DE KWESTIE DER 40 URIGE WERKWEEK
ADVIES UIT DEN HOOGEN RAAD VAN ARBEID
CONCLUSIE TOT WETTELIJKE
BEDRIJFSGEWIJZE REGELING
ONGEVEER DE HELFT DER
LEDEN HIERTEGEN
Beginselbezwaren moeten
overwonnen worden
Onze Postvliegers
onderweg
Overbruggingssubsidie door de meen
ierheid aanbevolen tot ven
zachling van het loons
verschil
Bij schrijven d.d. 18 October 1032, ge
richt aan den voorzitter van den Iloogen
Baad van Arbeid, deden de leden A. C. do
Bruijn, J. A. Schutte,, Alb. v, d. Meijs en
A. L. Loerakker het volgende voorstel:
„De Raad besluite het vraagstuk van den
arbeidsduur in studie te nemen en verzoe
ke den Voorzitter eene commissie te benoe
men, welke-
A. den Raad binnen den kortst mogelij
ken tijd zal adviseeren omtrent de vraag of
het al dan niet noodig of gewenscht is, ter
beperking van de crisis-werkloosheid, tijde
lijke wettelijke maatregelen tc'nemen, wel
ke kunnen leiden tot verkorting van don
arbeidsduur, geregeld bij de Arbeidswet
1910 en de daarop gebaseerde besluiten, en
eventueel daartoe strekkende voorstellen
zal doen;
B. onder het oog zal hebben te zien de
vraag of do tijd reeds gekomen is voor hot
nemen van wettelijke maatregelen tot de
finitieve verkorting van den arbeidstijd
in welken vorm dan ook en eventueel
voorstellen, welke daartoe kunnen leiden
aan den Raad zal voorleggen."
Dit voorstel werd behandeld in do ver
gadering van den Raad van 10 December
1932 Daags vóór deze vergadering was naar
aanleiding van het voorstel-de Bruijn c.s.
door de leden II. P. Gelderman, A. de Kan
ter, A Haex, A. Plate en P. W. J. H. Cort
van der Linden het volgende tegenvoorstel
ingediend:
„Do Raad besluite hot vraagstuk van de
bestrijding der werkloosheid in 6tudie te ne
men en verzoeke den voorzitter eene com
missie te benoemen, welke den Raad bin
nen den kortst raogelijken tijd een rapport
zal hebben uit te brengen over do volgende
vragen:
A. in hoeverre de loonen in het particu
liere bedrijfsleven-in ons land afwijken van
de overeenkomstige loonen in de met ons
concurreerendo landen en aan welke oorza
ken eventueelc verschillen toe te schrijven
zijn;
B. in hoeverre zoowel hier te lande als
in het buitenland het loonpeil in overheids
dienst en in de overheidsbedrijven uitgaat
boven of blijft beneden het loonpeil in de
particuliere bedrijven, die op de wereld
markt moeten concurreeren en welken in
vloed eventueelc verschillen op het concur
rentievermogen onzer industrie hebben;
C. welke maatregelen kunnen worden ge
nomen, tcneindo de op het Nederlandsche
bedrijfsleven drukkende lasten, die zijn con
currentievermogen met het buitenland bc
leiHifieren, te verminderen;
D. of eenzijdige nationale verkorting van
den arbeidsduur vermindering of vergroo
ting van werkloosheid tengevolge zal heb
hen;
E. welken invloed een cventuccle v ette
lijke verkorting van den arbeidsduur, hetzij
tengevolge van eenzijdige nationale maat
regelen, hetzij tengevolge van internatio
naal overleg, zal moeten hebben op de loo
nen van de bij die verkorting betrokken
arbeiders."
Tevens was een schrijven ingekomen van
mr. C. H. Guépin, waarin hij zich bij het
voorstcl-Gelderman c.s. aansloot.
Na een uitvoerige gedachtenwisseling
werd bet voorstel-de Bruijn ln stemming
gebracht, en wel gesplitst in de twee onder
dooien A en B.
