GRQOTE COLLECTIE
RAMSELAAR
ASSCHER DIAMANT
G. VAN DUIN
Echte Brillanten
Fa. I. J. ASSCHER
Utrechtschestraat 23
Tel. 898
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
DIVANKLEEOEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
HET EIGENWIJZE MUISJE
EEN MOEILIJKE KEUS
DROOMEN
ZOMER
PIETJE WOU GAAN
ZWEMMEN
geslepen in de wereldbe
roemde slijperij der
Amsterdam, die reeds jaren
gcledon om de roep hater
•vakkundigheid, van den En-
gelachen Koning de opdwdht
kreeg, tot het slijpen van dc
Engelsclie Kroonjuwoclen.
Assèher Diamant voor Uw
vrouw con sieraad, voor U
oen geldbelegging.
Moeder Muis heeft aan haar kinders
Telkens weer opnieuw verteld.
Hoe het in de wereld buiten
't Muizenholletjes gesteld.
Dat de vijanden daar loeren.
Nergens, nergens is het pluis,
Want de katten en de uilen
Vangen graag zoo'n arme muis!
Kindertjes zei Moedor Muis dan,
Ga alleen niet uit het nest!
Maar klein, eigenzinnig Vaaltje
Dacht: Ik kan toch eig'lijk best
Van de wereld eens wat zien, hoor!
'k Ben voorzichtig, pas goed op.
En ja, a 1 s de vijand nadort,
Reken maar, dat 'k me verstopi
Dom en eigenzinnig Vaaltje
Ging alleen er dus op uit
*t Scheelde maar een haar, of Vaaltje
Werd van Meester Uil dc buit.
Meester Uil kwam aangevlogen,
Vaaltje wipte 't nest weer in.
Hè, kraste de slimme vogel,
In zoo'n muisje heb 'k juist zin!
Want het arme, domme Vaaltje
Dacht er heelomaal niet aan,
Dat zijn staartje gluurd' uit 't nestje...
Maar gelukkig zag '1 dc Maan.
Met zijn stralen kriebelt Maantje
Nu den Uil. Die niest: Apsjec!
En toen Vaaltje 't sidd'rcnd hoorde,
Kwam hij op een goed idee.
Plots'ïing haalde hij zijn staart in
En hij fluisterde heel zacht:
Moes, 'k zal voortaan naar je luist'rcnl
't Maantje hoort het cn... het lucht.
(Nadruk verbodon).
CARLA IIOOG.
..Ik krijg een tuintje," riep Han blij, toen
hij uit school thuis kwam en met een smak
zijn tasch op een stoel gooide.
„Een tuintje?" herhaalde moeder 'n beet
je verbaasd.
„Ja. Een schooltuintje. Wat 'n bof, hè!
Er waren er maar twaalf. En wo moesten
loten."
„En toen trof jij een gelukkig nummer
Fijn! Maar luister eens, vent. Ik dacht
dat laatst de schooltuintjes al toegewezen
waren. Je vond 't toen nog zoo verdrietig,
dat jij er geen had."
„Maar nu ben ik er blij om, dal ik toen
ongelukkig lootte. Deze tuintjes zijn reuze
Ze liggen niet bij de school."
„Waar dan?"
„Aan 't eind van de laan. Weet u, dat
daar zoo'n stuk weiland lag?"
„Waar de jongens wel eens op voetbal
den. Maar die grond is toch veel te hard
om er wat op te planten!"
„De gemeente heeft dat stuk laten om
spitten. Ik vind 't juist moppig, dat 't een
eindje weg is. Daar stap ik heen met m'n
hark en m'n schop over den schouder."
Han deed voor, hoe hij loopen zou. Juist
kwamen Els en Bets binnen, zijn oudere
zusjes.
„Wat doe jij gek!" beet Els haar broer
toe.
„Ik ga naar m'n land, met m'n gereed
schap op mijn schouder."
„Hij schept op," lachte Bets.
„Ileusch niet," vertelde moeder, „hij
heeft een tuintje gekregen van de school."
„Maar hij heeft niet eens gereedschap,"
•Voegde Els erbij.
*Wat niet is, kan komen," zei Han, ter
wijl hij stil bleef staan. „Ik ben dc volgen
de week jarig. Ik zet 't op mijn verlang
lijst."
„Maar dan is 't nog niet zeker, dat je 't
krijgt," plaagde Bets. Han had heol wat te
verduren van zijn plaagzieke zusters.
„Jawel, hè, moes?" riep de jongen.
Moeder knikte vcelbetcekcncnd.
Plotseling klonk cr getoeter van een auto.
Voor het huis hield die stil. Han keek naar
buiten cn moeder zei tegelijk: ,,'t Is dc
wasscherij
„O, dan rij ik mee," riep Han cn holde
naar de voordeur. Juist werd er gebold.
