^Ol\dciÖsblct DE SPORT EN DE VROUWEN ARTIFORT FAUTEUILS alleenverkoop Firma J.W. van ACHTERBERGH meubileering westsikge110-13 GELIJKSCHAKELING" MET GEVAREN LETTERKUNDIGE KRONIEK HERFST OP HET EILAND Nieuwe Uitgaven „DE PAPAVER" HET SPECIAALHUIS VOOR HANDWERKEN. Nieuwe haak. en brei- boekjes voor Dames, Hee- ren- en Kinderklecding. Vele nieuwe soorten wol Probeert U eens onzo PAPAVER WOL. Apar te kleuren - Verschillende diktes Alleen de betere kwaliteiten. Dagelijks ontvangen we de nieuwste handwerken voor St Nicola as. Beziet onze étalage en kom zonder eenige ver plichting ook eens binnen kijken naar de vele in onze toonkamer aanwezige handwerken. Utrechtscheweg 85. TeL 15. LH".'*» 10 JAAR GARANTIE Er wordt hoe langer hoe meer, en te veel, op de toppresta: ties gelet Overdrijving, tot schade van het vrouwenideaal De aandacht der geheels wereld is op dit onderwerp gevestigd door het drama tisch ongeval van een jonge vrouw, die het duurreoord voor een verblijf in het wa ter, daartoe door haar omgeving, tot zelfs haar eigen moeder toe, aangemoedigd, wil de verbeteren en haar succes met den dood moest bekoopen. Bij de behandeling van dit onderwerp dringen zich twee vragen op den voor/rond. Eerstens de beteekenis van spurt in het algemeen, zoowel van vrouwen als van mannen. In de tweede plaats tot hoever op sportgebied de vrouw met den man ge lijk gestald mag worden. Hoewel ik reeds vroeger over sport heb geschreven, meen ik goed te ioen, er hier nog eens op te wijzen, dat de sport is voortgekomen uit wat men vroeger gym nastiek noemde en nu nog het best kan worden uitgedrukt door algemeene li chaamsopvoeding. Systematische oefenirfg der verschillende lichaamsdeelen kan niet anders dan aan vorm en functie der spie ren, gewrichten en andere organen ten goade komen. Het meest opvallend blijkt dit wel bij de 6pieren, die door regelmatig ge bruik in omvang en kracht toenemen. Voor het beenderstalsel geldt hetzelfde, alleen valt het den leek niet zoo sterk op als de uitpuilende biceps. Ook de inwendige or ganen, het bloed vaat- en zenuwstelsel, on dervinden van gepaste lichaamsoefeningen een -gunstigen invloed. Langen tijd, in de dagen van vader Jahn, werd dit nut wel degelijk ingezien, doch men beperkte zich te veel tot schoolsche oefeningen, die on willekeurig een kiem van ve-vcling in zich dragen. Wel werd langzamerhand aan het sp?l een steeds grootero plaats ingeruimd, maar dit kwam iets te laat. De factor van den wedstrijd had zich van vele gymnas- tiekbeoefenaren meester gemaakt en er ont waakte een streven, ook in de zuivere gymnastiek, om elkander de loef af te ste ken .Klassikale oefeningen bereiken spoe dig een grens, waarboven niet alle* leerliiï- gen vermogen te gaan. De uitblinkers wil len echter steeds verder en zoo ontstond in gymnastische kringen reeds een soort sport, zooals de reuzenzwaai, die wel nimmer in het bereik van den gemiddelden klasse- leerling zal vallen. Daarbij kwamen de ver schillende spelen, cricket, voetbal en tal rijke meer, die voor de jonge menschen veel aantrekkelijks hadden. Ten slotte is een strenge scheiding, tus- schen gymnastiek en sport gfheel verdoe zeld. Op zich zelf is dit niet kwaad. De meeste spelen bevatten veel, wat aan de lichamelijke opvoeding ten goede kan ko men. Er dient echter maat -gehouden te worden. Vooral bij wedstrijden. Wedstrij den in het algemeen verdienen geen afkeu ring. Maar uit geneeskundig oogpunt kan niet goedgekeurd worden, dat hoe langer hoe meer op de zoogenaamde toppraesta- ties -gelet wordt Daarbij moet, zooals de term luidt, alles er uit gehaald worden wat er in zit. En dit is een z?er gevaarlijk standpunt, omdat het maar al te vaak