LUNCHROOM VONK LUNCHROOM VONK DE ZOMER GAAT BEGINNEN SCHOONMAAK- ARTIKELEN Crème Gebak K. DKKKESCHEV EEN NIEUWE LICHTSTAD LETTERKÜNBiGE KRONIEK VARIA UIT DE VOGEL WERELD SCHRIJFMACHINELINTEN CARBON Fa. II. ELZEMAAÏ? VOOR NAAR H. M. WATELER—v. DIJK VONK'S BEROEMDE BANKETKOEKJES? Neemt U eens onze bekende In vier smaken Nougatine Mokka Marasquin Sinaasappel 75 cent per stuk Concertgebouw „DE VALK" F. GroenhuizenSchatorjé Dameskapper PERMANENT PARIJSCHE BRIEVEN De stad is vol van leven en intieme huiselijke opr gewektheid Parijs, Eind-Maart De zomer gaat beginnen, want men kan van lente eigenlijk al niet meer spreken bij dit warme weer, en lente en zomer bei de maken van Parijs iets heel aparts, een nieuwe stad voor wie het alleen in het winterseizoen kent. En zelfs een nieuwe lichtstad, want dit is een beteekenis van de naam Ville Lumière waaraan men niet zoo vaak denkt maar die toch nu heel dui delijk wordt: het licht van de zon maakt alles mooi en de parken, de bruggen, de rivier, do cafe's hebben alle deel aan het aspect dat Parijs in het vroege voorjaar als iets onvergetelijks in ons geheugen prent. Laten diegenen dat eens bedenken die Parijs alleen de lichtstad noemen om dat zij geleerd hebben dat het de plaats van vreugde en jolijt bij uitstek is! Nog altijd is Parijs „het vroolijkc Parijs", waar men alles vindt en waar men zoo mogelijk zijn eerste vacantie gaat doorbrengen om dat men anders van het buitenland niets gezien heeft. De ernstiger aangelegden denken misschien eerder aan Parijs als de broedplaats van het genie, het centrum van intellectueel Europa, de arena der schoone geesten en zelfs de smeltkroes der volkeren; het „licht" van de „Villc Lu mière" wordt voor hen onmiddellijk met een hooger licht vereenzelvigd; terwijl de nuchter aangelegden alleen maar denken dat het een stad is waar misschien mis schien. want Londen en Berlijn zijn er ook nog! de meeste lichtreclames bij nacht aangaan; die Parijs zien als één einde- looze Place de la Concorde, met obelisk en fontein en, badend in een kunstmatige maar daarom niet minder heerlijke mane schijn. Al deze mcnschcn hebben min of meer gelijk natuurlijk, want de traditie berust nooit op losse schroeven en het is goed en nuttig, dat de traditie onvermoeibaar telkens weer bevestigd wordt. Al de mooie dingen die een mcnsch zien kan, en ais hij ze gezien heeft, nog eens zien wil, en die zijn kinderen later op hun beurt weer willen zien en moeten zien: Carmen en Faust in de Groote Opera, het graf van Napoleon, de Eiffeltoren (men zegt dat er ter gelegenheid van een tentoonstelling een twoode toren in het verschiet is, en nog veel hooger); en later, eeuwen lang wel licht, de altijd brandende vlam onder den Are de Triomphe. dit alles heeft Parijs nog, cn als een wereldrevolutie niet alles omver zal werpen om ook van Parijs iets anders te rnaken dan het altijd was. dan kan het nog generaties lang zoo blijven. En toch denkt nu niemand meer aan 't Parijs waar de wolven 's winters nog kwamen en dat wij uit de middcleeuwsche litteratuur kennen, of aan den tijd toen het Louvre een gloednieuw gebouw was, waarnaar de Parijzenaars van toen keken met dezelfde gevoelens waarmee zij nu een straat in Auteuil zien door den modernen architect Mallct-Stevens gebouwd, die er zelf in woonde en naar wicn de straat ook ge noemd is. Maar voor de meesten blijft Pa rijs ondanks alle nieuwe snufjes en wisse lingen het Parijs van de negentiende eeuw, van den rustig genietenden tijd na den Fransch-Duitschen oorlog; van de volle theaters, de helverlichte winkels, de van menschcn wriemelende boulevards en de ritten van het cone eind van de stad naar het andere, waarbij