AMERSFOORT SCH DAGBLAD 32e Jaargang No. 78
FEUILLETON
Haar Avonturier
Vrijdag 29 September 1933
GETUIGENVERHOOR VOORTGEZET
WAT ZACHOW KON
VERKLAREN
MAISON DE JAGER
eo
HET PROCES TE LEIPZIG
„Wij moeten alles in brand steken,
in de eerste plaats de
bpenbare gebouwen*
De chef van dit bureau, inspecteur Frank,
vertelt een merkwaardige gebeurtenis.
Twee dagen voor de brandstichting, op een
Donderdag, kreeg hij van een hem tot dan
toe onbekenden man persoonlijk de mede
deeling, dat het bureau door een commu
nistische centrale overvallen zou worden en
wel uit een partijlokaal der communisten,
dat aan een zekere Schlaffke behoorde. Den
volgenden dag werd hem ook telefonisch
het vertrek van den troep medegedeeld. Uit
zijn raam kon hij zien, hoe deze menschcn
in groepjes van twee, drie en vier man het
bureau naderdtn. Een politieinspecteur en
acht agenten waren tijdig ter plaatse. Het
viel op. dat zich dien ochtend meer publiek
in de gangen en wachtlokalen van het bu
reau bevond dan gewoonlijk. Toen werd be
kend, dat in het lokaal van Schlaffke een
inval was gedaan.
De gangen en wachtkamers waren in
korten tijd leeg. De overbrenger had nog
medegedeeld, dat negen communisten met
wapens waren uitgerust. Deze negen com
munisten zouden zich ook op bet bureau
hebben opgehouden. De chef noemde twee
der beden gedaagde getuigen, de belhamels,
die op het bureau aan den Mittelweg het
publiek steeds tegen de ambtenaren ophit
sten, n.i. den kantoorbediende H. Jahnecke
en den kellner Kurt Starker. Op een vraag
naar het karakter van het café van Star
ker deelt deze getuige mede, te hebben
gehoord, dat Jahnecke en Starker in dat
lokaal een klachtenbureau hadden geves
tigd.
Gedurende dit verhoor maakt de Bulgaar-
sche beklaagde Dimitrof, die zwijgt maar
met aandacht de mededeelingen volgt,
voortdurend aanteekeningen.
De president dr. Bünger, steldt in ver
band met Frank's mededeelingen eenige
vragen over een geval van zelfmoord van
een steuntrekker bij het crisisbureau te
Neukölln, den oorlogsinvalido Witkowskt-
Dit geval was aanleiding tot verspreiding
van een vlugschrift met felle aanvallen op
het crisisbureau. In dit pamflet werd o.a-
gezegd, dat een ambtenaar. Werner, hulp
behoevende menschen hulpeloos liet lig
gen. niet voor medische hulp zorgde en ge
zegd zou hebben, dat men voor Witkowski
geen dokter meer noodig had.
Dr. Bünger vraagt nog meer bijzonderhe
den omtrent de gebeurtenissen op het cri
sisbureau.
Getuige Frank: Mijn zegsman, die mij
had gewaarschuwd,' is naderhand gewond.
Hij had mij nog medegedeeld, dat. nadat
de actie zelf was mislukt, de ambtenaren
van het crisisbureau afzonderlijk zouden
worden overvallen, en dat gold niet alleen
voor mij, doch voor allen, die zich door
het een of ander gehaat hadden gemaakt
en in het bijzonder voor de ambtenaren, die
in het pamflet waren genoemd. Niet alleen
zouden deze ambtenaren worden mishan
deld, doch ook hun woningen zouden wor-
drn vernield.
President: Heeft uw zegsman, do huidige
getuige Hinze, u ook gezegd, dat ongeveer
50 leden waren uitgezocht, die door de een
trale der communistische partij te Neu
kölln van wapenen zouden worden voor
zien? Waar zijn dan die wapens gebleven?
Getuige Frank: Dat is mij onbekend. De
menschen met wapens waren reed3 in
mijn bureau, zij zijn klaarblijkelijk echter
tijdig gewaarschuwd voor de aankomst der
politie.
Tenslotte wordt slechts medegedeeld, dat
in het lokaal van Schlaffke 35 vuurwapens
zouden zijn opgeslagen.
