EEN HEERLIJK
REISJE
Hansje's Nikkeltjes
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk XI.
En de Wagen rolt steeds voortl
Nadat de reizigers een hartelijk afscheid
\an de gehcelo boerenfamilie genomen had
den, zette Oom Jan den motor weer aan cn
ging het regelrecht naar Zeeland.
Wat een breedo wateren waren daar! Do
Schelde bij Tholen overstekend, vertelde
Oom Jan, dat de reusachtige brug daar
sinds kort bestond en men vroeger met een
pont overgezet werd.
Het weer had zich na hot onweer van
den vorigen dag weer geheel hersteld en de
zon 9cheen lachend over de vruchtbare wei
den en velden. De jongens vonden het aar
dig, do boeren en boerinnen in hun ver
schillende dracht op het land werkzaam
te zien.
,,'t Lijkt wel, of elke provincie weer an
ders is!" vond Hans.
„Dat is ook zoo," zei Oom Jan. „Elke pro
vincie heeft een eigen karakter evenals de
bewoners. Het treft, dat het vandaag juist
Donderdag is."
„Waarom. Oom?" vroeg Piet
„Omdat er dan markt is fn Middelburg
en jullie het zeker aardig zult vinden er
eens een kijkje te nemen," luidde het ant
woord.
Geen dor jongens sprak dit tegen en er
werd dus naar Middelburg gereden, waar
niet alleen de markt en haar bezoekers,
maar ook de oude abdij en het mooie stad
huis bewonderd werden.
Vandaar ging het naar Vlissingen, do
stad van Michiel de Ruyter. Langzaam
reden ze over den breeden boulevard langs
de Hont of Wester-Schelde, die daar bij
zonder breed is.
„En nu naar zee!" riep Oom Jan uit, ter
wijl hij naar Domburg koerste. Heerlijk
vonden allen het aan het Domburgsche
strand. Oom Jan hield al evenveel van de
zee als de jongens cn zei:
„Ik ga hier vooreerst niet weg!"
„Wij ook nietl Wij ook niet!" vielen de
neven hem bij.
„Wat is de zee rustig!" merkto Bob op.
„De zec*is als een jongen." beweerde Oom
Jan. „Soms zooals nul zijn de golven
zóó kalm, alsof ze nooit ccnig kwaad in
don zin hadden. Dikwijls echter wordt deze
rust plotseling verstoord en loeit en raast
de zee, bruisende, met schuim bedekte gol
ven opjagend, om te toonen, dat onder die
schijnbare kalmte een levendige, ontembare
geest huist, die maar al to dikwijls los
breekt en daarbij niemand of niéts ont
ziet
Oom Jan zocht naar oen goede parkeer
plaats enkreeg toestemming van don
burgemeester, dien hij persoonlijk kende,
op zijn terrein to parkeoren.
Dat was een vreugde, want hij was al
bang goweest ditmaal in een hotel te moe
ten overnachten, en hoewel dit op zichzelf
natuurlijk geen ramp is, vonden allen het
toch veel prettiger op do oude manier den
nacht door to brengen. In een hotel kwam
iedereen wel eens op zijn tijd, maar in een
auto of tent te slapen, viel lang niet allen
te beurt en d u s was het veel aantrekke
lijker.
Even keken Bob en Piet dan ook teleur
gesteld, toen do burgemeester van het uit
zetten der tent niets wilde weten. Hun ge
zichten klaarden echter onmiddellijk op,
toen hij hun een alleraardigst zomerhuisje
wees, dat weldra voor den nacht In gereed
heid werd gebracht Eigenijk vonden ze dit
li o g leuker dan hun tent, want het was
weer iets geheel nieuws.
„Wo hebben zelfs 's nachts genoeg
afwisseling op onzen toch;!" zei Piet en
Bob was het hiermee geheel eens, terwijl
Hans en Tom het jammer vonden, dat het
niet juist hun beurt van buiten-den-wagen
6lapen was.
Het was een rustige en avontuurlooze
nacht, al moesten Bob en Plot zich den
volgenden morgen eons goed de oogen uit
wrijven, vóór zij wisten, waar ze waren.
De burgemeester had den vorigen avond
met veel belangstelling naar de reis
avonturen van zijn gasten geluisterd en er
werd hartelijk afscheid van hem genomen.
Jammer, dat drukke ambtsbezigheden hem
verhinderden het gezelschap een eindje te
vergezellen.
Vroolijk tuften do reizigers verder. Zij
hadden nog een heel programma af te wer
ken. De zon zelve schoen plezier in hun
tocht to hebben en stak iedereen en alles
met haar zonnigheid aan. Zelfs het veo dar
telde uitgelaten in de wei.