Han deed de deur open, liop toen naar de
keuken en kwam even later terug met den
zwaren zak op zijn rug. Dc blecker lachte
en wou het vrachtje overnemen, maar Ilan
riep:
„Laat maar. Ik kan "t best."
De jongen droeg den zak naar dc achter
zijde van de auto en probeerde 'm cr in te
tillen. Maar dat ging niet. Daar moest de
baas bij te pas komen.
Alsof het zoo vanzelf sprak, klom Han
achter in den wagen en ging op een van de
waschmanden zitten. Dc man deed de klep
omhoog, ging terug naar zijn cabine en
even later reed de auto wog.
Vol trots keek Han dc straat in en woof
tegen een paar vriendjes. Ze probeerden
de auto achterna te loopen, maar die had
een voel te groote vaart. Zoo, nu stond dc
wagon weer stil. Er moest een schoone
wasch uitgeladen worden. Han wou hel
pen, maar dat hoefde niet.
„Bel maar vast op 84 en vraag om dc
wasch," zei de bleeker.
Han deed 't en kwam even later met een
mand aandragen. De man kwam hem te
gemoet en samen brachten ze liet vrachtje
in den wagen.
Pas om kwart voor zessen kwam Han
thuis. Allen zaton al om de tafel.
„Moes," begon Ilan, „u moet^ altijd Van
Beest houden, hoor!"
Van Beest was dc eigenaar van de was
scherij.
„Waarom?" vroeg vader.
„Later word ik knecht bij den bleeker en
dan kom ik ook bij u do wasch halen."
„Nu, dan zoek je 't niet hoog, Han," vond
viider.
„Maar 't is een fijn werkje," prees de jon
gen.
„Wat je maar fijn noemt," spotte Els. „Al
tijd met dat vuile goed te sjouwen!"
„Ook met schoon," merkte Ilan op.
„Eet nu maar," raadde moeder, die Hans
bord volgeschept had.
De jongen begon. Hij had trek en vlug
was zijn bord leeg. Toen vertelde hij vader
van zijn tuintje.
,,'t Lijkt me wat Iaat om daar nu nog
mee te beginnen," dacht vader.
Maar den volgenden dag veranderde va
ders oordeel, want Han bracht de bood
schap mee, dat ze alleen worteltjes en
goudsbloemen zouden zaaien. Verder zou
den zo boonen leggen en jonge planten
uitzetten van andijvie, bieten cn kool.
„Moes, wat zullen wo smullen van mijn
groenton, hè?" glunderde Ilan.
Han werd jarig. Hij kreeg een schop en
een hark, zelfs een gieter Meneer zou zeg
gen, wanneer ze naar het tuintje gingen en
dat was 's Maandagsmiddags na vieron.
Dit was de eenige middag, dat de onder
wijzer kon, want hij moest er bij wezen
om de jongens te helpen.
Heel ontdaan kwam Han thuis. Els cn
Bots waren juist binnon.
„Wat zet jij een gezicht \an ouwe lap
pon," merkte Bets weinig vriendelijk op.
„Scheelt er wat aan?" vroog moeder.
„Zoo lam, zoo ellendig, zoo oer-verve-
lend!" begon dc jongen en smeet met oen
boozen zwaai zijn mooie schoolpet van zijn
hoofd.
„Wat is cr dan?"
„Verbeeld u, nu moeten we 's Maandags
middags na vieren in het tuintje werken:
's Maandagsmiddags nota bene!"
„En je vond 't zoo fijn." merkte Bets op.
„Ja, maar niet op Maandagmiddag."
„Alle middagen zijn toch net eender,"
vond Els.
„Zoo. Vind je dat? Maar dat vind ik
niet! 's Maandags komt Van Beest.''
„O, is 't in dien tijd?" zei moedor. „Ta,
dat is wel jammer. Twee pretjes op één
middag. Nu zal Jé moeten kiezen."
't Was voor Han een moeilijke keus. Hij
zou zijn pretje in dc auto niet graag mis
sen. Maar 't tuintje dan? Wel, daar zou
wel een ander voor te vinden zijn. Maar 't
tuingereedschap?
Han zuchtte eens.
„Heb jij je plankje al klaar?" vroeg zijn
buurman hem 's Zaterdagsmorgens tus-
schen twee lessen.
Ilan schudde van neen.
Toen haalde de jongen uit zijn tasch een
wit houten plankje, waarop mot inkt in
dikke letters stond: J. v. W. Dut botecken-
dc Jan van Wilpen. Tegen do achterzijde
was een latje gespijkerd, wanrmco 't naam
bordje in den grond gestoken kon worden.
„Ik zal cr voor jou ook een maken," be
loofde Jan.
En dat naambordje met II. P. er op, gaf
den doorslag. Han ging 's Maandags na vie
ren zijn gereedschap hulcn cn trok mee
naar de tuintjes. Hij had er geen spijt van.
want hij vond het ccn leuk werk. Toon hij
terugkwam, reed juist de wasscherij-auto
voorbij. Van Beest woof tegen hem.