de taxi de verdwenen fiacre wei vervangen heeft, maar eigenlijk (och niets is veranderd. De Parijzcnaar heeft zijn snorren afgeschoren, cn de Pa- risienncs hebben zich naar de mode kor- tor en sportiever gekleed, maar de Fran- sche, neen, de Parijschc geest blijft immer dezelfde: frivool en practisch tegelijk, cn daaronder levenswijs; de goede Parijzcnaar blijft een filosoof onder zijn vlotte manie ren. Do oorlog is gekomen en hoeft sporen nagelaten en 's avonds bij de oevers van de Seine, als men in het donkere water kijkt, en denkt aan wat er onder de brug gen huist, in de rustiger buurten van het Quartier Latin waar zooveel arme studen ten zich moedig met allerlei karweitjes in het leven houden om de Sorbonne to be zoeken (om van de sinistere cn vaak ge vaarlijke buurten niet te spreken), geeft men zich rekenschap van al het misdadige en lijdende dat deze stad heeft, \an alles wat niet Ville Lumière is. Maar nu is Parijs vol van leven en in tieme huiselijke opgewektheid. Met do zon in do ruiten, de eindeloos, rij aan rij flon keren, krijgen de grijze, nu eens statige dan weer brokkelige gevels (die vaak vlak bij el kaar in hetzelfde hoekje stad te zien zijn, wat een van de schilderachtige bekoringen van Parijs is) ook in de morgenuren reeds een eigen gloed en pracht, en ieder stukje straat trekt onze aandacht: boekenstalletjes, bloemenkraampjes cn kleurige vruchten- karren, het kleinste café en dc groote ter rassen waar iedereen al zonder mantel of met de jas los om de schouders geslagen achter een apéritif zit, cn gelukkig weer iets minder druk over een komenden oorlog praat dan een paar weken geleden. Al ge nietend wil de wantrouwige Parijzcnaar toch niet gelooven, dat dc zon er morgen weer zal zijn, en vandaar dat ieder zich haast om te wandelen of op het trottoir te zitten, en als het een dag langer voorjaar blijft, wordt men er daarom den volgen den dag het cafétafeltje piet ontrouw om Want de Parijzenaar gaat over het alge meen naar het café, óf omdat het bij dc groote afstanden een gemakkelijker plaats voor afspraken is dan bij hem thuis, óf om dc gezelligheid, cn maar betrekkelijk zel den om het plezier van te consumceren. Dat verwacht ook niemand van hem, men kan in een Parijs café uren- achter een „café crème" zitten kijken cn zitten praten, als liet niet meer over zaken is, dan over den menschen die men kent, en als men een rechtgeaard Parijzenaar is, of bezig is het te worden, verzuimt men desnoods deze twee onderwerpen, maar niet de politiek Men weet hier op het oogenblik precies dat Hitler een „strooman" is, al zou men mis schien niet direct weten te zeggen van wie, men wist twee dagen na de groote gebeur tenis even precies hoe het gebouw van den Reichstag in brand gestoken werd, en of men van meening is dat er spoedig oorlog zal komen of dat dit juist niet mogelijk is. „omdat oorlogen immers geld kosten en niemand geld heeft in dezen tijd", men weet liet altijd geestdriftig cn precies. De kunst van bet snelle, preciesc en levendige praten is door de botsing van stroomen vreemdelingen hier niet bedorven of ver anderd, integendeel, de vreemdelingen die zich hier op de been willen houden, lecrcn spoedig genoeg praten als volwassen Pa rijzenaars. Als het buitenlandschc accent zich niet altijd verdringen laat, de gloed en de manier zijn meestal voldoende om te worden aanvaard, zelfs door den Parijze naar die géén accent heeft, d.w.z. geen an der dan dat sterk herkenbaar \an Parijs! Maar op het oogenblik kijkt men met even groot welbehagen als men praat: de zon en de lucht zijn werkelijk te mooi; de Parijschc lucht bij zomerweer is onverge lijkbaar, iets van een zoo