GROOTE COLLECTIE
Nog steeds
RAMSELAAR
is VAN DUIN voor
BRILLEN het
aangewezen adres
KANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
DIVANKLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
RECHT OP HET DOEL
AF
Hoe de Olifant aan zijn
Slurf komt
DE GESTOORDE
BRUILOFT
Origineele Ful-Vue
Brillen
Levering van Fondsbrilien
Utrechtschestraat 23
Telefoon 898
„Waar is Bert?" vroeg vader, toen hij
aan tafel ging zitten, waarom de heele
familio al vereenigd was. Het heele gezin
op één na, want één stoel was er nog leeg.
„Bert is nog niet thuis," zei moeder aar
zelend. Ze vond het echt vervelend, dat de
jongen weer niet op zijn tijd gepast had.
Na schooltijd had hij eerst een deel van
zijn huiswerk gemaakt en toen waren zijn
vrienden hem komen ophalen, om wat op
de wei te gaan voetballen.
„Hij moet maar eens straf hebben," be
weerde de heer des buizes. ,,'t Is toch wel
een beetje gek, dat de heelo familie moet
zitten wachten op den jongste van het ge
zelschap."
Meteen klonk er een roffel op de ruit van
de voorkom er.
„Daar is ie al," zei Ans opgelucht Ze
voelde zich bezwaard, dat ze haar broer
niet even was gaan waarschuwen, dat 't
tijd van eten was.
Het zusje stond op om den telaatkomer
binnen te laten.
Bert stevende direct de kamer in.
„O, Paps, bent u al thuis?" riep hij uit
„Ja, zooals je ziet. Ga je handen was-
schen."
Hè,-'eindelijk zat Bert
„Net nog op tijd, hè," glunderde de jon
gen. „Er is nog niet opgeschept."
„Maar we hebben moeten wachten,"
bracht Truus, de oudste zus, in het mid
den.
Moeder schepto op. Intussclien vertelde
Bert:
„We hebben een echte voetbalclub opge
richt. Met een volledig elftal. Ik ben do
keeper."
„De jonge Gejus," plaagde Truus.
Gejus van der Mculen is de keeper van
het Nederlandsche elftal, zooals je wellicht
weet. En pas had er een groote foto van
hem in de krant gestaan, omdat hij voor de
50ste maal gekeept had in de internatio
nale wedstrijden.
„En mag ik nu jouw grijze trui aan,
Truus?" vroeg Bert. „Dat is zoo'n echte
keeperstrui met dat hooge boord."
„Gerust, hoor! 't Lijkt me alleen erg
warm."
„Laten we beginnen," stelde moeder voor.
Een tijd lang werd er weinig gezegd, des
te meer gegeten.
„Onze club heeft ook een naam," begon
Bert ten laatste weer.
„Schop den bal zoker," plaagde Ans.
„Neen: Rohda," zei de jongen.
„Robda? Wat betekent dat nu?" vroeg
Truus.
„R-O-H-D-A," spelde de jeugdige voetbal
ler, „Recht Op Het Doel Af!"
„Prachtig," prees vader, „die woorden
moet je maar goed in gedachten houden."
„Waarom?"
,,'t Is altijd goed om recht op je doel af
te gaan, als tenminste je doel goed is."
„En tegen wie spelen jullie nu?" wou
Ans weten.
„De jongens van de kade hebben ook een
club opgericht Die heet Klein-AJax."
Het eten was afgeloopen. Nu moest het
huiswerk verder gemaakt worden. Voor
Bert beteekende dat: Jaartallen leeren.
Het duurde niet lang, of de jongen zat
geweldig te mopperen.
„Ik kan die dingen niet in mijn hoofd
krijgen," klaagde hij.
„Rohdal" zei Ans alleen.
„Rohda? Wat heeft dat nu met m'n jaar
tellen te maken?" bitste Bert.
