DE REIS NAAR PERZIE
EEN BEZOEK AAN GOTHENBURG
DE PAPAVER
ARTIFORT
FAUTEUILS
alleenverkoop
Firma J. W. van ACHTERBERGH
ISPAHAN, OASE IN
DE WOESTIJN
DE METROPOLIS DER
WESTKUST
Wederom ontvangen een
groote zending van de
Mooie Fransche
PI NGU IN-WOL
Thans ook in 3 draads
Alleen verkoop voor Amersfoort
Utrechtscheweg 85 - Tel. 15
10 JAAR
GARANTIE
MEUBILEERING - WESTSINGEl 10-13
Bezoek aan de tapijtweverij. Vier
jaar werk aan één tapijt
IV.
Ispahan.
Verleden Dinsdagmorgen, om kwart voor
vijf, kwam Takky me roepen. Hij had ge
braden kip, hardo eieren, brood enz. voor
me klaar gemaakt en ik nam nog lakene,
handdoeken, en allerlei uten6iliën mee
omdat men hier nu eenmaal niet zoo vies
van elkaar is als wij Europeanen.
Eerst haalde ik Miss C. af en toen ging
het alweer de woestijn in... richting Ispa
han!
Het eerste nieuwe op onzen weg was een
groot zoutmeer, dat we moesten omrijden.
Het water ervan ziet blauw, aan één kant
verheffen zich bergen en de oevers zijn wit
tig van opgedroogd zout het effect was
wondermooi.
De kaalheid van den bodem, de onvrucht
baarheid daarvan, niettegenstaande in het
voorjaar er overal water opwelt, dat toch
leven geven moest aan planten en gras
sen, deden mij denken of deze vlakte mis
schien eens één zoutmeer geweest kon zijn.
Overal nog, uren ver van het tegenwoordige
meer, ziet men vegen wit stof en witte plek
ken die op zout wijzen. Het water dat nü
het meer vormt, komt plotseling op, ver
dwijnt in den zomer en krimpt 6teeds meer
in. Het meer ligt uren verwijderd van be
woonde streken en in den zomer wordt er
wel zout om zoo te zeggen van den grond
opgeschept.
Op een uur afstand zagen wij reeds den
prachtigen Mosqueedóme van Kum, geheel
verguld schitteren in het zonlicht. Kum i6
een echt Perzisch stadje, waar geen Euro
peaan te zien is. Wij werden dan ook erg
aangegaapt en omringd door klittende, aan
één stuk door jengelende bedelaars in vod
den en onder ettelijke lagen vuil bedekt.
Wij mochten de Mosquee met zijn blinken
den koepel niet te dicht benaderen!
Na eenige uren 6topte de chauffeur bij
een cafeetje, om „chai" thee te drinken.
Die cafeetjes zijn eenig! een verhooging
lan planken, eenige banken schots en
6cheef door elkaar, waarop kleine matten
liggen; geen tafel of misschien een heel
enkele; midden tusschen de banken een
vierkant gat: de Put! Daaruit wordt drink
water geschept; het gebruikte servies wordt
er afgespoeld let wèl: ik zeg niet „afge-
wasschen!" de vloer wordt er geschrobt,
en ik zag het gebruiken om hoofd en voe
ten te wasschcn. Doodgemakkelijk eigen
lijk!
De „kellner", de vieste persoon denkbaar
compleet in lompen en vodden kijkt
als een hond den gasten het eten uit den
mond, zet eiken nieuwkomer een pas ge
bruikt èn afgespoeld! eetstel voor en
krijgt voor zijn moeite geen halve shai, dc
stakker! Groote samovars 6taan te stoo-
men; enorme pijpen, som6 door een 6lang
verbonden met een 6oort kruik (gendi) gaan
van den eenen mond naar den anderen en
fitukjes schapenvlcesch, half gedroogd en
vol vliegen, bewaard in een ijzeren mandje,
worden indien gewenscht, voor je oogen
geroosterd in het vuur. Ze eten met de vin
gers en dezelfde kom dient allen tot drink
glas. Ik kan wel uren zitten kijken naar
dergelijke tafreeltjes!
Deftige café's of caravanserails hebben
een gramofoon en in akelig hoogpiepende,
valsche tonen schettert en kermt daaruit
de Perzische muziek. Europeesche muziek
begrijpen ze niet; wél dans6teppen en
warempel ook af en toe een jazzmopje.
Tegen drie uur stapten we uit om te lun
chen.