ge beurt, dat beproefd wordt er nog meer uit te halen dan er werkelijk in zit. Vermoeidheid is op zich zelf geen kwaad. Integendeel, als men binnen bepaalde gren zen vermoeid wordt, dan is een behoorlijke rust voldoende om elk nadeel uit te slui ten. Anders is het met over vermoeidheid, die zeer nadeelige gevolgen kan hebben, al bemerkt men de werkelijk veroorzaakte schade niet onmiddellijk zooals bij het on geval, waarmee ik mijn brief begon. Fei telijk is het echter niet anders dan in zoo talrijke gevallen, welke ieder kan waarne men die sportwedstrijden bijwoont. Bij de Olympischo spelen in Amsterdam kon men zien, hoe meer dan één hardloo- par bij het einde ven zijn course geheel uitgeput neerviel. Bij zwemwedstrijden heb ik bijgewoond, dat jonge vrouwen bewus teloos ineenzakten en dat het eenigen tijd duurde voordat zij weer bijgebracht konden worden. Kon voor dezen misschien aange voerd worden, dat zij nog niet voldoande getraind waren, zeker 'geldt dit niet voor de deelnemers aan de Olympische spelen. Nu beweert men wel, dat van nadeelige ge volgen nimmer iets gehoord wordt. Maaï niamand zal durven volhouden, dat derge lijke inzinkingen in alle gevallen doodon schuldig zijn en dat men name het hart er op den duur geen nadeelen var. zal onder vinden. Voor zoover ik weet, i.^ nog nooit een systematisch onderzoek ingesteld naai de kampioenen, eenigen tiji nadat hun na men niet meer op de lijsten der deelnemers voorkomen. Het boven in het algemeen gezegde geldt in nog sterkere mate voor de vrouw. Het valt nu eenmaal niet to loochenen, dat de man en de vrouw in velerlei opzicht ver schillen. Er moge een neiging bestaan om de beide 'geslachten „gelijk te schakelen", zooals men dat tegenwoordig noemt, het feit blijft bestaan, dat zij niet gelijk zijn Let maar op hun praastaties. Ons land is vol trots over de superieure zwemsters, welke, vooral in Rotterdam als een pheno- meen zijn te voorschijn gekomen. Maq.r niettegenstaande de zeldzame resultaten, door haar bahaald, blijven zij toch altijd beneden die van de beste van wedstrijden door mannen. En als- daarop eens een en kele uitzondering voorkomt, don bewijst dat nog niets, omdat onze mannelijke zwem mers op de internationale lijst lang zoo hoog niat staan aangeschreven als onze zwemstertjes. In de „N R. Cf' van 20 Augustus 1933 is een artikel opgenomen „De athletiek en de vrouw Daarin wordt na een zeer le zenswaard geschiedkundig overzicht, bijv. van de athletiek der vrouwen bij de oude Grieken, een goedkeurende beschouwing ten beste gegeven. Alleen geeft de slotzin te denken- „Zij, die echter het beginsel: een goede geest in een gezond lichaam hul digen, zullen een niet overdreven athletiekbaoefening door vrouwen slechts kunnen toejuichen". Ik zou aan den schrij ver de vraag willen stellen hoe hij zich die niet overdreven beoefening voorstelt, indien de wedstrijden op het programma blijven staan, zelfs met de door hem aangegeven beperkingen, zooals het vervallen van 800 Meter loopen Bij het artikel vindt men een afbeelding van de gelaatsuitdrukking van twee dames aan het eind van een loop van 100 yards. De schrijver zegt terecht, dat men in die gespannen trekkan het. ideaal der vrouw, wat schoonheid en lieftalligheid be treft, vergeefs zal zoeken, al geeft hij als tegenhanger ook een lieflijker beeld van een hordenloopster. Het is natuurlijk mogelijk, dat ook waar het op aan komt, door persoonlijke top- praastaties van kracht de overwinning te behalen, enkele vrouwen tot mededinging in staat zijn, maar dat zijn en blijven uit zonderingen, niet in overeenstemming met het beeld, dat men gewoon is, zich van een vrouwelijk mcnschenkind te vormen. Er