Aniersfoorisch Dagblad Uit de wereld van de Film Fa.G.A. BEENHAKKER AUTOMOBIEL-ONDERDEELEN VITRAGES - VOILES GORDIJNSTOFFEN Fa. J.W. v. AGHTERBERGH LETTERKUNDIGE KRONIEK St. Jorisstraat 4. Tel. 1667 is het adres te Amersfoort voor Let op uw verlichting Schijnwerpers Bumperlampen Gloeilampen uit voorraad leverbaar ^oiydagsbh i>ari hei r^n Meubileering-Westsingel 10-13 Geloof. Overdenkingen door N. Stufkens. (Erven J. Bij- levcld, Utrecht). Ik geloof, dat de vraag, of cr in onzen tijd nog behoefte is aan „Stichtelijke Lectuur", wanneer men haar aan het Nedcrlandsc-he volk in het openbaar zou stellen, oen on vermoed aantal bevestigende antwoorden zou uitlokken. Want men mag nimmer ver geten dat ons volk, ondanks het feit, dat men het schuim van het leven, dat aan de oppervlakte komt het duidelijkste ziet, in zijn diepe wezen religieus is, en aan stich ting behoefte heeft. Er is verschil tusschen stichting en stich telijkheid. Hetzelfde verschil, dat er be staat tusschen sentiment en sentimentali teit. En met beide begrips-schakeeringcn pleegt hetzelfde te geschieden: zij worden met elkander verward. In den geest van onze aan stichting behoefte gevoelende ge meenschap bestaat een afkeer van stich telijkheid. Die afkeer is het, die vaak boe ken, die stichting brengen, ten onrechte doet afwijzen. Tenzij die stichting zich ver momt in de uiting eener moderne stroo ming der literatuur, zooals dat bij Dirk Coster het geval is. Nog altijd geeft het Nederlandsche volk, dat, de eeuwen door, door dominé's geleid is en nog altijd ge leid wordt aan zijne reactie op het ge voel van minderwaardigheid, dat het ten opzichte van den dominé bezit uiting, door de geschriften van dominé's of geschriften die er dominé's-nclitig uit zien, moeilijk te accepteeren. Tegen dat vooroordeel heeft de schrijver van stichtelijke lectuur zich te wapenen en de heer N. Stufkens, een der leiders van de Nederlandsche Christen-Studenten Verecni ging heeft dat dan ook zoo consequent ge daan, dat zijn verlangen om toch vooral zonder dierbaarheid te spreken over reli gieuze en ethische vraagstukken zijn ge- lieelé stijlwezen is gaan beheerschén. Deze stijl is kort, strak, zakelijk. De bedoeling is, dat de lezer op den inhoud lette, minder op den vorm. Ieder "hssay in dezen bundel, waartoe de geestelijke kameraadschap, die de schrij ver in de N.C.S.V. heeft gevonden hem hpeft bezield gaat uit van een tekst der Heilige Schrift. Maar vaak verwijdert hij zich ver van dien tekst. Want het is vooral zijn bedoeling geweest, het gespannen geestelijk zoeken der generaties van na den-oorlog te ontmoeten. Met zijn geheelc aandacht bij deze worsteling betrokken, kwam hij meer en meer tot het inzicht, dat de geestelijke verwarring en onmacht binnen en buiten eigen erf onder één noe mer te brengen waren: wij welen niet meer wat geloof is, zooals Bijbel en Reforma tie het wisten. Dit geldt zoo vond hij zoo goed voor 't huidige geslacht dat, ont nuchterd 't leven grijpt als een roof, als voor 't vorige dat zijn bloeiend hart aan duizend idcalismen verkwistte. Tegenover een 19e eeuwsche geestescultuur, die nog in alle kampen hare slachtoffers maakt, eenerzijds, tegenover een 20c-eeuwsch prag matisme, hoe christelijk het zich ook ca moufleert, anderzijds, wil zijn bock den Bijbel laten zeggen, wat hij onder geloof verstaat. In de hierboven weergegeven bewoordin gen, doet de schrijver ons zijn bedoeling kennen, bedoeling waaraan hij met groote consequentie getrouw is. Want