DE REIS NAAR PERZIE EEN BEZOEK AAN GOTHENBURG DE PAPAVER ARTIFORT FAUTEUILS alleenverkoop Firma J. W. van ACHTERBERGH ISPAHAN, OASE IN DE WOESTIJN DE METROPOLIS DER WESTKUST Wederom ontvangen een groote zending van de Mooie Fransche PI NGU IN-WOL Thans ook in 3 draads Alleen verkoop voor Amersfoort Utrechtscheweg 85 - Tel. 15 10 JAAR GARANTIE MEUBILEERING - WESTSINGEl 10-13 Bezoek aan de tapijtweverij. Vier jaar werk aan één tapijt IV. Ispahan. Verleden Dinsdagmorgen, om kwart voor vijf, kwam Takky me roepen. Hij had ge braden kip, hardo eieren, brood enz. voor me klaar gemaakt en ik nam nog lakene, handdoeken, en allerlei uten6iliën mee omdat men hier nu eenmaal niet zoo vies van elkaar is als wij Europeanen. Eerst haalde ik Miss C. af en toen ging het alweer de woestijn in... richting Ispa han! Het eerste nieuwe op onzen weg was een groot zoutmeer, dat we moesten omrijden. Het water ervan ziet blauw, aan één kant verheffen zich bergen en de oevers zijn wit tig van opgedroogd zout het effect was wondermooi. De kaalheid van den bodem, de onvrucht baarheid daarvan, niettegenstaande in het voorjaar er overal water opwelt, dat toch leven geven moest aan planten en gras sen, deden mij denken of deze vlakte mis schien eens één zoutmeer geweest kon zijn. Overal nog, uren ver van het tegenwoordige meer, ziet men vegen wit stof en witte plek ken die op zout wijzen. Het water dat nü het meer vormt, komt plotseling op, ver dwijnt in den zomer en krimpt 6teeds meer in. Het meer ligt uren verwijderd van be woonde streken en in den zomer wordt er wel zout om zoo te zeggen van den grond opgeschept. Op een uur afstand zagen wij reeds den prachtigen Mosqueedóme van Kum, geheel verguld schitteren in het zonlicht. Kum i6 een echt Perzisch stadje, waar geen Euro peaan te zien is. Wij werden dan ook erg aangegaapt en omringd door klittende, aan één stuk door jengelende bedelaars in vod den en onder ettelijke lagen vuil bedekt. Wij mochten de Mosquee met zijn blinken den koepel niet te dicht benaderen! Na eenige uren 6topte de chauffeur bij een cafeetje, om „chai" thee te drinken. Die cafeetjes zijn eenig! een verhooging lan planken, eenige banken schots en 6cheef door elkaar, waarop kleine matten liggen; geen tafel of misschien een heel enkele; midden tusschen de banken een vierkant gat: de Put! Daaruit wordt drink water geschept; het gebruikte servies wordt er afgespoeld let wèl: ik zeg niet „afge- wasschen!" de vloer wordt er geschrobt, en ik zag het gebruiken om hoofd en voe ten te wasschcn. Doodgemakkelijk eigen lijk! De „kellner", de vieste persoon denkbaar compleet in lompen en vodden kijkt als een hond den gasten het eten uit den mond, zet eiken nieuwkomer een pas ge bruikt èn afgespoeld! eetstel voor en krijgt voor zijn moeite geen halve shai, dc stakker! Groote samovars 6taan te stoo- men; enorme pijpen, som6 door een 6lang verbonden met een 6oort kruik (gendi) gaan van den eenen mond naar den anderen en fitukjes schapenvlcesch, half gedroogd en vol vliegen, bewaard in een ijzeren mandje, worden indien gewenscht, voor je oogen geroosterd in het vuur. Ze eten met de vin gers en dezelfde kom dient allen tot drink glas. Ik kan wel uren zitten kijken naar dergelijke tafreeltjes! Deftige café's of caravanserails hebben een gramofoon en in akelig hoogpiepende, valsche tonen schettert en kermt daaruit de Perzische muziek. Europeesche muziek begrijpen ze niet; wél dans6teppen en warempel ook af en toe een jazzmopje. Tegen drie uur stapten we uit om te lun chen. O! zoo aardig was dat! Een cafeetje, dat je van de straat af niet zag, met een tuin tje van knotwilgen aan een watertje, dat heel raar deed, want toen we kwamen stroomde het naar ons toe en bij het weggaan nam het onze papiertjes