Naar aanleiding van den brand in het
raadhuis op 25 Februari geeft de chef-ma
chinist Kiekbusch een beschrijving van om
vang en uitwerking van den brand in de
slaapkamer van zijn zoon. Gei is van mee-
mng, dat het vuur zich in een half uur
door de geheele woning en naar de beien
dende woonruimten zou hebben uitgebreid.
De twee brandweerlieden, die tenslotte bij
het blusschen hielpen, vonden volgens hun
verklaring vuurmakers in een zolderkamer.
De kozijnen waren door het vuur bescha
digd. Dit werd door eenige andere getuigen
bevestigd.
Get. Pfeiffer uit Neukölln weet, dat op
den Woensdag vóór den brand in het Slot
eenige personen bij elkaar zijn geweest.
Pfeiffer is armenverzorger en had Van der
Lubbe een jas gegeven. Ook v. d. Lubbe was
op een bijeenkomst bij Schlaffke geweest.
President: Was dat op den Woensdag
vóór den brand in het Slot?
Get. Pfeiffer: Ik weet den dag niet meer.
President: Hebt u bij Schlaffke wel eens
dingen geschreven?
Get. Pfeiffer: Neen, ik heb slechts dege
nen, die niet zoo goed met de pen konden
omgaan, geholpen.
Dezen getuige worden steeds meer vra
gen gesteld, omdat men den indruk krijgt,
dat hij niet alles zegt wat hij weet. Land-
gerichtsdirektor Parisius houdt hem voor,
dat in het café en ook op andere plaatsen
Van der Lubbe oen vrij grooto kennis van
de communistische beweging en haar doel
einden had getoond. Ook Torgler's verdedi
ger dr. Sack stelt eenige vragen tijdens het
kruisverhoor. Dan wordt een korte pauze
gehouden.
Na de pauze wordt het verhoor der ge-
l.uigen over de gebeurtenissen op het bu
reau voor maatschappelijken steun op 22
Februari hervat. Het verhoor der eerste ge
tuigen levert ni?ts nieuws op.
De getuige Panknin, die naar aanleiding
van de op de aanplakzuilen aangeslagen
plakkaten een aangifte kwam doen ovei
den persoon van Van der Lubbe, vertelt,
hoe het reeds vaker genoemde gesprek in
den ochtend van 18 Februari voor het bu
reau voor maatschappelijken steun aan den
Mittelweg, plaats vond. Van der Lubbo viel
hem op door zijn spraak.
Zachow vertelde van onlusten in de Son-
ncnallee, waar S.A.-lieden verscheidene!)
Reichsbannerleden en Communisten de drie
pijlen en het Roode Front insigne hadden
afgerukt Van der Lubbe wilde er dadelijk
heengaan. Zachow vertelde echter, dat dit
reeds 's avonds gebeurd was. Nu begon Van
der Lubbe t3 vertellen, dat hij op het bu
reau voor maatschappelijken steun was ge
weest en dat hij zich toegang tot den chel
had verschaft door zijn voet tusschen do
deur te zetten. In-het verdere verloop van
het gesprek, zeide Binge: ,.Nu is het juiste
oogenblik voor een revolutie"
Zachow zeide: „Wij moeten alles in brand
steken, in de eïrste plaats de openbare ge
bouwen."
Binge was van meening, dat men benzine
over de S.A.-lieden moest gieten en hen in
brand steken. Van der Lubb« antwoordde in
gebroken Duitsch: „Dat moest maar gebeu
ren".
Van der Lubbe noemde zich in den loop
van het gesprek communist en had daarbij
ook zijn papieren te voorschijn «gehaald,
waaronder een rood boekje, dat getuige
voor §en partijboekje had genouden. Van
der Lubbe had toen ook gevraagd waar de
Communistische Centrale was en werd door
Binge en Zachow mee naar Schlaffke ge
nomen. Van der Lubbe had verteld, dat hij
al overal geweest was, in het bijzonder in
Moskou, Boidapest en in Frankrijk, om de
communistische beweging te bestudeeren.
President: „Heeft hij ook erover 'gespro
ken, dat men tegenactie moe9t voeren en
heeft hij op de Russische revolutie gewe
zen?"