Eiken Maandag moest hij naar zijn tuin
tje om 't onkruid te wieden, de worteltjes
te dunnen of nieuwe boonen bij (e leggen.
Soms was hij daarmee zóó vroeg klaar, dat
hij thuiskomende de auto van de wassche
rij nog trof. Dat was dan een reuze-middag.
Maar de heerlijkste middagon kwamen
later, toen hij een mandje van moeder
moest meenemen on dat vol boontjes terug
bracht met nog een bos mooie goudsbloe
men er op.
Wat was moeder blij! En wat smulden ze
allemaal den volgenden dag!
„Ja, Han vond wel, dat hij goed gekozen
had. J. H. BRINKGREVE ENTROP.
(Nadruk verboden.)
Hij zat maar stil vóór zich te kijken
Daar op een bank in 't stadsplantsoen.
Hij had een heelo maand vacantio
En thuis bij Moeder niets te doen.
En uit de stad gaan? Kan Je denken!
Zijn Vader waa al jaren dood.
Zijn Moeder ging zoovcol uit naaien,
Vordicnde voor hun allen 't brood.
Zoo zat hij daar in 't stadsplanlsocntjc,
Genietend van het mooie weor.
En als hij dan zoo lekker droomde,
Dan zag hij haast zichzelf niet moer.
Want in gedachten klom hij bergen,
Djc hij zou zien van 't hoogste punU
Maar 't wreedste waren hier zijn makkers
En deze vreugd werd niet gegund.
Want toen ze hem zoo zagen zitten,
Werd hij door d'and'rcn uitgejouwd.
En sedert dien heeft hij 't plantsoentje
Zijn droomen niet meer toevertrouwd.
TR. VERDONER—SALOMONS.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
't Is Zomer! De vlindertjes stoeien,
Ze zweven cn dart'lcn zoo blij.
De bijtjes zijn ook al aan 't zoemen;
Die hebben het druk op de heil
De koeien, de varkens en schapen
Genieten van zon in de wei.
Wij, kinderen, hebben vacantie.
We zingen en vormen een rij,
Steeds woor nieuwe spcllon verzinnend.
Want volop genieten ook wij.
Je weet toch: al9 't zonnetje schittert,
Dan zingen cn springen w'erbij.
't Is Zomer! Wat zijn wo toch vrooiijk!
De zon maakt ons allen zoo blij
We trekken nu samen naar buiten,
Naar 't bosch cn dc heerlijke hei!
(Nadruk verboden).
Pietje wou gaan zwemmen
In de groote zee.
Ik ben heusch niet bang, hoor!
Niemand hooft er mee!
Moeder, ik zal zwemmen,
Door de golfjes heen,
Heerlijk in het water,
Ik durf best alleen!
Geef me maar m'n zwempak,
Nee, ik ben niet bang.
Zwemmen is niet lastig,
'k Ken het heusch al lang!
Je gaat zoo maar liggen
Op het water plat
En dan blijf je drijven
Als ccn houten lat!
Pietje, kleine Pietje,
Jij snoeft weer te veel!
Pietje ging in 't water
En... hij kreeg z'n deel!
Hij ging zoo maar liggen
Op het water plat
Maar hij bleef niet drijven
Als een houten lat!
Hij viel naar benoden,
O, wat huilde Piet..,
Zwemmen moet je leoren,
Dat gaat zóó maar niet!
Mag ik het dan leeren?
Vroeg dc kleine man.
Dan ga ik weer zwemmen,
Als ik zwommen kan!
R ASSCHER—v. d. MOLEN.
(Nadruk verboden).
cjerWaard
liet regent èn dc Zon schijnt,
't Is echt onstuimig weer.
Om buitenshuis tc spelen
Is 't nu niet prettig meer.
Dc regen valt bij stroomen,
Voor Zon is cr geen plaats,
Tot 't plots'ling Zon verveelt, hoor!
Foei, regen, niet zoo'n praats!
Klinkt 't lachend, maar de regen,
Die stoort zich vverk'lijk niet
Aan wat de Zon wil hebben,
Het ragent, dat bot giet!
Roepen nu monsch en kind'rcn,
En toch schijnt housch de Zon!
Zeg, wist je, dal dit tweetal
Ooit samen wezen kon?
O, kijk 'eens even. Moeder,
Wat mooie regenboog!
IIccl laag zijn beide einden,
In 't midden is hij hoog!
Kabouters houden stellig
De beide einden vast.
Ze kunnen hom niet houden.
Kabouters, opgepast!
Niet lang blijft aan den hemel
Die regenboog daar slaan
Hij is voor al dien regen
Plots op dc vlucht gegaan!
(Nadruk verboden).