Punt A werd met 5 stemmen togen aan
genomen; punt B met 22 tegen 16 stemmen
verworpen Het voorstcl-Gelderman c.s.
werd hierna ingetrokken. Aldus werd door
den Raad besloten, om zijn onderzoek te
beperKcn tot do vraag, of het al dan niet
noodig of gcwenscht is, ter beperking van
do crisis-werkloosheid, tijdelijke wettelijke
maatregelen te nemen, welke kunnen lel
den tot verkorting van den arbeidsduur, ge
regeld bij de Arbeidswet 1919 en de daarop
gebaseerde besluiten, en eventueel daartoe
strekkende voorstellen te doeri.
In verband hiermede werd bij besluit van
den Voorzitter van den Raad d.d. 23 Dec.
1932 een commissie van prae-advlcs inge
steld.
Dit besluit luidt als volgt:
„De Voorzitter van den Iloogen Raad van
Arb:id, gelet op de artikelor. 5, 6 en 9 -an
de Wet op den Iloogen Raad van Arbeid
1927 en op artikel 21 van het reglement van
orde van den Raad;
benoemt tot voorzitter en leden van de
Commissie welke aan den Raad praeadvies
zal uitbrengen omtrent de vraag, of bet al
dan niet noodig of gewenscht is, ter beper
king van de crisis-werkloosheid tijdelijke
wettelijke maatregelen te nemen welke kun
nen leiden tut verkorting van den arbeids
duur, en eventueel daartoe strekkende voor
stellen te doen:
Lid en voorzitter: mr. dr. A- L. Schol tens.
Leden en plaatsvervangende leden: S. de
la Bella Jr., F. L. van der Bom, A. C. de
Bruijn, mr. P. \V. J. H. Cort van der Linden
(pjvv. mr. B. C. Slotemaker), P. Dunz, mr.
A. M. Engels, prof. mr. P. S. Gerbraudy,
prof. dr. ir. J. Goudriaan Jr., dr. ir. A. H
W Hacke plvv. G. W. J. van Sicrenberg
de Boer), mr. J. A. G. M. van Hellenbor;
Hubar, prof. H. A. Kaag, ir. A. de Kanter, A
van der Meijs, dr. J. G. Oortwijn Botjes,
prof. dr. N. J. Polak, C. Smeenk, mr. M. P.
L. Steenberghe (plvv. dr. L. G. Kortcnhorst),
ir. R. A. Vcrweij, dr. F. M. Wibaut.
De gevolgde procedure.
In haur eerste vergadering besloot de com
missie tot het volgen van de navolgende
procedure. Aangezien haar een feitelijk
grondslag voor een onmiddellijke bespre
king van dit onderwerp ontbrak, zou aller
eerst door den dienst der Arbeidsinspect!
eon uitgebreide enquête worden gehouden
in door dc Commissie aan te wijzen bedrijfs
takken. In verband hiermee zouden een ol
meer vragenlijsten worden vastgesteld, het
geen zou geschieden in overleg met de work
go vers- resp. werknemersorganisaties uit do
betrokken bedrijfstakken. De Commissie van
praeadvies zou zich te dien einde splitsen
in een aantal subcommissies, welke ieder
met het overleg plegen met enkele bedrijfs
takken werden belast. Tevens zou bij ieder
der „hearings een deskundig hoofdambte
naar van de Arbeidsinspectie aanwezig zijn
In totaal zijn door do subcommissies 36
„hearings" gehouden. In een als bijlage op
genomen overzicht zijn aangegeven dó data
dezer hearings, met vermelding van den
betrokken bedrijfstak en van de organisa
ties, welke daarbij tegenwoordig waren.
Bovendien heeft een onderhoud plaats
gohad van Subcommissie I met do Directie
der Ned. Spoorwegen en van Sub-commis
sic III met den Directeur-Generaal der
P.T.T.
Als resultaat van dit overleg zijn dooi
de Commissie van prae-advlcs een drietal
vragenlijsten opgesteld, resp. voor de in
dustriecle bedrijven (lijst A), voor den land
bouw (lijst B) en voor de kantoren (lijst C).
De ontworpen vragenlijsten zijn in handen
gesteld van de Arbeidsinspectie, welke ver
der dc enquête heeft uitgevoerd. Daartoe
beeft zij in elk .-barer tien districten in elk
der uilgekozen bedrijfstakken een aantal
groote, middelmatig groote en kleine on
dernemingen aangewezen, aan welke een
vragenlijst zou worden toegezonden. Aan
do organisaties welke bij de hierboven be
sproken hearings tegenwoordig waren, is
de lijst der te enquelceren ondernemingen
vooraf toegezonden, waarbij zij in de ge
legenheid gesteld zijn, deze lijst nog nader
aan te vullen.
