en bekeek de montage en samenstel
ling van zijn twee Engelschc en Franscho
versies van dc groote Erich Pommer-toon
film der Ufa „F.P. 1 antwoordt niet". In
deze kleine werkkamers ontstaat door het
aaneenrijen van de verschillende scènes de
filmstrook, die wij later in de bioscoop,
dramatisch toegespitst, te zien en te hooren
zullen krijgen. De regisseur staakte zijn
werk een oogcnblik. „Moet ik vertellen van
mijn F.P. 1-regie?"
Nu, in het begin van het j^ar rinkelde de
telefoon: Mijnheer Hartl, wilt u zoo goed
zijn en morgenmiddag bij mijnheer Pom
mer komen? Ik was er prompt op tijd
„Wilt u F.P. 1 cnscóneercn?" luiddo zijn
korte vraag. Ik stemde geestdriftig toe;
want ik interesseerde mij heel erg voor den
roman in zijn technisch vernuftig bedachte
uitbeelding. Een der gewichtigste kwesties
voor ons filmwerk was: waar moet het
drijvende eiland no. 1 liggen, dat niet ant
woordt? Zooals vanzelf spreekt konden
deze groote en lang niet ongevaarlijke op
namen alleen gedraaid worden op een
eiland, waarop wij F.P. 1 konden bouwen,
zooals het er werkelijk later in werkelijk
hcid eens zal uitzien. De gehecle Noord- en
Oostzee werden afgezocht. Wij waren allen
reeds de wanhoop nabij, want hoo konden
wij de voor het manuscript zoo geweldig
belangrijke spcclscèncs op de F.P. 1 in
beeld brengen, als wij het nog niet eens
waren over de technische voorwaarden van
dc inrichting? Pas toon al ons zoeken ver
geefsch was Helgoland was te hoog en
de andere kusten van Noord- en Oostzee
staken nauwelijks boven zee uit vond
onze architect, Erich Kcttelhut, op een
goeden dag werkelijk het goede eiland voor
onze F.P. 1: dc Greifswalder Oie. Zij lag
voor ons weliswaar erg ongemakkelijk,
want daar dc opnamen op dc werf in Ham
burg speelden, moest al het materiaal voor
den bouw, de toon-camcra en nog veel meer
op een groote SOOO-tons vrachtboot gebracht
worden naar dc Greifswalder Oie. Dc bouw
duurde 2maand. Intusschen werkte men
in Berlijn aan dc tafereelen; voor alle tecli
nische kwesties moest men zich wenden tot
onzen medewerker, ingenieur B. A. Hen
ninger. B. A. Ilenninger heeft tot in allo
finesses een echt, kunstmatig eiland in den
oceaan geconstrueerd, voor de veiligheid
van het luchtverkeer over den oceaan. Ter
wijl in Hamburg, Cuxhavcn en op de „Oie"
voor ons werd gebouwd, begonnen wij met
onze atelier-opnamen in Neubabelsberg
Juist deze film bracht een aantal spelers
bij elkaar, die nog nooit in een film mei
elkaar hadden gespeeld, en die ook mij nog
niet kenden in mijn kwaliteit van regis
seur. Dus was deze tiendaagschc atelier-
arbeid noodzakelijk, vooral daar wij meer
dan twee maanden buiten-opnamen hadden
te draaien. Het voor het gelukken van het
werk noodzakelijke contact is natuurlijk in
het gewronc milieu van het toonfilm-atelier
gauwer bereikt, dan wanneer men weken
lang in de openlucht filmt. Naast het uit
beelden der technische utopie van deze
film was liet natuurlijk een van de mooiste
problemen om te werken met een drietal in
hoofdrollen als Hans Albers, en de beide
nieuwelingen Paul Hartmann en Sybille
Schmitz. Hoewel Sybille Schmitz heeft ge
speeld in de Droycr-film „Vampir", was zij
voor de toonfilm nog debutante. Want bij
Dreycr behoefde zij maar weinige woorden
te spreken en zelfs pas na afloop van het
atelier-werk. Ook Paul Hartmann, voor
cenige jaren nog de lieveling van de stomme
film, kwam hier voor 't eerst in de toon
film.