Getuige: „Ja, hij zei, dat niet langer ge
wacht mocht worden en dat thans revolutie
moest worden gemaakt. Het was nog niet ts
laat. Thans moest men me1 branden begin
nen. Zachow had daarop tegen Binge ge
zegd, dat moest worden begonnen met open
bare gebouwen, bijv. de electriciteitscentrale,
het Slot en den Rijksdag. Dat alles had
Van der Lubbe verstaan en met groote be
langstelling gevolgd. Hij bad zich in het ge
sprek gemengd en naar aanleiding van zijn
vraag, of hij dan niet mee kon doen, had
Zachow Binge aangestootcn en tegen hem
gezegd: „Dij jongen is goed, dien kunnen
wc gebruiken".
Dr. Werner: „Aan het slot van het ge
sprek heeft de getuige verklaard. „Het
wordt toch niets. Jij bent toch bang voor je
huid". Heeft daarop iemand iets geant
woord?"
Getuige: „Misschien heeft iemand wel ge
zegd: „Jij bent precies zoo'n lafbek", en in
dit verband heeft ook Binge 'gezegd, dat
wanneer Z3 allemaal zoo dachten, men niets
zou bereiken. Men zou wel zien wat er zou
gebeuren".
Ilier vraagt de beklaagde Torglcr het
woord en wil van getuige weten, tot welke
partij hij op het eind van Februari behoor
de.
Getuige: „Ik was lid van de Duitsch-Na-
lionale Volkspartij".
Op vragen van de verdedigers Dr. Pfeiffer
en Dr. Sack verklaart de 'getuige, dat Van
der Lubbe beslist naar de Communistische
Centrale had gevraagd, dat hij het gesprek
niet als een afspraak met bepaalde bedoe
lingen, doch meer als een zeer opgewonden
discussie had beschouwd en dat het meer
van Zachow en Binge dan van Van der Lub
be uitging.
De beklaagde Dimitrof wil weten, sedert
wanneer de getuige lid van de Duitsch-
Nationale Volkspartij was.
Dit was het geval sedert 1928. Tot Fe
bruari is hij lid van deze partij gebleven.
Functionnaris was hij niet.
Do vraag of getuige lid van een vakbond
was, wordt door den president niet tojge-
staan.
Dan wordt de arbeider Zachow gehoord.
President: „Bent U communist?"
Zachow: „Neen".
President: „Bent U communist geweest?"
Zachow: „Ja, maar niet in de partij.
Iemand wilde mij voordragen als lid van
de R.V.O. Ik kreeg een formulier en zou lid
worden. Ik gaf hem echter 20 pfennig en
zei tegen hem: „Ilier kanste dir'nc Molle
fuer kaufen".
President- „Hebt U zich toen als lid der
R.V.O. beschouwd?"
Getuige: „Ik ben toegetreden omdat mij
gezegd werd, dat ik dan ander werk zou
krijgen, niet uit politieke overtuiging.'
President: „Hebt U 'g?en oproep gekregen
om deel te nemen aan het anti oorlogscon
gres? Dat was toch een communistische bij
eenkomst?
Getuige- „Dat kan ik niet zeggen. Ik zei
zoo: „Daar ga ik eens heen, omdat daar
buitenlanders zijn. Mijn vrouw heeft mij
echter met nadruk gezegd: „Je blijft thuis
en je gaat me daar niet heen" Ik ben er
ook niet hien geweest, heel beslist niet,"
Zachow's verklaringen wekken voortdu
rend vroolijkheid. Hij streeft ernaar zijn
door anderen bevestigde woo'den over de
S.A. en over het in brand steken van open
bare gebouwen, aan te vechten of te ver
zwakken en poogt geheel onschuldig te
schijnen. Eenmaal krijgt hij zelfs een huil
bui en verklaart: „Ik heb nie* van in brand
Vanaf heden verkrijgbaar
OUD-KOLLANDSCHE WAFELEN
op bestelling 15 cent per stuk.
H. t. d. PAVERT
LANGESTRAAT 56- TEL. t!5
steken gesproken, daarvan heb ik mijn le
venlang niet gesproken.
Van der Lubbe's houding trekt de aan
dacht. liet is alsof hij naar aanleiding van
getuige's woorden wil beginnen te lachen,
doch hij raakt in gesprek met zijn tolk en
zwijgt dan wejr.