Het doel van hun tocht was Amsterdam,
dat zij vóór den avond wilden bereiken,
om den volgenden dag reeds bijtijds naar
Artis te kunnen gaan. Daar Oom Jan ech
ter wel begreep, dat ze in Groot-Mokum
niet gemakkelijk op de hun geliefde wijze
zouden kunnen overnachten, besloot hij in
do buurt van Baarn naar een geschikte
boerderij uit te kijken. Ze zouden dan im
mers bijtijds hun tocht kunnen vervolgen
en vroeg genoeg In Artis aankomen.
Zoo gezegd, zoo gedaan! Even buiten
Baarn stopte Oom Jan en ze troffen het al
weer bijzonder goed, want ze werden zóó
hartelijk ontvangen, alsof de boer en de
boerin hen reeds langen tijd verwacht had
den.
't Was een pracht-boerderij cn het reis
gezelschap toonde de grootste belangstelling
voor alles. Zij raakten niet uitgekeken tn
de stallen, de melk- en kaaskamcr, cn
waren in de wolken, toen dc boer hun voor
stelde: don volgenden morgen in allo vroeg
te het meiken bij te wonen. Bang om zich
te verslapen, behoefde .niemand tc £jju,.
want de boer beloofde hen mot tromgerof
fel te wekken.
„En hoe laat is dat?" vroeg Oom Jan
zekerheidshalve.
„Vier uur!" antwoordde do boor op oen
toon, alsof hij dit eigenlijk een overbodige
vraag vond.
„Dat 's veel te vroeg!" zei Oom Jan. „Dan
gaan wo maar naar Amsterdam zonder die
Eóelkerij-vertooning."
Vier teleurgestelde gezichten deden hom
echter van besluit veranderen en hij zei:
„Als jullio beloven daarna nog een dutje
te doen, stem ik er in toe."
„Nu, dat wilden ze wel beloven en zoo
gingen zij dan den volgenden morgen mee
melken. Om de beurt mochten zij 't ook
eens probeeren, maar dat viel niet mee, al
beweerde de boer, dat zij juist de makste
beestjes hadden!
Volgens afspraak kropen zij daarna weer
onder de wol, om met schrik pas klokko-
negen voor don tweeden keer dien morgen
wakker te worden. Maar toen duurde het
ook niet lang meer, of zij gingen onderweg.
Naar Artis l
(Slot volgt).
(Nadruk verboden).
door
C, E. DE LILLE HOGERWAARD.
Eiken Zaterdagavond kreeg Hansje week
geld: een nikkeltje. En hoewel hij natuur
lijk heel goed wist, dat vijf centen even
veel waren als één nikkeltje, vond bij zijn
nikkeltje zóó mooi, dathij het nog niet
voor zes centen zou willen ruilen! Met
zijn zakdoek pootste hij het prachtig blank
en het glom dan zóó, dat hij er zich bijna
in spiegelen kon.
Daarna stak hij hot opgepoetste nikkeltje
in zijn spaarpot, waar het gezelschap al
aardig begon aan te groeien. Ja, de familie
geldstukken breidde zich sterk uit, vooral
toen Opa bij zijn laat9te bezoek er oen hee-
len rijksdaalder in gedaan had.
Hansje noemde den rijksdaalder „Opa,"
niet naar den milden gever, maar omdat
hij zooveel grooter was dan een nikkeltje.
*t Verschil tusschen zijn Opa en hem was
Immers ook groot! Daar kwam Vader nog
tusschen.
„Vader is een gulden!" babbelde Hansje
in zichzelf.
Plotseling vroeg hij:
„Moeder, hoeveel nikkeltjes gaan er In
één gulden?"
„Twintig, Hansje!" was het antwoord.
O, wat vreeselijk veel was datl En toen
Hansje tot deze ontdokking kwam, wiet hij
ook, dat hij nog lang geen Vader was. Twin
tig nikkeltjes! Een heele spaarpot vol!
Midden in den zomer was Moeder jarig.
Dat duurde nog heel lang, want 't was nu
Een jongen met een aapje
Kwam laatst bij ons voorbij;
We vlogen naar de ramen
En riepen: I-Icidaar! Hoi!
Do jongen kwam toen nader
En tikte aan zijn pet;
Het aapje had hij flukskens
Een steekje opgezet.
Het moest een buiging maken
En groeten heel beleefd;
liet diertje zoo sprak Moeder,
Hoopt, dat'je hem wat geeft.
