GROOTE COLLECTIE KLEUR- EN KNIPPLAAT G. VAN DUIN RAMSELAAR ASSCHER DIAMANT Echte Brilianten Fa. I. J. ASSCHER Utrechtschestraat 23 Tel. 898 HANDGEWEVEN TAFELKLEEDEN DIVANKLEEDEN KAPSTOKKLEEDEN ETC. ETC. FIRMA DE TEVREDEN WATERKETEL Voorbeeld EEN ONBELEEFDE VRAAG BIJ EN VLINDER geslepen in de wereldbe roemde slijperij der Amsterdam, die reeds jaren geleden om de roep hareï vakkundigheid, van den En gelsehen Koning de opdracht kreeg, tot het slijpen van de Engelschc Kroon juweelen. Asscher Diamant voor Uw vrouw een sieraad, voor U een geldbelegging. Margreetje, een heel arm en ouderloos meisje, was als hulp voor het keukenmeisje in huis genomen door een zeer rijke en deftige oude dame, die iederen dag op het thee-uur veel bezoek kreeg van andere oude dames en ook van eenige jonge mcis jes, die heel veel van de vriendelijke dame liielden. legen het uur, dat de bezoeksters werden verwacht, moest ook Margreetje, gekleed in een zwart japonnetje, waarover een klein wit schortje, cn een wit mutsje op de donkers haren, in de breede hall de komst der dames afwachten. Zc moest bij hun komst de voordeur openen, hun parapluies mantels en nog veel meer in ontvangst nemen en ophangen aan den grooten door drie spiegels omgeven kleerenhanger, en daarna moest zij de dames aandienen, één voor één. Ilecl veel dezer dames hadden zulke lange en vaak moeilijke namen, dat Mar grectje's hoofd er van omliep, zooals ze zeil beweerde, 't Waren soms namen zóc vreemd, dat zij zc bijna niet kon uitspre Ken. Dan maakte zij er maar iets van waarover de oude mevrouw dan vaak har telijk lachte. Margreetje bemerkte van dit lachen natuurlijk niets. Zc kwam niet 1 het prachtige vertrek, waar de oude rac vrouw ontving. Ze mocht alleen even héél zacht op de deur kloppen én daarna deze openen, op den drempel blijven staan en mevrouw dc barones of de freule, die en die aandienen. Al meer cn meer raakte dan ook Mar greetje met dit werk vertrouwd. Maar óók keek zc met steeds meer belangstelling naar de prachtige mantels cn keurige hoed jes, die op het thee-uur aan den kleercn hanger prijkten, cn weldra benijdde zij de dames cn vooral dc jonge dames, die zoc gelukkig waren, al dat moois te kunnen koopen! 't Duurde dan ook niet zoo heel lang, oi Margreetje, die zich eerst zoo gelukkig cn zoo dankbaar voelde, omdat ze het in het huis der oude dames zoo best had, werd ontevréden cn wel zóó, dat zc, als niemand in de nabijheid was, zich morrende be klaagde over haar lot van arm dienst meisje. Zij bekeek haar eenvoudig zwart japonnetje en het helder-wilte schortje in dc drie spiegels, en van daar naar dc door haar aan de kleerenbeugcls gehangen prachtige mantels cn hoedjes, terwijl zc boos mompelde: „En ik, ik sth hier in een gladde, zwarte jurk, cn kan ieder oogenblik naar de bol rennen en dc voordeur open doen, en dan nog dat vervelende aandienen \an al die mooi-aangckleedc dames, die zulke gekke, lange namen hebben. Hè, werd ik toch maar ee ;s rijk, dan kon ik éók zulke prachtige mantels en fijne hoed jes dragen." Zoo morde en klaagde telkens Margreetje. Haar ontevredenheid kon zc dan ook moeilijk meer verbergen. Mon zag het reeds aan lieel dc uitdrukking van ver hangen naar rijkdom in haar oogen, hoe zij de xeurig-gekkede dames benijdde. Op een dag, toen Margreetje weer in een zeer ontevreden stemming was cn gelukkig geen enkele bezoekster werd verwacht, bc hoefde zij niets anders tc doen, dan de groenten voor het middagmaal schoon te maken. Ze kon toon rustig aan het sclira pen der jonge worteltjes, waarmee ze juist was begonnen, blijven. En zoo schrapende worteltje na worteltje, beleefde zij iets heel