Aan dc andere spelers van mijn film wer
den juist bij ons opname-werk de grootste
eischen gesteld, zoowel lichamelijk als wat
spel betreft. Ons voornaamste probleem
was, het dramatische gegeven niet te laten
verdwijnen achter het grootsche, technische
visioen. Voor 't grootste deel moesten allen
spelen op vreemd terrein, een terrein, dat
dc scherpste concentratie en dc rnecst
nauwgezette artistieke expressie verlang
de, om dc belangstelling van het publiek
niet geheel te richten op den voornaamsten
medewerker, dc F.P. 1. Als het ,ons is ge
lukt, deze bezwaren te overwinnen, dan is
dit een moedige stap verder op den weg
naar de tcchnisch-utopi6tische film.
Karl Hartl schetst dan nog in 't kort do
zeer omvangrijke moeilijkheden, die bij do
buiten-opnamen overwonnen moesten wor
den. Do storm had bijvoorbeeld in de Elbe-
monding den grooten zuig- en draagpeiler
van de aldaar als een reusachtig scheeps-
dok verankerde F.P. 1 vernield. Twaalf
dagen hadden wij noodig,' om met koorts
achtige haast de stormschade ongedaan to
maken. Dikwijls moest er in twee of drie
groepen tegelijk gedraaid worden. De cene
groep maakte wolken- en vliegopnamen,
de andere draaide starten en landen in de
vliegschool te Warnemundo en een derde
maakte speelscènes op do Greifswalder Oie.
Bijzonderen lof had de regisseur voor zijn
beide cameralui: Günthcr Rittau en Kon-
stantin Tschct. Doch nu de reden, waarom
„F.P. 1 antwoordt niet" in drie talen op dc
filmstrook is vastgelegd. Hij rolt op de
montagetafel hoor- en zichtbaar af voor
den regisseur. Zooals de beeldhouwer uit
de klei zijn plastiek modelleert, zoo knipt
hier de regisseur uit. de vele honderden
scènes van zijn film het eigenlijke werk:
de Ufa-toonfilm der Erich Pommer-pro-
ductie „F.P. 1 antwoordt niet", regie Karl
Hartl.
Februari. En al een enkele zonnige dag,
een „zomcrschc" dag, een vroege lentedag
in elk geval. Sprokkelmaand. En al enkele
sprokkels van het voorjaar, een zonncflits,
een roep, een klank, een lentcgcluid, een
grocnendo wei, wat bengelende katjes, eer
ste klanken van het vol accoord, eerste tec-
kens van het herontwakend loven.
*k Heb hier voor mij in een gemberpot op
het schrijfbureau wat takjes gagel 6taan,
geplukt op een heerlijken ijsdag van vrijuit
zwieren langs vaarten en over plassen in
het laatst van Januari, geplukt aan den
rand van kooibosch en meer.
En zij zijn mij, die geurige gagclstruik-
jes vol pittig aroom, een groot van het wij
de, wilde land van veen en wei en water,
zij zijn me een herinnering aan het spaar
zaam genoten, maar op die enkele uren dan
toch voluit en dankbaar aanvaarde ijsver
maak, maar zij worden mij nu bij 't goud
geel opengaan en 't lentelijk verstuiven van
de eerst nog stijve katjes een teeken van de
naderende lente, die nu op stille, zonnige
Februaridagen al het praeludium, het aar
zelende maar al sterker aanzwellende prae
ludium zingt daarginds, ver van hier he
laas, in het land van vcenplas en kooibos-
schage, maar gelukkig niet daarginds al
leen: ook hier laners den langweg en in liet
park, langs den dijk 6traks en in de storm-
iuchten over dc zee, in de weiden en de
tuinen, over de akkers en in de wateren,
overal immers, overal.
Februari kan een maand zijn vol kille
mistdagen, waarin de wereld klein is en
triest en somber. Februari kan ook vol
gure vlagen zijn, vol scherpen Oostenwind
als op do Elfstedendag van vier jaar ge
leden, vol bittere koude nog on vol boeiend
ijsplezicr. Maar Februari is ook dc maand
van de eerste lcntcteekenen, van 't stilaan
voorbereiden van de feestmaanden van het
jaar.
