HET MES
DE NIEUWE KAR
WAAR JAAP EN ANKIE
DEN BAL VONDEN!
ALS HET REGENT
door
C. E. DE LILLE HOGERYY'AARD.
(Vervolg).
Dien geheelon -alddag bleef Jaap op bet
voetbalveld, waar bij den zijnen door zijn
yUS„en 'cnig spc' do "verwinning bezorg
de. Hij was er hcelemaal „in", dacht aan
seen sommen of strafregels meer, ook niet
aan im, die geen bijzondor liefhebber van
voetballen was en in geen enkel elftal zot,
al kwam hij nu en dan wel eens naar hun
spel kijken.
Vlak vóór tafel Kwam hij thuis, vol op
gewonden verhalen over de gewonnen
match.
„En nu dadelijk na hot eten ijverig aan
het werk!" brak Vader den woordenstroom
van zijn op vocthalgebicd wclbo-
spraakten zoon af. „Je proefwerk is nu af-
gcloopen, maar jo zult uog wei genoeg te
doen hebben.'*
.,'i Gaat nogal," zoi Jaap. ,,'t Loopt togen
do vacantio en 't ergste hebben wc achtct
den rug."
„Zóó goed achter den rug, dat je bel
voorgoed achter je kunt laten?" vroeg
Vader.
Jaap kroeg een kiour. Vader deed daar
juist een vraag, die hem opnieuw hegon te
kwellen: zou hij overgaan?
Gisteren had hij zijn geval nog niet als
hopeloos beschouwd, maar nu hij vanmor
gen niets van zijn sommen terecht gebracht
had, zag hij ztjn laatste kans verdwijnen..
Lu toch had hij zoo goed zijn best go-
daan, vooral de laalslc drie maanden. Maar
l was net, of zijn hoofd soms geen enkele
som bevatten kon. Was hij maar in staat:
met die moeilijko opgaven even handig om
springen als met den vootbal! Dan zou
hij niet bang behoeven te zijn, dat hij bleef
zitten, zou luj zolfs met nummer cën over
gaan! Maar zooals de zaken nu stou
den
En allo ellende kwam wool- boven. Hoe
had hij dio op het voetbalveld locb heolc-
niaal kunnen vergeten? Dat snapte hij
niet! Als die sommen maar met zoo slecht
waren!
Van de sommen kwamen zijn gedachten
op do strafregels. Maar die hadden hem
toch geen minuutje huisarrest bezorgd op
dezen heerlijken Woensdagmiddag!
Morgenochtend zou hij nog vóór
meneer om zijn strafwerk vroeg dadelijk
zeggen, dat het z ij n mes niet geweest
was. Meneer moest don maar uitvinden,
wiens mes het w e 1 geweest was. Voor hem,
Jaap, kwam dat er niet op aan. Alleen kon
luj niet begrijpen, dat de bezitter van het
mes zich niet bekend gemaakt had, toen
er strafregels aan vast kwamen te zitten.
H ij zou er dadelijk voor uitgekomen zijn
en geen ander voor de siraf laten opdraaien
al was die dan ook nog zoo zwaar...
Dc gedachte, w i c het mes had laten val
len, liet hem echter niet met rust, ook al
maakte hij zichzelf tvijs, dut 't hem niet
schelen kon.
Plotseling sciioot hot Jaap te binnen, dat
bij Wim hcelemaal niet meer gezien had
na schooltijd. Niet alleen had Wim niet op
hem gewacht, maar anders zagen zij elkaar
op vrijo middagen toch altijd op straat of
in de nabijheid van het voetbalveld, nu
echter niet!
Wim zou locli nictl... Nee, hij mocht
zijn makker niet beschuldigen. liet zou na
tuurlijk kunnen, dat het zijn mes ge
weest was, maar... weten deed hij 't
niet! A1 s hij 't maar wist. Maar daar
schoot hij immers toch niet moe op, want
verraden zou hij Wim stellig niet!
Voor zichzelf wilde hij het echter toch
wel weten I En nu viel hem plotseling iets
in. Hij zou morgen aan meneer van Vliet
vragen het mes te mogen zien. Dom van
'n. Jat hij er heelcmaa! niet op gelet had,
hoe 't er uitzag! HIJ kende Wims mes wit
goed, zou 't ook gemakkelijk herkennen
Wim bad er lot vervelends too mee ge
geurd.
En terwijl Jaap zijn lessen voor den vol
genden dag leerde, kwam dc gedachte aan
het mes steeds weer boven.
