LUNCHROOM VONK
LUNCHROOM VONK
DE ZOMER GAAT BEGINNEN
SCHOONMAAK-
ARTIKELEN
Crème Gebak
K. DKKKESCHEV
EEN NIEUWE LICHTSTAD
LETTERKÜNBiGE KRONIEK
VARIA UIT DE VOGEL
WERELD
SCHRIJFMACHINELINTEN
CARBON
Fa. II. ELZEMAAÏ?
VOOR
NAAR
H. M. WATELER—v. DIJK
VONK'S BEROEMDE
BANKETKOEKJES?
Neemt U eens onze bekende
In vier smaken
Nougatine Mokka
Marasquin Sinaasappel
75 cent per stuk
Concertgebouw
„DE VALK"
F. GroenhuizenSchatorjé
Dameskapper
PERMANENT
PARIJSCHE BRIEVEN
De stad is vol van leven en
intieme huiselijke opr
gewektheid
Parijs, Eind-Maart
De zomer gaat beginnen, want men kan
van lente eigenlijk al niet meer spreken
bij dit warme weer, en lente en zomer bei
de maken van Parijs iets heel aparts, een
nieuwe stad voor wie het alleen in het
winterseizoen kent. En zelfs een nieuwe
lichtstad, want dit is een beteekenis van
de naam Ville Lumière waaraan men niet
zoo vaak denkt maar die toch nu heel dui
delijk wordt: het licht van de zon maakt
alles mooi en de parken, de bruggen, de
rivier, do cafe's hebben alle deel aan het
aspect dat Parijs in het vroege voorjaar
als iets onvergetelijks in ons geheugen
prent. Laten diegenen dat eens bedenken
die Parijs alleen de lichtstad noemen om
dat zij geleerd hebben dat het de plaats
van vreugde en jolijt bij uitstek is! Nog
altijd is Parijs „het vroolijkc Parijs", waar
men alles vindt en waar men zoo mogelijk
zijn eerste vacantie gaat doorbrengen om
dat men anders van het buitenland niets
gezien heeft. De ernstiger aangelegden
denken misschien eerder aan Parijs als de
broedplaats van het genie, het centrum
van intellectueel Europa, de arena der
schoone geesten en zelfs de smeltkroes der
volkeren; het „licht" van de „Villc Lu
mière" wordt voor hen onmiddellijk met
een hooger licht vereenzelvigd; terwijl de
nuchter aangelegden alleen maar denken
dat het een stad is waar misschien mis
schien. want Londen en Berlijn zijn er ook
nog! de meeste lichtreclames bij nacht
aangaan; die Parijs zien als één einde-
looze Place de la Concorde, met obelisk
en fontein en, badend in een kunstmatige
maar daarom niet minder heerlijke mane
schijn.
Al deze mcnschcn hebben min of meer
gelijk natuurlijk, want de traditie berust
nooit op losse schroeven en het is goed
en nuttig, dat de traditie onvermoeibaar
telkens weer bevestigd wordt. Al de mooie
dingen die een mcnsch zien kan, en ais
hij ze gezien heeft, nog eens zien wil, en
die zijn kinderen later op hun beurt weer
willen zien en moeten zien: Carmen en
Faust in de Groote Opera, het graf van
Napoleon, de Eiffeltoren (men zegt dat er
ter gelegenheid van een tentoonstelling
een twoode toren in het verschiet is, en nog
veel hooger); en later, eeuwen lang wel
licht, de altijd brandende vlam onder den
Are de Triomphe. dit alles heeft Parijs
nog, cn als een wereldrevolutie niet alles
omver zal werpen om ook van Parijs iets
anders te rnaken dan het altijd was. dan
kan het nog generaties lang zoo blijven. En
toch denkt nu niemand meer aan 't Parijs
waar de wolven 's winters nog kwamen en
dat wij uit de middcleeuwsche litteratuur
kennen, of aan den tijd toen het Louvre
een gloednieuw gebouw was, waarnaar de
Parijzenaars van toen keken met dezelfde
gevoelens waarmee zij nu een straat in
Auteuil zien door den modernen architect
Mallct-Stevens gebouwd, die er zelf in
woonde en naar wicn de straat ook ge
noemd is. Maar voor de meesten blijft Pa
rijs ondanks alle nieuwe snufjes en wisse
lingen het Parijs van de negentiende eeuw,
van den rustig genietenden tijd na den
Fransch-Duitschen oorlog; van de volle
theaters, de helverlichte winkels, de van
menschcn wriemelende boulevards en de
ritten van het cone eind van de stad naar
het andere, waarbij de taxi de verdwenen
fiacre wei vervangen heeft, maar eigenlijk
(och niets is veranderd. De Parijzcnaar
heeft zijn snorren afgeschoren, cn de Pa-
risienncs hebben zich naar de mode kor-
tor en sportiever gekleed, maar de Fran-
sche, neen, de Parijschc geest blijft immer
dezelfde: frivool en practisch tegelijk, cn
daaronder levenswijs; de goede Parijzcnaar
blijft een filosoof onder zijn vlotte manie
ren.