Februari is de maand van de februatio,
van de reiniging. Voor de oude Romeinen,
van wie wij de namen van de maanden
overnamen, was Maart de eerste maand van
bet jaar en in dc laatste dagen van den af
gesloten jaarkring, in onze Februaridagen
dus, brachten zij hun offers, zooals dr. F.
W. Drijver in zijn Mozaïek vertelt, ter ver
zoening der schuld van de nog levenden en
ter bevordering van de zielsrust der doodcti.
Naar aanleiding van dit gebruik gaf Numa
Pompilius, een der oudste Romeinsche ko
uingen, aan dc tweede der door hem toege
voegde maanden den naam Mensis Febru
arys, reinigingsmaand.
Is het ons niet of ook in anderen zin en
ook voor ons deze naam rcht behoudt?
Tuinen worden gereinigd of opgeruimd
voor het voorjaar, het snoeimes gaat langs
hoornen en hoestere in deze dagen, voor-
jaarsstormen reinigen boom en bosch van
't dorre hout, verjongd, verruimd, verreind,
vcrfrischt gaat dc natuur dc volle lente
wachten.
En Sprokkelmaand? Hiermee is hetzelfde
als met Louwmaand, waarover ik eenige
weken geleden schreef: een heele reeks van
verklaringen wordt ons gegeven. Ten Kale
meent dat sprokkelmaand zooveel als jacht
maand beteekent, omdat men dan het wild
„opspoort" in de koude. Anderen denken
aan sporkellc of sprong met het oog op de
vergrooting van dc maand met één dag in
een schrikkeljaar. Naast verschillende an
dere verklailngen is er ook deze, waaraan
wij ons maar houden zullen, dat bij dezen
naam te denken is aan het inzamelen van
de sprokkels, de afgebroken takjes.
Enu dus keer ik tot mijn wintersprokkels,
ijs-souvenirs, maar lenteboden tevens, mijn
gageltakjes terug, die, als ik er tegen tik,
hun stuifmeel, hun lentcgoud over het witte
blad papier laten dwarrelen. En ik verheug
mij over het lentegoud, het zonnegoud van
Februari, dat de hemel in gloed zet en de
aarde koestert en uit kou en nevel en duis
ter uitbreekt, het leven wakker roept en hot
aanschijn der wereld verjongt. Weest blij
begroet, lentesprokkcls van Februari
A. L. B
Kruisingen van kalkoenen.
De kruisingen van geelbruine met brons-
of wildkleurige kalkoenen geven opmerke
lijk verschillende resultaten, waarover A.
Lowther in „The Feathered World Year
Book" (1932) een en ander mededeelt.
Bronskleurige hennen, gepaard met een
geelbruinen haan, gaven kuikens, wier dons
kleed-kleur op die van jonge fazanten ge
lijkt, en die tenslotte een licht bronskleurig
vederkleed aannamen, met de gewone af-
teekeningen van een bronskleurigen vogel.
De kuikens daarentegen van geelbruine
hennen, gepaard met een bronskleurigen
haan, dragen een zilvergrijs donskleed en
vertoonen in vol vederkleed een nieuwe af
wijking van kleur en teckening der kalkoe
nen, namelijk: grij6, mot onregelmatige, geel
bruine en bronskleurigo dwarsbanden.
Het geelbruine ras is, vergeleken met an
dere rassen, ook merkwaardig wegens het
vroegtijdig loggen en grooterc vruchtbaar
heid der hennen, die vaak 100 of meer
eieren p«-r jaar leggen. Bij doze geelbruine
kalkoenen, die, zooals L. opmerkt, in wer
kelijkheid beslist donkerder dan „geel"-
bruin (buff) zijn, zijn do slagpennen wit, dc
cenige toenadering dus tot bont-kleuring,
die ooit bij den kalkoen gezien is. Niettegen
staande deze vogel een tamelijk uitgebreide
kleur-variatie te zien geeft, treden er al
dus schrijver nimmer gelocaliseerdo
„fouten" in hot kleurenklced bij hem op.