doorschijnend en welwillend blauw, dat men het in Ita lië en elders misschien wel eens mooier, rnaar nooit precies zóó ziet. Déze lucht valt op, houdt den blik vast, omdat zij soms maanden lang zich niet één uur zoo ver toont, en als zij er dan is, boven het Louvre b.v. is het net of zij zich heel speciaal bij de roemrijke stad heeft aangepast. En soms als men van buiten komt, speelt dc verheel ding ons parten; er zijn oogcnblikken dat men, van Meudon af b.v. op Parijs ziend met de zon schuin en scherp in de stad val lend, als de gevels kantig uitkomen, door hun eigen schaduw in relief gebracht, te gen de lucht wolkjes bespeurt, zoo knap ge groepeerd, dat zij dc beschaduwde toppen van bergen lijken, en dat men gauw naar de Eiffeltoren moet kijken om niet toe te geven aan het gezichtsbedrog en niet te denken aan een Oostcrsche stad, met haar voornaamste hoogte dc minaret van de Sacré-Coour. POTOMAK. Do waardeering van het boek in onzen tijd. In het. begin van Mei zal er wederom een boekenweek worden gehouden. Die valt dan ongeveer samen met dc v 101*- jaars-uitgave van 193-3, en schrijvers en uit gevers verwachten terecht van de pers, dat zij dezen kruistocht voor het boek onder steunt. Terecht!, in zooverre dc pers hoe lang nog? beschouwd wordt als kamp- vcch'tstcr voor cultuur-idealen, hetgeen nog iets meer zegt, dan dat zij dc behoeften harer lezers bevredigt. Of er in 1953 nog altijd een boekenweek zal worden gehouden, en of er in 1953 nog een pers zal bestaan, die zich een doel stelt, dat hooger is dan de bevrediging harer le zers-behoeften, dat is geen speculatieve vraag, maar een vraag, die onmiddellijk samenhangt met het onderwerp dat he den onze aandacht heeft. Want naarmate de samenleving meer uitsluitend zich rich ten zal op behoeftenhevrediging cn liclit vertier, zal het literaire boek verliezen aan commerciëelc waarde, en de uitgevers zul len eindigen met geen letterkundige wer ken meer te doen verschijnen, waardoor dan tevens dc boekenweek en de met haar samenhangende pers-campagne overbodig wordt. Er bestaat een zekere analogie tusschcn den strijd voor dc literatuur en den strijd voor dc muziek. Voor dc instandhouding van de orkesten rnoet evenzeer „propagan da" gemaakt worden als voo-- de instand houding van het letterkundig boek. De praktisch-georiénteerdc mcnsch zal rede neeren: deze kunsten, de muziek, in zoo verre die zich niet tot de Jazz-Band be paalt en de literatuur, in zooverre die niet tot de lichte ontspanningslectuur behoort, waarvan men kennis neemt om zijn leegen tijd stuk te maken, hebben hun tijd gehad. Maar wij allen houden nog vast aan ideèe- le tradities, en willen die tradities niet prijs geven, zelfs in het aangezicht van den nood. Tegenover dit krampachtig idealisme be vindt zich een ander pogen. Het pogen om van den nood een deugd te maken en de propaganda voor de literatuur te doen sa mengaan met de wezenlijk-bestaande le zers-behoeften. Er zijn er verschcidenen geweest, ook onder onze jongere schrij vers, die hebben geredeneerd: welnu, in dien men tegenwoordig detective-romans begeert, wij schrijven een goeden de tective-roman. Met andere woorden: de schrijvers doen hun talent zich aanpassen aan de behoefte. Met het gevolg, dat eigen lijk niet de vrije ontwikkeling van het geestelijk leven onzer literaire kunstenaars, maar de afzetkansen der uitgevers de re cente literatuurgeschiedenis gaat bepalen. Er is in onze Nederlandschc literatuur op het oogenblik een merkwaardige tegen stelling. De neiging der kunstenaars gaat uit naar liet vers, naar de essay, naar hot kleine verhaal, maar het publiek vraagt familie-romans. Met liet gevolg, dat er slechte