FEUILLETON
WAAROM VOOR 'T HOOGSTE GERECHT?
UPS-SAFE-INRICHTING
Haar Avonturier
Vrijdag 6 October 1933
32 e Jaargang Ho. 84
DE KETENEN DER
VERDACHTEN
SECRETARIS DER O.S.P.
VOOR DE RECHTBANK
INCIDENT IN DEN RAAD
VAN ROTTERDAM
VROUWEN VERWEKKEN
RELLETJES
TWEEDE BLAD
TELEFOON 304 en 697 - POSTREKENING 28860
NV 3 C MIDDENSTANDS-BANKy°°,§
Een behandeling die gelijk staat met
een mishandeling
Het proces te Leipzig
Eon vraag, die bij velen in Nederland ge
rezen is, is, of het Reichsgericht te Leipzig
wel de bevoegde instantie is, om over deze
brandstichting te oordeelen, want het doet
in Nederland wel zeer vreemd aan, dat de
ze brandstichting terstond in eerste instan
tie voor het hoogste gerecht wordt beban
deld. Wij kennen in Nederland ook eenige
gevallen, waarbij ons hoog6te rechtscollege
in eerste instantie kennis neemt van straf
bare feiten en wel van ambtsmisdrijven en
ambtsovertredingen, begaan door de leden
der Staten-Generaal, de leden van den Raad
van State en de commissarissen der Ko
ningin in de provincies.
Tevens neemt de Hooge Raad in eerste
ressort kennis van misdrijven als zeeroof
en kaapvaart. Van een vonnis van onzen
Hcogen Raad in eerete en tegelijk laatste
ressort gewezen, is geen hooger beroep en
ook geen cassatie mogelijk. Het eenige wat
een schuldig bevondene hiertegen nog doen
kan. is revisie of gratie vragen.
Het hoogste Duitsche gerecht, het Reichs
gericht te Leipzig, oordeelt in strafzaken
in eerste en laatste ressort in gevallen van
hoogverraad, landverraad, oorlogsverraad
en spionnage-mi6drijven.
Hoogverraad wordt in de Duitsche straf
wet in de artikelen 80 en volgende, om
schreven. Artikel 80 kan buiten beschou
wing blijven, want dit artikel slaat op
moord en poging tot moord op den keizer,
terwijl het eerste lid van art. 81 ook op
het oogenblik geen waarde heeft, omdat het
betreft ongeveer hetzelfde strafbare feit, ge
pleegd jegens een bondsvorst. Belangrijk is
echter het tweede lid van art. 81, dat als
hoogverraad kwalificeert het gewelddadig
het staatsbestel van het Duitsche rijk ver
anderen, artikel 82 nu zegt, dat als een
handeling, waardoor het misdrijf van hoog
verraad voltooid wordt, moet worden
beschouwd iedere handeling, waardoor het
voornemen onmiddellijk tot uitvoering zal
worden gebracht.
Op het misdrijf van artikel 80 stond van
oudsher als sanctie de doodstraf op het
misdrijf van artikel 81, en ook van 82, stond
als sanctie levenslange tuchthuisstraf, óf le
venslange vestingstraf, en slechts, indien
verzachtende omstandigheden in aanmer
king genomen konden worden, kon vesting
straf van minstens 5 jaar wordeno pgelegd.
Onder den druk der omstandigheden is
op 28 Februari 1933 de straf voor hoog- en
landverraad verscherpt, terwijl bovendien
op 4 April 1933 een „W et tot afweer
van politieke gewelddaden" is
afgekondigd, die uit slechts 2 artikelen be
staat, waarvan voor ons slechts van be
lang is het 2de lid van artikel 1. dat zegt:
Wie een gebouw, dat dienstig is voor open
bare doeleinden, in brand steekt of in de
lucht laat springen, of wie brand sticht,
enz. met het oogmerk bij de bevolking
angst of schrik te verwekken, kan met
den dood of met levenslange tuchthuisstraf,
of met tuchlhuistraf van 15 jaren worden
gestraft, voorzoover tot dusver mildere
straffen geëischt waren.