„R-O-H-D-A," spelde Ans nu op haar
beurt, Recht op het doel af."
Bert bromde wat, maar stopte toch zijn
vingers in zijn ooren en leerde verder. Na
een kwartiertje kende hij de jaartallen.
„En do jonge Gejus heeft op zijn tijd
gepast," zei vader den volgenden dag, toén
hij bij bet thuiskomen zijn zoon reeds op
zijn plaats zag zitten. „Goed gekeept?"
„Ik ben geen keeper moer. Ik bon nu de
midvoor. En luister eens, moes. Nu moeten
we eon voelbalpak hebben. Allemaal het
zelfde: een zwart broekje en een witte trui
of oen witte blouse. En voetbalschoenen.
Maar dat zal wel niet gaan, hè?"
„Daar vrees ik voor," zuchtte moeder.
„Je mag de brock van mijn gympak," be
loofde Ans.
„Fijn. Moes, wilt u er dan een zakje
achterop zetten?" vroeg Bert.
„Zeker. En zoo'n wit blousjo kan ik wel
voor jc maken."
Met het voetbalpak kwam 't al gauw in
orde. En met de schoenen? Hij mocht
twaalf tossics gaan koopen, voor eiken
schoen zes om onder zijn oude voetbal
schoenen te slaan. Nu leken 't net echte
voetbalschoenen cn kon hij op het speel
terrein niet uitglijden.
Ilij trok alles aan en liet -zich door de
huisgonooten bewonderen. En 's middags
kwam liij thuis met de opgewonden mede-
- TV>U.
Een geit zei: ik heb nog familie
In t land van Tirol, ja, dat 's waar!
Maar schrijven kan geen van ons beiden
En och, dan vergeet je elkaar
Doch 's avonds, als 'k lig in mijn hokje,
En 't stil in den stal is, ja, dan
Laat ik mijn gedachten soms reizen
En ga op bezoek naar Meran
'k Heb wel eens gehoord van die bergen
En dan ook mijn nichtje benijd,
Dat ongestoord klimt cn daar klautert
Van hekken cn dammen bevrijd
Maar is dan de morgen gekomen
Pm schijnt er de zon weer zoo blij
Hier over de struiken en boomen,
Dao roem 'k in mijn Ilollandsche wei!
Waar viudt je zulk gras. malscb en sappig,
En alle9 zoo dicht in de buurt!
Kon ik het den baas maar beduiden,
Dat hij haar een proefpakje stuurt!
(Nadruk verboden).
HERMANNA*
deeling, dat ze de eerste echte match ge
speeld hadden.
„Gewonnen of verloren?" vroeg vader.
„Gewonnen met 12—8."
Vader lachte. En Truus spotte:
„Fijne clubs, hoor! Van den vijftigsten
rang."
„Dat zal best beter worden," stelde moe
der gerust.
Ja, Bert schoen een echte voetballer te
zullen worden. Hij werd zelfs getraind met
zijn vrienden, eiken morgen om half acht.
En 's middags na schooltijd direct oefenen
tegen Ivlein-Ajax en... zoo raakte het
schoolwerk in de verdrukking. Om te kun
nen voetballen, eiken dag weer opnieuw,
leerde Bert niet alles, wat hij leeren moest
en maakte er zich muar af met een Jantje
van Leiden. ITet schriftelijk werk werd
roef-roef afgemaakt en op school zat hij
meer aan Rohda te denken dan aan de les.
In gedachten zag hij zich al spelen in het
Nederlandsche elftal. Dan kwam er een te
vreden lach op zijn gezicht.
Maar... Berts onderwijzer lachte niet.
Die bromde en vermaande. Zonder resul
taat helaas.
Toen kreeg Berts vader een brief van
meneer. De jongen werd dadelijk ter ver
antwoording geroepen. Vader las den brief
voor.
„Hoe komt dat?" besloot hij.
