KRUSCHEN SALTS AMERSFOORTSCH DAGBLAD Binnenland FEUILLETON Haar Avonturier Donderdag 5 October 1933 32 e Jaargang No. 83 TWEEDE BLAD STEUN AAN NOODLIJDENDE GEMEENTEN UIT DE STAATSCOURANT BRANDSTICHTING IN EEN ZIEKENHUIS Leerling-verpleger voor Je rechtbank VERHOOGING TABAKS ACCIJNS RdET PROEFPAK GRATIS A. van de WEG Langestraat 23 Tel. 217 APARTE COLLIERS IN BERGKRISTAL Gesmeed ijzeren lampen Batikwerk Louis Bogtman Amersfoortsche Kunsthandel Adres der Vereen, van Ned. Gemeenten naar aanleiding van het ingediende wetsontwerp De Vereeniging van Nederlandsche Ge- m-i'nten heeft naar aanleiding van het wetsontwerp: Steun aan noodlijdende ge meenten, zich tot de Tweede Kamer ge wend met een adres, waarin wordt opge merkt, dat vooral de onevenredige stijging van do werkloosheidslasten in menig op zicht de goede werking van de uitkeering door het Rijk. welke mede berekend is naar de behoefte van het gemeentelijk budget in de nog normale jaren 1926—1928, op beden- delijke wijze aangetast. De ernstige gevolgen van dezen samen loop der feiten, eenerzijds een ongekende stijging van (crisis)uitgaven, ander zijds oen belangrijke inperking van de ge meentelijke belastingcapaciteit, hebben dan ook niet kunnen uitblijven. Het aantal ge meenten. dat zich zonder financieelen bij stand van het Rijk niet redden kan. nam toe tot ongeveer 120 en is zooals de Re geering in de toelichting op het wetsont werp mededeelt nog voortdurend stijgen de. Het is goed schrijft adressante dat men zich rekenschap geeft, wat de zorg be- teekent van een 120 gemeenten, die veel al na moeizamen strijd om behoud van het evenwicht in haar begrooting haar zelf standigheid hebben moeten prijsgeven en zich aan het controleerend rijksgezag heb ben moeten onderwerpen. Zorg niet alleen hierin bestaande, dat do bestuurders der gemeenten bij het volbrengen van de taak. die zij op zich genomen hebben, voor moei lijkheden zijn gesteld, welko zij uit eigen kracht niet vermogen op te lossen, maar zorg ook hierin bestaande, dat zij naast zich hebben een onder uitersten plaatselij ken belastingdruk levende en in financiee len nood verkeerende bevolking, op welker gespannen toestand zij bij voortduring be dacht hebben te zijn. Het is evenzeer een ernstig feit, dat het Rijksbudget, onder normale omstandighe den voor onderstand aan gemeenten, belast met eenmaal of enkele malen honderddui zend gulden, thans hiervoor een uitgaaf zal hebben te doen van eenige millioenen. (Voor 1933 is door de gemeenten aange vraagd 6.5 millioen). Wij kunnen het ons verklaren, dat de Regeering in deze cijfers aanleiding heeft gevonden een voorstel tot het treffen eener wettelijke voorziening bij Uwe Vergadering in te dienen. Maar er is meer. Een toeneming van het aantal noodlij dende gemeenten tot 120 en meer beteekent niet alleen uitbreiding van aan noodlijdend heid verbonden zorg en moeilijkheid van een klein tot een zoo groot getal gemeenten en verhooging van een rijksuitgaaf met enkele millioenen guldens. Wie zich van de feiten ernstig rekenschap geeft, zal moeten inzien, dat het hier om meer gaat dan om kwantitatieve uitbreiding van een ook in normale jaren voorkomend verschijnsel. Een ontwikkeling als zich ten aanzien van gemeenten voltrekt, schept in het staat kundig leven een in wezen nieuwen toe stand. Nu we immers getuige zijn vin een ont wikkelingsgang, waarbij gemeenten op steeds grooter schaal onder den druk der crisislasten haar financieele zelfstandigheid verliezen, zien wij daarin het bewijs, dat onder invloed van de crisis in de taak- eii lastenverdeeling tusschen Rijk en gemeen ten ten nadeele van deze laatstcn en struc tueele wijziging heeft plaats gehad. Het belang der gemeentelijke zelfstandig heid vraagt om herstel van het verbroken evenwicht, niet langs den weg van inciden- leelen steun, maar door maatregelen, van