en eier schalen mee den dnderen kant uit! Zeker een of andere waterregeling. We zaten op banken waarover haastig Per zische kleedjes waren gespreid, zoowel als over de bank die ons tot tafel moest die- Den. Die kleeden zijn onbeschrijfelijk vies: daar wordt op gegeten, gezeten, geslapen, maar ze worden ook op den grond ge legd als vloerkleed. Smakelijk hé? Een Pers met schitterende oogen ging legen den muur geleund, tegenover ons staan en gaapte ons aldoor aan; wat hij zei verstond ik natuurlijk niet, maar blijkbaar was het iets onhebbelijks, want onze chauffeur stoof op hem af en schold hem hevig uit. Maar zijn oogen waren prach tig! Ik liep de dorpsstraat eens op en daar begon opeens een man, dien ik slapende waande, hardop te galmen en ik deins de terug van schrik. Hij was een soort hadji denk ik; hij droeg een tulband met groenen rand en was gekleed in wijde rokken. On danks zijn eerwaardig uiterlijk 6tak hij de hand uit tot bedelen, dus blijkbaar was al dat geschreeuw alleen maar om een be roep te doen op mijn goede hart en... voor namelijk op mijn beurs! Want zoodra ik hem een kran gegeven had, roldo hij zich weer op in al zijn rokken en sliep verder den slaap des rechtvaardigen bedelaars. De weg naar Ispahan is erg bochtig, steenachtig en vol kuilen; wij reden onge veer 30 K.M. snelheid, mogelijk nog minder, en we deden ruim 12 uren over den gehee len afstand. Ispahan leek net een heerlijke oase in de woestijn: prachtige bloemenvelden, die een heerlijken geur verspreiden, boomen en vva ter overal werkelijk een verademing na è.1 dat gesteente en zand! We reden een schitterende Avenue op, zooiets als 't Lange Voorhout, alleen zijn de boomen hoog, tak loos, met bosjes bladeren groeiende tegen den stam. We gingen over een brug, wel 50 Meter lang, nog gebouwd door Shah Abbas den Groote, in do 16e eeuw. Die brug heeft hij laten houwen ten gerieve en ten pleziere van het volk, dat nog eiken Vrijdag door brengt in de tientallen nissen in de brug aangebracht. Zij nemen dan van alles mee, do kinderen, brood, handwerk enz. man nen en vrouwen, afzonderlijk. Het drinkwater is in Ishapan zoutig van smaak; er wordt niet anders dan putwater gedronken, aangezien het rivierwater een groot zoutgehalte heeft. De rivier stroomt 's winters tot zij ergens opeens in den bo dem verdwijnt en houdt 's zomers op te be staan. Wij zijn er in een tapijtweverij geweest; de zoon van den eigenaar leidde ons rond. Wat was d&t merkwaardig! Het was als of de tijd ónder je doorgegaan was en je opeens stond in een vervlogen eeuw! de werkplaats bestond uit een groote, donkere zaal, waarin de hooge weefgetouwen ston den. Op IVï Meter van den grond zaten kleine jongetjes op planken stellages, die de leng te hebben van het te weven tapijt. Vind je het niet verschrikkelijk, dat het kinderen zijn van 5 en 6 jaar, en, al6 het jochie groot van 6tuk is, zelfs van 4 jaar, die dat werk moeten doen? Omdat hun vingertjes zoo fijn zijn en ze dus beter de draden kun nen grijpen en binden zonder ze te vernie len! Ze heben elk een kluwen van allerlei kleurige draden, trekken er de gcwenschtc kleur uit en breken den draad af, om hem vast te knoopen aan de weefdraden op het eetouw. Ik 6tond versteld hoe het mogelijk was, dat die babies zoo precies het patroon konden volgen. Ik zou me blind staren er op, zonder te weten of nu een rood, geel, groen of paars draadje moest volgen. Om do kindertjes te helpen staat een jongen, misschien van 10 jaar op zangerigen toon achter elkaar de kleuren af te roepen. Eerst begreep ik maar niet, waarom dat ventje, rechtop staande op de wiebelige planken achter de zittende kereltjes, zoo hardop moest zingen. Maar telkens viel dan een klein werkertje hem met eenzelfde hoo ge piepstem in