Ik zorg wel voor den jongen -
Kom jij maar eens bij mij!
Hier heb ik melk en broodjes.
Wat keek die jongen blij!
Het aapje kreeg Rie's appel
En koekjes van Marian
Ik gaf hem apenootjes
En zei: Hier vrind, pak-an!
Wc moesten toon zoo lachen
Om 't leuke, kleine dier
Hij peuzelde den appel
Gauw op. Wat een plezier
(Nadruk Ycrbodcn).
Had hij met d' apenootjes!
De doppen kregen wij;
Hij mikto zoo parmantig
En raak! Geloof dat vrij!
Kom, Jokko, zei de jongen
Op 't laatst; kom mee, mijn vent,
Bedank nu maar eens netjes
En maak je compliment.
Hij maakte zelf een buiging
Voor Moeder, met veel zwier;
Wij alle drie benijdden
Hom 't leuke, kleine dier
En zeiden tegen Moeder:
Toe, als we jarig zijn,
Geeft u ons dan zoo'n aapje,
Zoo grappig en zoo klein?
Ik timmer wel oen hokje!
Riep ik en Rie zei blij:
Een jasjo en een mutsje
Krijgt 't aapje dan van mij!
Maar Moes begon te lachen
En riep: 'k Heb er al drie.
Zal ik z' eens even noemen 1
Marianne, Jaap en Rie!
HERMANNA.
nog niet oens hoelemaal voorjaar! Maar
toch moest hij nu al aan dien prettigen dag
denken, wanthij wilde Moeder dit
jaar voor 't eerst! verrassen met een
cadeau, dat hij uit zijn eigen spaarpot koo-
pen zou.
Ijverig spaarde hij dus zijn nikkeltjes,
want het cadeau moest heelemaal van hem
zelf zijn. Vader mocht er geen enkel centje
aan betalen!
Opa's rijksdaalder was sinds eenigon tijd
verhuisd naar zijn grooten spaarpot, dien
Vader bewaarde en die ook wel van Hansje
was, maartoch niet zoo echt als zijn
nikkeltjes!
Elko weck als hij er weer eentje door do
gleuf had laten glijden, rammelde hij oens
flink met zijn spaarpot. O, wat Kon hij er
al veel leven mee maken! En zwaar als ie
werd! Hansje moest 'm met twee handen
vasthouden om 'm niet te laten vallen 1
Zoo kwam langzamerhand de dag, waar
op Moeder verjaren zou, heel dichtbij. Don
laatsten Zaterdag vóór dezen gewichtigen
dag maakte Hansje het deurtje van den
spaarpot voorzichtig met zijn nagels open
en schudde hij zijn schat er uit. 't Was een
heele berg! Keurig netjes legde hij de nik
keltjes op een lange rij. 't Waren er heel
wat: meer dan Hansje tollen kon! Hij....
hij zou er best een auto voor kunnen koo-
pen, een auto met een electrisch lampje!
Of een electrische tram?
Plotselng kon Hansje zijn gedachten niet
meer losmaken van oen auto. Zou die wel
zóóveel kosten, als hij in zijn spaarpot had?
Och, hij hoefde 't niet te weten, hij wilde
immers een cadeau voor Moeder koopen:
een mooie, groote vaas vol bloemen. Maar
die auto, die hij bij Smit, den grooten
speelgoedwinkel in de Torenstraat gezien
had, was toch wel heel mooi, nog mooier
dan een spaarpot vol nikkeltjes
Nee, hij wilde nu niet langer aan dien
auto denken, maar aan het cadeau voor
Moeder.
Heel geheimzinnig had hij Moeder ver
teld, dat hij „over een paar dagen een bood
schap ging doen" en dat Moeder heusch
niet mee kon. Eigenlijk wilde hij niemand
mee hebben. Zijn geheim mocht hij aan nie
mand verklappen, al ging nu en dan zijn
mond open om het „bijna" te vertellen.
Maar gelukkig! verklapt had hij het niet,
want vóór hij „Moeder!" gezegd had, was
't al weer tot hem doorgedrongen, dat hij
't Moeder niet vertellen mocht, nog niet!
Niet vóór Donderdag, als Moeder jarig was!
Hansje toonde, dat hij zijn geheim uitste
kend bewaren kon, al moest hij er als
hij alleen in de kamer was dikwijls met
zichzelf over praten. Dat kon hij niet laten
cn 't hinderde natuurlijk niet. Wat voor
bloemen bij in de vaas koopon zou? Rozen.
Donkcrroode rozen, van die fluweelachtige»
die vond Moeder zoo mooi en hij ook.