vreemds! Want tot liaar grootc verbazing hoorde zij op een*, dat de potten en pan- en al het andoro keukengerei, dat op dc Aanrechtbank stond en aan den muur hing, met elkander een gesprek voerden. En wel 't allervreemdste was, dat zij alles wat werd gesproven, heel duidelijk kon ver staan. Ze hoorde nu weer eon pan, die in den gootsteen stond, tot een theepot, neer gezet op de aanrechtb'ank, zeggen: „Jij heb' bet maar best, theepot. Met lekkere thee ge vuld, wordt je straks naar de mooie kamer gebracht. Daar hoor je dan, hoe de men sehen je geurigen drank prijzen... Maar 'k, ik onderga in dien tijd een minder pret hg lot Want straks word ik door ruwe banden geschuurd en geschrobd.... Jij moet je dus wel erg gelukkig gevoelen theepot Eerst dc plaatjes en driehoekjes overtrek-1 ken. Aan hetvoorbeeld behoeft niets ge-1 daan te worden. Dan plaatjes en driehoekjes op dun kar ton plakken. Dc plaatjes kleuren. Alles uitknippen. (Nadruk verboden). Stippellijn a—B doorsnijaen. Duw stokje C er door steken en vastplak ken. Driehoekjes op stippellijnen omvouwen, reepjes met lijm of gluton bestrijken cn tegen plaatjes plakken. „Ilc me gelukkig voelen!" viel boos de theepot in. „Dan ken jc het vervelende niet, dat mij iederen dag wacht. Ja, wel word ik gebracht naar een mooie, groote kamer. Wel prijst men mij, omdat men vindt, dat thee uit een kostbaren theepot geschonken, geurig smaakt. Maar noem jij het een pretje, voor een kostbaar stuk, een theepot van echt Saksisch maaksel, die bc hoort tot een echt-porcelein theeservies, zooals ik, om uren lang tc zitten onder zoo'n nare thee-muts, waar 't zoo donker is cn zoo nauw Wat dc (hcepot nog meer zeidc, hoorde niemand, omdat het tweede meisje hem juist kwam halen en met hem de keuken verliet. Doch nu waren het weer dc roer-lepels en de braad-vorken, die zich over hun lot beklaagden. „Ach ja, die theepot ziet nog eens iets anders van dc wereld!" zuchtte een der lepels. „Maar wij hangen hier dag cn nacht in dit vervelende rek, dat we alléén mogen verlaten om te roeren in dc pannen, als daarin het eten wordt gekookt ,,'t Is zooals jc zegt, broertje," rinkelden de andere lepels. Nou, cn ik dan," gromde een stalen braadvork, die glanzcnd-geschuunl tus- schen dc lepels hing. „Deel ik niet hetzelfde lot? Alleen als t vlecsch wordt gebraden cn 'k weer met vet word bevuild, beleef ik iets andersVan boosheid deed toen de braadvork moeite, zich uit het rek los te wringen. Ilij stootte daarbij tegen zijn twee buurlcpels die, daardoor verschrikt, weer tegen eenige andere lepels stootten, welke tot elkander rinkelden: „Wat gebeurt er toch allemaal?" Niemand antwoordde op deze vraag Doch een vloerbezom, die met zijn langen steel vlak tegen liet lepolrek leunde, begon nu ook op eens tc klagen, dal hij liecle- maal niet werd geteld. „Ik moet mij maar dag in dag uit, door stof en \ui! wentelen!" klaagde hij „Altijd moet ik allerlei rom mel bijeenvegen in deze keuken! 's Morgens niets dan 6tof en asch, daarna zand cn modder door schoenen hier binnengedra gen. Eh kijk daar nu toch weer eens op den vloer! Al dat wortelloof! Ja, en dan nog zooveel schraapsel, dat daarbij telkens weer valt. En straks zal ik dat alles weer moe ten opvegen, én daarna zetten zc mij, als een stouten jongen, in een of anderen hoek neer, totdat ze mij weer noodig hebben, om ander vuil bijeen te vegen, waarvoor na tuurlijk dc stofzuiger, die zóó deftig is, fijn bedankt. Ach, ach, hoe hard is toch het lot van mij, arme vlocrbczcm! Neen, ik blijf hier niet langer..." De bezem scheen waarlijk van plan, weg tc loopen. Hij. probeerde het tenminste Maar hij had helaas geen voeten, en