Dit is dus het beruchte artikel in de
Strafwet met terugwerkende kracht, waar
over reeds zooveel is geschreven, en hier
moet ik een onjuistheid, die in de Neder
landsche Dagbladpers heeft gestaan, weer
leggen. Men heeft n.l. gezegd, dat ik het
plan had om, indien ik als verdediger zou
zijn toegelaten, in mijn pleidooi te zeggen,
dat dit artikel niet zou gelden. Dit is on
juist. De wet is er nu eenmaal en de rech
ter moet do wet toepassen. Het eenige wat
ik hieromtrent in een pleidooi zou kunnen
zeggen, is, dat de wet er nu eenmaal is en
dat zoo'n wet in een onrustigen tijd ge
maakt is, maar dat ik dringend zou willen
vragen zooveel maanden n& de daad die
wet niet in al haar gestrengheid toe te
passen, omdat toepassing van deze wet
strijdig zou zijn met het diepste rechtsge
voel.
Deze nieuwe wet is, voor zoover ik weet,
een unicum in de geschiedenis van het
Strafrecht, want het is toch te allen tijde
een van de fundamenten van het strafrecht
geweest, dat geen straf kon worden opge
legd, zonder voorafgaande strafbepaling, en
ik geloof wel, dat de wereld buiten
Duitschland deze wet, in al haar gestreng
heid toegepast, een strafrechtelijk mou
strum zou noemen, maar ik geloof niet, dat
in Duitschland in rustigen tijd het elemen
taire rechtsgevoel zou verdwijnen, zoodatwy
deze wet moeten beschouwen als in revo
lutietijd geboren en als een wet, die moge
lijk nimmer zal worden toegepast.
Er is mij ook gevraagd ho<r het mogelijk
is, dat de verdachten in dit proces zoo
lang geketend zijn gehouden, »n of dit ge
oorloofd was, en mijn antwoord hierop
luidt, dat inderdaad de Duitsche wet de
mogelijkheid tot deze o.i. barbaarsche han
delwijze biedt. In art. 116, Strafvordering,
wordt n.l. voorgeschreven, dat de zich in
hechtenis bevindende zooveel mogelijk van
anderen gescheiden moet worden gehouden
en niet in dezelfde ruimte met strafgevan-
genen mag vertoeven. Met zijn toestem
ming kan echter van dit voorschrift wor
den afgeweken. Aan de zich in hechtenis
bevindenden mogen slechts zulke beperkin
gen worden opgelegd als dienstig zijn tot
beveiliging van de hechtenis en tot bewa
ring van de orde in de gevangenis. K e-
tenen mogen den verdachte slechts dan
worden aangelegd, wanneer het wegens de
bijzondere gevaarlijkheid van zijn persoon
en met name ter beveil'ging van anderen,
noodzakelijk lijkt, of wanneer hij een zelf
moordpoging öf ontvluchtingspoging heeft
gedaan, of neeft voorbereid Bij de behan
deling ter terechtzitting moet hij niet ge
ketend zijn. Hoe men ech'er wil goedpraten
dat men deze 5 verdachten maanden lang
(Torglir en Dimitrof zeiden beiden openlijk
bij hun verhoor: „V ij f maanden lang!")
dag en nacht op een buitengewoon hinder
lijke wijze heeft geketend gehouden, is mij
een raadsil.Men had hen namelijk een ket
ting om het middel gesloten, waaraan op
de borst de beide polsen weer met stalen
sloten waren vastgemaakt. Het is mij op
gevallen, dat toen op 21 September de te
rechtzitting begon. Van der Lubbe, dus in
strijd met artikel 116. nog steeds op die
wijze geboeid was, zooals de lezers ook uit
de foto's in de dagbladen hebban kunnen
zien. Eerst later heeft men hem die kete
nen afgedaan, en bij de zeer passieve hou
ding, die Van der Lubbe tijden-' de zittings
dagen, die ik heb bijgewoond, heïft aange
nomen, is het mij opgevallen, dat als Van
der Lubbe opstond, hij als het ware in
stinctmatig zijn handen bracht in de hou
ding, die zij blijkbaar 7 maanden lang, dog
en nacht, hebben gehad. Men moge verkla
ren, dat de verdachten niet z ij n mis
handeld, voor mijn gevoel siaat een der
gelijke bïhandeling gelijk met ean mishan
deling.
MR. B. W. STOMPS.
(Nadruk verboden).
brandwonden en daarna naar het huis van
bewaring te Alkmaar was overgebracht,
thans bekend, deze ontploffing te hebben
bewerkstelligd.
Hij gebruikte daartoe een groote hoeveel
heid benzine, met de b?djeling brand te
stichten. Onderzocht wordt thans welke
motieven W. daarbij heeft gehad en of ver
dachte medeplichtigen heeft gehad.