blijven overigens gmoeg takken van sport over, dia zeker voor de vrouw ge schikt zijn, zooals figuurzwemmen, tennis, korfbal, stijlroeien. Ten slotte wensch ik er nog aan te her inneren, dat het voor hem of haar, die eenige tak van sport beoefenen wil, zeer ge wensch t is, zich vooraf geneeskundig te laten onderzoeken. Tot dit doel zijn overal den lande bureaux voor sportkeuring gevestigd en verschillende vereenigingen op sportgebied hebben reeds bepalingen ge maakt, dat voor het lidmaatschap een be wijs van goedkeuring door een bureau ver plicht ls. II. A. S. V „Het Straatied", door D. Wou ters en dr. .T. Moorman. (L'ltg. Mij. Holland, Amsterdam 1933). Iedere volksbeweging en iedere volksher- leving behoeft de voeding eener volksche gezindheid. Men kan duizend beloften doen en duizend leuzen aanheffen, indien men zich niet aansluit bij het.gevoelsleven van het volk, komt men bedrogen uit. Collec tieve geestdrift is niet te wekken, zonder dat men de menigte in de gelegenheid stelt, haar eigen zielclcven terug te vinden en actief te openbaren. De groote ramp van onzen tijd is, dat die actieve openbaring van de volksziel door den voortgang der techniek wordt ge smoord. Datgene, waarin de eenvoudige (die wij allen zijn, op onze beurt) zich vermeit, wanneer hij een oogenblik vrij wil zijn van de dagelijksche zorgen, is niet meer, wat voortkomt uit eigen zieleleven, maar wat hem voorgezet wordt door den radio, de bioscoop, het cabaret. Er is een uniforme genieting van het romantische ontstaan, die op haar beurt de oorzaak vormt van den dood der volksoorspronkelijkhcid. Wie deze dihgen overdenkt, gaat het be grijpen dat er verwijdering is ontstaan tus- schen dc twee machten, die niettemin uit elkaar zijn voortgekomen: het volk en de literatuur. De oorsprong der literatuur is volks-uiting, niet: individueelc uiting. Maar gaandeweg trok de literatuur zich terug in haar ivoren toren, terwijl het volk zich kwam te vergenoegen met het surrogaat, dat dc vermaaksindustrie bood. De lite ratuur werd subtiel, het amusement vul gair. van ecne kunst, «lie opgenomen is in het leven der volksgemeenschap, en aldus een synthetische waarde vertegenwoordigt, was hoe langer zoo minder sprake. Herziening van aesthetischc waarden is niet meer te denken buiten eene algemeene lcvcrisherziening, omgekeerd zal dc alge meene levensherziening, waartoe de nood der tijden ons dringt, vanzelf het probleem der schoonheid plaatsen in een geheel nieuw licht. Wie meent, dat dc barre toekomst die voor ons uit ligt zonder kunst zal zijn, ver gist zich. Integendeel: de bekommernis die ons te wachten staat, zal de kunst zuive ren en afleiden van hare zelfbespiegeling. En dc geheele geschiedenis is daar, om te bewijzen) dat de romantiek, die in perioden van lioogconjucluur verschrompelt tot psychologismc en gemanierdheid, wild op bloeit in perioden van ontbering en ver bijstering. Komende tijden werpen hun schaduwen vooruit. liet is allermerkwaardigst om te zien, hoe onze' Xcdertaridsche poëzie, die grootendcels buiten cqntact met het volks leven in eenzame breinen ontstond, uit zichzelf van de uiterste ingewikkeldheid, die bijvoorbeeld het vers van van dc Woestijne kenmerkte, naar hoe langer zoo kinderlijker vormen den weg zocht. De „Kinderkruistocht" van Martinus Nijhoff is al algemeen begrijpelijk, in Maria Lecina vinden wij een bewuste poging van Weru- mes Buning, cm zich op het volks vers te inspireeren, en zoo waar, de dichter du Per ron kiest als motief den moord tc Raams- donk, hetzelfde feit, dat verschillende Kleppermans-dichters aan het rijmelen ge bracht heeft, wier poëtische proeven voor komen in het bock, dat wij heden be spreken. Een