welke een algemcene herziening van het rijksaandeel in de crisis-uitgaven der ge meenten voornaam bestanddeel heeft le vormen. Hoezeer doordrongen van den ernstigen toestand van 's lands financiën, zijn wij van oordeel, dat. evenals voor steun tot behoud van andere onmisbare elementen in onze nationalo samenleving, als daar zijn de landbouw, veeteelt enz., middelen moeten worden gevonden om het voor het welzijn dier samenleving even onmisbare goed van het zelfstandige gemeentelijke leven uit deze crisis to redden Meer dan op grond van gradueele toe name van het verschijnsel der nood'ijdend- heid, bepleiten wij het treffc-n eener wette üjke voorziening in verband met de wezen lijke verandering, welke de financieele po sitie van gemeenten, in haar verhouding tot het Rijk, als gevolg van de crisis, heeft ondergaan. Maatregelen van do hierboven aangege ven strekking zullen moeten voorkomen, dat in ons land niet in steeds erger mate een toestand intrede, waarbij de autonomie en het zelfbestuur der gemeenten naar wet en besluit nog steeds ongcrent bewaard blij ven. maar in werkelijkheid een groot en toenemend aantal gemeenten met verlies van haar zelfstandigheid worden geregeerd door het op dergelijke bemoeiing niet in gesteld centraal gezag. Vervolgens worden in het adres eenige opmerkingen gemaakt over den inhoud van het wetsontwerp. Benoemd tot lid van den voogdijraad te 's-Gravenhage mr. G. Engberts, secretaris te Delft; op verzoek eervol ontslagen met dank P. A. den Engelse als lid van den voogdijraad le Zwolle; op de alpliabetische aanbevelingslijst voor kantonrechter te Neuzen zijn geplaatst mrs. C. van der Poel lliddingh; J. Moolen- burgh en L. G. Tijs, alles griffier bij het kantongerecht, resp. te Dordrecht, Middel burg en Harderwijk; bij beschikking van den directeur-gene raal der P.T.T. is met 16 October aangewe zen als directeur van het P.T.T-kantoor te Krabbendijke de commies bij den P.T.T-dienst F. Kloproggo te Noordwijlt aan Zee. bij K.B. zijn onderscheidenlijk met in gang van 1 en 9 October 1933 de voorzit ter van den Raad van Arbeid te Maastricht A. C. J. Moonen en de voorzitter van den Raad van Arbeid te Utrecht, I. Iveesing, wederom voor den tijd van zes jaren als zoodanig benoemd; bij K. B. is benoemd tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Enkhuizen C. M. Edel van Twisk, thans tijdelijk als zoodanig werkzaam; bij K. B. zijn benoemd aan de Rijks Hoo gere Burgerschool te Drachten: tot leerares mej. J. J. van Eelen en tot leeraar B. J. Cramer von Baumgarten, beiden thans tij delijk als zoodanig werkzaam, en wederom tijdelijk tot leeraar G. Edema; bij K.B. is met ingang van 1 Januari 1934 aan M. J. van Alphen do Veer te Bilthoven op zijn verzoek eervol ontslag verleend als inspecteur van het nijver heidsonderwijs, met dankbetuiging voor de aan den lande bewezen diensten; bij beschikking van den minister van economische zaken is, voor het tijdvak van 1 October 1933 tot 1 October 1934, wederom benoemd tot leeraar aan de Rijksland- bouwwinterschool te Utrecht dr. J. L. Pet ten te Zeist. EXAMEN M.O. DELFSTOF-, AARD-, PLANT- EN DIERKUNDE. Amsterdam, 4 October. Geëxami neerd 1 eandidaat. Geslaagd geen. De exa mens M.O. K IV tc Amsterdam zijn afge- loopcn. Teneinde een gepleegden diefstal te verbergen Rotterdam. 