Vijf maanden gevangenisstraf tegen
hem geëischt wegens
opruiing
Bezoekers der tribune laten
papiertjes in de zaal
dwarrelen
Rotterdam, 5 October. In de heden
gehouden zitting van den gemeenteraad is
het weer eens tot een incident gekomen.
De heer Dijk (s.da .p.) had een interpella
tie aangevraagd, die betrekking had op
de plannen van de regeering ten aanzien
van de verlaging van de werkloozenonder-
steïming. De voorzitter wilde deze inter
pellatic doen houden aan het eind van de
agenda, doch de heer Dijk wenschte een
eerdere behandeling. Midden in de dis
cussie daarover, riep een bezoeker van de
publieke tribune. „Wij protesteeren" en te
gelijk haalde hij een bundel kleine pa
piertjes uit zijn zak, die hij in de raadzaal
deed neerdwarrelen. Een andere bezoeker
haalde vervolgens ook een grooten bundel
kleine papiertjes uit zijn zak, die eveneens
:n de raadzaal werden geslingerd. Wij pro
testeeren tegen iedere steunverlaging,
stond er op de briefjes gedrukt.
De voorzitter gaf dadelijk last de pu
blieke tribune te ontruimen en hij schorste
de zitting. Rechercheurs hebben toen een
paar recalcitrante bezoekers weggeleid.
Na eenige minuten werd de zitting weer
heropend. De boden hadden toen de pa
piertjes weer weggeruimd.
Onrustige ochtend te
Enschedé
DE ONTPLOFFING IN MEDEMBLIK.
Do verdachte bekent
Hoorn, 5 Oei. Inzake de ontploffing in
het voormalige makkerhuis te Medemblik
heeft de verdachte Wilkins, die na gerui-
men tijd te zijn verpleegd in het zieken
huis te Hoorn ten gevolge van bekomen
Enschede, 5 Oct Naar aanleiding van
een gisteravond gehouden vergadering van
het z.g. neutrale vrouwencomité verzamel
den zich vanmorgen vele honderde vrouwen
voor het gemeentehuis van Loimekar, om
te protesteeren tegen de schorsing van een
terwerkgestelde in de werkverschaffing.
Toen de burgemeester van Lonneker wei
gerde de vrouwen te ontvangen, werd hit
zeer rumoerig. Het geheelo rij verkeer werd
gestremd en de Enschedesche politie stond
voor de moeilijke taak de groote menigte
vrouwen te verdrijven, die ondanks alle
aanmaningen weigerden uiteen te gaan.
Tenslotte moest de politie tot hardhan
dige middelen overgaan, waarop een man
de vrouwen aanspoorde niet aan het bevel
der politie gevolg te geven De man werd
wegens opruiing gearresteerd en naar het
in de nabijheid gelegen politijposthuis over
gebracht. Korten tijd later verzamelden de
vrouwen zich voor het posthuis, waar zij
een dreigende houding aannamen. Zij eisch-
ten, dat de politie den gearresteerden man
zou vrijlaten. Ook em aantal mannen be
moeiden zich met de zaak, zoodat de po
litie tenslotte genoodzaakt waa de menigte
op hardhandige wijze uiteen te drijven. Den
geheelen morgen bleef het in de binnenstad
rumoerig. Eerst tegïn den middag keerde
de rust terug.
Amsterdam, 5 Oct. De Vijfde Kamer
der Arrondisements Rechtbank behandelde
andaag de strafzaak tegen den secretaris
van de Onafhankelijk Socialistische Partij
J. de Kadt, die zich te verantwoorden had
erdacht van opruiing tegen het openbaar
gezag.
In de dagvaarding is ten laste gelegd, dat
hij in de maanden Februari 1933 en Maart
1933 in een geschrift in het openbaar heeft
opgeruid tot gewelddadig optreden tegen
het openbaar gezag en de Nederlandsche
matrozen en soldaten heeft opgeruid tot
opzettelijke ongehoorzaamheid of feitelijke
insubordinatie, al dan niet met voorbe
dachten rade uitgevoerd. In de tweede
plaats is opruiing tot muiterij ten laste
gelegd.
Deze feiten zouden zijn gepleegd door op
zettelijk onder het publick te verspreiden
het orgaan van de O.S.P. „De Fakkel", het
propagandanummer van Februari j.l.,
waar een manifest was opgenomen,
richt tot arbeiders, boeren, soldaten
matrozen. In dit manifest werd opgewekt
tot een demonstratieve staking tegen de
regeering, een protest tegen „de onder
drukking van Indonesië en den moord op
de bemanning van de „Zeven Provinciën".