De President maakt den getuige erop op
merkzaam, dat hij toch bij het verhoor
door den rechercheur Marowski in het bij
zijn van Panknin had moeten toegeven, dat
hij had gesproken over het in brand steken
van gebouwen. Zachow ontkent echter zelfs
de door hem tijdens het verhoor afgelegde
verklaringen.
De zitting van het proces v. d. Lubbe
werd vervolgens verdaagd tot Vrijdagoch
tend half tien.
Een bizonder berichtgever meldt ons d.d.
27 September uit Leipzig:
Acht zittingsdagen zullen de eerste perio
de van het geweldige proces tegen Marinus
v. d. Lubbe c.s. vormen. Zes hebben wc al
achter ons. Vrijdagavond krijgen alle deel
nemers vacantie lot Dinsdag. Dan begint
een tweede periode, eveneens in Leipzig en
vermoedelijk tot 8 of 9 October. Vervolgens
verhuist het geheel naar Berlijn, opdat men
da'ar in het gebouw zelf, dat door v. d. Lub
be's brandstichting zoo zwaar schade lood,
verdere zittingen kan houden, de brand
haarden opnieuw aangeven en met den jon
gen Hollander zijn weg van 27 Februari
nog eens controleercn. Ten slotte keert dan
het rijksgerccht6hof naar Leipzig terug voor
dc pleidooien en het vonnis.
Welk een proces! En welke achter
gronden!
Er is hier een oppervlakkig gedoe, iets,
dat aan den buitenkant blijft, en in hoofd
zaak do typische reporters onder do tal-
looze aanwezige journalisten interesseert.
Daartoe behoort het nerveus wegseinen en
doortolcfonceren van alle mogelijke en on
mogelijke „nieuwtjes", van dc meest on
schuldige tot de meest gevaarlijke. Tot die
laatsto categorie bchooren bijvoorbeeld:
„Naar wij met zekerheid aannemen, krijgt
v. d. Lubbe dagelijks in de gevangenis een
spuitje om hem tijdens de gerechtszittingen
apathisch tc maken, zoodat hij geen com-
promittcercnde verklaringen kan afleggen".
Of wel: „v. d. Lubbe ligt op sterven als ge-
rolg van mishandeling." Dat is inderdaad
een gevaarlijk soort van berichtgeving. Zij
beteekent immers een directe aanval op de
Duitsche overheid en het hoogste Duitsche
gerechtshof! Maar zij is ook gevaarlijk voor
de berichtgevers zelf, die op deze wijze kans
loopen van „Grcuelpropaganda", dat wil
zeggen het verspreiden van leugenachtige
en ophitsende berichten over zoogenaamde
mishandelingen, gevangen genomen of uit
Duitschland verbannen te worden.
Maar waartoe zulke onvoorzichtigheden
om geen erger woorden tc noemen? Het
proces geeft daartoe waarlijk geen aanlei
ding! Deze hooge rechters zijn objectief,
voor zoover dit voor Duitschers in dit zeer
bijzondere proces menschelijk mogelijk i6.
Meer dan 80 buitenlandschc journalisten
controleercn dagelijks de verhooren en dc
methodes van het gerechtshof. De kleinste
kleinigheid komt in do krant. De beroeps-
interviewers rennen rond en laten geen pro
cureur-generaal, geen verdediger, geen des
kundige met rust. De domste en onbenul-
ligsto uitlatingen worden snel opgoteekend
cn verder geseind. Dertig telefooncellen zijn
met een eigen centrale cn een eigen hulp
postkantoor in de groote hal van liet rijks-
gerechtshof ingebouwd. De groote officieuse
nieuwsagentschappen hebben hun verrae-
nigvuldigings-apparaten in het Huis zelf en
laten elk half uur uitvoerige berichten over
het verloop van dc zitting verdoelen. Amb
tenaren van het Berlijn6chc rijksministerie
van propaganda rennen rond om dc buiten
landschc cn Duitsche reporters tc bewerken
en in te lichten. Hoe is daarbij nog geheim
zinnigheid mogelijk?
Men gaat zelfs nóg verder:, als dc hard
nekkige berichten over mishandeling van
den aangeklaagde v. d. Lubbe niet zwijgen
willen, zorgt het gerechtshof er voor, dat
twee buitenlanders, een Zweedsch specia
list op crimineel gebied r-n een Amster-
damsch verslaggever, die zich lot een soort
Soest. 5 October. Burg. Grothestraat
23. Verkooping van verschillende partijen
hout. - - 10 uur v.m. cn 1.30 uur n.m.