3 October. Voor de recht bank alhier heeft heden terecht gestaan de 27-jarige leerling-verpleger A. H. P. M. uit Schiedam, gedetineerd, die zich ic ver antwoorden had terzake dat hij op 26 Juni uit een kantoortje van de administratrice van het ziekenhuis voor Scheëps- en Tro pische ziekten aan de Oosterkade een geld kistje, inhoudende 6 en een bedrag aan postzegels had weggenomen en in den nacht van dicnzelfdcn dag op don zolder van dit ziekenhuis brand gesticht had, door een stapel tijdschriften in vlam te brengen, waardoor gemeen gevaar voor goederen was ontslaan en levensgevaar voor personen tc duchten was geweest. Verdachte, die vroeger derde stuurman bij den Rottcrdamschen Lloycl is geweest, doch wegens een gebrek aan zijn oogen ontslagen was, was leerling-verpleger in dit ziekenhuis geweest. Hij deed dien Zon dag dienst met twee verpleegsters en ieder had een verdieping voor zijn rekening. In den vooravond heeft verdachte den diefstal gepleegd. Hij heeft met benulp van een schroevendraaier een lessenaar geopend en aldus het geldkistje onder zijn bereik ge bracht. Vervolgens heeft verdachte, naar hij omstandig bekende, met behulp van een nijptang het deksel van het kistje openge scheurd, waarop hij zich het daarin aan wezige geld en de postzegels heeft toege ëigend. Ten einde zijn diefstal te verbergen en bij ontdekking do schuld daarvan op anderen tc werpen, heeft verdachte het opengebroken kistje op den zolder verstopt onder een stapel tijdschriften, die hij daar na in brand stak. Ruim een uur heeft hij het vuur laten voortwoekeren, alvorens den inwonenden geneesheer, dr. A. N. Nieuwcn- huis, te waarschuwen en de brandweer te alarmeeren. Bij die daad beeft verdachte niet gedacht aan het gevaar, dat door zijn toedoen de patiënten liepen. Als eerste getuige wordt gehoord de ge heesheer-directeur dr. A. A. Hulshof, die verklaarde omstreeks half vijf in den mor gen te zijn gewaarschuwd. Toen getuige in het ziekenhuis verscheen, waren ver dachte en de inwonende geneesheer reeds bezig de patiënten tc vervoeren. Er waren op dat oogenblik 46 patiënten in het zie kenhuis, waarvan er verscheidene waren die zonder hulp niet van bed konden ko men. Hoewel het vuur zich niet kwaad aardig liet aanzien, heeft getuige last gege ven met het over brengen van de patiënten door te gaan, aangezien een verpleegster hem mededeelde knallen te hebben ge hoord, die van een ontploffing afkomstig konden zijn. Aanvankelijk had getuige ge meend, dat er flesschen met chemicaliën waren gesprongen, doch later is gebleken, dat het slechts twee flesschen waren ge wcest met zout water. De patiënten hadden dus geen gevaar geloopen, maar getuige had toch geen enkel risico willen loopen. Op verdachte heeft getuige niet de minste verdenking gehad, ook al wist hij, dat hij van kleine diefstallen verdacht werd. De inwonende geneesheer-directeur dr. A. N. Nieuwenhuis verklaarde door verdach te te zijn gewaarschuwd, dat er brand was uitgebroken op den zolder. Getuige sliep in een onder dien zolder gelegen vertrek Hij heeft zich dadelijk naar boven begeven, doch ontwaarde niets dan rook. Met ver dachte heeft hij zich toen weer naar een lager gelegen verdieping begeven, van waar men minimax-bluschapparaten haal. de. Daarmee heeft men getracht het vuur te bestrijden, doch dit had niet veel ge holpen, waarom getuige er toe was over gegaan, de patiënten der derde verdieping te laten vervoeren. Hierbij had verdachte uitstekend geholpen. Bij deze getuige was evenmin de gedachte opgekomen, dat ver dachte den brand had aangestoken. Een spuitgast verklaarde nog, dat de brandweer met twee stralen op de water leiding het vuur gebluscht had. Bij het uit elkaar halen van een stapel tijdschriften, die vlam gevat had, had getuige het open gebroken geldkistje gevonden. Vervolgens werd gehoord dr. W. N. Don kersloot, die een psychiatrisch onderzoek naar verdachte ingesteld had. Bij dit ver hoor was verdachte niet aanwezig. Getuige komt in zijn rapport tot de conclusie, dat verdachte geen psychopaat is. doch dat door het gebruik van verdoovende midde len zijn weerstand verzwakt is. Naar aanleiding hiervan werd nog dr. Hulshof gehoord, die verklaarde, dat het wel mogelijk is dat verdachte zich van den voorraad verdoovende middelen van het ziekenhuis heeft bediend. Dat is echter in zoo geringe mate mogelijk geweest, zonder dat men