het is altijd opnieuw een bijbelsche figuur, een bijbel- schc situatie, die niet alleen uitgangspunt is, maar waaraan de levensproblemen van het heden worden getoetst. Men bevindt zich, bij het lezen van de zen bundel geenszins in de domeinen eener vage mystiek, men bevindt zich op den vas ten bodem van een werkelijk verlangen: het verlangen naar geloof. De niet alleen diepzinnige, maar ook eenvoudige en klare geest van den schrijver blijft zich, het ge- hcele geschrift door van dit hoofdvcrlan- gen bewust. En zoo weet hij, op de laatste bladzijden met een rustige stem te herha len, wat hem ononderbroken heeft vervuld bij het opstellen dezer veel geschakeerdo vertogen. Ook zelfs in deze laatste bladzij den is elke andere dan innerlijke begeeste ring hem vreemd. De kalme, behcerschte stern blijft zichzelf gelijk. Ik acht het noodzakelijk, ten einde op de beste wijze karakter en strekking van het boek te omschrijven den schrijver zelf, zooals hij zich in zijn narede uitspreekt, het woord te geven. „Wij kwamen," zoo zegt hij, „van veler lei kant tot de levensvraag: wij gingen uit van de ideologieën van onzen dag, van zijn verwachtingen en tcgenstrevingcn, on wij ontdekten zijn machteloosheid, zijn levens- vlucht en levensverfraaiing, zijn diep ver langen ook. Wij luisterden naar die won derlijke Bijbclheiligcn, de grooten, wier naam door de tijden klinkt, en de meer verborgenen, die maar voor één gedachte leefden en wij vroegen hen naar den grond hunner kracht. W ij waren samen met heel- gewone menschen, anonieme figuren dik wijls, en wij beseften: hier gaat 't om ons. Wc zochten iets te verslaan van het ge heim van Bethlehem en Golgotha en den hof der Opstanding; we bemoeiden ons om den zin van het getuigenis der Kerk, haar Doop en haar Avondmaal. Al deze wegen kwamen samen aan den rand der kloof, waar geen verder gaan mogelijk is. Maar dan hoorden wij altijd weer van den ande ren kant het woord van God klinken, dat tot den sprong noodde, dan zagen wij keer op keer dc hand van den Christus Gods lot ons uitgestrekt en vernamen dat eenvou dige „geloof alleen". Waarom, zoo vraag ik mij thans af, valt het ons zoo gemakkelijk woorden te vinden voor onze verlangens en onze teleurstellin gen en stamelen we eigenlijk maar wat, wanneer wc tot het eigenlijke, tot het spre ken over geloof, komen moeten? Ilct is, of we dan alleen maar herhalen kunnen, groote, oude woorden, wier rijkdom dc eeuwen niet uitgeput hebben. En het wordt mij opnieuw weer duidelijk, dat het ge heim van het geloof zich niet in mcnsche- lijke woorden vangen laat, dat wij elkan der niet meer helpen kunnen dan door wat stellen van vragen en door wat na-spreken, maar dat alleen God zelf dit alles werke lijkheid kan maken in ons leven'. Het is niet doenlijk in de beperkte ko- lommenruimte, die ons is toegestaan, recht te doen aan den rijken inhoud van dezen bundel. Ik koos een zéér enkel citaat, om de lezers, die zich het boek nog niet moch ten hebben aangeschaft, een indruk te ge ven van den blik, dien de schrijver ons doet slaan op tijdsverschijnselen. Het eer ste citaat is ontleend aan de cssav, geti teld: „Dc Smart onzer Handen". „Er is iets aangrijpends in de felheid, waarmee 't huidige geslacht zijn aandacht op liet kind richt. „Deze zal ons troosten over... de smart onzer handen". De toenc mende onwilligheid tegenover 't groote ge zin is hier allerminst mee in tegenspraak. Het is heel dikwijls juist dc angst, dat men geen aandacht en zorg aan 't enkele