B a a r n. 12 October. Hotel „la Prome
nade." Verkooping van dc perceelen Ooster
dwarsstraat 2 Heemskcrklaan 6 en Nas-
saulaan 24 8 uur n.m.
v. d. Lubbe-deskundige heeft opgewerkt, bij
den beklaagde worden toegelaten cn kun
nen constatcercn, dat zijn lichaam geen
spoor van mishandelingen of inspuitingen
toont. Dat zulk een interview tijdens een
procesverhandeling toegestaan wordt, is een
unicum en bewijst, hoezeer men er van
Duitsche zijde prijs op stelt de leugen-cam
pagne in een zeker deel der buitenlandsclie
pers te ontmaskeren.
Neen, v. d. Lubbe moge verzwakt zijn cn
ten zeerste onder den indruk van het on
heil zijn, dat hij door zijn daden in Berlijn
aangericht heeft, mishandeld of kunstmatig
ziek gemaakt is hij stellig niet
Naast, of liever boven dit oppervlakkig en
schadelijk reportagegedoe staa intusschcn
de ernstige politieke berichtgeving. Die heeft
niet heen en weer tc rennen, onmogelijke
interview^ na te speuren cn voor kolommen
vol sensatie tc zorgen, maar de politieke be-
teekenis van dit alles te peilen. Want in
werkelijkheid gaat het niet om Marinus van
der Lubbe, die in Berlijn eenige openbare
gebouwen in brand gestoken heeft, maar
zich verdedigen moet tegen de aanklacht
om het internationale communisme, dat
van dc Duitsche overheid, een links-radica
le revolutie, met het doel de oprichting van
de dichtatuur van het proletariaat, te heb
ben voorbereid en waarbij de vlammen, die
uit den koepel van den rijksdag sloegen,
een soort fakkelscin zouden moeten worden.
De schuld van v. d. Lubbo staat vast. Hij
werd op hecterdaad betrapt, bekende en
houdt nog lieden vol, dat hij op eigen initia
tief en zonder samenwerking met wie dan
ook gehandeld heeft. De schuld van het ge
organiseerde internationale communisme
echter staat nog allesbehalve vast. Vier van
zijn vertegenwoordigers zitten ook op het
bankje der beklaagden. Drie zijn Bulgaren,
die de laatste jaren in Moskou of Berlijn
woonden, één is Duitscher cn hier als afge
vaardigde in den rijksdag, waar hij tenslot
te voorzitter van zijn fractie was, algemeen
bekend. Alle vier zijn geheel andere figuren
dan de hier zoo schuchtere Van der Lubbe
Van de Bulgaren is vooral Dimitrof brutaal,
handig en actief, het type van den interua-
ticnalen revolutionnair. Maar ook zijn beids
jonge- landgenooton kennen geen vrees, la
ten zich door hun omgev:ng niet imponce-
r.en cn vechten om hun vrijheid. Ernst Torg
lcr, dc Duitscher, is weer een heel ander
type. Op zijn manier ook moedig, maar meer
de kleine burger, die den revolutionnair
speelt cn het daar ook wel ernstng mee
meent, doch op z'n noordelijks, meer smeu
lend dan vlammend, meer braaf dan ge
vaarlijk. Waarmee natuurlijk niet gezegd is,
dat zulke type's als ze dc kans krijgen, zich
beter in bedwang hebben dan do Rinaldo
Rinaldini's van liet donkere Balkan-Zuiden.
De schuld van het communisme in het
algemeen en van zijn vier vertegenwoordi
gers op de banken der beklaagden (v. d.
Lubbe telt in dit opzicht als representant
der kleine afvallige groep in Holland niet
mede) staat niet alleen niet vast, maar
wordt met den dag onwaarschijnlijker. Aan
genomen, dat Moskou inderdaad in Duitsch
land een nieuwen, zoo mogelijk beslissenden
aanval in Januari of Februari 1933 wagen
wilde, en bijzonder nerveus geworden was,
nadat op 30 Januari Adolf Ilitler, de groot
ste vijand der communisten, de macht in
Duitschland in handen gekregen had,
dan moet toch als logisch worden aangeno
men, dat men deze nieuw© regeering niet
door brandstichtingen in de oogen der ge
heele wereld deugdelijke redenen voor een
volkomen vernietiging van elke partij-orga
nisatie van het communisme belang bij de
(Vervolg op pagina 2.)