In totaal zijn op deze wijze pl.m. 3000 on
dernemingen in het onderzoek betrokken.
Voor den landbouw is een ecnigszins an
dere wijze van enqueteeren toegepast, in
dier voege, dat dc gewestelijke organisaties
in ruime mate hun medewerking hebben
verleend tot het verspreiden der vragen
lijsten onder hare leden.
De bedrijfsgewijze rapporten der enquête
zijn door de Arbeidsinspectie aan den Iloo
gen Raad van Arbeid overgelegd, in som
mige gevallen begeleid door een samen
vattende nota der betrokken rapporteurs
(hoofdambtenaren der Arbeidsinspectie)
In do bijlagen is een samenvatting van
het aldus binnengekomen materiaal ver
werkt, waardoor een indruk verkregen
wordt van do waardevolle medewerking,
welke door de Arbeidsinspectie aan den
Raad verleend is.
De Raad heeft zich in hoofdzaak bepaald
tot het behandelen van een aantal alge
mcene punten. Deze punten kunnen als
olgt worden samengevat:
I. Practische beteekenis van beperking
an den arbeidstijd tot pl.m. 40 uur per
week in verband met de bestrijding der
crisiswerkloosheid.
II. Aard van een te treffen regeling (al
gemeen of bedrijfsgewijze; direct of indi
rect).
II. Inhoud van een wettelijke regeling
tot verkorting van den arbeidsduur.
Practische beteekenis der be
perking.
Voordat over eventucele overheidsmaat
regelen kan worden gesproken dient voor
alles in beschouwing te worden genomen
de vraag of het middel der verkorting van
den arbeidstijd inderdaad in eenigszins be
langrijke mato kan leiden tot het tewerk
stellen van oen grooter aantal arbeiders in
het bedrijfsleven. Daartoe wordt in het
apport verwezen naar een staat, waarin
is aangegeven telkens voor iedcren bedrijfs
tak het totaal aantal arbeiders en geëm
ployeerden der geënquêteerde ondernemin
gen op 1 Februari j.J. met daarnevens het
antal nieuwe arbeiders, dat bij 40-urige
erkwcck zou kunnen worden aangeno
men. Büjkens die cijfers zou men maximaal
komen tot 12.676 nieuw aan te stellen ar
beiders op een aantal van 239.167 arbeiders
werkzaam in de bedrijven, waarvoor vra
genlijst A werd beantwoord, d.i. 5.3 Stelt
men de totale personeelstorkte in de on-
dorzochte industrleele bedrijfstakken op
660.568. dan komt men aldus tot ten hoog
ste 38.948 nieuw aan te nemen arbeiders,
i. ruim 13 van hot gemiddelde over
1932 van het aantal werkloozen onder de
bij de organen van de openbare arbeidsbe
middeling ingeschreven werkzoekenden
de hiergenoemde maxima voor de bedoelde
bedrijven waarschijnlijk niet bereikt zul
Ion worden. Het bijplaatsen van arbeiders
zal in sommige seizoenbedrijven alleen in
bot seizoen kunnen plaats vinden. Zooals
uit de enquête bleek is dit voor do steen
industrie (vermeerdering van de arbeiders
alleen in de 4 6 campagne-maanden) en
voor het bouwbedrijf (bijplaatsing alloen
in de zomermaanden) bot geval.
Anderzijds zijn de handels- en verkeers
bedrijven bulten de enquête gehouden, ter
wijl do cijfers van den landbouw niet in
hot vermelde getal verwerkt zijn, zoodot
uit dien hoofde het cindcijfcY weer zou
stijgen.
In de onderscheidene bedrijfstakken blijkt
de mogelijkheid van aanstelling van nicu
we arbeiders zeer uiteen te ioopen. Zoo
heeft men b.v. rekening te houden mot de
kans van toenemende mechanisatie en ra
tionalisatie, welke een gevolg zou kunnen
zijn van een kostprijsvci hoogende werking
van arbeidstijdverkorting. In verband hier
mede zou het doel van den maatregel dus
niet bereikt worden.
