GROOTE COLLECTIE
RAMSELAAR
Voorkomen
C. H. van DOORN Zn. j
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
DIVANKLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
EEN HEERLIJK REISJE
KI EUR- EN KNIPPLAAT
EEN TROUWE POPPENMOEDER
ALS 'T MIST!
EEN ONGELUK
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kinderen met
gezonde voeten en stevigs, rechte
bccnen door het leven gaan.
Geeft ze minstens tot 17 jaar
Prcvontor schoenen.
PREVENTOR
De jniste schoen voor groeiende voeten.
Gediplomeerd Voetkundige.
UTRECHTSCHESTRAAT 9. Tol. 219.!
door
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD.
Hoofdstuk VII.
De Tocht wordt voortgezet.
Den volgenden morgen was het prachtig
weer en al vroeg scheen het zonnetje zoo
wel de wagen- als de tentbowoners wak
ker. De nacht was heel wat kalmer geweest
clan de vorige en allen waren dan ook goed
uitgerust, toen de tocht reeds bijtijds ver-
^volgd werd. Na den mooicn Gelderschen
Achterhoek doorkruist te hebben do
Veluwe zouden ze later aandoen stond
Overijssel, waar ook veel natuurschoon tc
j; genieten valt, op het programma.
,,'k Ileb 't gevoel, of ik vandaag de heele
wereld wel door zou willen rijden, Oom!"
riep Bob uit.
„Ja, ja, maar oen reis om de wereld wordt
iht toch niet! We beginnen, met ons oigon
land te verkennen," zei Oom Jan.
„Holland is mooi!" vond Hans, een ge
zegde, dat nog dikwijls in do komende
weken herhaald zou worden. Holland is
mooi en het landschap kan cr zoo wonder-
lijn zijn. Waar vindt men zulke uitgestrek
te vergezichten over de vlakte, zulke mooie
wolken-effecten als in ons kleine landjo?
„Zet de oogen maar wijd open!" ried Oom
'Jan aan, doch eigenlijk was dezo raad over-
1 odig. De jongens kwamen immers toch
c! oogen te kort! En Oom zorgde er wel
voor, dat snelheid niet hun vijand word:
hij reed zóó, dat ze van alles genieten kon
den.
„In zoo'n huis op wielen zou ik altijd wel
willen wonen," zei Tom.
„Zie je wel, dat je woonwagen-neigingen
hebt!" riep Oom Jan uit.
„Die slager was nog zoo dom niet,"
meende Tom, „al kon ik hom op dat oogen-
[hlik niet uitstaan."
,,'t Spijt me eigenlijk, dat we hom don
I wagen niet even hebben laten zien," merk-
J te Oom Jan op. „Wat zou de man gek op-
j gekeken hebben! Maarwc kunnen, als
■we uit het Noorden terugkomen, ons ver-
Izuim best inhalen en eon kleinen omweg
Imaken. We rijden immers toch voor ons
'plezier!"
Allen vonden dit een prachtig plan en
verheugden zich Tom niet het minst
op het verwonderde gezicht van den slager.
Plotseling wendde Oorn Jan het stuur en
I'draaide om. De jongens meenden eerst, dat
■Oom den verkeerden weg ingeslagen was,
|roaar daar hij nog altijd den weg reed,
waarlangs zij gekomen waren, kwam hun
i .dit eindelijk wel wat onwaarschijnlijk voor.
Oom keek bovendien heel geheimzinnig
jen plotseling riep Tom uit:
„O, wc gaan naar den slager! Wc zijn er
al gauw!"
En werkelijk: even later stond de groote
auto voor den slagerswinkel stil.
Do slager, die wellicht aan „hoog bezoek"
dacht, spoedde zich naar de deur om den
Inzittenden do moeite van het uitstappen te
besparen en vroeg met oen buiging, zóo
diep als 's mans dikke gestaltö toeliet:
„Wat is er van uw dienst, meneer?"
Ernstig antwoordde Oom Jan:
„We wilden eens even onzen kermis-
wagen laten zien, baas!"
Op dit oogenblik herkendo de slager Tom
enbegon de zaak to begrijpen.