Do oorlog is gekomen en hoeft sporen
nagelaten en 's avonds bij de oevers van
de Seine, als men in het donkere water
kijkt, en denkt aan wat er onder de brug
gen huist, in de rustiger buurten van het
Quartier Latin waar zooveel arme studen
ten zich moedig met allerlei karweitjes in
het leven houden om de Sorbonne to be
zoeken (om van de sinistere cn vaak ge
vaarlijke buurten niet te spreken), geeft
men zich rekenschap van al het misdadige
en lijdende dat deze stad heeft, \an alles
wat niet Ville Lumière is.
Maar nu is Parijs vol van leven en in
tieme huiselijke opgewektheid. Met do zon
in do ruiten, de eindeloos, rij aan rij flon
keren, krijgen de grijze, nu eens statige dan
weer brokkelige gevels (die vaak vlak bij el
kaar in hetzelfde hoekje stad te zien zijn,
wat een van de schilderachtige bekoringen
van Parijs is) ook in de morgenuren reeds
een eigen gloed en pracht, en ieder stukje
straat trekt onze aandacht: boekenstalletjes,
bloemenkraampjes cn kleurige vruchten-
karren, het kleinste café en dc groote ter
rassen waar iedereen al zonder mantel of
met de jas los om de schouders geslagen
achter een apéritif zit, cn gelukkig weer iets
minder druk over een komenden oorlog
praat dan een paar weken geleden. Al ge
nietend wil de wantrouwige Parijzcnaar
toch niet gelooven, dat dc zon er morgen
weer zal zijn, en vandaar dat ieder zich
haast om te wandelen of op het trottoir te
zitten, en als het een dag langer voorjaar
blijft, wordt men er daarom den volgen
den dag het cafétafeltje piet ontrouw om
Want de Parijzenaar gaat over het alge
meen naar het café, óf omdat het bij dc
groote afstanden een gemakkelijker plaats
voor afspraken is dan bij hem thuis, óf om
dc gezelligheid, cn maar betrekkelijk zel
den om het plezier van te consumceren. Dat
verwacht ook niemand van hem, men kan
in een Parijs café uren- achter een „café
crème" zitten kijken cn zitten praten, als
liet niet meer over zaken is, dan over den
menschen die men kent, en als men een
rechtgeaard Parijzenaar is, of bezig is het
te worden, verzuimt men desnoods deze
twee onderwerpen, maar niet de politiek
Men weet hier op het oogenblik precies dat
Hitler een „strooman" is, al zou men mis
schien niet direct weten te zeggen van wie,
men wist twee dagen na de groote gebeur
tenis even precies hoe het gebouw van den
Reichstag in brand gestoken werd, en of
men van meening is dat er spoedig oorlog
zal komen of dat dit juist niet mogelijk is.
„omdat oorlogen immers geld kosten en
niemand geld heeft in dezen tijd", men
weet liet altijd geestdriftig cn precies. De
kunst van bet snelle, preciesc en levendige
praten is door de botsing van stroomen
vreemdelingen hier niet bedorven of ver
anderd, integendeel, de vreemdelingen die
zich hier op de been willen houden, lecrcn
spoedig genoeg praten als volwassen Pa
rijzenaars. Als het buitenlandschc accent
zich niet altijd verdringen laat, de gloed en
de manier zijn meestal voldoende om te
worden aanvaard, zelfs door den Parijze
naar die géén accent heeft, d.w.z. geen an
der dan dat sterk herkenbaar \an
Parijs!