het heeft kunnen nagaan, dat er niet van gesproken kan worden, dat ver dachte aan die middelen verslaafd was. Verdachte, die daarna nog werd gehoord over het motief van den diefstal verklaar de, dat hij een hulpmotor voor zijn fiets had willen aanschaffen, teneinde op ge makkelijker wijze zijn meisje, dat te Beek bergen verpleegd wordt, te kunnen bezoe ken. Van liet benoodigde bedrag had hij het grootste gedeelte bijeen en het nog ont brekende hoopte hij in de kleine kas van het ziekenhuis te vinden. Verdachte zeide voorts gedurende 6 of 8 weken van verdoo vende middelen gebruik te hebben ge maakt. Na het plegen van den diefstal heeft hij een sterke dosis genomen. Het O. M., waargenomen door mr. J. S. Loke, bracht in zijn requisitoir hulde aan de brandweer, die door haar krachtdadig optreden een uitbreiding van den brand voorkomen had en aan doktoren en verple gend personeel, dat zijn kalmte bewaard had en daardoor mede oorzaak is gewor den, dat bij dezen brand geen mcnschen- levens te betreuren zijn geweest. De feiten achtte het O. M. ten vplle bewezen en de daad vond hij buitengewoon ernstig. Met alle omstandigheden rekening houdend, eisclite het O. M. een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek der preventieve hech tenis, door te brengen in een bijzondere strafgevangenis. De verdediger, mr. A. C. W. Beerman heeft in een uitvoerig pleidooi uiteengezet, dat de brandstichting gezien moet worden als een impulsieve daad, waarvoor ver dachte niet ten volle aansprakelijk gesteld kan worden. Pleiter vroeg oplegging van een kleine vrijheidsstraf, gevolgd door een voorwaardelijke gevangenisstraf. Uitspraak 10 October. INSCHRIJVING VAN BUITENLANDERS AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE GRONINGEN. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen heeft aan den rector-mag- nificus der rijksuniversiteit te Groningen doen weten, dat er tegen inschrijving van buitenlanders als student aan deze uni versiteit, voorzoover betreft de faculteiten der godgeleerdheid, der rechtsgeleerdheid en der letteren en wijsbegeerte geen be zwaar bestaat. Bezwaren van cultuunmaat schappijen en importeurs van Sumatra: en Java tabak Eenige cultuur-maatschappijen cn impor teurs van Sumatra- en Java-tabak geven in een adres aan de Tweede Kamer hun be zorgdheid te kennen omtrent het ontwerp an wet tot verhooging van den accijns op tabak. Zij achten het aan geen twijfel onderhe vig, dat in de tegenwoordige tijdsomstan digheden een verhooging van den tabaks accijns een vermindering van het verb Lu ik waarvan voor de Indische tabakken voor al dat van sigaren van belang is zal me debrengen. Daarbij kómt, dat jui6t bij ta baksartikelen de mogelijkheid om het ver bruik op lagere prijsklassen te richten in zoo ruime mate aanwezig is. Door den achteruitgang van den afzet in verschillende buitenlandsche afzetgebieden zoowel als gevolg van vermindering van de koopkracht als door, op belemmering van den invoer gerichte, overheidsmaatregelen heeft de afzet van tabak voor verbruik hier te lande voor de Nederlandsch-Indische tabakscultuurondernemingen aan beteeke- nis gewonnen. De ongunstige invloed, wel ken verzwaring van den tabaksaccijns op dezen binnenlandschen afzet zou hebben, zou aan bedoelde ondernemingen, welke zoowel op Sumatra als op Java bijna zon der uitzondering reeds langer of korter met verlies werken, een nieuwen ernstigen slag toebrengen en kan verdere sluiting van on- deremingen. dus toenemende ontwrichting van de bedrijven, tot gevolg hebben. Dit zou wederom nieuwe ontslagen, dus toene mende werkloosheid met zich medebrengen. Bovendien zou do beteekenis van Amster dam als wereldtabaksmarkt nog verder in het gedrang komen met alle nadeelige ge volgen daaraan verbonden. Adressanten, hoezeer overtuigd van do nooden der schatkist en van de noodzake