kind zal kunnen geven, die tot beperking dringt. In 't kind zijn de onbegrensde mogelijkhe den, waarop 'n vertwijfeld geslacht zijn ver wachtingen van ,,'t andere" bouwt, is do blijde, vraagloozc levensaanvaarding, waar naar het hongert en dorst. In 't kind klampt 't zich vast aan 't le\en, dat hen met leegc handen aan den kant liet staan; hier is plaats voor de teerheid en warmte, die daarbuiten niet gevraagd wordt. Hoe minder de arbeid om zicjizclf het leven vervult, des te heviger wordt zijn docJ daarbuiten gezocht: in de zorg voor 't kind. Günther Dehn verzekert in zijn boek over de proletariersjeugd in Noord-Berlijn dat de eenige weg tot den modernen in dustriearbeider over dc bezorgdheid voor zijn kinderen gaat. Het tweede citaat hangt met het eerste ecnigszins samen. Het is ontleend aan do essay: „Door het Geloof heeft Abraham..." Er is iets diep ontroerends in dc kramp achtigheid, waarmee wij menschen het le ven uit den weg trachten te gaan. Onder dc stille avondlamp neemt do klerk wraak op de kwellingen, bij zijn werk ondergaan, door Scot te volgen op zijn heldhaftige Zuidpooltocht. In dc beschuttende duister nis der bioscoop verjaagt 't naaistertje do gcdachlo aan haar grauwe fabrieksarbeid en haar kale zolderkamertje. Wij smalen gemakkelijk op deze heroiek op pantoffels, deze romantiek van 't klapstoeltje: de le vensonmacht ligt hier zoo klaar aan den dag, en uit zich zoo ziclig-potsicrlijk. Maar doen w ij zelf zoo anders dan deze onbehol- pencn? Natuurlijk hebben wij verfijnder methoden, maar zoeken wij in den grond, bewust of onbewust, niet allen hetzelfde: dc vlucht uit 't gewone in 't bijzondere, 't wijde en groote, maar zonder dat het ons te na komt en verantwoordelijkheden op legt? Uitzichten, perspectief willen wij, maar geen risico's loopc«. Natuurvereering aesthctick, lcvens-philosophie, hoe vaak zijn zij ons middel, om ons dc werkelijk heid van 't lijf to houden! Overal sluipt dc romantiek rond, die ons dc wellust schenkt van den verheven droom, maar den barj-en strijd bespaart. Het treft mij altijd weer, hoe gretig do godsdienstige mensch ook met de wereld dor geestelijke dingen dit levensgevaarlijk spel tracht te spelen. Wanneer 't eenige zin heeft naar den Bijbel te lusteren, dan toch alleen, omdat wij zelf door zijn woor den bedoeld en toegesproken worden, mid den in ons doodgewone, alledaagscho le ven. En hoe hartstochtelijk verzetten we ons tegen die aanspraak! Al die gewone menschen, waarover hij spreekt, om wier levensvraag en -antwoord 't alles begonnen is wc maken ze tot helden, tot geniën, tot uitzonderlijken. En dan is cr weer af stand, dan komt dat alles niet zoo hache lijk dicht bij ons eigen leventje, dan kun nen we weer ons intcressceren en bewon deren, zonder inleggeld te betalen, weer de sympathiseerende toeschouwer blijven op de veilige banken rondom de arena. De lezer ontwaart uit de gegeven cita ten, hoe diep dc schrijver de geestelijke nooden van onzen tijd weet te peilen hoe hij de lcvcnsquaestics die ons beroeren, weet te treffen in het hart. Ik geloof daar om geen slechte daad te verrichten door dc lectuur van Stufkens' boek warm aan te bevelen. IN MEMORIAM J. F. CANTRÉ. Een bizondere aflevering van „Kunst"., V Het Vlaamsche maandblad voor oude en jonge beeldende-, bouw- en sierkunsten, „Kunst" heeft een bizonder nummer gewijd aan dc herdenking van den een paar jaar geleden gestorven kunstenaar Jan Frans Cantré, aan wien enkele maanden na zijn door de literator