Maar op het oogenblik kijkt men met
even groot welbehagen als men praat: de
zon en de lucht zijn werkelijk te mooi; de
Parijschc lucht bij zomerweer is onverge
lijkbaar, iets van een zoo doorschijnend
en welwillend blauw, dat men het in Ita
lië en elders misschien wel eens mooier,
rnaar nooit precies zóó ziet. Déze lucht valt
op, houdt den blik vast, omdat zij soms
maanden lang zich niet één uur zoo ver
toont, en als zij er dan is, boven het Louvre
b.v. is het net of zij zich heel speciaal bij
de roemrijke stad heeft aangepast. En soms
als men van buiten komt, speelt dc verheel
ding ons parten; er zijn oogcnblikken dat
men, van Meudon af b.v. op Parijs ziend
met de zon schuin en scherp in de stad val
lend, als de gevels kantig uitkomen, door
hun eigen schaduw in relief gebracht, te
gen de lucht wolkjes bespeurt, zoo knap ge
groepeerd, dat zij dc beschaduwde toppen
van bergen lijken, en dat men gauw naar
de Eiffeltoren moet kijken om niet toe te
geven aan het gezichtsbedrog en niet te
denken aan een Oostcrsche stad, met haar
voornaamste hoogte dc minaret van de
Sacré-Coour.
POTOMAK.
Do waardeering van het boek
in onzen tijd.
In het. begin van Mei zal er wederom
een boekenweek worden gehouden. Die
valt dan ongeveer samen met dc v 101*-
jaars-uitgave van 193-3, en schrijvers en uit
gevers verwachten terecht van de pers, dat
zij dezen kruistocht voor het boek onder
steunt. Terecht!, in zooverre dc pers hoe
lang nog? beschouwd wordt als kamp-
vcch'tstcr voor cultuur-idealen, hetgeen nog
iets meer zegt, dan dat zij dc behoeften
harer lezers bevredigt.
Of er in 1953 nog altijd een boekenweek
zal worden gehouden, en of er in 1953 nog
een pers zal bestaan, die zich een doel stelt,
dat hooger is dan de bevrediging harer le
zers-behoeften, dat is geen speculatieve
vraag, maar een vraag, die onmiddellijk
samenhangt met het onderwerp dat he
den onze aandacht heeft. Want naarmate
de samenleving meer uitsluitend zich rich
ten zal op behoeftenhevrediging cn liclit
vertier, zal het literaire boek verliezen aan
commerciëelc waarde, en de uitgevers zul
len eindigen met geen letterkundige wer
ken meer te doen verschijnen, waardoor
dan tevens dc boekenweek en de met haar
samenhangende pers-campagne overbodig
wordt.
Er bestaat een zekere analogie tusschcn
den strijd voor dc literatuur en den strijd
voor dc muziek. Voor dc instandhouding
van de orkesten rnoet evenzeer „propagan
da" gemaakt worden als voo-- de instand
houding van het letterkundig boek. De
praktisch-georiénteerdc mcnsch zal rede
neeren: deze kunsten, de muziek, in zoo
verre die zich niet tot de Jazz-Band be
paalt en de literatuur, in zooverre die niet
tot de lichte ontspanningslectuur behoort,
waarvan men kennis neemt om zijn leegen
tijd stuk te maken, hebben hun tijd gehad.
Maar wij allen houden nog vast aan ideèe-
le tradities, en willen die tradities niet
prijs geven, zelfs in het aangezicht van den
nood.
Tegenover dit krampachtig idealisme be
vindt zich een ander pogen. Het pogen om
van den nood een deugd te maken en de
propaganda voor de literatuur te doen sa
mengaan met de wezenlijk-bestaande le
zers-behoeften. Er zijn er verschcidenen
geweest, ook onder onze jongere schrij
vers, die hebben geredeneerd: welnu, in
dien men tegenwoordig detective-romans
begeert, wij schrijven een goeden de
tective-roman. Met andere woorden: de
schrijvers doen hun talent zich aanpassen
aan de behoefte. Met het gevolg, dat eigen
lijk niet de vrije ontwikkeling van het
geestelijk leven onzer literaire kunstenaars,
maar de afzetkansen der uitgevers de re
cente literatuurgeschiedenis gaat bepalen.
Er is in onze Nederlandschc literatuur
op het oogenblik een merkwaardige tegen
stelling. De neiging der kunstenaars gaat
uit naar liet vers, naar de essay, naar hot
kleine verhaal, maar het publiek vraagt
familie-romans. Met liet gevolg, dat er
slechte familie-romans geschreven gaan
worden door menschen met onmiskenbaar
talent voor andere genres. En dat dc eigen
lijke literaire evolutie daardoor wordt ge
stremd.