Door rationalisatie in de betrokken on-
dernemingen zou dc beoogde spreiding van
arbeidsgelegenheid grootcndcols illusoir
gomaakt kunnen worden.
Een en ander hangt vanzelfsprekend sa
men met de oplossing van het loonvraag-
stuk btj overgang uaar een 40-uren week
Indien do uurlooncn ongewijzigd zouden
blijven, zou in het algemeen gesproken me
chanisatie voor de betrokken werkgevers
niet bijzonder urgent worden.
Moe meer echter de 40-urcn weck kost-
prijaverhoogend zul werken, dos to sterker
zal de drang kunnen zijn tot rationalisatio
en mechanisatie.
Dc uitwerking van een maatregel tot
werktijdverkorting kan ook gehcoel of ton
deele worden tenietgedaan door het feit,
dat in oen groot aantal ondernemingen
reeds thans meer arbeiders in dienst wor
den gehouden dan strikt noodzakelijk is. In
beteekenende mate deed dit verschijnsel
zich blijkens de gehouden onquêto voor in
de navolgende bedrijfstakken: katoenspin
nerijen (op 31 ondernemingen was een sur
plus aan personeel van 2267); sigaren- en
tabaksindustrie (op 44 ondernemingen een
surplus van 695 man) en glasindustrio (op
6 ondernemingen een surplus van 285 man).
Pcrsonecluitbreiding zal ook zeer zeker
niet in die bedrijfstakken bereikt worden,
waar tongevolge van don gestegen kostprijs
de vraag en dus ook de productie zal ver
minderen. In de bedrijfstakken met clas-
lischo vraag zal dus de kóstprijsverhooging
van geringen aard- moeten zijn, wil de be
oogd.' mq-alregcl piet veel aan beteekenis
inboeton. Dit argument 6peclt met name
een rol in industrieën, welke op de wereld
markt moeten concurreeren. Iedere kost
prtjsverbooging beeft hier do strekking het
concurrentievermogen te schaden en moet
dus zoovee! mogelijk vermeden worden.
Als conclusie mag men wei stellen, dat
van werktijdverkorting geen overdreven
verwachtingen als middel tot werkloos
heid6bestrijding gekoesterd mogen worden.
Niettemin is de werkloosheid, zooals wij
die thans kennen, uit velerlei oogpnnt zoo'n
groote ramp, dat niets verzuimd mag wor
den wat tol vermindering van de ellende
kan bijdragen. In het bizonder zal hier ook
gedacht moeten worden aan tewerkstelling
van jeugdige arbeiders, waardoor als bij
komstig voordeel wordt verkregen, dat de
vakbekwaamheid weder wordt opgevoerd,
hetgeen zoowel in het algemeen maatschap
pelijk belang als in dat der ondernemingen
is.
Aard van een te troffen re
geling.
Uitdrukkelijk worde erop gewezen, dat ken, c.q. ondernomingen-
Uit het voorafgaande bleek, dat werktijd
verkorting ertoe zal kunnen bijdragen een
aantal arbeiders weder aan dc bedrijven
toe te voeren. De vraag i6 nu, in hoeverre
het vvenschelijk is van dc zijde der overheid
een regeling te treffen, tcneindo werktijd
verkorting door te voeren. Twee hoofdon-
dcrscheidingcn ten aanzien van hot karak
ter van een dergelijke regeling doen zich
reeds dadelijk voor.
Donkbaar is een algemeen© regeling voor
het geheelo bedrijfsleven (eventuoel met
uitdrukkelijk te bepalen uitzonderingen) of
wel een bedrijfsgewijze regeling, waarbij
dus voor bepaalde bedrijfstakken, welke
daarvoor in het bizonder in aanmerking ko
men, een verkorte arbeidsweek kan worden
vastgesteld.
De groote meerderheid van den Raad
heeft aanleiding gevonden om te advisee
ren, niet tot een algemeen wettelijke rege
ling over to gaan. Dit standpunt sluit ech
ter, naar de mecning van vele leden, in
geenen dccle in, dat voor do Nederlandsche
regeering ten aanzien van dc verkorting
an den arbeidsduur goenerlei taak zou
zijn weggelegd en zij zich van het nemen
van maatregelen zou moeten onthouden.