Gerard Walschap een stu die heeft gewijd. Drie bekende kunstbroeders vullen dit nummer van „Kunst" met een bijdrage, n.l. Roger Avermaete, Oscar Roelandts en Frank van den Wijngaert. Do eerste, Jan Cantré als houtsnijder besprekend, noemt hem een gaaf en oorspronkelijk artist. Een die steeds zichzelf geweest is. Alhoewel hij ook schilderde, ligt toch het zwaartepunt van z'n arbeid in dc houtgravure. In do geschiedenis van do xylographic zal zijn naam bewaard blijven onder de pioniers van deze „kleinkunst" in Vlaanderen. Oscar Roclandls beziet het ocuvro van den schilder. Wat deze zuivere naliet „tee- k'ent een prachtbeeld zijner ziel, is een reclitstreeksche uitstraling van do volheid, van den overvloed van zijn hart". Zooals hij de oude xylographie tot nieuw leven liep, ontleenden zijn kwasten soms aan vergeten technieken, hetgeen helpen kon om het verband tusschen kunstenaren en volk te houden. Hoewel hij traag werkte is de lijst zijns schilderstukken tamelijk lang. Wanneer, zoo vraagt de schrijver, ko men nu eindelijk de tentoonstellingen, die zijn schilderwerk zullen onthullen en de ongewettigde vervreemdheid overbruggen, welko op de nagedachtenis van den schil der drukt. Tenslotte is Frank van den Wijngaert aan 't woord over den houtsnijder. Zoo groot bewonderaar hij was (en is) van Cantré's houtsnee-oeuvre uit het tijdperk 19201926, zoo groot tegenstander werd hij van dat der latere jaren. Jan Frans overtuigen liep echter niet van de gladde baan. Hij was een door en door rechtschapen man en ge loofde, theoretisch gesproken, rotsvast aan de artistieke onaanvechtbaarheid zijner la tere opvattingen. Zijn nieuwe visie verde digde hij met beschouwingen van sociaal- filosofischen aard. En Jan Frans was eon schitterend polemist, die de pen hanteerde als een geboren literator. V. d. Wijngaert neemt de wellicht on dankbare, maar de eonige mogelijke taak op zich nauwkeurig te zeggen wat hij van Cantré's kunst, waarin hij een daüende lijn zag, denkt. Na 1925 wil Cantré een ge deelte van zijn kunstenaarschap offeren om tot het volk te kunnen spreken, om een z.g. volkskunstenaar to zijn. Lofwaardig besluit wellicht van uit 'n louter senti menteel standpunt, maar artistieke zelf moord onvermijdelijk voor wie eenmaal een dusdanig pad gekozen heeft. En dit is wel licht het drama van deze kunst,dat zij niet is gegaan naar wie, voor wie zij was be stemd, doch belandde in het kleinburger lijk salon van een of ander half-intellekn tueel, van een of ander artistiek middel- matist, een zoodje waaraan Jan Frans hart grondig maling had. De artikelen worden rijk geïllustreerd, terwijl een achttal oorspronkelijke hout sneden als losse bladen aan het boeiende en fraaie nummer zijn toegevoegd. „IK BEN EEN VLUCHTELING" De groote oorlog is afgeloopen, en dc -Vmerikaanschc jongens komen naar huis boordevol met nieuwe ideeén, en vast be bloten, niet terug te gaan in den sleur van vóór 1917, toen dc fabrieksfluit 'hen eiken morgen met tergende regelmaat naar hot .werk riep. James Allen tenminste geeft er de brui van, hij heeft bij het wapen van de genie gediend, en in hem is liet verlangen wak ker geworden, iets anders te doen, dan ei ken dag weer staten in le vullen, getallen op te tellen, en vrachten te controleeren. Hij wil productiever werk doen met zijn stevige knuisten, hij wil bruggem bouwen, een vrachtauto besturen, een kraan drij ven; noch zijn moeder, noch zijn broer kun nen er hem van terughouden, hij gaat er van tusschen, het