Er is een ander verschijnsel, dat den
reeds ongunstigen toestand, waarin de li-
teratuurwaardeering zich bevindt, nog on
gunstiger doet worden. Wij hebben ln deze
kolommen, en ook op andere plaats dat
verschijnsel opgemerkt en den geest die er
uit sprak gelaakt. Wij bedoelen, do nega
tieve strekking van de kritiek. In een tijd
als de onze behoort het niet tot de eerste
vereischtcn, waaraan dc literaire kritiek
moet voldoen, dat zij zich rekenschap geeft
van haar ontstemmingen.
De taak der kritiek is in onze dagen vóór
alles de strekking cn de positieve waarde
der boeken duidelijk to maken aan de le
zers, wij hebben niet in de eerste plaats:
de opkomende letterkunde te zuiveren, wij
hebben in de eerste plaats die letterkunde
te verdedigen tegen de on-litaraire gezind
heid van het publiek.
Vooral jongere kritici scheppen cr een
bizonder behagen in, elkanders werk kapot
te kritiseeren, waarbij men dan vaak uit
gaat van bovenmate subjectieve gezichts
punten.
Het eigenaardige van den huidigen toe
stand is hierin gelegen, dat men, tenminste
in Nederland, op de vraag: leest men dan
niet meer?, geen bepaald ontkennend ant
woord kan geven. Dc belangstelling voor
literatuur ontbreekt niet geheel, er
worden nog wel goede boeken geschreven,
en er worden nog wel goede boeken gele
zen, maar van een meeleven van het groote
publiek met een literaire „beweging" is geen
sprake; wij geloovon, dat de kritische spie
gelgevechten zich afspelen in een liooge
ijl te, waar het gewone publiek niet naar
reikt. Enals men eens, in een gezel
schap vertoevend, plotseling een enquête
gaat instellen naar „het mooiste boek, dat
men in den laatsten tijd gelezen heeft",
dan komt men soms tot verrassende tegen
stellingen.
Er doet zich echter in den laatsten tijd
iets uiterst merkwaardigs voor: de toenade
ring tusschcn publick en schrijvers op een
bepaald gebied: het gebied der historische
verbeelding. Dc schrijvers, die den weg dei-
fictie niet willen verlaten, cn het publiek,
dat geen afstand wil doen van zijn begeerte
naar min of meer uitvoerige verhalen, heb
ben elkander gevonden, doordat dc schrij
vers den grooten roman zijn gaan geven en
het publiek zich verklaarde voor het ver
leden. Het succes van dc boeken van Fa-
bricius: „Komedianten trokken voorbij'' cn
Melodie der Verten" geeft van deze nieuwe
ontmoeting tusschcn Schrijversfantasie en
lezersverlangen wel een zeer recent bewijs.
Hoewel cr telkens opnieuw romans ver
schijnen, die door hun erotische gewaagd
heid trachten te vergoeden, wat het vrij
tamme Ilollandschc leven aan interessant
heid ontbeert cn die hoeken dan, nog wel
grif worden gekocht, is er toch hij het
publick de neiging waarneembaar, zich tot
dc ip het verleden zich afspelende verhalen
te wenden, waar men een wereld van span
ning, een symphonic van boeiende gebeurte
nissen vindt, die men niet aantreft in het
leven dat zich afspeelt, vlak om ons heen,
Het 6ucces der boeken van Van Schendcl,
van Slauerhoff, van Albert Helman vindt in
dit nieuwe literair bewustzijn, zijn verkla
ring.
Aldus, door zich de verbeelding van het
verleden^te kiezen als letterkundige taak,
schijnt onze Nederlandschc literatuur de
concurrentie aan te kunnen, met dc al
kwistiger verschijnende reeks van uit het
buitenland geïmporteerde cn vaak voortref
felijk vertaalde boeken, waarin men den
hartcklop gewaar wordt van den tijd, die
hier in Nederland niet leeft. Ilct motief dat
den Nederlandschen lezer drijft naar het
Ncdcrlandsche boek is eerder dat hij zich
wil vervreemden van het tijdsleven, dan dat
hij het zoekt. Het is eerder een vlucht uit de
werkelijkheid dan een drang er naar toe.
Hoewel hij van onze jongere schrij\crs on
der den fraaien sluier van het verleden,
misschien meer moderne levenswerkelijk
heid zai ontvangen dan hij begeert.