wederzijdschc toenadering tusschen volk en dichter valt te voorspellen. Een behoefte bij dc menigte, om zich wederom uit te leven in eene eigene romantie'k, een neiging bij den dichter, om terug te kee- ren tot dien eenvoud, welke hem voor dc menigte begrijpelijk maakt. Maar het herstel der verhouding tusschen dichter en volk is zoo eenvoudig niet, als men het zich gaarne zou voorstellen. Nie mand mag ooit vergeten, dat wie tot de massa komt, rekening heeft te houden met een samenstel van collectieve ervaringen en tradities, met eene werkelijkheid, die zich, juist wijl de dichter zich in de afgeloopen vijftig jaren van het volk verwijderd heeft gehouden, in dichterlijke armoede en onbe holpenheid openbaart Er is een bijna niet uit te meten afstand tusschen den middcl- eeuwschcn troubadour en den werklooze van onze dagen, die ons zijn kreupelrijm in de bus stopt, om er een paar centen mee tc verdienen voor een boterham. Toch zijn de fijnzinnige Middelccuwsche minnezan gers, over wier kunst thans dissertaties worden geschreven, en de hongerig-rijme- lcnde werklooze, wiens product slechts medelijden wekt en gcenerlei bewondering, tegenover den zich zijner waardigheid be- wusten, zelfgenoegzamen en wcreldverstor- ven beroepsliterator: kinderen van één ge slacht. En het is niet uitgesloten, dat het nieuwjaarsgedicht van dc Stadsreiniging, gesteld dat dit herboren kon worden on danks de automatiseering van ons vuil-ver- voer, nog eenmaal een schoonheid kan ver krijgen, die het verhief tot werkelijke lite ratuur. Doch wij behoeven ons bij dit voorshands onwaarschijnlijke geval niet op te houden. Er zijn genoeg bedrijven en beroepen, er zijn genoeg vormen van samenleving, waar aan de volkspoëzie opnieuw kan ontsprin gen als een klaterende fontein, een volks poëzie, die op haar beurt den individueelen dichter kan bezielen. Literatuurwetenschap is eigenlijk een tak van de sociologie. Men kan do literatuur niet kennen en hare kansen niet berekenen, zonder dat men de reeks van collectieve ervaringen en tradities bestudeerd heeft, waarlangs het volk zich heeft ontwikkeld op zijn eigen wijze. Men moet ook den moed hebben, door te dringen in de geleidelijke verarming van de volks-uiting. Aan den anderen kant geeft de studie, juist van de openbaringen van het allerprimitiefste en gebrekkigst aan den dag tredende volksge voel, een niet genoeg tc waardceren kijk op de grondstof, waaruit het eigen volkska rakter is geboetseerd. Kent men het volks karakter, dan kent men de voorwaarde, waaronder het volkseigene opnieuw zich kan ontwikkelen tot schoonheid. In deze enkele volzinnen meencn wij de bedoeling te hebben gekenschetst van het voortreffelijke werk, dat de lieeren D. Wou ters en dr. J. Moormann, voor ons hebben verricht, die een verzameling publiceerden van Nedcrlandsche straatliederen, die wer den gezongen of op andere wijze door drongen tot dc menschen, gedurende hon derd vijftig jaar. De taak, welke de beide auteurs zich stel den, die een vernuftig essay aan hunne verzameling deden voorafgaan, waarin het vraagstuk van het volkslied volledig is be keken, was: te komen tot de vaststelling van het kenmerkende in het Nederlandsche straatlied. Zij zijn daarbij stelselmatig te werk gegaan. Zij hebben hun stof, resultaat van onvergelijkelijken speurzin en onver- gelijkelijken ijver, in zeven groepen onder verdeeld: Liefde- en minneliederen, histo rische liederen, oorlogsliederen, sociale lie deren, godsdienstige liederen, burleske en sentimcntecle liederen, romancen en bal laden. En zij hebben zich niet beperkt tot algemeene beschouwingen, doch hebben ieder dor afzonderlijke groepen nog in een afzonderlijke beschouwing