Bij het artikel was een plaat afgedrukt,
waarop een pantsertoren is afgebeeld,
waarboven een vuist met een vlag, waar
op de woorden voorkwamen „Algeraeene
werkstaking verzet."
Voor de behandeling van de zaak be
stond op de publieke tribune een zeer
groote belangstelling, als verdedigster
treedt op mevrouw mr. C. A. de Ruyter de
Zeeuw.
Bij het inleidend verhoor verklaart verd.,
dat hij alleen tot staking heeft aange
zet van de arbeiders en boeren, staking
van de matrozen en soldaten bestaat vol
gons verd. niet, daar zij geen productieven
arbeid verrichten.
President: „Denkt u dat de soldaten en
matrozen precies uit elkaar kunnen hou
den, welk gedeelte voor hen is bestemd en
welk deel voor de arbeiders?"
Al9 getuige wordt o.a. gehoord de teeke
naar van de plaat, die verklaarde, dat de
teekening reeds was gemaakt vóór het
gebeurde op de „Zeven Provinciën". Ge
tuige had niet op een bepaald geval ge
doeld.
Nadat nog enkele getuigen op formeele
punten zijn gehoord, was het woord aan
den officier van justitie. Deze requireerde
een gevangenisstraf van vijf maanden.
De verdedigster, mevr. mr de Ruijter,
wees er in haar uitvoerig pleidooi o.a. op,
dat de plaat bij de proclamatie reeds vóór
het gebeurde met de „Zeven Provinciën'
is geteekend. PI. noemde de dagvaarding
uiterst zwak; er is in deze dagen moer
en meer sprake van politieke processen
De drukpersvrijheid en de vrije uiting van
meeningen komt meer en meer in het ge
drang. Eenige jaren geleden zou een zaak
als deze niet zijn vervolgd. PI. drong ten
slotte met klem aan op vrijspraak.
Verdachte maakte hierop uitvoerig ge
bruik van het laatste woord. Hij wees er
op, dat de proclamatie ook zonder de pïaat
is verspreid, zoodat het verband tusschen
plaat en proclamatie slechts betrekkelijk
los is. Verzet tegen het wettig gezag acht
spr. in vele gevallen geoorloofd en nood
zakelijk. Wanneer bet spr.'s bedoenng was
geweest de matrozen en soldaten tot gewa
pende actie te bewegen, zou bij zoo zei-
de hij duidelijker en betere woorden
hebben gevonden.
De tijd is in Nederland niet rijp, aldus
verd., om soldaten en matrozen tot den
opstand op te roepen.
Uitvoerig zet verd. tenslotte de bedoeling
van het manifest uiteen.
Uitspraak 19 October.
ENVELOPPE MET BANKPAPIER
IN EEN BRIEVENNBUS.
Wie is de eigenaar?
Op 16 Sept. 1933 is in een brievenbus
van den rijkspostdienst te Vlissingen een
enveloppe aangetroffen zonder eenige aan
wijzing, bevattende bankpapier.
Tot heden is die enveloppe niet gerecla
meerd. Vermoed wordt, dat iemand van
elders in die brievenbus correspondentie
heeft geworpen en daarbij uit onbedacht
zaamheid bedoelde enveloppe met bank
papier mede in de bus heeft gedaan. Indien
dit juist is, dan heeft betrokkene vermoe
delijk later er geen oogenblik aan gedacht
dat de enveloppe met bankpapier te Vlis
singen is gevonden en heeft hij waarschijn
lijk bij de politie elders aangifte gedaan
van vermissing van deze enveloppe.
Voor inlichtingen omtrent het voren
staande kan men zich wenden tot den com
missaris van politic te Vlissingen.
DE INBRAAK IN DEN JUWELIERS-
WINKEL.
Wat er gestolen Is.
Blijkens de recherchelijst van het hoofd-
cornmissariaat van politie Afd B. te Den
Haag, zijn bij den inbraak in de juwelisrs-
winkel der firma J. van Willigen en Zoon,
Zoutmanstraat hoek Piet Heinstraat te Den
Haag in den nacht van 30 September op
1 October j.l. ontvreemd 27 gouden horloge
kettingen, 1 gouden lorgnonketting, 43 gou
den armbanden, waarvan diverse met pla
tina en brillantan, 39 broche' (goud, dia
mant, platina, brillant), 145 gouden of pla-
tinaringen, ringen met robijnen, brlllanten,
enz., 31 gouden of platinahangers met bril-
lanten, parels enz., 14 gouden of platina-
colliers, 10 platina horloges met brillanten
en 1 gouden armband voor horloge.