wijde land in, op zoek naar arbeid. Eerst lukt het hem aardig, maar overal achterhaalt hem de bezuini ging, en ten slotte belandt hij hongerig, ongeschoren, met de wanhoop in het hart, in een zesderangs kroegje, waar hij zon der het zelf te willen, betrokken wordt bij een roofoverval. Met de revolver wordt hij feitelijk gedwongen mee te doen, en voor hij beseft, wat er is gebeurd, heeft hij de handboeien aan, en wordt hij door de po litie weggevoerd. De rechter wijst vonnis: tien jaar arbeid bij dc kettinggangers. Dit alles is goed beschouwd de inleiding ïot de film zelf, want nu komt waar al les om draait, waar dc film voor is opge zet: liet in beeld gebrachte leven der dwangarbeiders. Allen komt eerst bij den smid, die hem do beruchte kettingen om legt, met een ring om eiken voet, cn een derde ring, waarmede de dwangarbeiders straks aan elkaar worden geregen als een snoer kralen. Des morgens voor dag en flauw, wanneer ze op weinig zachtzinnige wijze gewekt zijn, cn hun onsmakelijk maal hebben verorberd, nemen ze plaats op vrachtauto's en dan gaat cr ccn lange ketting door al die ringen, welke aan de vobrzijde van den wagen met een slot wordt gesloten. Zoo rijden de kettinggan gers naar het terrein van hun arbeid, waai onder de eeuwigdurende bedreiging met eweld van de zijde der opzichters, wordt gewerkt lot men er bij neervalt. Twee ma nieren zijn er om aan deze hel te ontko men: volhouden tot de straftijd om is, of werken, tot men er bij neervalt, en de dood een welkome verlosser wordt. Ontvluch ten is uitgesloten, dank zij het beruchte kettingsysteem. Maar Allen waagt het er op, een reusachtige neger, ook dwangarbei der, slaat met den voorhamer zijn ringen krom, en wanneer de aandacht van den opzichter even wordt afgeleid, wringt hij zich uit zijn boeien cn verdwijnt in de bos schen. Bloedhonden volgen zijn spoor, maar hij is ze te vlug af, cn zijn ontsnapping ge lukt. En nu? Hij is een vluchteling geworden, wiens signalement in alle politiebureaux is opgehangen, die een blokje omloopt, als hij op den liock van dc straat een agent ziet staan. En toch, wat hem vroeger niet lukte, daarin slaagt hij nu wel, hij krijgt, onder een valschen naam, werk bij een groote aanncmingsmaalschappij, waar hij zich al spoedig onderscheidt. Hij wordt ploegbaas, dan opzichter, inspecteur, ten slotte deelgenoot in dc firma, een alge meen geacht cn geëerd burger van de stad zijner inwoning, totdateen vrouw hem verraadt omdat hij van haar schei den wil, en de detectives hem arresteeren juist als hij op het toppunt van zijn roem is. Dan volgt er een strijd tusschen de twee Amerikaansche staten over de uitlevering van Allen, welke ten slotte heslist wordt door het slachtoffer zelf. dat vrijwillig tc- Paul Muni, die den rol van James Allen den kettingganger vervult ruggaat, gepaaid door dc belofte, dat hem gratie zal worden verleend. Intusschcn, eenmaal terug bij de kettinggangers, wordt er van gratie niet meer gerept, de recht bank verdaagt steeds weer haar vonnis, zoodat Allen in wanhoop ten tweeden male een poging tot ontvluchting waagt. Met een kameraad springt hij op een vracht wagen die stcenen zal komen laden, cn dan ontstaat een sensalioncelc jacht waar bij Allen weet le ontkomen door een brug op te blazen met dynaraietpatronen. Op nieuw is hij aan de hel van het ketting- gangerskamp ontsnapt. Maar nu is het ie- vcn nog moeilijker voor hem geworden, io veel heeft hij gezien van hetgeen zich af speelt in dc verblijfplaatsen van