gekenschetst. Dc conclusies, dio zij trekken uit hun naarstige en gewetensvollo studie, zijn al lermerkwaardigst. Het blijkt, dat ons volk, ondanks zijn wijd-befaamde nuchterheid, volstrekt niet afkeerig is van sentimentali teit. Het blijkt aan den anderen kant, dat er hier steeds geleefd heeft, en altijd nog leeft een meewarigheid, een begaan zijn met het lot van ongelukkigen en verdrukten. Het blijkt ook, dat de historische gedich ten, welke de schrijvers voor zoover dat mogelijk was, gecontroleerd hebben aan al gemeen-bekende feiten, van een waarheids zin getuigen, die ze als geschiedbronnen van belang doen zijn. Nuchterheid en boert spreekt uit dc wijze, waarop de verzen over misdaden behandeld worden, altijd ietwat cynisch en komisch. En zonder twijfel spreekt ook de zedigheid van ons volk uit de omstandigheid, dat dc veelvuldige poëzie over minne-zaken zelden of nooit scrabreus is. Ten slotte is van belang, hetgeen de schrijvers ons rneedeelcn omtrent het ont staan der meeste liederen. Het collectieve lied is meestal niet collectief ontstaan, maar meestal van één individu afkomstig, terwijl dc menigte het dan overnam. Ons individualismo? Wij deden een greep uit dc interessante beschouwingen, die de auteurs aan hunne zeldzame collectie toevoegden. Maar wij hopen, dat die enkele opmerkingen omtrent ons volkskarakter, waartoe hun langdurige studie hen in staat stelde, onze lezers er van hebben overtuigd, dat de heeren Wou ters en Moormann ons een werk hebben ge geven, dat grooter beteekenis heeft voor onze letterkunde en algemeene volks-cul- tuur dan menige nieuw-verschenen roman. Over de weiden, dc dorpen, de duinen van het eiland zingt de herfstwind zijn lied. De zomerzon heeft er geschenen dag op dag, week op week in den stralcnden zonnetijd, die achter ons ligt. Duizenden hebben aan liet strand, in bosch en duin vreugde rust, herstel van gezondheid, nieu we kracht tot den arbeid gezocht. Maar nu dc winden killer zijn geworden en de da gen korter, is elk weer naar zijn eigen huis en woonplaats vertrokken en het eiland is weer met zich zelf alleen, met zijn stille rustige, stoere menschen, zijn vogels, zijn wijde vergezichten en hooge wolkenhemels, zijn lied van de zee langs de stranden en wadden, zijn herfstzang over de velden. I)c zomerhuisjes langs den Hollumer hadweg staan leeg; de duinen en stranden zijn eenzaam geworden. Het leven der menschen heeft zich weer teruggetrokken naar dc dorpen, die aan den voet van hoo ge torens daar liggen sinds eeuwen met hun boomrijke straten en zandwegen, hun roode daken, hun oude verweerde gevels, die vaak in hun muurankers het jaar van hun stichting dragen. Karakteristiek in hooge mate zijn deze typische oud-Amelan der gevels, waarvan er nog heel vele zijn, al bleven in later jaren oude bouwtradi- ties niet gehandhaafd, zoodat ook hier als overal elders de eenheid van bouwstijl niet bewaard bleef en het architectonische dorpskaraktcr schade leed. Maar de schade is toch, in elk geval in Hollum en Ballum, vrij gering. Wat zijn over 't algemeen de straten en zandwegen aan alle kanten vol schilderachtige hoekjes van oude verweer de gevels, van kleurige tuintjes vol dah lia's, van stille intieme sfeer, die hangt om menschen en dingen. Hoe mooi ligt het eiland daar dadelijk al, als het langzaam naderkomt bij de bootreis van Holwerd uit, met rechts do hooge wilde duinen van het Oerd, waar ook al een roodgedakt theehuis de onbe dorven eenzaamheid breekt, met in het midden den hoogen toren, den molen, de roode daken van Nes en Buren, met links opdoemend uit de nevelen de dorpssilhou etten van Ballum en Hollum en den hoo gen vuurtoren aan den Westelijken duin