's Avonds in bed nog lag hij over het be
wuste voorwerp en diens eigenaar te pein-
Broertje wordt au vee] tc groot
Voor den kinderwagen;
Ook kan Moeder hem niet steeds
Op haar arraon dragen.
- Wacht, spreekt Vader, 'k weet 'al
raad.
'k Maak een kar voor Broertje;
Duarin doet hij dan bepaald
Menig prettig toertje.
raA«.«ro*r.
Vader koopt meteen maor hout,
Timmert dan zoo lustig
Maar hij doet bet in dc,schuur,
Dat is wèi zoo rustig!
•a
Mooie verf wordt er gebaald?
Roodc, groene, gclo
Leuk is 't om er naar zien!
'k Wou cr wel mee spelen!
Heel gauw is de kar gereed;
O, wat lacht ons Broertje!
Allen mogen wij nu mee
Op dat eerste toertje!
IIERMANNA.
(Nadruk verboden).
zon, zonder echter meer helderheid in dc
zaak te krijgen.
't Was en 't bleef een raadsol voor hem,
maar één ding stond vast: cr Wim naar
vragen zou hij niet! Als Wim dat soms
dacht, kon hij lang wachten!
Toen Jaap den volgenden morgen naar
school ging, zag hij Wim weer in geen vel
den of wogen. Het denkbeeld, dat liet mes
vail Wim was en deze wist, dat het geval
Ion was, kwam opnieuw met zóö'n kracht
in hem op, dat het niet meer weg te drin
gen was. 't Eenige zou nog kunnen zijn,
dat Wim ziek was, maar ook dit bleek niet
het geval te zijn, want juist toen Jaap
het schoolgebouw binnenstapte om naar
meneer van Vliet te gaan, zag hij achter
een troepje jongens Wim aanslontcrcn.
De onderwijzer was reeds in dc klas,
waar hij iets in een kast zocht. Verwon
derd koek hij op naar Jaap. Het gebeurde
van den vorigen dag stond onmiddellijk
weer helder vóór hem
Nu was er iets in den open blik van den
jongen, dat hem altijd tot Jaap aangetrok
ken had. Hij mocht hem werkelijk graag
lijden, al blonk hij dan ook niet bepaald
door geleerdheid uit. Zeker kwam hij zijn
strafregels brengen.
Welwillend zei meneer van Vliet tegen
Jaap:
„Geef me je strafwerk maar, dan mag
jc na schooltijd je mes terug komen
halen.
„Ik... ik heb geen regels gemaakt,
meneer!" antwoordde de jongen.
Maar nu keek meneer van Vliet hom
toch onderzoekend aan. Jaap moest vooral
niet denken, dat hij een loopje met 'm
nemen kon!
„En w«arom niet?" vroeg hij streng.
„Omdat ik geen mes heb laten vallen,
meneer," klonk het beleefd.
.Goen mes laten vallen?" herhaalde de
onderwijzer verbaasd
„Nee meneer
,En je hebt het toch zelf opgeraapt!"
„Maar het was m ij n mos niet!"
Nu begreep moneer van Vliet er niets
meer van. Gesteld, dat het Jaaps mes wer
kelijk niet was, waarom had de jongen dat
dan gisteren niet dadelijk gezegd?
Plotseling trad dc onderwijzer op zijn
lessenaar toe, deed dien open, haalde er
het bowustc voorwerp uit en vroeg streng
„Is dat mes van jou, Jaap, of niet?"
Jaap, die onmiddellijk het mes van Wim
herkend had, antwoordde rustig
„Nee meneer."
Meneer van Vliet begon te begrijpen, dat
hier een misverstand in het spel moet zijn
Jaap jokte niet, zou liever duizend straf
regels oploopen dan zich met een leugen
ergens uit trachten tc redden.
Kalm vroeg hij daarom:
„Van vvio is dat mes dan?"
„Dat zeg ik niet, meneer," kreeg hij ten
antwoord.
Opnieuw kook do onderwijzer Jaap door*
dringend aan.
Toen zei hij, terwijl hij zijn hand op zijn
schouder legde:
„Flink zool Je bent eon fermo jongen,
dat jo niemand verraden wilt en ik geloof
je! Het mos is niet van joul Het lag alleen
maar vlak bij je voet J ij hadt het dus niet
laten vallcu, is 't wel?"
„Nee meneer!" klonk het opgelucht.
Jaap was blij, dat aan liet verhoor hier-
moe een einde kwam en zei alleen nog
met een zucht:
„Door dat ongclukkigo mes heb ik mijn
laatste som ook nog verknoeid!"
(Nadruk verboden).