In de lijst, die zeven groote foliovellen
telt, zijn al deze voorwerpen geschetst cn
in bijzonderheden beschreven.
OPGELEGDE SCHEPEN TE ROTTERDAM
Rotterdam, 4 October. Op 1 October
waren in de Rotterdamsche haven opgelegd
41 zeeschepen met een totalen bruto-inhoud
van 179.005 ton. Onder deze schepen waren
21 Nederlandsche. Het aantal uit de vaart
genomen Nederlandsche zeeschepen is ech
ter aanzienlijk grooter, doch vele schepen
zijn verhaald naar Dordrecht en naar de
Oude Maas, ten einde de hoogere havengel
den van Rotterdam te onlloopen.
AMERSFOORT EN OMSTREKEN
AMERSFOORT
DIRECTIE: A. H. MARTENS
Zorgen, werken, strijden met 't oog op de
toekomst, dat zit in de hcele schepping.
Een episode uil den %prtigjarigen Oorlog
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
„Als ik levend in het Zweedsche kamp
kom", zei ze, „kunt u den geheelen schat
krijgen. Ik Avept zeker, dat mijn oom alles
graag aan u zal geven"
„Den geheelen schat?" vroeg Saxon en hij
keek haar onderzoekend aan. want hij
zocht zekerheid.
„Ja", herhaalde zij, „als ik het Zweedsche
kamp bereik, is dat alles voor u".
„Juist", antAvoordde hij.,, Als u de leger
plaats niet le\'end bereikt en ik overleef
u, dan ben ik de eenige, die den schat kan
vinden. Dat is waar. Een schitterende zaak
voor een avonturier. Zeer verstandig van
u, en heel goed bedacht, dat u het goud en
de juweelen als losprijs uitlooft. Een spi
on is tot alles in staat. Ik beAvonder uav
doorzicht".
„Maar en kunnen maatregelen genomen
•worden, dit zooveel mogelijk te verhinde
ren", vervolgde hij vriendelijk. Er lag geen
zAveom van geraaktheid in zijn stem; nie
mand zou bespeurd hebben hoe diep hij ge
griefd Avas.
In het halfduister zag Saxon den blos
niet, die haar Avangen kleurde, noch de
half uitgestoken hand. Misschien ook
veinsde hij, die niet te zien. ZAvijgend nam
zij een rol goudstukken, bood hem een an
der aan, maar hij schudde het hoofd. „Dank
u zeer, ik heb A'oldoende geld bij mij".
Zorgvuldig wierp hij de groeve dicht,
stampte den grond vast, haarde eenige
emmers water om den bodem te stempen
en liep er ten slotte talrijke maal over
heen.
„Niemand zal kunnen zien dat hier ge
graven is oordeelde hij.
De terugtocht Averd aanvaard.
Saxon sloot den muur, bracht het fust
op zijn oude plaats.
„Gaat u nu rustig slapen, denk niet aan
vervelende dingen. Doe eenvoudig de oo-
gpn dicht. Ik zal u Avekken".
Daarna sloot hij de deur, maar hij ging
nog niet rusten.
Eenige oogenblikken liet hij ziin gedach
ten den vrijen loop. Hij wachtte tot hij
meende, dat Marion ingeslapen zou zijn.
Voorzichtig verliet hij den kelder en ging
naar de bouAvvertekken.
In de eerste kamer, Avaar hij perkament,
een looden inktpot en een veder gezien
had, nam hij een stoel, verwonderd dat hier
alles nog op zijn ]>laals stond.
Buiten klonk rumoer en geschreeuAv, tel
kens verlichtte een rose gloed de vensters
en teekende fantastische beelden op den
vloer. Hij zette zijn lantaarn op de tafel en
na zich eenige oogenblikken bedacht te
hebben, schreef hij met duidelijke druk
letters;
1
;,DE SPROOKJESKELDER".
Zoo had Marion een paar keeren het ge
welf genoemd.
Daaronder schreef hij het volgende
rijm:
Een voet breed en vijf voeten hoog.
Een rechte lijn en toch een boog.
Een groote steen, een mans geAvicht,
Maakt somstijds ZAvare lasten licht.
Leg tAveemaal vijftien passen af,
Let op de vierde, graaf een graf.