O! zoo aardig was dat! Een cafeetje, dat
je van de straat af niet zag, met een tuin
tje van knotwilgen aan een watertje, dat
heel raar deed, want toen we kwamen
stroomde het naar ons toe en bij het
weggaan nam het onze papiertjes en eier
schalen mee den dnderen kant uit! Zeker
een of andere waterregeling.
We zaten op banken waarover haastig Per
zische kleedjes waren gespreid, zoowel als
over de bank die ons tot tafel moest die-
Den. Die kleeden zijn onbeschrijfelijk vies:
daar wordt op gegeten, gezeten, geslapen,
maar ze worden ook op den grond ge
legd als vloerkleed. Smakelijk hé?
Een Pers met schitterende oogen ging
legen den muur geleund, tegenover ons
staan en gaapte ons aldoor aan; wat hij zei
verstond ik natuurlijk niet, maar blijkbaar
was het iets onhebbelijks, want onze
chauffeur stoof op hem af en schold hem
hevig uit. Maar zijn oogen waren prach
tig!
Ik liep de dorpsstraat eens op en daar
begon opeens een man, dien ik slapende
waande, hardop te galmen en ik deins
de terug van schrik. Hij was een soort hadji
denk ik; hij droeg een tulband met groenen
rand en was gekleed in wijde rokken. On
danks zijn eerwaardig uiterlijk 6tak hij de
hand uit tot bedelen, dus blijkbaar was al
dat geschreeuw alleen maar om een be
roep te doen op mijn goede hart en... voor
namelijk op mijn beurs! Want zoodra ik
hem een kran gegeven had, roldo hij zich
weer op in al zijn rokken en sliep verder
den slaap des rechtvaardigen bedelaars.
De weg naar Ispahan is erg bochtig,
steenachtig en vol kuilen; wij reden onge
veer 30 K.M. snelheid, mogelijk nog minder,
en we deden ruim 12 uren over den gehee
len afstand.
Ispahan leek net een heerlijke oase in de
woestijn: prachtige bloemenvelden, die een
heerlijken geur verspreiden, boomen en vva
ter overal werkelijk een verademing na
è.1 dat gesteente en zand! We reden een
schitterende Avenue op, zooiets als 't Lange
Voorhout, alleen zijn de boomen hoog, tak
loos, met bosjes bladeren groeiende tegen
den stam.
We gingen over een brug, wel 50 Meter
lang, nog gebouwd door Shah Abbas den
Groote, in do 16e eeuw. Die brug heeft hij
laten houwen ten gerieve en ten pleziere
van het volk, dat nog eiken Vrijdag door
brengt in de tientallen nissen in de brug
aangebracht. Zij nemen dan van alles mee,
do kinderen, brood, handwerk enz. man
nen en vrouwen, afzonderlijk.
Het drinkwater is in Ishapan zoutig van
smaak; er wordt niet anders dan putwater
gedronken, aangezien het rivierwater een
groot zoutgehalte heeft. De rivier stroomt
's winters tot zij ergens opeens in den bo
dem verdwijnt en houdt 's zomers op te be
staan.
Wij zijn er in een tapijtweverij geweest;
de zoon van den eigenaar leidde ons rond.
Wat was d&t merkwaardig! Het was als
of de tijd ónder je doorgegaan was en je
opeens stond in een vervlogen eeuw! de
werkplaats bestond uit een groote, donkere
zaal, waarin de hooge weefgetouwen ston
den.
Op IVï Meter van den grond zaten kleine
jongetjes op planken stellages, die de leng
te hebben van het te weven tapijt. Vind je
het niet verschrikkelijk, dat het kinderen
zijn van 5 en 6 jaar, en, al6 het jochie
groot van 6tuk is, zelfs van 4 jaar, die dat
werk moeten doen? Omdat hun vingertjes
zoo fijn zijn en ze dus beter de draden kun
nen grijpen en binden zonder ze te vernie
len!
Ze heben elk een kluwen van allerlei
kleurige draden, trekken er de gcwenschtc
kleur uit en breken den draad af, om hem
vast te knoopen aan de weefdraden op het
eetouw. Ik 6tond versteld hoe het mogelijk
was, dat die babies zoo precies het patroon
konden volgen. Ik zou me blind staren er
op, zonder te weten of nu een rood, geel,
groen of paars draadje moest volgen. Om
do kindertjes te helpen staat een jongen,
misschien van 10 jaar op zangerigen toon
achter elkaar de kleuren af te roepen.