familie-romans geschreven gaan worden door menschen met onmiskenbaar talent voor andere genres. En dat dc eigen lijke literaire evolutie daardoor wordt ge stremd. Er is een ander verschijnsel, dat den reeds ongunstigen toestand, waarin de li- teratuurwaardeering zich bevindt, nog on gunstiger doet worden. Wij hebben ln deze kolommen, en ook op andere plaats dat verschijnsel opgemerkt en den geest die er uit sprak gelaakt. Wij bedoelen, do nega tieve strekking van de kritiek. In een tijd als de onze behoort het niet tot de eerste vereischtcn, waaraan dc literaire kritiek moet voldoen, dat zij zich rekenschap geeft van haar ontstemmingen. De taak der kritiek is in onze dagen vóór alles de strekking cn de positieve waarde der boeken duidelijk to maken aan de le zers, wij hebben niet in de eerste plaats: de opkomende letterkunde te zuiveren, wij hebben in de eerste plaats die letterkunde te verdedigen tegen de on-litaraire gezind heid van het publiek. Vooral jongere kritici scheppen cr een bizonder behagen in, elkanders werk kapot te kritiseeren, waarbij men dan vaak uit gaat van bovenmate subjectieve gezichts punten. Het eigenaardige van den huidigen toe stand is hierin gelegen, dat men, tenminste in Nederland, op de vraag: leest men dan niet meer?, geen bepaald ontkennend ant woord kan geven. Dc belangstelling voor literatuur ontbreekt niet geheel, er worden nog wel goede boeken geschreven, en er worden nog wel goede boeken gele zen, maar van een meeleven van het groote publiek met een literaire „beweging" is geen sprake; wij geloovon, dat de kritische spie gelgevechten zich afspelen in een liooge ijl te, waar het gewone publiek niet naar reikt. Enals men eens, in een gezel schap vertoevend, plotseling een enquête gaat instellen naar „het mooiste boek, dat men in den laatsten tijd gelezen heeft", dan komt men soms tot verrassende tegen stellingen. Er doet zich echter in den laatsten tijd iets uiterst merkwaardigs voor: de toenade ring tusschcn publick en schrijvers op een bepaald gebied: het gebied der historische verbeelding. Dc schrijvers, die den weg dei- fictie niet willen verlaten, cn het publiek, dat geen afstand wil doen van zijn begeerte naar min of meer uitvoerige verhalen, heb ben elkander gevonden, doordat dc schrij vers den grooten roman zijn gaan geven en het publiek zich verklaarde voor het ver leden. Het succes van dc boeken van Fa- bricius: „Komedianten trokken voorbij'' cn Melodie der Verten" geeft van deze nieuwe ontmoeting tusschcn Schrijversfantasie en lezersverlangen wel een zeer recent bewijs. Hoewel cr telkens opnieuw romans ver schijnen, die door hun erotische gewaagd heid trachten te vergoeden, wat het vrij tamme Ilollandschc leven aan interessant heid ontbeert cn die hoeken dan, nog wel grif worden gekocht, is er toch hij het publick de neiging waarneembaar, zich tot dc ip het verleden zich afspelende verhalen te wenden, waar men een wereld van span ning, een symphonic van boeiende gebeurte nissen vindt, die men niet aantreft in het leven dat zich afspeelt, vlak om ons heen, Het 6ucces der boeken van Van Schendcl, van Slauerhoff, van Albert Helman vindt in dit nieuwe literair bewustzijn, zijn verkla ring. Aldus, door zich de verbeelding van het verleden^te kiezen als letterkundige taak, schijnt onze Nederlandschc literatuur de concurrentie aan te kunnen, met dc al kwistiger verschijnende reeks van uit het buitenland geïmporteerde cn vaak voortref felijk vertaalde boeken, waarin men den hartcklop gewaar wordt van den tijd, die hier in Nederland niet leeft. Ilct motief dat den Nederlandschen lezer drijft naar het Ncdcrlandsche boek is eerder dat hij zich wil vervreemden van