lijkheid daarin to voorzien, achten zich ter- wille van de groote Nederlandsche en Neder landsch-Indische belangen verplicht de Ka mer met aandrang te verzoeken, aan het onderhavige ontwerp van wet goedkeuring te onthouden. Bezorgdheid bij werklieden- organisaties. Namens vier samenwerkende werklieden organisaties in de 6igarenindustrie is een adres gezonden aan den minister van Fi nanciën, waarin wordt geconstateerd dat de verhooging van den accijns op sigaren niet die baten zal opbrengen als is geschat. liet gevolg zal zijn een ontwrichting van de in dustrie, een toeneming van do werkloos heid, zeker ook vernietiging van het klein bedrijf en meer uitgaven aan werkloozen- ondersteuning. (Hbld.). o Utrechtscheweg 36 Telefoon 1758 De sterke en volh&rdendc mcnsc.h weet, dat iedere overwinning alleen in pijn kan worden bevochten. Een episode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. Op gevaar af achter het vat te vallen, liet hij zich zakken en bracht zijn volle ge wicht op den steen over. Er knarste en schuurde iets. Langzaam maakte het vat een halve draai en week verder van den muur. Er kwam een opening vrij, groot genoeg om Saxon gelegenheid te geven den muur achter het vat grondig te onderzoe ken. Snel liet hij zich weer naast Marion op den grond glijden. Alle vermoeidheid was geweken. Beiden waren slechts door de gedachte bezield een uitgang te vinden. ,.Ik begin in uw sprookje te geloovcn", riep ze uit. Haar oogen schitterden. Op haar eerst zoo bleek gezicht vertoonde zich een zachte blos van opwinding, die haar in Saxon's oogen nog bekoorlijker maakte. Hij keek haar getroffen aan, maar zijn stom klonk weer spottend, toen hij vroeg. „En ook in den koning?" Zonder notitie te nemen van haar ant woord, verdween hl] geheel Achter hei yaU. zette zijn onderzoek voort. Hij klepte en tastte, tot eindelijk zijn vingers een nauwe spleet in de kalklaag voelden, vol stof en vuil. De spleet bleek minstens vier voet lang „Hier moet het geheim verborgen lig gen", zei hij. „Maar ik zie geen kans in deze steenmassa beweging tc krijgen. Met geweld is niets te bereiken." „Maak eerst de spleet schoon", raadde Marion hem. Met zijn dolk begon hij de spleet van zand en vuil te ontdoen, zonder echter iets te ontdekken. Wel scheen het hem dat de spleet in het midden iets breeder was. Hij stiet met zijn dolk in de nauwe opening. Hij voelde dat hij op ijzer stiet. Hij drukte de dolk zoo hard mogelijk naar beneden. Een veer. Een licht gekraakt. Zij konden 'n juichkreet niet onderdrukken. Een gedeel te van den achterwand week bijna ge ruischloos en de twee jonge menschcn staarden in een onpeilbare, donkere diepte HOOFDSTUK VIII „Hier is het", riep Saxon verheugd. „Gelukkig", antwoordde Marion. Ver moeidheid cn angst waren op dat oogenblik vergeten. Saxon greep een groote lantaarn van den wand, hield haar met uitgestrektcn arm voor zich uit cn zag een tamelijk hoog ge welf. Hij kroop naar binnen en bespeurde iets verder een lange steencn trap, die naar beneden voerde. Marion volgde hem. Zij daalden een tre de af, nog één, zorg dragende, dat het licht recht voor hun voeten straalde. Bij den vierden stap bemerkte Saxon een hand breedte boven de trap een dunnen ijzeren staa^ dia in da zijmurenjtemetseld jya& „Kijk!" zei hij „een val. Iemand die on voorzichtig de trap afliep, zou hals over kop naar beneden tuimelen en zijn hals breken. Iemand, die naar boven ging, zou even slecht te pas komen". Hij reikte haar de hand. Zij daalden zeer voorzichtig vijftien treden en zagen toen een gang vóór zich, maar vóór de trap ontdekten zij een breeden kloof, waar over een zware eiken plank was gelegd. Na een nauwkeurig onderzoek wilde Saxon op de plank stappen, maar Marion hield hem bij zijn arm vast. „Nee", zei ze. „Geef mij uw hand. Het is beter dat ik het eerst probeer, mocht ik