Bert zei niets, haalde ,zijn schouders op
„Weet jij 't niet? Maajr> ik wel. Dat is de
schuld van Rohda. Is *t niet zoo?"
De jongen knikte.
„Met voetballen kan Je later je brood
niet verdienen. Wat wil je ook weer wor
den?"
„Zeekapitein."
„Dan mag 't zeker wel Rohda wezen."
Bert keek vader niet begrijpend aan.
„Ik bedoel niet, dat je daarvoor moet
voetballen, maar dat je recht op je doel
moet afgaan. Als het je plan is om kapitein
op een zeeschip te worden, moet je begin
nen met goed te leeren."
Bert knikte. Dat begreep hij.
Het gevolg was, dat er alleen 's Woens
dags- en 's Zaterdagsmiddags gevoetbald
moebt worden. Do overige dagen was 't
ook Rohda, maar Rohda bij "t schoolwerk.
't Rapport werd behoorlijk, Bert was in
derdaad recht op het doel afgegaan.
's Winters begonnen de echte wedstrij
den tegen Klcin-Ajax, Jong-Hcrcules, de
Zwaluwen en andere clubs. Zo speelden
niet moer 12—8, maar 32 cn 4—1. Zo
zullen later wel flinke sportlui worden, als
ze maar altijd recht op het doel afgaan.
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP.
(Nadruk verboden).
Nu zal ik jullie eens vertellen, hoe het
komt, dat de olifant zoo'n langen neus
heeft, want je begrijpt wel, dat bij dien op
een heel bizondere manier gekregen heeft.
Heel, heel lang geleden leefde er in bet
oerwoud tusschon andero dieren een oli-
fantenpaar. Een slurf hadden ze geen van
beiden, wèl een grootcn neus, maar meer
niet Nu was het mannetje zóó verstrooid,
dat hij altijd alles vergat zelfs zijn eten,
zoodat hij er niet erg welvarend uitzag, en
omdat zijn wijfje een gezellige, dikke
schommel was, viel het naast haar dubbel
op, dat ztjn vel zoo los in ruime plooien onr
hem heen hing. Alles had zijn vrouw al ge
probeerd om hom te genezen van zijn ver
geetachtigheid, maar niets had geholpen.
Do andere dieren in het bosch plaagden
hem dikwijls met zijn verstrooidheid cn zoo
had hij den bijnaam gekregen van „do pro
fessor."
Als hij 's morgens het bosch inging en
zijn vrouw hem vroeg een paar lekkere,
groene twijgjes voor haar mee te brengen,
kon ze er zeker van zijn, dat hij het 's mid
dags vergeten was en als zp hem bij zijn
thuiskomst dan ernaar vroeg, klapte hij
zenuwachtig met zijn groote ooren en moest
vol wroeging bekennen, dat hij het totaal
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
In 't hoekje van den kelder.
Daar was bet muizenfeest.
Nog nooit was daar beneden
Zoo'n dolle pret geweest!
De muisjos vierden bruiloft.
Want aardig Piepsjo Vaal
Ging trouwen met Spits Grijssnor,
Dat wisten f allemaal.
Pieps droeg een langen sluier.
Een bruidskrans op haar boofd,
Een ruiker in haar handen.
Wie had dat ooit geloofd?
Spits was al oven deftig,
Droeg een gcklecdc jas,
Een bloem zelfs in zijn knoopsgat.
Omdat hij bruigom was.
Gearmd liep 't muizenpaartje.
Wat was het in zijn schik!
Het dacht: Geluk'ger muisje
Is vast er niot dan ik!
Maar midden in do feestvreugd.
Daar kwam op eens Minet
Voorzichtig aangeslopen.
Zij stoorde z' in bun pret.
De muizcnbruld cn -bruigom.
Die vluchtten angstig hoon
En van de muizcngaslen
Wa9 geen meer op de been!