het tijdsleven, dan dat hij het zoekt. Het is eerder een vlucht uit de werkelijkheid dan een drang er naar toe. Hoewel hij van onze jongere schrij\crs on der den fraaien sluier van het verleden, misschien meer moderne levenswerkelijk heid zai ontvangen dan hij begeert. Het is buitengewoon opmerkelijk, dat men onder do actueele literatuur over Willem den Zwijger tot dusver geen enkelen roman van een jonger Xederlandsch auteur liccft aangetroffen. Dat is juist opmerkelijk, om dat men zich zoo met het verleden bezig houdt. Waar ligt hier de oorzaak? Dorst men deze groote figuur niet aan, of wendt zich de Nedcrlandsche schrijver in zijn in dividualist iochen overmoed nog altijd af van de gelegenhoidsliteratuur? Deze, onze beschouwingen zijn het karak ter gaan aannemen van kanlteekeningcn bij moderne litoratuurverscliijnselèn. Wij koe ren tot de waardeering van het boek terug, en -.ragen ons af, of do prijs van het hoek wellicht oen bezwaar vormt tegen zijn popu lariteit. De uitgevers probeeren nu eindelijk wat goedkooper hoeken tc geven, omdat het publiek in dezen knsistijd do hoogc prijzen niet meer betalen kan. Toch lijkt de prijs ons niet de hoofdfactor. Hoofdfactor is, dat dc literaire belangstelling levend blijft, en dat de literatuur begrepen wordt als onont beerlijke voorwaarde orn tot diepere levens- en zelfkennis te komen. En wij gelooven dat het voorshands nog op den weg van de pers ligt, om die belangstelling te kweeken. Landstrekenwaar sommige onzer vogelsoorten als „relicten" voorkomen De bestaansmogelijkheid van dieren is afhankelijk van de levensvoorwaarden, in hun omgeving door de physikalisck-geo- grapliische gesteldheid, het klimaat, de vegetatie, de fauna en wellicht nog andere factoren geschapen. Veranderingen ten op zichte van een of meer dier factoren kun nen zekere diersoorten zóó sterk beinvloe- den, dat ten slotte hun verdwijning door migratie of uitsterving uit bepaalde stre ken van hun voormalig verspreidingsge bied, daarvan het gevolg is, indien ze zich namelijk niet aan de gewijzigde omstan digheden hebben kunnen aanpassen. In den regel beginnen fundamenteele cn bestendige klimatische en andere wijzigin gen niet plotseling, maar voltrekken zich geleidelijk in den loop van eeuwen of wel licht duizendtallen van jaren, cn dit maakt het, althans in sommige gevallen, voor plastische diersoorten gemakkelijker zich aan de veranderingen in hun omgeving aan te passen. Zulke, onder aanvankelijk voor hen ongewone omstandigheden, misschien zelfs wel goed gedijende „overgebleven" (dat wil dus zeggen: stand gehouden heb bende) soorten nu verwijderd van hun eigen verwanten en andere leden der fau na, waartoe ze eenmaal behoorden noemt men „relicten". Bij soorten, die zich in weerwil der ge wijzigde omstandigheden, in eenig gebied sedert dc ijstijden hebben weten te hand haven, spreekt men van „glaciale relicten"; met „marine relicten" duidt men die zee dieren aan, welke thans leven in zoetwater- meren, die eens een deel der zee uitmaak ten. Voor een goed begrip der geographischc verspreiding van vogelsoorten kan het soms van belang zijn rekening te houden met de veranderingen, die de in vroegere tijdperken heerschende natuurlijke omstan digheden hebben ondergaan. Zoo treft men b.v. marine relicten aan onder dieren, die naar hun karakter niet in, maar aan zee leven. Jaren geleden wees prof. E. LÖnnberj die aan dit onderwerp in „The Ibis" (Oct. '32) een artikel wijdt, waaraan ik een cn ander ontleen op de waarschijnlijk heid dat de Mantelmeeuw, levende cn broedende op het groote Wenern-meer, en de groote kolonie Zilvermeeuwen, broeden de in de steile klippen van het Wettern- meer, relicten