zoo viel hij dan ook reeds dadelijk om. Hè, wat was dat! Margreetje, die den vloerbezcrastecl op den steencn vloer hoor de neerkomen, schrok er zóó van, dat ze het worteltje, half geschraapt, in 't water wierp en vlug van den* stoel sprong. Daar zag ze to.en den bezem liggen. Maar juist toen zo hem weer tegen den muur wilde zetten, hoorde zij een melkkookpan mop peren over het stof, dat in dc melk was gevallen. „Zc zijn te lui, om het deksel behoorlijk te sluiten," morde de pan tot een kleinen waterketel, die vroolijk op het gas stond tc zingen. Neen, daar begreep Margreetje nu toch heclemaal niets van! „Waarom mopperen toch al die lcpcls; vorken, cn al het andere keukengerei?' vroeg zij zich af. „Waarom was dat mooie theepotje zoo ontevreden? En waarom wil de zelfs de vloerbezem wegloopen? En die kleino waterketel staat daar toch zóó vroo lijk te zingen, alsof hij het hier heel ge noeglijk en erg naar zijn zin heeftIIoc is dat nu toch mogelijk?" De kleine tevreden watei ketel, die juist nog luider begon tc zingen, scheen ook waarlijk tc hooren, hoe Margreetje, naar hem kijkende, oj) eens verbaasd uitriep: „Maar is die kleine ketel dan dc ccnige van al het keukengerei, dio geheel tevre den is?! Heeft hij zich dan nergens over tc beklagen?" En tot haar nog grooter verbazing hoor de zij toen heel duidelijk den kleinen ketel zingen: AYaarom zou ik mij over iets beklagen? Men vult mij toch altijd met zuiver watei cn zet me dan op liet vroolljk-vlammendc vuur. En ik, dio dan mijn best doe, hel water zoo vlug mogelijk tc laten koken zing daarbij een vroolijk liedje. Zoo ben en blijf ik tevreden cn verlang dus niet naai iets anders, 'k Heb het hier best, en i? dwaas om naar iets te verlangen, dat men toch nimmer kan krijgen. Heel dwaas zijn zulke verlangens, die nooit verwezenlijkt kunnen worden, 't Zou niet kwaad zijn, als iedereen in deze keuken daar eens aan dacht „Die kleine waterketel is waarlijk nog zoo dom niet," mompelde Margreetje cn ze keek naar de pannen, de saus- en de roer- lepels, cn naar de braadvorken cn den zoo -héél ontevreden bezem. Zc raapte hem dan ook vlug op cn zotte hem weer naast het lepelrek neer. Daarna keerde zij terug tot de worteltjes, koek naar het half ge schraapte in het water en naar het mesje dat uit haar band op den grond gevallen was en zc mompelde: „Zou ik, al sclira pende, zijn ingeslapen? Zou ik dit alles hebben gedroomd? Maar dat is toch niet mogelijk! 'k I-leb toch zoo heel duidelijk verstaan, wat al die dingen tot elkander zeiden... Nou, cn dan die waterketel! Maar die heeft me, ook al heb ik alles gedroomd, heel veel goeds geleerd. Die heeft mc ver teld, dat tevredenheid ons veel gelukkiger maakt dan ontevreden te zijn. Daarom wil ik ook voortaan heel tcVreden het werk doen, dat mij is opgedragen. Ik wil niet meer de mooi gcklcedc dames, die komen theedrinken, benijden, 'k Wil dankbaar zijn voor alles; ik wil me nuttig maken, dat wil ik!" En Margreetje, het vijftienjarige meisje dat de dames, die bij de oude mevrouw kwamen theedrinken, moest binnenlaten en aandienen, had nog wel vaak moeite met het onthouden van al die vele vreemde; lange cn moeilijk uit te spreken namen, maar ontevreden met haar bestaan was ze niet meer, zelfs al had ze het nog zoo druk Zoo werd toen de vroeger zoo ontevreden Margreetje een lief, verstandig meisje waarvan iedereen weldra heel veel hield En als soms de andere dienstmeisjes in het groote, mooie huis tot haar zeiden: „Wat hen jij toch ton goede veranderd, Mar greetje! Hoe hen jij, die vroeger zoo'n on tevreden meisje was, zoo verstandig gewor den?" Dan was steeds liet vrooJijk-lachende