Het is buitengewoon opmerkelijk, dat men
onder do actueele literatuur over Willem
den Zwijger tot dusver geen enkelen roman
van een jonger Xederlandsch auteur liccft
aangetroffen. Dat is juist opmerkelijk, om
dat men zich zoo met het verleden bezig
houdt. Waar ligt hier de oorzaak? Dorst
men deze groote figuur niet aan, of wendt
zich de Nedcrlandsche schrijver in zijn in
dividualist iochen overmoed nog altijd af van
de gelegenhoidsliteratuur?
Deze, onze beschouwingen zijn het karak
ter gaan aannemen van kanlteekeningcn bij
moderne litoratuurverscliijnselèn. Wij koe
ren tot de waardeering van het boek terug,
en -.ragen ons af, of do prijs van het hoek
wellicht oen bezwaar vormt tegen zijn popu
lariteit. De uitgevers probeeren nu eindelijk
wat goedkooper hoeken tc geven, omdat het
publiek in dezen knsistijd do hoogc prijzen
niet meer betalen kan. Toch lijkt de prijs
ons niet de hoofdfactor. Hoofdfactor is, dat
dc literaire belangstelling levend blijft, en
dat de literatuur begrepen wordt als onont
beerlijke voorwaarde orn tot diepere levens-
en zelfkennis te komen. En wij gelooven
dat het voorshands nog op den weg van de
pers ligt, om die belangstelling te kweeken.
Landstrekenwaar sommige
onzer vogelsoorten als
„relicten" voorkomen
De bestaansmogelijkheid van dieren is
afhankelijk van de levensvoorwaarden, in
hun omgeving door de physikalisck-geo-
grapliische gesteldheid, het klimaat, de
vegetatie, de fauna en wellicht nog andere
factoren geschapen. Veranderingen ten op
zichte van een of meer dier factoren kun
nen zekere diersoorten zóó sterk beinvloe-
den, dat ten slotte hun verdwijning door
migratie of uitsterving uit bepaalde stre
ken van hun voormalig verspreidingsge
bied, daarvan het gevolg is, indien ze zich
namelijk niet aan de gewijzigde omstan
digheden hebben kunnen aanpassen.
In den regel beginnen fundamenteele cn
bestendige klimatische en andere wijzigin
gen niet plotseling, maar voltrekken zich
geleidelijk in den loop van eeuwen of wel
licht duizendtallen van jaren, cn dit maakt
het, althans in sommige gevallen, voor
plastische diersoorten gemakkelijker zich
aan de veranderingen in hun omgeving aan
te passen. Zulke, onder aanvankelijk voor
hen ongewone omstandigheden, misschien
zelfs wel goed gedijende „overgebleven"
(dat wil dus zeggen: stand gehouden heb
bende) soorten nu verwijderd van hun
eigen verwanten en andere leden der fau
na, waartoe ze eenmaal behoorden
noemt men „relicten".
Bij soorten, die zich in weerwil der ge
wijzigde omstandigheden, in eenig gebied
sedert dc ijstijden hebben weten te hand
haven, spreekt men van „glaciale relicten";
met „marine relicten" duidt men die zee
dieren aan, welke thans leven in zoetwater-
meren, die eens een deel der zee uitmaak
ten.