„Nu is de sriiat aan de vergetelheid ont
rukt", mompelde hij, het stukje perkament
in zijn Avambuis verbergend. Hij rees over
eind en keek in het gelaat van een man,
die in do deuropening stond, een tuav ge
laat met een langen, onverzorgden baard,
blijkbaar een onderofficier der Kroaten, die
hem oplettend gadesloeg, een pistool in de
vuist.
„Wat moet je?" vroeg Saxon.
„Dank mij, hopman, dat ik gekomen ben;
hoor dat rumoer, kijk uit het venster. Al
les brandt, heel Maagdenburg. Ik heb het
heele huis doorzocht, maar Avcinig draag
baars gevonden en nu kan ik wel raden
waarom. Ook hier zal de rooie haan gauw
kraaien. Geen steen zal op den ander blij
ven".
„Dan zal het tijd Avorden te vertrekken",
antwoordde Saxon langzaam, maar dacht
snel na.
„Zeker, maar eerlijk dcelen".
„Er valt niets te deelen".
„Beter de helft en het leven, dan niets en
de dood. Een dcode heeft niets meer noo-
dig".
„Dat is waar. maar..."
Hij keek langs den vreemdeling heen en
knikte vriendelijk, alsof iemand achter den
rug van den Kroaat stond. Deze zag even
om, Saxon sprong toe, zijn rechterhand
greep den gewapenden arm. Het schot
ging af, de kogel vloog in de zoldering. De
linkervuist trof met de smalle buitenzijde
de kin van den Kroaat met een doffen
slag. Kreunend zakte de man neer, «n
Saxon viel op hem. Toen zijn tcgenstan
dor het bewustzijn verloren had, stond hij
kalm op en sloot de deur. Maar reeds hoor
de hij naderende vlugge voetslappen.
Snel sloop hij den hoek om en verdween
achter het harnas van zijn vriend den rid
der. Iemand was hem blijkbaar op de hie
len en naderde zijn schuilplaats. Onver
wachts schoot Saxon te a'oorschijn en de
vervolger, die op het gezicht van den gc-
harnasten ridder verschrikt was blijven
staan, lag. voor hij Avist Aval er eigenlijk
gebeurd was, buiten kennis in den tuin.
„Goed gedaan!" prees Saxon cn sloeg zijn
vriend, de stalen ridder, op den schouder,
dat het kletterde.
Scherp luisterde hij, maar hoorde niets
meer. Hij liet de gevallen vijanden liggen,
w$ar zij Avaren. ze.tto het harnas weer op
zijn post en opende den kelder.
Eindelijk strekte hij zich uit op zijn
bank. „Een Avelverdicnde rust", dacht hij.
floot even zacht voor zich heen, mompel
de: „Md drie uren", zeker Avetend dat
zijn geoefende geest hem juist op tijd zou
doen ontwaken.
HOOFDSTUK IK.
Boem, bats, boem. Saxon schrok wakker
Het a^s alsof reuzen bezig waren boven
zijn hoofd met rotsblokken te gooien. Hij
sprong op en begreep. Het huis en den to
ren Avaren ingestort. Een scherp© brand
lucht drong den kelder binnen. Hij hoorde
het geknetter der vlammen.
Op hetzelfde oogenblik klopte Marion.
„Het huis stort in", riep ze.
Zij opende de deur, Het hem binnen cn
schoof den dikken grendel er weer voor.
„Geen vrees. Het geAvelf zal het best
houden", sprak hij vol overtuiging.
Toen plotseling een ontzettende slag, een
hclsch laAvaai, geraas en gerommel, al3of
een zware lawine op hun hoofden neer
daalde.
„De toren", zei Saxon. „EeuAven heeft hij
gestaan en nu gaan die brandstichters al
dat moois \rernielen".
„Die mooie, oude toren", zuchtte Marion
zacht. „Het is alsof ik een besten vriend
verlies".
Vol bewondering keek Saxon naar haar
lief, pedroefd geiaat.
„Kom", zei hij. „Wij zullen ons reisklaar
maken. Hoe eerder we deze ruïnes verla
ten, hoe beter".
„Wat moeten Ave meenemen?" klonk de
wedervraag.
Hij legde zijn schouderbedekking en zijn
ZAvaard af, bond een spade aan zijn gordel
„Een zak met voedsel, wat wijn, kaar
sen. Een tondeldoos heb ik!"
Marion vond een reiszak, geschikt oip
op den rug te binden, deed er alles in. Ze
hing een grooten mandel om en verborg
haar dikke, zwarte krullen onder de laken-
sche capuchon. Hijzelf sloeg een zwaren,
rooden ruitermantel over de schouders.
(Wordt vervolgd.)