De meerderheid van den Raad meent ech
ter, dat deze regelingen een bedrijfsge-
wijs karakter zullen moeten dragen. Niet
Heen dat men zoodoende kan rekening
houden met do bizondere omstandigheden
van ieder bedrijf, doch tevens sluit men
zich dan aan bij het geregelde overleg over
loonen en arbeidsvooi waarden, cat als re
gel eveneens bedrijfsgewijze plaats heeft
tusschen organisaties van werkgevers en
werknemers. Bovendien heeft een bedrijfs
gewijze regeling op een ondernemingsge
wijze regeling voor, dat de concurrentie-
oorwaarden der ondernemingen ln een
bedrijfstak niet ongelijk worden gemaakt.
Hot voorafgaande heeft tot de volgende
conclusies geleid:
In de oerste plaats zal moeten staan het
bevorderen van het totstandkomen van vrij
willige regelingen in bepaalde bodrijfstak-
Om dit to bereiken zal het wcnschclijk
zijn, dat van de zijde der regeering een
stimuleeronde invloed op het overleg van
partijen wordt uitgeoefend. Dc minister zal
namelijk geroepen kunnen zijn, om in be
paalde gevallen bet initiatief te nemen om
partijon tot elkaar te brengen. De meer
derheid van den Raad meent zelfs, dat hier
het toekennen van cenigon geldelijke» steun
uit do overheidskas aanbeveling kon ver
dienen, zooals in het onderstaande nog
nader zal worden toegelicht. Deze „indi
recte" middelen zulien echter uiteraard
slechts van beperkte beteekenis blijven. Ge
zien de groote belangen die hier op bet spel
staan Is een deel van den Raad, ongeveer
de helft der leden omvattond van oor
deel, dat de overheid hiermee niet kan vol
staan. Het zal toch kunnen voorkomen, dat
in een bedrijfstak, waar verkorting van den
arbeidstijd uit een oogpunt van werkloos
heidsbestrijding in hooge mate in het al
gemeen belang zou zijn, ondanks de étimu
leerendo functie dor Overheid, geen vrijwil
lige regeling totstandkomt. Hot algemeen
belang zal dan meebrengen, dat dc over
heid een leidende rol vervult en aan den
betrokken bedrijfstak den verkorten ar
beidstijd dwingend oplegt. \Vegen6 het ka
rakter van crisismaatregel is het wenscho
lijk, deze bevoegdheid, zij het omkleed met
do noodige waarborgen, in handen van den
minister te leggen. Hiertoe zal een tijdelijke
machtigingswet noodzakelijk zijn. Do waar
borgen zouden kunnen worden gedacht te
bestaan in het verplicht 6tellen van overleg
met de betrokken werkgevers- en werkne
mer6organisaties, c.q. den bedrijfsraad, be
nevens bet inwiüncn van het advies van
een commissie uit den hoogen raad van ar
beid.
Eenigc leden achtten hot met liet oog op
de samengesteldheid en den ondcrlingcn
samenhang van het gehecle cristebecld bui
tengewoon moeilijk een oordeel over dezen
incidenteclen crisismaatregel uit te spre
ken. Zij erkenden, dat als onderdeel van
een veel grooter opgezet reconstructie- en
saneering6plan, de verkorting van de ar
beidsweek een min of meer belangrijke
plaats in het Nederlandscb staatsbestel zou
kunnen innemen.
Een land als Nederland, dat zijn binnen
landscho markt tegen de buitenlandsche
concurrentie njet beschermt, is wel het
laatste dat er aan denken kan het bedrijfs
leven aan experimenten als de verplichte
invoering van een verkorte werkwoek bloot
te stellen.
Een ontwerp van een wettelijke regeling,
bcoogende dc verplichte invoering van de
verkorte werkweek in bedrijven, die onder
de Arbeidswet vallen, is in het rapport op-
cnomon.
Vanzelfsprekend zal de minister de hier
gegeven bevoegdheid met uiterste behoed
zaamheid dienen to banteeren. Met name
zal telkens nauwkeurig overwogen moeten
worden welke de economische gevolgen zul
len zijn van een te nemen maatregel. Zoo
zal er vóór alles voor moeten worden ge
waakt, dat dc maatregel geen ontoelaatbare
kostprijsverhooging meebrengt, waardpor
het concurrentievermogen van het betrok
ken bedrijf te zeer zou worden geschaad
Sommige leden wonschten deze gedach
te in het ontwerp zelf tot uitdrukking te
dien gebracht.