Zij lachten in hun hol toch
Het dikke poesje uit
Ze waren haar to vlug af;
Weg was op eens de buit!
Mlnetje, lik je snor maar!
Zong nu hot muizenkoor.
Geen muis blijft op jo wachten,
We gaan er fluks vandoor!
En In hun donker hol nog
Sprong In een lange rij
Ter ecre van het bruidspaar
Het muizenvolkje blij.
(Nadruk verboden).
vergeten had, on zoo ging het met alle din
gen. Vroeg ze hem, het een of ander voor
haar te doen, dan kwam er nooit iets van
en toen hij haar weer eens ten einde raad
vroeg, wat bij or toch aan zou kunnen doen
om niet alles te vergeten, zei ze plagcDd,
dat hij dan maar een knoop in zijn neus
moest leggen .De arme professor koek haar
verwijtend aan en schudde bedroefd zijn
grooten kop. Een paar dagen later merkte
zijn vrouw, dat hij erg stil werd en blijk
baar diep over iets nadacht. Toen ze hem
vroeg, wat er aan scheelde, kuchte hij ver
legen en zei: „Je zei zoo voor de grap, dat
ik een knoop in mijn neus moest leggen,
maar wat zou jc ervan zeggen, als ik dat
eens werkelijk deed?"
Ontsteld keek zijn vrouw hem aan. Zou
hij plotseling gek gewurden zijn?
„Hoe kan dat nu?" vroeg zc, „je neus is
toch veel tc kort om cr een knoop in te
leggen!"
„Daar heb ik juist over nagedacht," zei
haar man, „en nu heb ik het volgende uit
gevonden: Mijn neus is niet hard en nogal
rekbaar; als jij nu iederen morgen en avond
een kwartiertje eraan trekt, wordt hij mis
schien wel langer."
„Dat is nog zoo gek niet," zei zijn vrouw
nadenkend, „als ik jo maar geen pijn doe.
Weet je wat, we zullen het moteon pro-
beeren."
Voorzichtig trok zc haar man aan zijn
neus met kleine, zachte rukjes cn werke
lijk de neus gaf mee!
„We zullen hem steeds met een takje
roeten," zei ze, „om te zJen of hij langer
wordt."
Iederen dag groeide de neus een stukjo
en na een maand was hij zóó lang, dat er
een knoop in gelegd kon worden. Nu was
het een echie slurf. Als haar man weer
iets moest onthouden, legdo zijn vrouw nu
's morgens netjes een knoop in wat eens
zijn neus was en dan dacht hij cr altijd
aan.
Op een avond zaten zc tegenover elkaar.
Terwijl zc haar man nadenkend bekeek,
vroeg hij, waar ze toch over nadacht.
„Zie je," antwoordde ze, „ik vind, dat r"
slurf je erg goed staal, maar ik voel ine
naast jou zoo kaal met mijn korten neus.
Zou je den mijnon ook niot willen uitrek
ken? Ik heb het wol niet noodig voor mijn
vergeetachtigheid, maar ik vind 't beter
staan, als we allebei dcnzelfden neus heb
ber.."
„Waarom niet?" zei haar man, „dat kun
nen we best doen."
Nog een maand ging voorbij en nu had
ook het wijfje een slurf. In 't begin was
het wel even een vreemd gevoel, maar daar
was ze gauw aan gewond. De andere dieren
In het bosch keken met bewondering en
afgunst naar het paar met do vreemdsoor
tige neuzen en menigeen probeerde stil
letjes om zijn neus ook te verlengen, maar
niemand anders bereikte er iets mee, zo
deden zich alleen maar pijn.
Toen het voorjaar kwam, worden er bij
de olifanten toebereidselen gomaakt voor
een groot feesteen jong olifantje zou
zijn intrede doen! Allo dieren waren uit
genood igd en zoodra de baby gebpron was,
zou de vader door luid trompetteren de
blijde boodschap verkondigen, waarna