de rede, waarna even ge wacht werd hij kon zeker niet bijhouden! Het gaat geweldig vlug en handig, en ze werken schrik niet van 6 uur 's mor gens tot 6 uur 's avonds, en tóch maken die ijverige, vlugge vingertjes nog geen vijf centimeter per dag af! Hoe lang doen ze du6 niet over een groot tapijt? Zoo bracht onze geleider ons voor een weefgetouw, waarvan het werk ongeveer ll/« Meter gevorderd was en waaroveréén jaar gewerkt was! Het was geheel op zijden draden geweven, dus héél fijn en uiterst accuraat werk. Begrijp je, hoe het mogelijk is, dat die heel jonge kinderen dat einde- looze werk zoo nauwkeurig kunnen doen en niet flauw vallen van vermoeienis bij een werktijd van 12 uren met slechts kleine tusschenpoozen? Het zou nog vier jaren minstens du ren voordat 't tapijt klaar zou zijn. Hoeveel het tapijt hem dan kosten zou, voor hoeveel hij het verkoopen zou en wè.t cfie arme kleine 6tumperdjes er dan aan verdiend zouden hebben zal ik maar niet overver tellen! Ispahan is nog veel meer typisch dan Te heran. Aan het historisch bekende plein „Maidan", waaraan het Paleis van Shah Abbas staat, staan ook de twee mooiste Mosquees van heel de Oost: de Meshid-al- Shah en dc Meshid-al-Sheik. De eerste van Shah Abbas en de andere van Lotfalla. Ik kan je niet zeggen hoe verrukt ik ben van alles wat ik hier weer gezien heb en zou nog wel bladzijden vol kunnen schrijven. Ik kocht een prachtige koperen kom, hon derden jaren oud. Dezeifde motieven van bloemen en vruchten, van jachltafreelcn en minnende paartjes zijn er op afgebeeld, die ook overal voorkomen op de wanden en zolderingen van de Koninklijke Paleizen; superieur werk, zooals nu niet meer ge maakt wordt. Evenals bijna overal elders het geval is, kan men tegenwoordig in de bazars namaak krijgen van de oude kunst voorwerpen. Maar het metaal van de na- maak-voorwerpen is dan dun en heeft niet die prachtige koperrooden glans, waarvan het procédé verloren gegaan is, öf te om slachtig is bovendien. Ook zijn de ingegrif te figuren grof en kinderwerk vergeleken bij de fijne, keurig-precies uitgewerkte mo tieven van het oude werk. Helaas, dus al net als bij ons in Indié. Door een dorp rij dende zag ik zoowaar een vrouw loopen, dezelfde kom op het hoofd dragende als de rnijne wel een bewijs, dat ze nog steeds gebruikt worden. Ook een cashmir kleed kreeg ik van prachtigen blauw-rooden gloéü, wonder mooi; ook beeldig borduurwerk, jammer ge noeg niet meer gemaakt op eigen gespon nen linnen. Ik heb ook gezien hoe die vrou wen werken. Aan strak bespannen houten ramen werken ze met een haakpen, die zij in dc rechterhand houden en telkens door het goed 6lcken; de linkerhand haalt den draad vlug van de pen af en blijft voort duren ónder het werk. Alles gaat ontzet tend vlug en met héél fijne 6teken maken zij alle denkbare figuren. Soms is het werk zóó fijn, dat je dc steken haast niet volgen kunt, en toch zijn het zelfs oude vrouwen, die slecht kunnen zien maar zij doen het bijna machinaal en het effect i6 onge looflijk mooi. UIT HET HOOGE NOORDEN Het is met den electrischen sneltrein een kleine zeven uur reizen van Stockholm naar Gotbenburg en de staatsspoorwegen laten eiken zomer goedkoope vacantietreinen loo pen voor do mcnschen aan de Westkust, die eens een dagje naar dé hoofdstad willen. Maar aan vacanticreizen in omgekeerde richting waagt men zich niet, want de Stock- holmer reist alleen naar Gothenburg wan neer hij er noodzakelijk heen moet of wan- naar Aik tegen Gais spelen zal. Hij is ge wend aan zijn Parijs-in-Zweedsche uitgave, aan de stad met zijn fraaie parken en breede straten, met zijn huurkazernes als grafelijke paleizen, zijn schoone openbare gebouwen cn zijn zeer vele restauiants. Hij vindt Gothenburg vervelend en stil, omdat