Een episode uit den Dertigjarigen Oorlog
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
Zijn hoffelijke toon verwonderdo haar
Schertste hij of was hij inderdaad vergeten,
wat er tusschen hen was voorgevallen.
Des te beter; haar vertrouwen in den
man nam toe.
„Wilt u mij redden voor een losprijs?"
vroeg ze nog eens. „Mijn familie zal u zeker
beloonen. Noemt u zelf maar een bedrag."
Saxon dacht even na. Een bedrag noe
men. Waarom een getal te noemen, dat hij
toch nooit zou krijgen?
„Wie is u eigenlijk?" vroeg hij.
„Een nichtje van de familie. Ik was het
hoofd der bedienden."
„Neen", zei hij eindelijk, „een losprijs
vraag ik niet. Ik zal trachten u te redden.
Maar denk er aan, waar we zijn. In een
veroverde stad vol plunderende troepen. Ik
zal mijn best doen dat is alles wat ik u
kan beloven. Misschien zal ik een losprijs
noemen, als het mij ondanks alles toch ge
lukt u te redden.
„Wist ik maar een middel", vervolgde hij
even later.
„Maar u bent toch hofman? U kunt als
officier uwze aarzelde even. „buit"
toch in veiligheid brengen".
Dc vreemde, smalende toon, die ze nu
weer aangeslagen had, ontging hem niet,
maar zonder het te laten blijken zei hij:
„Zeker, ik zou u naar veldmaarschalk
Von Pappenhcim kunnen brengen en u on
der zijn hoede stellen. Uw leven is dan ten
minste gered."
Hij voegde er niet bij, dat hij in dit ge
val waarschijnlijk haar leven kocht met het
zijne.
„Maar", vervolgde hij, „ik weet niet of
de straten veilig zijn. Ik vrees het ergste.
Durft u hier een oogenblik alleen zijn. Ik
kom dadelijk terug."
„Ja zeker", antwoordde ze ferm.
„Goed! Maar ik bob één voorwaarde, zon
der dat die vervuld is, kan ik u niet hel
pen". Hij keek haar vlak in haar mooie
oogen.
Blozend sprong ze op.
„Welke?" vroeg ze alweer diep veront
waardigd.
Overmoedig wierp hij zijn hoofd achter
over en barstte uit in een vroolijkcn lach.
„Dat u mij eerst iets te eten geeft, een
stuk brood met kaas of zoo! Ik sterf van
honger".
Zijn voorwaarde werd letterlijk vervuld
en na haar eenige bemoedigende woorden
te hebben toegeroepen, snelde hij weg door
do groote zaal, voorbij den stalen ridder, dc
torentrap af naar den tuin, die nog altijd
eenzaam en verlaten lag. De zon was onder
gegaan en de wind deed de boomen buigen.
Het weer was geheel veranderd. Wat scheen
het reeds langen tijd geleden, sinds hij hier
had vertoefd en gemijmerd op de steenen
bank. Weg waren de mooie kleuren der
bloemen en heesters, weg de bloeiende
vruchtboomen on de gouden regen, weg de
vroolijkc fladderende vlinders, de volle
voorjaarsfeestdos, dc vredige, zonnige bloe
menhof.
De tuin leek nu vaal en kleurloos, som
ber cn doodsch.
Slechts de wind huilde door de boomen,
alsof een leger booze geesten kwam aan
stormen, die, waar ze verschenen, niets dan
onheil en ellende brachten, niets dan mis
daad en dood.
HOOFDSTUK V.
Voorzichtig opende Saxon dc oude tuin
poort en liep de achterstraat door zonder
iemand te ontmoeten. Uit de verte klonk
een angstaanjagend rumoer als het geloei
van een aankomenden storm; rauwe kreten,
gegil en gekerm.
Toen hij den hoek van den Breeden Weg
naderde, bemerkte hij, dat in de hoofdstra
ten overal geschut was opgesteld om de
burgers te dwingen in dc huizen te wach
ten tot de benden plunderaars kwamen
om hen te bestelen, te verminken, tc ver
moorden.