Eerst begreep ik maar niet, waarom dat
ventje, rechtop staande op de wiebelige
planken achter de zittende kereltjes, zoo
hardop moest zingen. Maar telkens viel dan
een klein werkertje hem met eenzelfde hoo
ge piepstem in de rede, waarna even ge
wacht werd hij kon zeker niet bijhouden!
Het gaat geweldig vlug en handig, en ze
werken schrik niet van 6 uur 's mor
gens tot 6 uur 's avonds, en tóch maken die
ijverige, vlugge vingertjes nog geen vijf
centimeter per dag af! Hoe lang doen ze
du6 niet over een groot tapijt?
Zoo bracht onze geleider ons voor een
weefgetouw, waarvan het werk ongeveer ll/«
Meter gevorderd was en waaroveréén
jaar gewerkt was! Het was geheel op zijden
draden geweven, dus héél fijn en uiterst
accuraat werk. Begrijp je, hoe het mogelijk
is, dat die heel jonge kinderen dat einde-
looze werk zoo nauwkeurig kunnen doen en
niet flauw vallen van vermoeienis bij een
werktijd van 12 uren met slechts kleine
tusschenpoozen?
Het zou nog vier jaren minstens du
ren voordat 't tapijt klaar zou zijn. Hoeveel
het tapijt hem dan kosten zou, voor hoeveel
hij het verkoopen zou en wè.t cfie arme
kleine 6tumperdjes er dan aan verdiend
zouden hebben zal ik maar niet overver
tellen!
Ispahan is nog veel meer typisch dan Te
heran. Aan het historisch bekende plein
„Maidan", waaraan het Paleis van Shah
Abbas staat, staan ook de twee mooiste
Mosquees van heel de Oost: de Meshid-al-
Shah en dc Meshid-al-Sheik. De eerste van
Shah Abbas en de andere van Lotfalla. Ik
kan je niet zeggen hoe verrukt ik ben van
alles wat ik hier weer gezien heb en zou
nog wel bladzijden vol kunnen schrijven.
Ik kocht een prachtige koperen kom, hon
derden jaren oud. Dezeifde motieven van
bloemen en vruchten, van jachltafreelcn en
minnende paartjes zijn er op afgebeeld, die
ook overal voorkomen op de wanden en
zolderingen van de Koninklijke Paleizen;
superieur werk, zooals nu niet meer ge
maakt wordt. Evenals bijna overal elders
het geval is, kan men tegenwoordig in de
bazars namaak krijgen van de oude kunst
voorwerpen. Maar het metaal van de na-
maak-voorwerpen is dan dun en heeft niet
die prachtige koperrooden glans, waarvan
het procédé verloren gegaan is, öf te om
slachtig is bovendien. Ook zijn de ingegrif
te figuren grof en kinderwerk vergeleken
bij de fijne, keurig-precies uitgewerkte mo
tieven van het oude werk. Helaas, dus al
net als bij ons in Indié. Door een dorp rij
dende zag ik zoowaar een vrouw loopen,
dezelfde kom op het hoofd dragende als de
rnijne wel een bewijs, dat ze nog steeds
gebruikt worden.
Ook een cashmir kleed kreeg ik van
prachtigen blauw-rooden gloéü, wonder
mooi; ook beeldig borduurwerk, jammer ge
noeg niet meer gemaakt op eigen gespon
nen linnen. Ik heb ook gezien hoe die vrou
wen werken. Aan strak bespannen houten
ramen werken ze met een haakpen, die zij
in dc rechterhand houden en telkens door
het goed 6lcken; de linkerhand haalt den
draad vlug van de pen af en blijft voort
duren ónder het werk. Alles gaat ontzet
tend vlug en met héél fijne 6teken maken
zij alle denkbare figuren. Soms is het werk
zóó fijn, dat je dc steken haast niet volgen
kunt, en toch zijn het zelfs oude vrouwen,
die slecht kunnen zien maar zij doen
het bijna machinaal en het effect i6 onge
looflijk mooi.
UIT HET HOOGE NOORDEN
Het is met den electrischen sneltrein een
kleine zeven uur reizen van Stockholm naar
Gotbenburg en de staatsspoorwegen laten
eiken zomer goedkoope vacantietreinen loo
pen voor do mcnschen aan de Westkust, die
eens een dagje naar dé hoofdstad willen.