men er wérkt, lcelijk, omdat men er niet zoo naar 't uiterlijke tracht, cn benepen, klein-steedsch, wijl men er zich-zelf is, aan zich-zelf genoeg heeft en niet tracht mooier en beter en grooter te lijken, dan men in werkelijkheid is. Maar Gothenburg is een merkwaardige, een levende, een interessante stad, al is zij hier en daar niet mooi en al heeft zij in de vale arbeiderswijken cn de grauwe haven buurten iets onzegbaar troosteloos en ver velends. Het is voor den Hollandcr-in-den- vreemde niet zonder bekoring daar op een zonnigen middag langs de breede grachten te gaan, die in hun stille water de trotsche gevels van patriciërshuizen spiegelen en tevens Hollandsch ruiken, de grachten, die drie eeuwen geleden door Hollanders gegra ven werden, toen Gustaaf Adolf ze hierheen had gehaald om het nieuwe Gothenburg te stichten op de lage drassige vlakte tusschen de rivier cn de omringende hoogten. En Hol landers waren het, die aanvankelijk leiding gaven aan den handel en aan het bestuur van deze koopstad aan de Göta alv, de poort, welke Zweden naar de wereld opende. Hun namen worden bewaard in de notulen van de eerste raadsvergaderingen, die in 't schoone oud-Nedcrlandsch en in 't Zweedsch waren gesteld, hun namen vindt ge nog in de zware kerkeboeken van de Sinte Kristina, de Duitsche en vroeger naar men vermoedt tevens Dictsche, dus Nederland- sche kerk. Maar de pakhuizen en de kan toren van de machtige Hollandsche kooplie den zijn verdwenen, de gevelsteenen met kernachtige Hollandsche speuken, die Pot gieter een eeuw geleden nog zag, zijn niet meer te vinden cn van dc vroegere Holland sche nederzetting aan den mond van de Góta-alv is weinig meer bewaard gebleven dan een enkel oud huis aan een stille gracht of in een donker achterstraatje, dan de topo grafie van de oude stad binnen de zig-zag- genden ringgracht, dan enkele namen, zoo als „landeriër" voor de boerderijen en de tuinen, waar de boeren van 't Hollandsche polderland de Zweden leerden hoe ze moes ten werken om betere kaas en lekkerder groenten te verkrijgen, cn zooals, Lillia Bom men" voor „De kleine boom", het haventje, waar tegenwoordig de rivierbooten en de blanke stoomers van de Göta-kanaal-lijn meren. Maar de sfeer van negotie en navigatie is er blijven leven. Langs de rivier, die ver naar 't Zuid-westen dc lichte oneindigheid van de zee zoekt, strekken zich aan de stads- zijde de kilometers-lange kaden, waar ge weldige kranen zwenken en zwaaien over den wal en de schepen, waar treinen af en aan rijden over de lange rails en sleepers- karren waar vind je die elders in Zwe den? ratelen over de hobbelige keien. Op den stroom liggen groote walvischvaarders achter de boeien te wachten tot er ruimte komt aan de werven of in de dokken, groe pen lichters op een kluitje bijeen en koer sen breed-gebouwde, helder-wittc visschcrs- schuiten met ronkende motoren naar den afslag, die met een omzet van een goede tien millioen kronen 'sjaars de grootste van heel Zweden is en Gothenburg den smade- lijken bijnaam van „fiskeliiget", het vis- schersdorp heeft bezorgd. En aan de over zijde, waar lage graslanden wijd-uit zich strekken tot de blauwende muur der rotsen, waar eens ook kaden en spoorwegemplace menten en pakhuizen zullen komen, daar ratelt nu van den vroegen morgen tot den laten avond de onophoudelijke rolfel van de klinkhamers, daar steken spanten van nieuwe schepen hoog tegen de lucht, heffen torenkrancn balken en platen, en dreunen machines den gansclien dag. Want Göta- verken, de „confectie fabriek voor tanksche pen", de grootste scheepswerf van Zweden, heeft het in dezen miserabelen tijd zoo druk, dat men alle bestellingen niet eens aan kan, ctat men schier geen tijd heeft voor het repareeren van de