Alles bijeengenomen, doet hij moer dan
cenig andere, tummc Ilocnder-soort, aan een
wilden vogel denken, niettegenstaande hij
hoe lang wel geleden? door Amerikaan-
sche inboorlingen, vóór zijn invoer in
Europa, tot huisdier werd gemaakt.
Een vogel uit het Verro Oosten,
een Goudlijster, naar Nederland
afgedwaald.
Zooals dr. J. C. Koch ('s Gravcnhage) in
het „Orgaan der Club van Ncderlandschc
Vogclkundigen" (IV, 2) mededeelt, werd 3
October 1931 te Scheveningcn, nabij het
Kurhaus, een in uitgeputten toestand ver-
kecrende vogel door een voorbijganger aan
getroffen en door diens goede zorg naar den
Ilaagschen Dierentuin gebracht.
Na den vogel zoo nauwkeurig mogelijk on
derzocht te hebben, kwam dr. K. tot de over
tuiging met een Goudlijster (Turdus dauma
aureus Hol.) te doen hebben; zijn deter
minatie werd dan ook later door den orni
tholoog prof. dr. E. D. van Oort, dirocteur
van 's Rijks Museum van Natuurlijke His
torie te Leiden, volkomen bevestigd.
Deze bijzonder fraaie Lijstersoort werd
vóór dien nog nimmer in ons land aange
troffen. Haar bovenzijdo is geelachtig olijf
bruin; elke veer met een breeden zwarten
eindzoom, waarvóór zich een duidelijk spre
kende, helder okergole vlek bevindt. De
vleugels zijn donkerbruin. Do middelste
stuurpennen zijn olijfbruin, de buitensten
zwartbruin. De onderzijde is wit; van de
keel af, en ook aan de halszijden, met halvc-
maan-vormigo zwarte, oranjegeel omrande
vlekken. Pooten: vuil vlceschkleurig. Sna
vel: bruin; basis van den ondersnavol: geel.
Iris: notcbruin. Lengte: 30 c.M., dus onge
veer 4 c.M. grooter dan onze vrij algemeen
hier te lande broedende Groote of Mistel-
Lijster.
De Goudlijster behoort als broedvogel te
huis in Oost-Siberië, zuidelijk van het Bai-
kal-mcer tot aan den Grooten Oceaan en
op het eiland Hondo (Japan).
In Europa zijn betrekkelijk veelvuldig af
gedwaalde exemplaren aangetroffen, zoo in
Rusland, Skandinavic, Oostenrijk, Zuid-
Tirol, Italië, Frankrijk, België, Engeland,
Schotland, Ierland en Duitschland.
A. A. VAN PELT LECHNER.
Arnhem, Februari 1933.
Naschrift.
Zoo juist blijkt mij, dat een paar maanden
geleden m Friesland het tweede bekende
Ncderlandschc voorwerp van de Goudlijstcr
is bemachtigd en vertoond in dc vergade
ring van bovengenoemde „Club v. Ned.
Vogel!:.", 29 Januari j.l. te Amsterdam se
ll oud en.
l-II-'33. v. P. L.
In het café gaat de telefoon.
Een vrouwenstem vraagt: „Is mijn man
ook bij u in het café?"
„Tot mijn spijt is meneer niet hier, me
vrouw!"
„Maar hoe kunt u dat weten? Ik heb u
nog niet eens zijn naam gezegd!"
„Dat behoeft ook niet, mevrouw, echtge-
nooten zijn principieel nooit hier; en in het
bijzonder niet, wanneer per telefoon naar
hen geïnformeerd wordt."
„Wat, jou luie bengel, ma vertelt me, dat
je vandaag al weer stilletjes van school
bont weggebleven!"
„Dat is geen luiheid! Dat is klassenhaat!"
„Waarom speel je nooit in de loterij, Jan
sen? Daar heb je toch altijd kans om een
ton te winnen!"
„Alles goed en wel aangenomen, dat
ik de 100.000 win, de prijs van het lot is
toch reddeloos verloren!"
„Zeg, vader
„Wat is 't nu weer?"
„Boven aan het plafond hangt een spin!"
„Nou, trap 'm dan maar dood en laat mjj
met rust!"
Van