Maar aan vacanticreizen in omgekeerde
richting waagt men zich niet, want de Stock-
holmer reist alleen naar Gothenburg wan
neer hij er noodzakelijk heen moet of wan-
naar Aik tegen Gais spelen zal. Hij is ge
wend aan zijn Parijs-in-Zweedsche uitgave,
aan de stad met zijn fraaie parken en
breede straten, met zijn huurkazernes als
grafelijke paleizen, zijn schoone openbare
gebouwen cn zijn zeer vele restauiants. Hij
vindt Gothenburg vervelend en stil, omdat
men er wérkt, lcelijk, omdat men er niet
zoo naar 't uiterlijke tracht, cn benepen,
klein-steedsch, wijl men er zich-zelf is, aan
zich-zelf genoeg heeft en niet tracht mooier
en beter en grooter te lijken, dan men in
werkelijkheid is.
Maar Gothenburg is een merkwaardige,
een levende, een interessante stad, al is zij
hier en daar niet mooi en al heeft zij in de
vale arbeiderswijken cn de grauwe haven
buurten iets onzegbaar troosteloos en ver
velends. Het is voor den Hollandcr-in-den-
vreemde niet zonder bekoring daar op een
zonnigen middag langs de breede grachten
te gaan, die in hun stille water de trotsche
gevels van patriciërshuizen spiegelen en
tevens Hollandsch ruiken, de grachten, die
drie eeuwen geleden door Hollanders gegra
ven werden, toen Gustaaf Adolf ze hierheen
had gehaald om het nieuwe Gothenburg te
stichten op de lage drassige vlakte tusschen
de rivier cn de omringende hoogten. En Hol
landers waren het, die aanvankelijk leiding
gaven aan den handel en aan het bestuur
van deze koopstad aan de Göta alv, de poort,
welke Zweden naar de wereld opende. Hun
namen worden bewaard in de notulen van
de eerste raadsvergaderingen, die in 't
schoone oud-Nedcrlandsch en in 't Zweedsch
waren gesteld, hun namen vindt ge
nog in de zware kerkeboeken van de Sinte
Kristina, de Duitsche en vroeger naar men
vermoedt tevens Dictsche, dus Nederland-
sche kerk. Maar de pakhuizen en de kan
toren van de machtige Hollandsche kooplie
den zijn verdwenen, de gevelsteenen met
kernachtige Hollandsche speuken, die Pot
gieter een eeuw geleden nog zag, zijn niet
meer te vinden cn van dc vroegere Holland
sche nederzetting aan den mond van de
Góta-alv is weinig meer bewaard gebleven
dan een enkel oud huis aan een stille gracht
of in een donker achterstraatje, dan de topo
grafie van de oude stad binnen de zig-zag-
genden ringgracht, dan enkele namen, zoo
als „landeriër" voor de boerderijen en de
tuinen, waar de boeren van 't Hollandsche
polderland de Zweden leerden hoe ze moes
ten werken om betere kaas en lekkerder
groenten te verkrijgen, cn zooals, Lillia Bom
men" voor „De kleine boom", het haventje,
waar tegenwoordig de rivierbooten en de
blanke stoomers van de Göta-kanaal-lijn
meren.
Maar de sfeer van negotie en navigatie
is er blijven leven. Langs de rivier, die ver
naar 't Zuid-westen dc lichte oneindigheid
van de zee zoekt, strekken zich aan de stads-
zijde de kilometers-lange kaden, waar ge
weldige kranen zwenken en zwaaien over
den wal en de schepen, waar treinen af en
aan rijden over de lange rails en sleepers-
karren waar vind je die elders in Zwe
den? ratelen over de hobbelige keien. Op
den stroom liggen groote walvischvaarders
achter de boeien te wachten tot er ruimte
komt aan de werven of in de dokken, groe
pen lichters op een kluitje bijeen en koer
sen breed-gebouwde, helder-wittc visschcrs-
schuiten met ronkende motoren naar den
afslag, die met een omzet van een goede
tien millioen kronen 'sjaars de grootste van
heel Zweden is en Gothenburg den smade-
lijken bijnaam van „fiskeliiget", het vis-
schersdorp heeft bezorgd. En aan de over
zijde, waar lage graslanden wijd-uit zich
strekken tot de blauwende muur der rotsen,
waar eens ook kaden en spoorwegemplace
menten en pakhuizen zullen komen, daar
ratelt nu van den vroegen morgen tot den
laten avond de onophoudelijke rolfel van
de klinkhamers, daar steken spanten van
nieuwe schepen hoog tegen de lucht, heffen
torenkrancn balken en platen, en dreunen
machines den gansclien dag. Want Göta-
verken, de „confectie fabriek voor tanksche
pen", de grootste scheepswerf van Zweden,
heeft het in dezen miserabelen tijd zoo druk,
dat men alle bestellingen niet eens aan kan,
ctat men schier geen tijd heeft voor het
repareeren van de vrachtvaarders, die drie
rijen breed voor den wal liggen. Het is een
lawaaierig, maar een heerlijk lied, dat zoo
van de werf over de rivier en de stad klinkt,
het maant dc menschcn van Gothenburg tot
werken, tot doorzetten, tot moed-houden, en
in de tallooze kantoren van de oude stad
nemen de schrijfmachine-ratels dit lied van
den arbeid over, zoodat het de gebouwen
vervult, waar de reeders confereeren en de
kooplui hun brieven dicteeren, waar men
meer dan elders in dit noordelijke land zich
het contact met de groote wijde wereld be
wust wordt.