vrachtvaarders, die drie rijen breed voor den wal liggen. Het is een lawaaierig, maar een heerlijk lied, dat zoo van de werf over de rivier en de stad klinkt, het maant dc menschcn van Gothenburg tot werken, tot doorzetten, tot moed-houden, en in de tallooze kantoren van de oude stad nemen de schrijfmachine-ratels dit lied van den arbeid over, zoodat het de gebouwen vervult, waar de reeders confereeren en de kooplui hun brieven dicteeren, waar men meer dan elders in dit noordelijke land zich het contact met de groote wijde wereld be wust wordt. En waar vroeger de ronde, van zware rotsblokken opgetrokken vestingtorens van de schansen „Kronan" en „Lejonet" elk van zijn hoogte de stad behcerschten, daar domi neert nu een machtig, wolkenkrabber-achtig kantoorgebouw van beton en glas cn staal en de schoone, als uit de kale rotsen opge groeide Masthuggskerk, die als een hooge baken staat boven den mond van de rivier, het beeld van het moderne Gothenburg. Symbolisch is dat in hooge mate. Want in vroeger tijden lag de beteekenis van Gothen burg eerder op het gebied van de handels politiek dan op dat van den handel, tegen woordig is het behalve een belangrijke han delsstad tevens een havenstad, waar een stuk of twintig overzeesche scheepvaart lijnen aan tientallen kustroutes en verschei dene spoorlijnen en den kanaalweg door Midden-Zweden geknoopt worden, is het óók een stad met een bloeiend geestelijk leven. Men is er, althans naar Zweedsche begrip pen, zeer religieus, men heeft er groote be langstelling voor de kunst in zijn verschil lende uitingen en men dankt er zijn be staan voor een aanzienlijk deel aan de ze^ die de vrachtschepen en de visschersschui- ten draagt. En schoon wordt dit uitgedrukt door de Masthuggskerk, die daar zoo ver laten op de naakte gladde rotsen staat ho ven den wirwar straten en steegjes, die zoo stoer en zoo mooi is, die lichtend rijst tegen de avondlucht, wanneer achter hem de schemering al waart over de stad en het water en ver in 't Westen, ver achter de ronde ruggen van de scheren, de zon zakt naar de goud-schitterende zee. Gothenburg is sedert het begin dezer eeuw ook industriestad geworden. De beroemde porceleinfabriekcn van Rörstrand, die eeuwenlang in de hoofdstad waren geves tigd, zijn een jaar of wat geleden naar do nieuwe industrieterreinen op den rechter oever van de Göta-aly overgebracht Een eind verder liggen de Volvo-automobielfa- brieken, die niet meer alleen voor de bin- nenlandsche markt werken, maar sedert en kele jaren ook taxi's en vrachtauto's en an dere wagens naar de andere Scandinavische landen exporteeren. En in het oostelijk deel van de stad steken de hooge schoorsteenen van vele weverijen tegen de lucht en strekt zich het groote gebouwencomplex van de Zweedsche Kogel lager-fabrieken uit, van dc S.K.F., die een kwart eeuw geleden met vijftien man personeel begonnen, nu ge groeid is tot een wereldbekend bedrijf met veertien fabrieken, dertig buitenlandsche dochterondernemingen cn welhaast twee honderd eigen kautoren. 125.000 rol- cn ko gellagers verlaten dagelijks de fabrieken van S.K.F., om op de assen van fietsen cn auto's, van turbines en dynamo's, van mo toren en machines gemonteerd te worden, lagers van een halve inch tot bijna drie voet middellijn. Primitieve rollagers zijn gevonden in de booten uit het Nemi-meer, het beginsel van het rollager wordt toegepast door een kaai- sjouwer, die een zware kist verschuift door er een paar buizen onder te leggen, maar de kogellagers van de S. K. F. zijn zoo nauw keurig berekend, zoo zuiver en precies ge maakt, dat men aan het volmaakte gaat ge- looven. Daar staan naast de groote machi nes, die van stalen buizen de ringen snijdeip. of van staven de kogeltjes afknippen, naast de