Verlegen veegdo hij zijn vingers aan zijn
witte voorschoot af en stamelde:
„N neemt u m mij niet k kwa
lijk, meneer...."
„Wel nee, wij nemen niets kwalijk, want
wie kwalijk neemt, die is een dief," ant
woordde Oom Jan enreed verder, den
verbluften slager met do handen in de zij
on een open mond achter latend.
De jongens, die zich eerst ernstig had
den gehouden, schaterden hot nu uit en
vroolijk werd dezelfde weg dien morgen
voor den derden keer afgelegd. Net iets voor
Oom Jan: dat kleine intermezzo!
In een Overijsselsch dorp gekomen, werd
halt gemaakt om brood en verdero benoo-
digdheden in tc koopen. Juist ging de school
uit en het geklots der klompen verstomde
vlak bij den auto, dio bij de jeugd groote
bewondoring wekte, een bowondering, welke
de kindoren niet onder stoelen of banken
stopten. Integendeel: allerlei opmerkingen
cn uitroepen gaven zo op ondubbelzinnige
wijze te kennen.
„Zeker nog nooit zoo'n wagen gezien?"
vroeg Oom Jan aan eon dreumes.
„Die voor de kcujes is toch grootcr!" riep
een boerenjongn uit.
Oom Jan lachte, maar de neven begrepen
niet, wat hij bedoelde.
„Keujes zijn varkens," legde Oom daarom
uit. „Ze vergelijken ons met den beesten
wagen. Voor een boer komt eerst het vee
en dan al het andere. Blijkbaar kan ons
karretje dc vergelijking mot den wagen
voor de varkens niet doorstaan."
„Je moet wat hooren, als je niet doof
bent," zei Tom nu. „Den ééncn dag zion ze
je voor kermisvolk aan en den anderen
vergelijken ze je met varkens."
„Ja, ja, wie verre reizen maakt, kan heel
wat vertellen, als hij thuis komt," merkte
Oom Jan op. ,,'t Is bepaald humoristisch
en ik ben beniouwd, of we nog meer derge
lijke dingen to hooren krijgen. De bevol
king is hier over 't algemeen van de goede
soort, al zien zij ons lang niet altijd aan
voor hetgeen we zijn.
De jongens vonden de Overijsselscho klee
derdracht bijzonder aantrekkelijk en Oom
Jan koerste daarna dwars door Zwolle,
waar 't juist marktdag was. De boeren en
boerinnen waren op hun Zondags uitge
dost de eersten met de mooie kanten
mutsen op en het was aardig om to zien,
Eerst de plaatjes en de driehoekjes op
dun, doorschijnend papier overtrekken (aan
het mode] behoeft niets te gebeuren; dat
dient slechts als voorbeeld).
Dan plaatjes en driehoekjes op dun kar
ton plakken.
Vervolgens do plaatjes kleuren, zpoals Je
ze zelf het aardigst en natuurlijkst vindt.
Nu een cn ander uitknippen.
Daarna een snede in den boomstam
maken cn de beieft houthakkers met hun
zaag ter weerszijde ervan plaatsen, zooals
het voorbeeld aangeeft
Ten slotte de drieboekjes op de stippel-
lijnen omvouwen, de smalle reepjes met
lijm of gluton bestrijken en ze tegen den
achterkant van het plaatje plakken, 200-
dat dit stevig staan kan.
(Nadruk verboden)
hoe zelfs de kleine meisjes in de flattec-
rendo kleedcrdracht gestoken waren.
„In Friesland cri Zeeland zullen jullio
eens wat zien," zei Oom Jan. „Daar is het
costuum weer heel anders, maar naar mijn
idee nog mooier. In mijn jonge jaren ben
ik eens bij een boerenfamilie op bezoek
geweest, waar een kleuter van ongeveer
een maand in de wieg lag. Om te toonen,
hoezeer zij het bezoek van mijn ouders op
prijs stelde, had de moeder het kleine
meisje geheel „in costuum" gestoken. En
zoo zag ik dus een miniatuur-boerinnetje
in de wieg liggen, zóó klein, als ik er nooit
meer een gezien heb."