En waar vroeger de ronde, van zware
rotsblokken opgetrokken vestingtorens van
de schansen „Kronan" en „Lejonet" elk van
zijn hoogte de stad behcerschten, daar domi
neert nu een machtig, wolkenkrabber-achtig
kantoorgebouw van beton en glas cn staal
en de schoone, als uit de kale rotsen opge
groeide Masthuggskerk, die als een hooge
baken staat boven den mond van de rivier,
het beeld van het moderne Gothenburg.
Symbolisch is dat in hooge mate. Want in
vroeger tijden lag de beteekenis van Gothen
burg eerder op het gebied van de handels
politiek dan op dat van den handel, tegen
woordig is het behalve een belangrijke han
delsstad tevens een havenstad, waar een
stuk of twintig overzeesche scheepvaart
lijnen aan tientallen kustroutes en verschei
dene spoorlijnen en den kanaalweg door
Midden-Zweden geknoopt worden, is het óók
een stad met een bloeiend geestelijk leven.
Men is er, althans naar Zweedsche begrip
pen, zeer religieus, men heeft er groote be
langstelling voor de kunst in zijn verschil
lende uitingen en men dankt er zijn be
staan voor een aanzienlijk deel aan de ze^
die de vrachtschepen en de visschersschui-
ten draagt. En schoon wordt dit uitgedrukt
door de Masthuggskerk, die daar zoo ver
laten op de naakte gladde rotsen staat ho
ven den wirwar straten en steegjes, die
zoo stoer en zoo mooi is, die lichtend rijst
tegen de avondlucht, wanneer achter hem
de schemering al waart over de stad en het
water en ver in 't Westen, ver achter de
ronde ruggen van de scheren, de zon zakt
naar de goud-schitterende zee.
Gothenburg is sedert het begin dezer eeuw
ook industriestad geworden. De beroemde
porceleinfabriekcn van Rörstrand, die
eeuwenlang in de hoofdstad waren geves
tigd, zijn een jaar of wat geleden naar do
nieuwe industrieterreinen op den rechter
oever van de Göta-aly overgebracht Een
eind verder liggen de Volvo-automobielfa-
brieken, die niet meer alleen voor de bin-
nenlandsche markt werken, maar sedert en
kele jaren ook taxi's en vrachtauto's en an
dere wagens naar de andere Scandinavische
landen exporteeren. En in het oostelijk deel
van de stad steken de hooge schoorsteenen
van vele weverijen tegen de lucht en strekt
zich het groote gebouwencomplex van de
Zweedsche Kogel lager-fabrieken uit, van dc
S.K.F., die een kwart eeuw geleden met
vijftien man personeel begonnen, nu ge
groeid is tot een wereldbekend bedrijf met
veertien fabrieken, dertig buitenlandsche
dochterondernemingen cn welhaast twee
honderd eigen kautoren. 125.000 rol- cn ko
gellagers verlaten dagelijks de fabrieken
van S.K.F., om op de assen van fietsen cn
auto's, van turbines en dynamo's, van mo
toren en machines gemonteerd te worden,
lagers van een halve inch tot bijna drie
voet middellijn.