de dwang arbeiders, men kan nu niet meer toestaan dat liij op vrije voeten blijft. Als een vagebond zwerft hij door het Amerikaansche land, overdag zich schuil houdend voor het argusoog van de politie; een man wiens leven vernietigd is.... Dat is dc tragedie van James Allen. Tot zoover de inhoud van deze Amerikaan sche film. Het merkwaardige van deze rol prent is, dat zij niet is ontstaan in het fan tasierijk brein van een scenarioschrijver, maar dat daaraan ten grondslag ligt de levensgeschiedenis van een bekend man in Chicago, Robert Elliott Burns, die in derdaad tweemaal uit een ketlinggangers- kamp ontsnapte. Hij schreef daarover een boek: „de tragedie van de kettinggangers in Georgia", een felle aanklacht tegen het afschuwelijk systeem van „reclasseering" dat men in dezen staat huldigt, een boek dat in Amerika groot opzien verwekte om dc tendenz, welke er aan ten grondslag ligt. De schrijver zelf intusschen is nog altijd voortvluchtig, en een Amerikaan schc verslaggever, die hem heeft geintcr viewd, schrijft daarover Een ontmoeting met een voort vluchtig auteur. Een lange rit door een donkeren en re- gcnachtigen avond, drie kloppen op do deur van een huis is ccn zijstraat van een voorstadje, het rammelen van een grendel, het openen van een deur cn daar staat voor mij Robert E. Burns, dc auteur van „Ik ben een Vluchteling Het heeft veel weg van een filmscene, nietwaar? Maar toch is het werkelijk ge beurd. Burns is een voortvluchtige, in voortdu rende angst voor uitlevering aan de Staat uit wier kettinggangers-kampen hij tot twee maal toe ontsnapte, waarna hij zijn opzienbarend boek schreef, dat door War ner Bros. werd verfilmd en waarin Paul Muni de hoofdrol vervult. Robert E. Burns is een kleine man met een bril op. Hij is nerveus en prikkelbaar, wat niet te verwonderen is, want boven zijn hoofd hangt nog steeds d9 dreiging der wet, wier misbruiken hij aan den kaak stelde. Onder dekking der duisternis sloop hij op een avond door New York en bezocht het Ply mouth Theater, waar hij voor het eerst Paul Muni ontmoette, de man, die zijn rol speelt in de film „ik ben een Vluchte ling Voor dien was Burns reeds in Hollywood, terwijl de film in voorbereiding was in de Warner Bros. studio's doch daai liad hij geen gelegenheid om met Muni kennis tc maken, omdat hij weer haastig moest vertrekken, vóór de acteur was ge arriveerd. wringt hij zich uit zijn boeien en verdwijnt In de bosschen Even kwam het gesprek over zijn erva ringen bij zijn terugkomst in Brooklijn en later, toen hij dagenlang moest zwerven, rammelend van honger en der wankoop nabij. Dat was het moment, waarop hij bui ten zijn schuld in een tragischen roofover val werd gewikkeld, die zijn veroordeeling tot kettingganger ten gevolge had. Zijn ontsnapping uit het kamp. zeven jaar van eerzaam burgerschap in Chicago, een ge dwongen huwelijk, het verraad van zijn vrouw, daarna een tweede slavernij en een tweede ontsnapping cn nu de laatste jaren van voortdurend schuilhouden over al deze dingen raakte Rob E. Burns niet uit gepraat. Plotseling werd er buiten op de deur ge klopt, de tijd was om. „Ik moet hier van daan", zei Burns cn weg was hij. Het in terview was geëindigd. Terug door de duisternis en regen naar New York, waar de titel „Ik ben een Vluch teling," langs heel Broadway in vurige let ters tegen den nachtelijken hemel afsteekt de ware geschiedenis van een man. die '-nog steeds een vlur.Moiinar is.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 13