Tevens zal er voor gewaakt moeten wor
den, dat andere bedrijfstakken door den
maatregel in belangrijke mate worden be
nadeeld, b.v. door verhooging der grond-
slofprljzen, verhoogde 6troomtarievcn, te
genhouden of vertragen van prijsverlagin
gen, e. d. Het verdient aanbeveling hierop
in do memorie van toelichting van een
eventueel in te dienen wetsontwerp uit
drukkelijk te wijzén.
Een regeling als deze, die niet algemeen
zal zijn, maar bedrijf voor bedrijf zal wor
den beoordeeld en eerst dan zal tot stand
komen als de nadeelen niet worden geacht
de voordeden te overdreffen, maakt een al
gemcene oplossing overbodig, met name
van de vraag, of een voorschrift eerst kan
worden gegeven als een international© re
geling zou zijn tot stand gekomen, waar
aan bepaalde landen zouden deenemen. Die
vraag immers zal geval voor geval moeten
worden overwogen door de organen, die
over bet speciale bedrijf een oordeel uit
spreken. Zoo zal een algemeene beantwoor
ding op dezen zelfden grond ook overbodigN
zijn ten aanzien van de vraag of techni
sche bezwaren, de vrees voor buisindustrie
e.d., werktijdverkorting onwenschelijk ma
ken.
Een ander deel van den Raad, eveneens
ongeveer do helft der leden omvattend, kon
zich met het advies, den minister te mach
tigen in een bepaalden bedrijfstak een kor-
tcron werktijd dan dc 48-urige werkweek
voor te schrijven, niet vereenigen. Deze le
den wezen erop, dat dc ervaring in het bui
tenland en met name in Duitschland heeft
aangetoond, dat de regeering van een dcr-
lijke bevoegdheid geen gebruik kar. ma
ken, zonder ernstige belangen te schaden.
Dit is trouwens reeds a priori aannemelijk,
daar uit dc enquête, die door den Hoogen
Raad van Arbeid gehouden werd, gebleken
is, dat bijna in alle takken van bedrijf, wel
ke men onderzocht, van do zijde der be
drijfsleiding onoverkomelijke bezwaren be
stonden togen een verkorting van den ar
beidsduur als wettelijk voorgeschreven
maatregel. Weliswaar liepen de motieven
oor bet verzet tegen zoodanige» wette
lijke» maatregel in do verschillendo be
drijfstakken al naar hun aard zeer uiteen,
het feit blijft bestaan, dat er vrijwel geen
enkelo bedrijfstak ls, waar niet zeer ernstige
bezwaren togen een wettelijke verkorting
werden aangevoerd. Intusschen zöu men in
l) Dc stemmen in den Raad hebben hier
over gestaakt (18 tegen 18). -
Kwartel
Snip
1—6
Amsterdam
1-6
Boedapest
Belgrado
Athene
Mersamatruh
2-6
Cairo
Ruthawells
6-6
3-6
Bagdad
Boeshir
4—6
Djask
Karachi
5—6
5—6
Jodpocr
Allahabad
4-6
6-6
Calcutta
Akyab
Rangoon
Bangkok
Alor Star
Singapore
Meclan
Batavia
3-6
3-6
1—6
31—5
31—5
Vertrek van het eerstvolgende post
vliegtuig van Amsterdam 8 Juni.
bepaalde beschutte bedrijven wellicht in ge
zamenlijk overleg tusschen werkgevers en
arbeidors tot een verkorten arbeidsduur
kunnen komen, maar dan zou dit beteeke-
ncn, dat de kosten, die aan dezen maatregel
onvermijdelijk verbonden zijn, worden afge
wenteld op den consument en daardoor
langs indirecten weg op de exporteerende
industrie.
Deze leden waren van oordeel, dat in de
zen tijd alles moet worden vermeden, waar
door de arbeider in het onbeschutte bedrijf
het nóg moeilijker krijgt en waardoor het
den ondernemers in de onbeschutte bedrij
ven nóg zwaarder wordt gemaakt om den
concurrentiestrijd vol te houden.