(Slot volgt).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Jaap en Ankio waren buurtjes. Ze waren
bijna even oud, gingen op dezolfde school
en konden het opperbest samen vinden. Ze
waren trouwe kameraadjes en je kon, als
je Jaap zag, begrijpen, dat Ankie in do
buurt moest zijn, terwijl je Jaap niet ver
behoefde te zoeken, als jc Ankie tegen
kwam.
Ankic's Vader en Moedor hadden maai'
een heel klein tuintje, dat bijna uitsluitend
ingenomen werd door bloemen en struiken
en waarin slechts weinig plaats was om
te loopen. Van leuko spelletjes kon daar
dus hcolemoal niets inkomen!
Jaaps ouders echter hadden een reuze-
tuin. Niet alleen vóór het buis, maar ook
er achter. Nu was dezo achtertuin door ecu
ligusterhaag in twee helften verdeeld. In dc
eerste was een mooi gazon met prachtige
borders, maar de tweede was een grootc
speelplaats met allerlei dichte struiken,
waarachter jc je kon verstoppen, roovertje
spelen, verlos en dergelijke heerlijke bui
tenspelen, waarvoor de jougd graag dc
ruimte heeft.
En die was daar to vinden! Do speel
tuin had eigenlijk meer van een stuk
boseh dan van een tuin cn Jaaps Moeder
had dan ook vlak bij het huis een grootc
bel laten maken, die zij luidde, als Jaap
•binnen moest komen, want hem zoeken
in „do wildernis", vooral als hij niet ge
vonden wilde worden, was een bezighoid,
waarmee zij zoo gauw nog niet klaar zou
z(jn gowccst En zij had hot toch al zoo
druk met dc verzorging van haar grootc
omgeving cn de vele buisdioren!
Jaap had geen broertjes of zusjes, mot
wie hij spelen on ravotten kon, maar An
kio, die oven rijk of even arm was als hij,
deed hem dat gemis hcelemaal vergeten.
Zoo hielpen zij elkaar, want ook Ankie
hoefde nu nooit in haar centje to spelen.
Jaap, die cenigen tijd geleden jarig ge
weest was, had een allcraardigsten hond
gekregen: een ruwharigen fox, dio met zijn
verstandige oogen zijn klein baasje toch
zoo trouw kon aankijken.
Het dier heette Tip en ook voor hem was
dc „wildernis' een heerlijk oord, waarin
hij naar hartelust graven cn krabben kon,
iets wat hij natuurlijk in den bloementuin
niet mocht.
Ankie en Tip waren weldra eveneens de
besto maatjes. Alleen één ding was jam
mer en erg jammer ook: verstoppertje cn
dergelijke spelletjes konden ze nu niet
meer spelen, want al was Tip ook nog zoo n
schrander dier, het was hom toch niet aan
zijn hondenverstand tc brengen, dat hij
zijn baasje niet mocht achterna loopen.
Alle aardigheid was er natuurlijk af, wan
neer Ankie Jaap zocht cn een luid geblaf
van Tip dc schuilplaats van zijn baasje
verried. Ook bedierf hij hun spel, wanneer
Jaap Ankie zocht en Tip al voor hem uit
rende orn zijn komst aan te kondigen. Maar
krijgertje spelen ging prachtig. Opgewon
den blaffend holde Tip mee, blij dat cr nu
cen9 één spel was, waarbij hij niet alleen
mocht meedoen, maar hot voor iedereen
zelfs duidelijk was, dat hij de leiding had.
Jaap en Ankie konden echter niet den
gcbeclcn dag krijgertje spelen, al had Tip
dan ook nietó liever gewild. Daarom trof
het bijzonder mooi, dat Ankle van een tan
te. dio btj bon logeerde, een bal gekregen
bad, welke wel niet groot was, maar waar
mee ze juist zoo leuk konden spelen. Dat
dacht Ankie ten minste, maar toen zij 'm
Jaap liet zien en 'm vroolljk omhoog
wierpbegon Tip luid blaffend op te
springen.
Eerst lachte Ankie. Zij zou wel zorgen,
dat Tip den bal niet tusschen zijn scherpe
tanden kreeg. Ervaren als zij was in dc
edele balkunst, duurde het dan ook een
hcele tijd, vóór zij den bal miste, deze over
den grond rolde en... Tip licm triomfan
telijk tusschen de tanden nam om er nu
kon hij niet blaffen! bard mee weg te
loopen.
Jaap riep Tip, maar het anders zoo ge
hoorzame hondje scheen zóó trotsch op
zijn verovering tc zijn, dat hij er niet over
dacht den bal prijs to geven. Hij rende er
steeds verder mee weg. Jaap en Ankiö,
wie het huilen nader stond dan het lachen,
hem achterna!