Ook de Staphorster dracht werd in het
voorbijrijden bowonderd.
„Hoeveel verschillende drachten zouden
er in ons land wel zijn, Oom?" vroeg Hans.
„Ik weet het werkelijk niet!" moest Oom
Jan bekennen, terwijl hij voor con boekwin
kel stopte om ccnlge ansichten te koopen.
Ln terwijl de jongens lachend naar de
kinderen keken, die ook hier zich om den
wagen schaarden, toonde de jeugdige be
volking zich niet minder geestdriftig bij het
zien van dien prachtigen auto dan zij dit
elders gedaan had.
„Of ze ons benijden!" zei Bob, toen ze
weer verder reden.
Iïij en de anderen vonden, dat ze daartoe
dan ook alje reden hadden!
(Wordt vervolgd.)
(Nadruk verboden.)
Liesje woonde met Vader, Moeder, haar
ouder zusje Rita en haar jonger broertje
Jantje in Indié. Ze had altijd in het warme
land gewoond behalve het jaar verloftijd,
dat Vader met zijn gezin in Holland lmd
doorgebracht. En nu zouden zij woldra voor
goed Indié verlaten om in Holland te gaan
wonen.
Heerlijk vond Licsje het: Oma en Opa,
de Tantos en Ooms en verdere familieleden
terug tc zien, maar... ze zou in Indic zoo
veel moeten achterlaten: niet alleen haar
vriendinnetje, doch ook haar poppenkin-
ders! Ze was nu te groot om nog met hen te
spelen, had cr met al haar lessen ook eigen
lijk geen tijd meer voor, maar toch was
het haar een veilige gedachte: tc weten,
dat de blondjes cn zwartjes in een rustig
hoekjo van haar kamer om een tafeltje
zaten en in het groote poppenlcdikant
lagen.
Moeder had gezegd, dat ze haar poppen
niet mee kon nemen naar Holland. De fa
milie zou haar uitlachen: zoo'n groot
meisje, dat nog met poppen speelde! Neen,
dat ging niet! Maar wat dan?
Vader en Moeder hielden vendutie van
alles, wat ze niet mee naar Holland kon
den nemen en nu had Moeder voorgesteld,
dat Rita, Lcisje on Jantje daar hun speel
goed, dat ze niet meenamen, bij zouden
doen om in Holland voor do opbrengst er
van nieuwe schatten te koopen.
Rita had daar wel ooren naar. Ze wilde
zich in Holland een eigen bookenkastjo
aanschaffen, want al zou er ook van haar
heel wat zijn, dat verkocht werd, voor haar
boeken had zo al een plaatsje in één der
kisten besproken.
Jantje had het een prachtig denkbeeld
gevonden: opruiming te houden hij
speelde nooit graag lang achter elkaar met
hetzelfde speelgoed! en droomdo reods
van een mooien electrischen trein, welke
in Holland zijn eigendom wordon zou.
Maar Liesje voeldo er heelcmaal niet
voor: haar poppen ten verkoop aan te bic
den. Wie weet, waar ze dan terecht, kwa
men! Misschien zouden ze allemaal ver
spreid wordon en zou het wol zeker zijn,
dat de nieuwe mooders goed voor haar kin
deren waren?
De heele poppenfamilie ging aan haar oog
voorbij. Daar waren:
Lotje, dc onbreekbare pop, die ze „altijd"
gehad had; Lena met het echte haar;
Truusje, de badpop; Dolly, de Japansche
pop; Piet, het matroosje, en Marijke, het
Zeeuwsche bóerinnetje.
Geen enkele wan haar halve dozijntje
wilde ze verkoopen. Lotje, Lena en Truusje
waren mee naar Holland geweest, nu zes
jaar geleden.
Liesje herinnerde zich nog best, dat
Vader en Moeder druk bezig geweest waren
Hop-hop-hop, paardje!
Op Moeders knie.
*Kom dan, m'n kindje,
Van één twee drie!
Hooger en hooger
Van hoisa-hop!
't Steigert, hot paardje,
't Gaat in galop!