Tenslotte hadden deze leden ernstige be
zwaren orn aan den Minister zóó ingrijpen
de bevoegdheden te geven als in dit wets
ontwerp wordt voorgesteld. De rechtszeker
heid wordt in zeer ernstige mate aaugetast,
wanneer de regeering vrijwel discretion-
naire bevoegdheid krijgt om den arbeids
duur naar eigen inzicht te regelen. Dit blijkt
alleen reeds voldoende uit het feit, dat/de
geheele regeling van de arbeids- en rusttij
den, welke anders door de wet of op grond
van goed omschreven wettelijke voorschrif
ten bij algemeenen maatregel van bestuur
geschiedt, thans wordt overgelaten aan het
inzicht van den betrokken Minister. Deze
kan bij eenvoudig ministerieel besluit de
geheele arbeids en rusttijdenregeling voor
een bepaald bedrijf vaststellen.
Tegen zoo ver gaande bevoegdheden op
een terrein, waar de industrie toch reeds
zoo uitermate kwetsbaar is, meenden deze
leden met klem te moeton opkomen.
Bovendien wezen deze leden erop, dat de
omstandigheden in de verschillende onder
nemingen, die tezamen één bedrijf of be
drijfstak vormen, sterk kunnen ultcenloo-
pon, zoodat ook een uniforme verkorting
van den arboidsduur in een bepaald bedrijf
tot zeer groote onbillijkheden aanleiding zal
kunnen gevfen.
Ook op dezen grond achten sommige le
den het voorgestelde advies weinig aantrek
kelijk.
Overbraggingssubsidfe.
Zoowel bij de verplichte oplegging van de
verkorte werkweek aan een bedrijfstak als
bij het treffen van vrijwillige regelingen
tusschen werkgevers en werknemers, is het
te verwachten, dat het loon vraagstuk in
verschillende gevallen een rem zal opleve
ren om tot bepaalde regelingen tot arbeids
tijdverkorting te komen. Immers zal met de
mogelijkheid rekening moeten worden ge
houden, dat zoowel inkomstcnverlaging
voor de arbeiders als het dragen van de
meerdere loonkosten door het bedrijf niet
mogelijk zal zijn. De meerderheid van den
Raad (19 tegen 15) is daarom van meening,
dat de overheid er zoo mogelijk toe dient
mede te werken, dat het loonverschil bij
verkorting van den arbeidstijd gedeeltelijk
wordt overbrugd.
Er is hier gedacht aan een regeling, wel
ke gelijkenis zou vertoonen met de beslaan
de bepalingen van werkloosheidsuitkeering
en 6tcun bij partieele werkloosheid. Vol
gens de reglementen der werkloozenkassen
kan slechts bij enkele bedrijven aanspraak
worden gemaakt op uitkeering bij partieele
werkloosheid: in de textiel en metaalin
dustrie treedt deze uitkeering in bij con
werkweek van 36 uur of minder, in enkele
andere bedrijfstakken bij een werkweek van
32 uur of minder. In do meeste bedrijven
echter wordt bij partieele werkloosheid
geen uitkeering verstrekt. Het zou nu aan
beveling verdienen, indien de mogelijkheid
werd geschapen dat ook bij het toepassen
van een verkorte werkweek een analoge
uitkeering zou kunnen werden verstrekt,
welke zou dienen om bet loonverschil ge
deeltelijk te overbruggen.
Een aantal andere leden was intusschen
van oordeel, dat een overbruggingsregeling
geen hoogere lasten voor de overheidskas
sen zou mogen meebrengen dan thans be*
staan. Door deze leden werd daarom (re-
dacht aan een oplo6isng, waarbij ten be.
hoeve van de hier bedoelde uitkeeriagen
door Rijk en gemeenten uitsluitend die
gelden zullen worden aangewend, welke an
derzijds worden bespaard ten gevolge van
het afnemen van het aantal volledig werk-
loozen en daarmede van het bedrag van
werkloozenuitkeering en steunverlening.
Uit aan hem verstrekte adviezen van den
Directeur-Generaal van den Arbeid en van
don Directeur van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe
middeling, 's den Raad evenwel gebleken,
dat volgens deze laatste methode vermoede
lijk in de meeste gevallen niet meer dan 1
k 2 uur loon zouden zijn te overbruggen.