vallen, dan kunt u mij houden, ik ben zoo veel lichter." Van een weigering wilde zij niets weten. Zij zette onderzoekend een voet op de plank, bracht langzaam haar lichaamsge wicht over, deed een pas voorwaarts cn bereikte met een paar vlugge schreden de overzijde. Saxon volgde. In het begin van de gang zagen zij, dat de muren cn de ronde zoldering van roode baksteennen waren, hier en daar ruw bepleis terd. De wanden waren vochtig en groen, soms grauwwit van salpeter cn vertoon den neiging tot verzakking. De bodem be stond uit vastgetrapte aarde met keien, waarin hier en daar groote gaten zaten. Na een eindje te hebben geloopen, op perde Saxon, bijna onpasselijk door de be dorven lucht: „Laten we nu terugkeeren en de juwee- len begraven, dit is een uitstekende plek. Dan gaan we een paar uur slapen, een flink ontbijt, en dan weer op avontuur. Wij hebben he nude moxmikengang gevonden cn kunnen zonder twijfel buiten de stads wallen vluchten". „Zouden we niet liever dadelijk gaan?" „Neen", luidde het antwoord. „Voor van daag is het genoeg geweest, een paar uur slaap, een gezonde rust zonder nare ge dachten cn de hoop op morgen zullen ons tot nieuwe, krachtige menschen maken". Vijftig passen mat Saxon zorgvuldig af cn met een spade begon hij een diepe kuil te vergrooten. „Haalt u ondcrtusschen het kistje met ju- weelen en het goud", raadde hij Marion. „Dan zullen we gauw klaar zijn". Toen zij de tweede maal terugkeerde was, zei ze: „Er zijn eigenlijk nog veel meer kostbare dingen in huis. Waarom zouden we niet zooveel mogelijk begraven?" „Natuurlijk", meende Saxon. „Alles, wat u achterlaat, wordt gestolen. Wij zullen het gat dieper rnaken. Ik zal met u naar boven gaan en u helpen dragen". „Er zijn nog vorken, lepels, vaatwerk en tal van andere dingen." Samen keerde zij naar de bovenverdie pingen terug. Zij opende een groote nieuwe kast in Renaissance-stijl, zooals ze nog maar kort in de mode waren en haalde er gouden vaatwerk, een voltallig zilveren tafelser vies uit met schalen, borden en bakken. Vervolgens kwamen er gouden en zilveren kannen, bekers en kelken te voorschijn. „Hier had ik al veel ingedaan, met het oog op de belegering", verklaarde Marion. Zij pakte alles in fijnen linnen lakens en zei: „Zonde van het mooie weefsel, maar het zou toch vernield worden. Zij bonden touwen om de pakken en brachten; aLles ta het gewelt si Weer gingen zij naar boven. Nu was de beurt aan prachtige luchters en kande laars, aan voorwerpen, die dienden tot ver siering der vertrekken, alles van edel me taal. Er was een ridder van gedegen goud, ingelegd met edelsteenen cn een groot zil veren schip met volle zeilen en hoog op staande achtersteven. Daarna kwamen uit kisten en kastert nog vele prachtige lijfsieraden te voorschijn gespen, kettingen, hangers, armbanden en horloges, zelfs eenige Neurenbergcr eieren en aigrettes van goed, versierd met edel steenen en emaille. Alles werd naar den kelder gebracht en vele malen hadden zij den tocht gemaakt* vóór Marion zeide: „Nu geloof ik, dat wij het huis vrijwel leeggeplunderd hebben. Veel zullen de roo- vers niet meer vinden." Het gegraven gat bleek veel te klein om. alles te bevatten en Saxon moest opnieuw aan het werk. Zorgvuldig plaatste hij stuk voor stuk in de groeve, die zoo diep gewor den was, dat hij er in moest staan om alle kostbaarheden te kunnen bergen „Daar ligt een groot vermogen", schatte hij. „Een zoo onmetelijk fortuin, dat de verleiding voor velen te groot zou blijken. Neemt u wat goud mede", raadde hij haar< „U kunt het noodig hebben''. Marion keek op en aarzelde. „ITet is geen diefstal, het behoort uw oom, maar zonder ons „En u?" viel ze hem in de rede. Saxon las den twijfel in haar blik. Twij fel? Neen, hij vergiste zich niet: wantrou wen. - L(Wordt vervolgd^,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 5