Voor een goed begrip der geographischc
verspreiding van vogelsoorten kan het
soms van belang zijn rekening te houden
met de veranderingen, die de in vroegere
tijdperken heerschende natuurlijke omstan
digheden hebben ondergaan. Zoo treft men
b.v. marine relicten aan onder dieren, die
naar hun karakter niet in, maar aan zee
leven. Jaren geleden wees prof. E. LÖnnberj
die aan dit onderwerp in „The Ibis"
(Oct. '32) een artikel wijdt, waaraan ik een
cn ander ontleen op de waarschijnlijk
heid dat de Mantelmeeuw, levende cn
broedende op het groote Wenern-meer, en
de groote kolonie Zilvermeeuwen, broeden
de in de steile klippen van het Wettern-
meer, relicten zijn, daar die meren deel
uitmaakten van een brecde zee-engte, die
eertijds dwars door Zweden, tusschcn de
Dost- en Noord-Zee heenliep. Gedurende de
'geleidelijke opheffing van het land waren
al dien tijd voor deze Meeuwen groote
watermassa's toegankelijk, waarin ze hun
voedsel vonden. Dc generaties van heide
Meeu\v-9oorten merkten, om het zoo maar
eens uit te drukken, niet, dat het zec-lcarak
ter der wateren bij hun broedplaatsen ge
loidelijk aan het verdwijnen was, zoodat zij
tenslotte in zoct-water-meren in plaats van
aan zeo leefden. Zij konden zich voldoende
voedsel verschaffen en hun broedplaatsen
werden niet verwoest. Dank zij hun aange
boren conservatisme, keerden ze jaar op
jaar en eeuw na eeuw naar de broedplaat
sen, die hun voorouders spoedig na het ein
de der ijstijden hadden gekozen, terug cn
werden er niet door in de war gebracht,
dat hun terugkeer in de lente hen over
steeds grootere uitgestrektheden droog land
voerde. Dit is trouwens heel begrijpelijk,
daar de tijdens den levensduur van een
Meeuw merkbare verschillen zeker niet
groot genoeg waren om door haar te wor
den aangespoeld. De levensgewoonten dier
vogels wijzigden zich al naar mate de ver
andering van hun omgeving dit noodig
maakte, en het eindresultaat was, dat Man-
tclmccuw en Zilvermeeuw in bovenbedoeld
deel van Zweden „marinc-rclicten" op zoet-
waterraeren werden.
Nu grepen in het ver verleden dergelijke
gebeurtenissen op veel grooter schaal in an
dere deelen der wereld plaats. In Vroeg
tertiaire tijden strekte zich een groote zee,
van de Middellandsche dwars door de te
genwoordige Zwarte en Caspische Zee, over
het Westen van Centraal Azië uit; naar het
Zuid-Oosten was deze zee verbonden met dc
tegenwoordige Golf van Bengalen. Nog tij
dens het Mioceen strekte dc zee zich ver
oostelijk van de Caspische Zee uit, doch de
opheffing van het land bleef aanhouden tot
de huidige gesteldheid bereikt was. Ook
deze transformatie zal zich wel zéér gelei
delijk voltrokken hebben. Toen dc zee zich
terugtrok, ontstonden er vele ondiepe meren
cn moerassen, die langen tijd in stand ble
ven en waarra:. it nog heden ten dage be
staan, hoewel het land mcerendeels heel
droog is cn zich steppen en zelfs woestij
nen gevormd hebben. Met de verdwijning
der zee en de toenemende droogte gingen
dc meeste vogels heen, daar hun levensbe
hoeften tc loor gingen. Er schijnt echter
naar prof. L.'s meening nog wat van deze
oude, wellicht deels, tertiaire, marine-vogel-
fauna in Centraal-Azië te zijn achtergeble
ven en beschouwt hij als zoodanige relic
ten aldaar o. a.: Strandplcvier, Kïuit en
Bergeend, drie aan onze stranden en op
meer dan een onzer eilanden welbekende
broedvogcls.
A. A. VAN PELT LECIINER.
Arnhem, Maart 1933.
STEEDS HET BESTE.
Langestraat 81 Telefoon 528
DROGISTERIJ.
Apoth. Ass.
Hcndr. v. Viandcnstr. 30. Tel. 1313.
Hebt U al eens kennis
gemaakt met
telefoon 281
Create en kleine zalen
disponibel
vosr feesten, partijen enz.
BANKETBAKKER-KOK
UTR.WEG 53 TEL. 336
CHOCOLADE PAASCHEIEREN
GEVULDE LUXE EIEREN,
MANDJES EN CHOCOLADE
PAASCHFIGUREN
VRAAGT NAAR ONS EIGEN FABRIKAAT
Nougat slagroomeieren
Baisers (gev. slagroom)
Slagroom, vruchten gebakjes
Gebakjes Paaschidee
Fantasie Paaschgebak enz.
Aanbevelend,
P. GROENHUIZEN-Schatorjé
Utr.weg 53 Tel. 336
VACANT
DROGISTERIJ „DE GAPER"
JULIANAPLEIN i. TELEFOON 635
NAAST APOTHEEK HAAN
In voorraad:
Deveo-Occulta Spatader- en Steun-
kousen zonder gummi en
Lasticflor elastieken kousen met
gummi. Pracht kouson, welke aan
alle verwachtingen voldoen per paar
18.75.
H. v Viandenstraat 20 Tel. 1681
Vertrouwd en vakkundig adres
voor Uw