Primitieve rollagers zijn gevonden in de
booten uit het Nemi-meer, het beginsel van
het rollager wordt toegepast door een kaai-
sjouwer, die een zware kist verschuift door
er een paar buizen onder te leggen, maar de
kogellagers van de S. K. F. zijn zoo nauw
keurig berekend, zoo zuiver en precies ge
maakt, dat men aan het volmaakte gaat ge-
looven. Daar staan naast de groote machi
nes, die van stalen buizen de ringen snijdeip.
of van staven de kogeltjes afknippen, naast
de mortieren, waarin onder oorverdoovend
geraas de kogeltjes uren-lang rondgeschud
worden, de arbeiders met den micrometer in
de hand. Daar werken de wonderlijkste sor-
teermachines, die elke fout ontdekken en
zóó secuur werken, dat bij de laatste machi
ne in elke serie het sorteeren wel overbodig
lijkt, omdat alle kogeltjes toch naar hetzelf
de gaatje getransporteerd worden.
Maar door schier al de fabriekslokalcn
loopt een wand van kippengaas, aan den
eenen kant wordt gefabriceerd cn gemon
teerd en aan den anderen kant zitten meis
jes om alles nog eens nauwkeurig te contro
leeren, zitten meisjes in oude avondjurken
met fijne instrumenten alle onderdeelcn te
onderzoeken, want een lager fungeert eerst
dan behoorlijk, wanneer de kogeltjes precies
even groot zijn cn dat wil bij de S. K. F. zeg
gen, dat de diameters van dc kogeltjes van
een lager ten hoogste twee duizendste dee-
len van een milimetcr mogen verschillen.
En hoe, hier de wrijving bijna uitgeschakeld
wordt blijkt in de toonkamcr, waar een ge
weldig rad langzaam begint te draaien, wan
neer het aan den eenen kant verzwaard
wordt met een enkel hagelkorreltje. En op
een groote tafel zijn daar een stuk of tien
metalen schijven eenigszins schuin vast ge
zet rondom een zakje met een opening van
misschien vijftien centimeter. Nu wordt er
een knopje omgedraaid en uit een buisje
hoog aan het plafond beginnen dc kogeltjes
te druppelen. Als betooverd dansen ze van
den eenen schijf naar den anderen, van
links naar rechts over de tafel heen, met
heele groote luchtige sprongen om dan alle
maal achter elkaar in het zakje te wippen.
De menschcn van de fabriek, die dit mis
schien al honderd keer gezien hebben staan
er geboeid naar te kijken. Voor den leek
heeft deze technische volmaaktheid iets be
klemmends.
Björn Prytz, de energieke leider van de S.
K. F. stamt uit een oud Gothenburgsch ge
slacht Het kan moeilijk anders, want alles,
wat er in Gothenburg aan groots tot stand
gebracht wordt, wordt gedaan door mcn
schen uit Gothenburg zelf. Haast al de lei
ders van de industrieën en de handelshuizen
en de reederijen stammen uit de patriciërs-
geslachten, die Gothenburg groot en mach
tig hebben gemaakt Enkele dier geslachten
zijn uitgestorven, maar hun namen blijven
leven in de veste aan de Göta-alv„ omdat de
groote kooplieden en de reeders steeds hun
staf van hun rijkdommen mee lieten deelen.
Daar ligt op de hoogten van I.andala het in
drukwekkende Chalmerska Institutct, dat
binnenkort vermoedelijk gelijkgesteld zal
worden met de Technische Hoogcschool in
de hoofdstad, daar heeft men hot groote
Sahlgrenska ziekenhuis, het Röhsska mu
seum voor kunstnijverheid, groote com
plexen arbeiderswoningen, die door dc fami
lies Dickson, Lindström, Magnus gesticht
werden, een hoogcschool, die voornamelijk
door de familie Ékman bekostigd werd, een
schitterend Konstmuseum, dat zijn ontstaan
aan Pontus Fürstenberg dankt, en dezer da
gen is een op kosten van het rcedersgeslacht
Broström gebouwd Scheepvaartmuseum ge
opend, waar de Zweedsche wereldhaven
trotsch op kan zijn. En bovendien heeft de
gemeente het beheer over fondsen tot een
totaal bedrag van bijna zestig millioen kro
nen, waarvan rente voor sociale doeleinden,
voor uitbreiding van de kunstcollecties en
voor verfraaiing van dc stad gebruikt moet
worden.
De Gothenburger houdt van zijn stad, die
hij „de metropolis van de westkust" pleegt
te noemen. Hij voelt zich diep gekrenkt,
wanneer do Stockholm-er over „bet visschers-
dorp" spreekt en hij tast met genoegen in
zijn zak als Gothenburg ergens geld voor
noodig heeft omdat men anders wellicht de
regeering, die immers in de hoofdstad zetelt,
om steun zou moeten vragen.
BERTIL J.
Stockholm, Juli,