antwoord: „Vraag dat maar eens aan den kleinen waterketel, die iederen dag zoo vroolijk op het gas slaat te zingen!" TANTE JOII. (Nadruk verboden). Moeder zit met Greet, baar tienjarig dochtertje, en kleinen Jaap, een peuter van nog geen vier jaar, in de bus. Als er bij een halte even stil wordt ge houden, stapt er een vriendelijk, oud da metje naar binnen, dat vlak naast Greetje komt te zitten cn 't duurt niet lang, of Greet en het oude Mevrouwtje zijn met el kander in een druk gesprek. Moeder luistert met een glimlach naar Grectje's vroolijk gebabbel, maar dan fronst ze plotseling haar voorhoofd, want Greetje vraagt op eens „bent U al heel erg oud, Mevrouw? Zoo oud als Oma wel?" „Als Oma zeventig jaar is, ja, dan zijn we even oud, hoor!" lacht het Mevrouwtje. Greetje kijkt vragend haar Moeder aan. „Nee, hé Mams! Zoo oud is Omaatje toch nog niet, hè?" zegt ze een beetje weifelend, want zeker weten doet ze het eigenlijk niet! „Neen!" zegt Moeder wat kort, „maar je mag niet zoo'n klein wijsneusje zijn, hoor kind!" Greet merkt het wel, Moeder is er niet zoo beel erg over te spreken, dat ze deze vraag beeft gedaan en als ze even later met hun drietjes weer buiten loopen, zegt ze een beetje bedrukt: „was U er boos om, Moeder dat ik aan dat aardige Mevrouwtje vroeg, hoe oud zc was?" „Daar wou ik het juist met je over heb ben, kindje!" zegt Moeder ernstig. „Neen, boos was ik niet, want ik begreep best, dat je het met wist, maar onthoud het nu maar eens en vooral, dat jc dergelijke vra gen nooit mag doen, lioor meisje! Dat vin den de menschen erg onbeleefd!" „O," zegt Greet. Goed begrijpen, waarom eigenlijk, doet ze nietl Maar ja, als Moeder het zegt, zal het natuurlijk wel zoo zijn! Jaapje, die rustig heeft toegeluisterd, denkt dit ook bij zichzelf. Een weekje later zit bij met Moeder op een bank in liet park, waar hij in den groo ten vijver dc eendjes heeft gevoerd. „Kijk, dat is toevallig!" zegt Moeder op eens, als ze één van haar kennissen nader bij ziet komen, ook al met een aardig blond peutertje aan de hand. „Kom wat bij mc zitten!" noodigt Moeder uit, ,,'t i3 hier zoo heerlijk in bet zonnetje!" Als de beide dames een oogenblikje later gezellig met elkander zitten te babbelen, begint het tusschen dc twee kleuters ook langzamerhand tc vlotten! Eerst hebben zo elkaar een beetje wantrouwend aangezien, maar dc kennismaking schijnt tenslotte toch nogal mee te vallen, want na een poosje redcncercn zo saampjes honderd uit. Dan echter is het plotseling mis! Terwijl liet aardige blondje, Jaap weet al, dat zc Mieneke heet, wat dichter naar haar nieuwe vriendje toe komt schuiven, vraagt zc op eens nieuwsgierig: „hoe oud ben jij?" Jaap kijkt haar een oogenblikje met diepe minachting aan, dan, zich naar zijn Moeder keerend, zegt hij hevig verontwaardigd: „O Mammie, hoort U dal? Ze vraagt, hoe oud ik ben! Ze weet niet eens, hoe vrecselijk onbeleefd dat is!" R. WINKEL. (Nadruk verboden). Een bijtje vliegt van bloera tot bloem Er honing uit te puren; Een vlinder, die het bijtje ziet. Denkt: wat zijn dat voor kuren! Ik houd ook wel van honing-zoct, Maar "k denk niet aan vergéren; Ik leef maar vroolijk bij den dag, Zorg niet voor later jaren. Zoo lang leeft ook geen enk'lc bij! Waarloc dus al dat sjouwen? 'k Heb wel gehoord, dat 't bijenvolk Zichzelf een huis kan bouwen. Daar vindt je raten honing in; Ilcel kunstig! 'k Wil 't gelooven, Maar waarom ze dit alles doen, Gaat mijn verstand te boven! «De vlinder, die zoo luchtig spreekt, Is 's winters lang vergeten, Maar aan het bijtje denken wij. Zoo vaak wij honing eten! HERMANNA (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 15