Lachen en gioren,
O, wat oen pret!
Van hop-hop, paardje!
'k Breng je naar bed!
R. ASSCHER—
VAN DER MOLEN.
(Nadruk verboden).
met pakken. Ook toen was er vendutio ge
houden en zij was zóó bang geweest, dat
haar drie lievelingen verkocht zouden wor
den, dat.... zij ze in haar eigen bed ver
stopt had, waar Moeder ze eindelijk vond.
Ze had haar popponkinderen mee naar
Holland cn later weer terug naar Indië
mogen nemen en zou zij ze nu in den steek
laten? Neen, dot 20U niet gebeuren! Maar
wat dan?
Licsje dacht cn dacht enkreeg op
eens een prachtigen inval: Cootjo, het jong
ste zusje van haar vriendinnetje Willy,
was een echte poppenmooder en zou zeker
goed voor haar kinderen zorgen. Stellig
zou zij wèt graag haar halve dozijntjo als
pleegkinderen willen aannomoa.
Mooder vond het een uitstekend plan en
Cootjo was in de wolkon van blijdschap,
toon ze haar poppenfamilie op eens met zes
leden uitgebreid zag. Zij beloofde goed voor
hen te zorgen cn nu en dan een brief over
hen te schrijven en kiekjes te sturen.
Licsjo was heeloraaa! opgelucht Ze zou
nu, als ze in Holland kwam, geen nieuw
speelgoed of mooie boeken kunnen koopen,
maar ze wist, dat haar zes-tal bij elkaar
gebleven was en goed verzorgd werd.
Welke poppenmoedor zou dat geen heer
lijke gedachte vinden?
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
De wereld is zoo kloin vandaag
En in onz' eigen straat
Kan 'k 't huis aan d' overkant niet zien,
Al weet ik, dat 't cr staat!
Die dikko mist maakt alles grauw
Verbergt de lieve zon.
Ik snap hcusch niet, dat mist op eens
Wegloov'ren alles kon!
Na 'n tijdje zegt de trouwe zon:
Kom mist, nu is T genoeg!
Je hoorde toch, dat mensch en kind
Verlangend naar me vroeg?!
De wind bemoeit er zich ook roee,
Scheurt 't mistgordijn, floep! door.
En 't duurt niot lang, daar gluurt de zon
En blij klinkt 't kinderkoor:
Dag zonnetje, wij wisten 't wel:
Al leek je heusch ook zoek,
Als wij geduldig wachten, dan
Kijk jij weer om den hóek!
De wereld is nu niet meer klein.
De mist ging op de vlucht,
En zon staat op haar oude plaats
Te lachen in de lucht!
(Nadruk verboden).
1.
Twee kleuters gingen samen
Druk babbelend op stap.
21J mochten melk gaan halen
Alleen! Was dat niot knap?
Maar och, op den terugweg
Viel Pietj' over 'n steen!
En door den schok ging Rietje
Pardoes ook van de been!
De lekk're melk, die stroomde
't Was vreea'lijkl uit de kan
De beldo kleuters waren
Toch 100 ontdaan er van!
1.
Zij zetten 't op oen loopcn...,
Dc melk lag op den grond
De kan was stuk de scherven,
Dio lagen in het rond.
Ze holden nu naar huis toe,
Luid snikkend van verdriot.
Moes kwam verschrikt naar buiten.
Wat is er, Piet cn Riet?
Vroeg zij en toen ze 't hoorde.
Kreeg zij toch medelij.
En wcot je, wat Moes olnd'lijk
Toen tegen 't tweetal zei?
Droog, kinder», maar je tranen;
Het is een ongeluk.
Al huil je ook tot morgen.
De kan blijft toch heusch stuk!
Wees voorlaan maar voorzichtig
En kijk wat beter uit!
Ja, Moes, dat doen we stellig!
Riep 't tweetal nu heel luid.
9.
Ze huilden n\j niet langer,
Die Mots !s toch een sch&tf v»
Zoo fluisterden zij samen,
Nog met de wangen nat.
(Nadruk verboden).
ANNIE O.