kant. Het reisje is op zoo'n zonnigen herfstdag in September nog vol bekoring, onder den hoogen prachtig bewolkten hemel, waaruit van achter de witte wolkgevaarten van daan, telkens weer het gulle, koesterende zonlicht breekt, over de rustig golvende Waddenzee met groene, blauwe, grijze tin ten en schakeeringen, met de dorpstorens van de Fricsche kust scherp afstekend te gen den hemel achter den dijk, met de be koring van schepen, volgels, meenwen aalscholvers, die overvliegen of op de ba kens hier en daar rusten. Nu is het een rustig, veilig idyllisch reisje, maar 't kan hier ook stormen en razen en op het eiland hooren wij de verhalen van nachten, door gebracht op het Wad, als de veerboot vast raakte op de ondiepten bij feilen Zuid-Oos ten wind of als de vorst inviel en de vaart werd gestremd. Bij de aankomst op het eiland, vol druk gewoel van zomergasten in voorbije weken en maanden, rustig nu en kalm, is er di rect de omvanging door de vredige sfeer en den harlelijken, gullen geest van land schap en bevolking. Het moet hier nu goed zwerven zijn door de duinen in het oude, ongerepte land, zooals het daar sinds eeu wen ligt, en langs dc wijde blinkende stranden, waarlangs de zee zijn zang van stormen en stilten zingt, om hier te toeven op zonnige, tintelend frissche najaarsda gen en te speuren, tc zien, to luisteren naar verschijning en lied van de trekkende vogels, om hier de stemmen van stilte en windzang, van vogels en bloemen, van menschen en dingen tot zich te laten spre ken. Wij waren er maar een kort oogen blik ditmaal, maar lang genoeg toch om opnieuw, na vele jaren, een indruk tc krij gen van het Waddeneiland, dat omruischt van wind en omspoeld door wijde wateren ook in den herfst aan 't eigen volk vooral en aan den enkelen schaarschcn bezoeker iets van de schoonheid der schepping openbaart. A. L. B. Tijdschrift voor Parapsychologie. Juli-nummer, waarin opgenomen is het Proefschrift van Dr. W. H. C. Tenhaeff. Ui tg. Emil Wcge- lin te Bussum. „Paragnosie en Einfu-ahlen". De studie van het Occultisme als weten schap wordt sinds korten tijd pas erkend en gedoceerd onder den naam Parapsycho logie. Als zoodanig staat zij nog ln een beginstadium. Door alle tijden haen, heeft men de gren zen van het zintuigclijk waarneembare trachten tc overschrijden door concentra tie (Indié). Ook waren er verscheideno personen die deze gaven aangaboren had den, vooral in de middeleeuwen werden deze eigenschappen vee' waargenomen en ook helaas uitgegroeid, als zijnd a tegen de Kerk en uit den booze. Dit alles nam niet weg, dat vele geleerden, waaronder van grooten naam, serieuze onderzoekingen hebben gedaan in hun laboratoria en daar proeven namen met de zoogenaamde sen- sitievcn, omdat zij heel goed voelden, niet zoo zonder meer deze uitingen van het mcnsohelijke bewustzijn te kunnen nagee- ren. Door do beperkte eigenschappen van on ze zintuigen zijn ook onze waarnemingen aan beperking onderhevig. Er zijn echter personen, die een minder beperkt waarne mingsvermogen hebben, zoodat ook hun grenzen van waarneming naar een uitge breider gebied verlegd werden. Een der pioniers op dit gebied van onder zoek is Dr. Tenhaeff, die reeds »n ons land een bekendheid heeft verworven door zijn lezingen op dit gebied v>oi verschillende afdeelingcn dar Volksuniversiteit en ande re vereenigingen. In deze dissertatie heeft hij gegevens van verschillende proefnemin gen vcrzamald, waaruit wij de groote ver scheidenheid van de occulte verschijnselen kunnen opmaken. Dat over dit onderwerp een groote litteratuur bestaat, bewijzen zijn verwijzingen naar de verschillende w arken. E. S.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 13