zijn, daar die meren deel uitmaakten van een brecde zee-engte, die eertijds dwars door Zweden, tusschcn de Dost- en Noord-Zee heenliep. Gedurende de 'geleidelijke opheffing van het land waren al dien tijd voor deze Meeuwen groote watermassa's toegankelijk, waarin ze hun voedsel vonden. Dc generaties van heide Meeu\v-9oorten merkten, om het zoo maar eens uit te drukken, niet, dat het zec-lcarak ter der wateren bij hun broedplaatsen ge loidelijk aan het verdwijnen was, zoodat zij tenslotte in zoct-water-meren in plaats van aan zeo leefden. Zij konden zich voldoende voedsel verschaffen en hun broedplaatsen werden niet verwoest. Dank zij hun aange boren conservatisme, keerden ze jaar op jaar en eeuw na eeuw naar de broedplaat sen, die hun voorouders spoedig na het ein de der ijstijden hadden gekozen, terug cn werden er niet door in de war gebracht, dat hun terugkeer in de lente hen over steeds grootere uitgestrektheden droog land voerde. Dit is trouwens heel begrijpelijk, daar de tijdens den levensduur van een Meeuw merkbare verschillen zeker niet groot genoeg waren om door haar te wor den aangespoeld. De levensgewoonten dier vogels wijzigden zich al naar mate de ver andering van hun omgeving dit noodig maakte, en het eindresultaat was, dat Man- tclmccuw en Zilvermeeuw in bovenbedoeld deel van Zweden „marinc-rclicten" op zoet- waterraeren werden. Nu grepen in het ver verleden dergelijke gebeurtenissen op veel grooter schaal in an dere deelen der wereld plaats. In Vroeg tertiaire tijden strekte zich een groote zee, van de Middellandsche dwars door de te genwoordige Zwarte en Caspische Zee, over het Westen van Centraal Azië uit; naar het Zuid-Oosten was deze zee verbonden met dc tegenwoordige Golf van Bengalen. Nog tij dens het Mioceen strekte dc zee zich ver oostelijk van de Caspische Zee uit, doch de opheffing van het land bleef aanhouden tot de huidige gesteldheid bereikt was. Ook deze transformatie zal zich wel zéér gelei delijk voltrokken hebben. Toen dc zee zich terugtrok, ontstonden er vele ondiepe meren cn moerassen, die langen tijd in stand ble ven en waarra:. it nog heden ten dage be staan, hoewel het land mcerendeels heel droog is cn zich steppen en zelfs woestij nen gevormd hebben. Met de verdwijning der zee en de toenemende droogte gingen dc meeste vogels heen, daar hun levensbe hoeften tc loor gingen. Er schijnt echter naar prof. L.'s meening nog wat van deze oude, wellicht deels, tertiaire, marine-vogel- fauna in Centraal-Azië te zijn achtergeble ven en beschouwt hij als zoodanige relic ten aldaar o. a.: Strandplcvier, Kïuit en Bergeend, drie aan onze stranden en op meer dan een onzer eilanden welbekende broedvogcls. A. A. VAN PELT LECIINER. Arnhem, Maart 1933. STEEDS HET BESTE. Langestraat 81 Telefoon 528 DROGISTERIJ. Apoth. Ass. Hcndr. v. Viandcnstr. 30. Tel. 1313. Hebt U al eens kennis gemaakt met telefoon 281 Create en kleine zalen disponibel vosr feesten, partijen enz. BANKETBAKKER-KOK UTR.WEG 53 TEL. 336 CHOCOLADE PAASCHEIEREN GEVULDE LUXE EIEREN, MANDJES EN CHOCOLADE PAASCHFIGUREN VRAAGT NAAR ONS EIGEN FABRIKAAT Nougat slagroomeieren Baisers (gev. slagroom) Slagroom, vruchten gebakjes Gebakjes Paaschidee Fantasie Paaschgebak enz. Aanbevelend, P. GROENHUIZEN-Schatorjé Utr.weg 53 Tel. 336 VACANT DROGISTERIJ „DE GAPER" JULIANAPLEIN i. TELEFOON 635 NAAST APOTHEEK HAAN In voorraad: Deveo-Occulta Spatader- en Steun- kousen zonder gummi en Lasticflor elastieken kousen met gummi. Pracht kouson, welke aan alle verwachtingen voldoen per paar 18.75. H. v Viandenstraat 20 Tel. 1681 Vertrouwd en vakkundig adres voor Uw

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 14