Voor het wijnhuis „In de Gouden Kroon",
waar de honderd gevolmachtigden uit de
burgers met het stadsbestuur hadden verga
derd tijdens het beleg, zag Saxon een dub
bel kartouw staan.
Tilly bad inderdaad het plunderen niet
verboden en daardoor het vonnis aan
Maagdenburg voltrokken.
Saxon sloop naar het marktplein, be
trekkelijk veilig door zijn vermomming en
zijn witte sjerp.
Dicht bij de plaats, waar hij tal van offi
cieren zag staan, vond hij een schuilplaats
en hij ontdekte Tilly een kleinen, mage-
ren man van ongeveer zeventig jaar met
een ongunstig mager gelaat vol rimpels en^
groote grijze knevels. Ilij droeg als altijd
een wambuis van lichtgroen satijn met
opengewerkte mouwen. Van den kleinen,
hoogen hoed hing een reusachtige, roodo
struisveer, die hem echter geen krijgshaftig
uiterlijk kon geven. Saxon moest onwille
keurig aan den hertog van Alva denken,
den wurger der Nederlanden.
De keizerlijke officieren om hem heen
hadden strakke gezichten. Ze waren naar
het scheen het niet eens met hun generalis
simus, maar ze hadden niet den moed hem
tegen tc spreken.
Slechts veldmaarschalk Von Pappenhcim
scheen iets te zeggen, maar Tilly hechtte
blijkbaar geen waarde aan zijn woorden.
Saxon stond dicht genoeg bij om zijn ge
zicht te zien, maar ofschoon hij bemerkte,
dat Von Pappenhcim woedend was, zag hij
niet het roode kruis op zijn met litteekens
doorploegd voorhoofd verschijnen, waarvan
krijgsmakkers hem hadden verteld.
1 illy steeg te paard; de officieren volgdci
hem zwijgend en Saxon kwamen de woorden
van zijn ouden professor in Tübingen in de
gedachte
„Ja heeren. Wien dc Goden willen ver
derven, slaan ze eerst met blindheid." Het
kwam hem voor, dat Tilly met blindheid ge
slagen was
Von Ilebel reed vlak langs hem heen. Het
scheen Saxon of hij licm scherp aankeek,
maar dadelijk wendde hij verschrikt den
blik af.
Saxon richtte zich op en schrok, want vlak
naast hem, zoodat hij hem bijna kon aan
raken, stond een vreemde verschijning.
De man was in het zwart gekleed, het
wambuis omsloot nauw zijn mager lichaam
en de lange beenen waren in een nauwe,
zwarte broek gestoken. Op zijn hoofd droeg4
hij een roode narrekap met twee lange, op
staande punten, aan elke punt een bel, maar
deze rinkelden niet.
Saxon keek hem verbaasd aan. „Wie ben
je Wat moet je vroeg hij.
„Ik ben niet,'wat ik schijn, en schijn niet,
wat ik ben, evenmin als gij, hopman. Maar
luister naar de woorden van een wijzen nar.
Weet ge, wat gij zoo juist hebt gezien. Gij
hebt een man gezien, een Luiksch edelman,
een groot veldheer, die zijn eigen vonnis
geveld heeft. Onthoud dit goed hopman, gij
kunt er misschien eenmaal uw voordcel meo
doen. En nu vaarwel" en eer Saxon den
man kon tegenhouden, was hij om den hoek
verdwenen.
Saxon haalde de schouders op en verliet
eveneens do schuilplaats. Hij zag tooneelen,
rlio hij nooit meer uit zijn herinnering zou
kunnen bannen. Soldaten van alle naties,
Walen, Ivroaten, Spanjaarden, Italianen,
stortten de huizen binnen om hun lage lus
ten tc kunnen botvieren. Aan alle slechte
eigenschappen, die anders zelfs door de
meest brute kerels angstvallig verborgen
worden gehouden, kon nu ongestraft do
vrije teugel gelaten worden.
Genade bestond niet voor de verblinda
door bloed verdierlijkte duivels. Als woe
dende wurgers, als ondieren uit de hel ont
snapt, had Tilly hen losgelaten op de diep
rampzaligo stad.
„Nero, die de leeuwen op de Christenen
losliet, was bij Tilly vergeleken een barm
hartige Samaritaan", mompelde Saxon.
(.Wordt vervolgd.)