Hansje ging wel eens meer alleen een
boodschap doen en de Torenstraat was vlak
bij. Net even om den hoek en hij hoefde niet
eens over te steken!
Eindelijk was het dan Woensdagmiddag.
Zijn nikkeltjes had hij al lang weer in ztfn
spaarpot laten glijden. Daar waren ze im
mers het best opgeborgen en met zijn spaar
pot zóó in een stuk krant gepakt, dat Moe
der niet zien kon, wat het was, ging hij op
stap. Om oen hoekje der huiskamer riep
hij gewichtig:
„Moeder! 'k ga oven een boodschap
doenl 'k Ben zóó terug!"
Moeder, die wel iets van Hansje's geheim
zinnigheid begreep, vroeg alleen maar:
„Je gaat toch niet ver weg, Hansje?"
„Noe, Moeder, eventjes mnar 't hoekje
om," antwoordde hij.
Stevig klemde hij zijn gevulden spaarpot
in zijn beide handjes, zette zijn schat evou
neer om de voordeur open te maken cn.»»«
ging vroolijk op weg.
Toen hij do Torenstraat ingeslagen was,
kwam hij oerst voorbij den speelgoedwin
kel. Drie huizen verder wa9 de bloemen
winkel. Hansje wist het precies.
Even bleef het venljo staan kijken naar
al die mooie auto's voor het grooto winkel*
raam. Prachtig waren zei Personenauto's,
vrachtauto's cu zelfs autobussen! Welke
zou hij kiezen, als hij er eentje tfebbcn
mocht? Die roode autobus of die wagen van
van Gend en Loos? Daar kon ie heel echt
mee spelen: van Gend en Loosje en verhui
zing ook, want hij kon er heel wat inladen.
Hoe duur zou die wel zijn? Erg duur? Maar
hij had immers geld, veel geld!
nco, dat geld was voor Moeder! Hoo kwam
het toch, dat Moeders bloemenvaas met do
donkerroode rozen zoo akelig ver weg
scheen op dat oogenblik en do van Gend
en Loos auto zoo heel, heel dichtbij?
Alsals hij eens aan den meneer in
den winkel vroeg, wat die auto kostte. Mis
schien kon hij dan toch nog de rozen voor
Moedor koopen. Och nee, dat zou natuur
lijk niet' Zoo'n groote auto kostte heel wat
nikkeltjes on hij zou misschien niets voor
Moeder overhouden! Maar... a 1 s ie nou 'e
goedkoop was!.... Hij zou 't toch kunnen
vragen, 't Geld uit ziju spaarpot was van
hem, heelemaal van hem, had Vader gister
avond nog gezegd en ook, dat hij er mee
doen mocht, wat hij zelf 't liefste wilde.
't Liefste wilde hij dien van Gend en
Loos auto koopen. Wekenlang 9tond die al
voor 't raam en Hansjo was er met Moeder
al zóó dikwijls voor stil blijven staan...,
Maar dan kon hij Moeder immers geen
mooie vaas met rozen geven!... Zoo heel
groot hoefde die vaas wel niet te zijn en
witte rozen waren ook mooi. Rose rozen uit
hun tuin ook, als... als hij die eens plukte
voor Moeders verjaardag, dan zou 't mis
schien gaan! Maar die rozen waren van
Vader en Moeder en dus geen cadeau van
hem
Weer gingen zijn oogen naar den van
Gend cn Loos auto en vóór Hansje zelf goed
wist, wat hij deed, stapte hij den winkel
binnen. Maar nee, bij wilde den auto niet
koopen. Hoe.... hoe kwam hij den winkel
weer uit? Daar was dc meneer al cn hij
vroeg:
„Wat is er van je verlangen, kleins
baas?"
„Ik... ik heb me vergist!" stotterde
Hansje en vluchtte den winkel uit.
Regelrecht ging hij nu naar het bloemen
magazijn, waar hij een prachtvaas kocht
met heel mooie, donkerroode rozen. De
juffrouw zei, dat 't eigenlijk wel iets duur*
der was dan 't geld, dat hij uit zijn spaar*
pot schudde, maar dat ze 't er dan maaï
voor geven zou. 't Was zeker voor een ver*
jaardag?
„Ja, voor Moeder!" antwoordde Hansje
blij. In-gelukkig ging hij met zijn schat
don winkel uit en weer hadden zijn belde
handen werk, want de vaas was heel zwaar.
Zijn leege spaarpot stak nu een eind uit
zijn zak.
Bij den speelgoedwinkel keek hij niet
(Zie vervolg op peg. Z)*