mortieren, waarin onder oorverdoovend geraas de kogeltjes uren-lang rondgeschud worden, de arbeiders met den micrometer in de hand. Daar werken de wonderlijkste sor- teermachines, die elke fout ontdekken en zóó secuur werken, dat bij de laatste machi ne in elke serie het sorteeren wel overbodig lijkt, omdat alle kogeltjes toch naar hetzelf de gaatje getransporteerd worden. Maar door schier al de fabriekslokalcn loopt een wand van kippengaas, aan den eenen kant wordt gefabriceerd cn gemon teerd en aan den anderen kant zitten meis jes om alles nog eens nauwkeurig te contro leeren, zitten meisjes in oude avondjurken met fijne instrumenten alle onderdeelcn te onderzoeken, want een lager fungeert eerst dan behoorlijk, wanneer de kogeltjes precies even groot zijn cn dat wil bij de S. K. F. zeg gen, dat de diameters van dc kogeltjes van een lager ten hoogste twee duizendste dee- len van een milimetcr mogen verschillen. En hoe, hier de wrijving bijna uitgeschakeld wordt blijkt in de toonkamcr, waar een ge weldig rad langzaam begint te draaien, wan neer het aan den eenen kant verzwaard wordt met een enkel hagelkorreltje. En op een groote tafel zijn daar een stuk of tien metalen schijven eenigszins schuin vast ge zet rondom een zakje met een opening van misschien vijftien centimeter. Nu wordt er een knopje omgedraaid en uit een buisje hoog aan het plafond beginnen dc kogeltjes te druppelen. Als betooverd dansen ze van den eenen schijf naar den anderen, van links naar rechts over de tafel heen, met heele groote luchtige sprongen om dan alle maal achter elkaar in het zakje te wippen. De menschcn van de fabriek, die dit mis schien al honderd keer gezien hebben staan er geboeid naar te kijken. Voor den leek heeft deze technische volmaaktheid iets be klemmends. Björn Prytz, de energieke leider van de S. K. F. stamt uit een oud Gothenburgsch ge slacht Het kan moeilijk anders, want alles, wat er in Gothenburg aan groots tot stand gebracht wordt, wordt gedaan door mcn schen uit Gothenburg zelf. Haast al de lei ders van de industrieën en de handelshuizen en de reederijen stammen uit de patriciërs- geslachten, die Gothenburg groot en mach tig hebben gemaakt Enkele dier geslachten zijn uitgestorven, maar hun namen blijven leven in de veste aan de Göta-alv„ omdat de groote kooplieden en de reeders steeds hun staf van hun rijkdommen mee lieten deelen. Daar ligt op de hoogten van I.andala het in drukwekkende Chalmerska Institutct, dat binnenkort vermoedelijk gelijkgesteld zal worden met de Technische Hoogcschool in de hoofdstad, daar heeft men hot groote Sahlgrenska ziekenhuis, het Röhsska mu seum voor kunstnijverheid, groote com plexen arbeiderswoningen, die door dc fami lies Dickson, Lindström, Magnus gesticht werden, een hoogcschool, die voornamelijk door de familie Ékman bekostigd werd, een schitterend Konstmuseum, dat zijn ontstaan aan Pontus Fürstenberg dankt, en dezer da gen is een op kosten van het rcedersgeslacht Broström gebouwd Scheepvaartmuseum ge opend, waar de Zweedsche wereldhaven trotsch op kan zijn. En bovendien heeft de gemeente het beheer over fondsen tot een totaal bedrag van bijna zestig millioen kro nen, waarvan rente voor sociale doeleinden, voor uitbreiding van de kunstcollecties en voor verfraaiing van dc stad gebruikt moet worden. De Gothenburger houdt van zijn stad, die hij „de metropolis van de westkust" pleegt te noemen. Hij voelt zich diep gekrenkt, wanneer do Stockholm-er over „bet visschers- dorp" spreekt en hij tast met genoegen in zijn zak als Gothenburg ergens geld voor noodig heeft omdat men anders wellicht de regeering, die immers in de hoofdstad zetelt, om steun zou moeten vragen. BERTIL J. Stockholm, Juli,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 13