Maar al konden de kindoren ook nog zoo
hard loopen, Tip bleef hen toch voor. Steeds
grooter werd de afstand zelfs en a! spoe
dig kondon zij don rakker beelemaal niet
meer zien.
Te vergeefs zochten zij den geheelen tuin
door. Elk boekjo en elke struik kreeg een
beurt, maar hoe zo ook zochten, Tip en
den bal vonden zij niet. Ze wisten dan ook
niet, dat de deugniet met zijn vangst al
lang het huis binnengeloopen was.
„Akelige hond!" riep Ankio eindelijk uit
Jaap wilde boos worden, want hij en Tip
namen hot nu eenmaal altijd voor elkaar
op. Hij zag echter, hoe bedroefd zijn vrien
dinnetje was en kreeg medelijden met haar.
Op eens bedacht hij iets, dat haar af
leiden zou.
In do bijkeuken log Grijsjo, hun poes, in
haar mandje met drio jongen, dio al sinds
een paar weken eiken dag een bezoek van
Jaap cn Ankio kregen.
Dien morgen waren zij cr nog niet ge
weest en Jaap riep op cena uit:
„Ik ga eens naar de poesjes kijken 1"
Dit bleek een soort tooverwoord tc zijn,
want onmiddellijk helderde Ankic's ge-
zichtjo op.
Jaaps Moeder had haar beloofd, dat zo
zoodra do kleintjes niet meer bij de moe
derpoes hoefden tc blijven, er ééntje heb
ben mocht Ze mocht zelfs het allermooiste
uitkiezen. Maar dat was niet gemakkelijk,
want mcondc zij den ééncn dag, dat zij de
gelukkige bezitster van oen snoeperig wit
poesje zou worden, den anderen vond zij het
zwarte poesje nog liever, om den dag daar
op tot dc ontdekking te komen, dat bet
kleine grijsje net de Moeder! het bij
dehandst was.
Het verdriet over baar bal werd vergeten
bij het vooruitzicht naar de poesjes te gaan.
Ankio was een echte dierenvriendin. Zij
wist, dat honden vooral foxterrièrs!
en katten vijanden zijn, maar had tot haar
verbazing opgemerkt, dat Tip, die met een
paar poesen opgegroeid was. ook mot
Grijsje goed overweg kon. ja, do kleintjes
nu cn dan zolfs nieuwsgierig besnuffelde,
terwijl Grijsje. dio dadelijk gemerkt had,
dat Tip niet als andere honden was, het
rustig toeliet
Nauwelijks waren Jaap cn Ankie bij do
pocsenmand gekomen, of... de laatste riep
juichend uit.
„O, kijk ecus! M'n bal!"
Jaap zag hem nu ook.
„Tip heeft voor dc kleintjes van Grijsje
een cadeautje meegebracht!" zei Jaap.
En zoo was het! Stellig had hij ze eens
willen verrassen.
Ankie, dio eerst zoo blij was, dat zo haar
bal teruggevonden had, vond dit zoo
„eenig van Tip," dat zij aan een edel
moedige opwelling gehoor gevend zei:
„Dan wil i k hun *t cadeau niet afnemen!
Ze mogen cr moo spelen."
Tip sprong tegen 't vriendinnetje van zijn
baasje op cn knipoogde, alsof hij zeggen
wilde:
„Dat is lief van jc, hoor!"
Als Ankie in het vervolg naar do kleine
poesjes ging kijken, vond zij nog het aller
leukst, dat zij zoo grappig met den bal be
gonnen tc spelen.
En toen zij eindelijk het klclno Grijsje
kreeg want op haar was de kous geval-
lon! had Jaaps Moeder haar speelgoed,
den bal, meegegeven. Jaap zorgdo cr wel
voor, dat Moortjo en Witje, do beido an
dere kleintjes, met een paar klosjes en een
ouden, afgedankfen schoen zóóveel plezier
hadden, dat zij den bal, dien Grijsje mee
genomen had, hcelemaal vergaten.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
De vogels kwinkclcercn;
Zij zingen blij hun lied.
De merel fluit een deuntje.
Al regent het, dat 't giet!
Wij mogen niet naar buiten,
Maar daarom niet getrourd!
Of is er tóch een kleuter.
Die zich verveelt en zeurt?
Do vogels kwinkelceren:
Wees vroohjk en wees blij!
Want éénmaal komt de zon door,
Het is nu Voorjaar: Mei!
Wij willen op de vogels
Graag lijken, is het niet?
En daarom zijn wij vroolljk,
Al regent het, dat 't giet!
(Nadruk verboden).