G. VAN DUIN LEGKAART VACANT. ONZE VERLOVINGSRINGEN ZIJN MASSIEF en VOEGLOOS In alle maten voorradig de juiste modellen in verschillende breedten 18 en 14 karaats Juwelier Opticien UTR. STR. 23 - TEL. 898 DE VLIEGER DE PARAPLU WAT COOTJE MET HAAR POPPEN DEED „Gaan jullie moe 'n eindje wandelen?' vroeg Guus aan z'n zusjes, die beiden ver diept waren in een boek. „Nee," zei Hic. Maar Joop, bet jongere zusje, riep direct „Ja, waarheen?" „Naar 'i beitje." „Toe, Ric, ga jij nu ook mee," drong Joop aan. ,.'t Waait zoo," wierp Ric tegen. „Meid, dat 's juist leuk," meende de broer. Hij vond 't saai alleen to wandelen en hij had helaas nog geen vrienden op het dorp, waarheen ze na de zomervacantJo verhuisd waren met het oog op vaders ge zondheid. Deze had de boschlucht noodig er. daardoor kwam het ook, dat hun huisje een eind van het eigenlijke dorp af lag en de jongens, die Guus op school had loeren kennen, nog geen vrienden van hem ge werden waren. Rie besloot toch maar mee to gaan en weldra was het drietal op weg. Er woei een frisch .\indje, waarvan ze tusscben de bos- schen niet veel merkten. Maar nauwelijks waren ze op bet open terrein van de hei, of de haren van de meisjes fladderden om haar ooren en Guus' bruine blazer, die los hing. woei bol op achter zijn rug. „Wat 'n vliegers!" riep Joop op eens cn telde: „Eén, twee, drie, vier." „Neen, vijf," verbeterde Guus. „Daar staat er nog een. Die staat hoog, 't is net 'n stip." „Dat 's de mijne," hoorde het drietal op eens vlak bij zich zeggen. Zo keken op cn daar stond een jongen met een vliegertouw om zijn middel gebonden. Het touw, dat aan den vlieger zat, hield bij bovendien goed vast. „Voel eens, hoe lnj trekt," zei de geluk kige bezitter van den vlieger. Joop voelde aan het touw. „Och," riep zo „je kunt het touw bijna niet omlaag krijgen." Toen moest Rie eens onderzoeken. ,,'t Is maar goed, dat je nogal dik bent. Anders kon je misschien wel mee de luebt in genomen worden," merkte ze lachend op. „Hoor die 's!" grinnikte de jongen. „Weet je, hoe groot m'n vlieger is?" Guus keek de lucht in. „Een meter," raadde hij. „Nog grootcr dan ik," glunderde de jon gen. „IIoc heet je?" vroeg Joop. „Alwien." „Wat 'n prachtige naam," prees Rie. „Ben je ook op de school van meester Bast?" „Neen, op de Christelijke. Ik heb er twee honderd meter touw in." „O óch! Zeg, Guus. lioor j© dat? Twee honderd meter touw zit er aan den vlie ger," herhaalde Joop. Guus stond in gedachten. Het vorig na jaar had hij ook zoo'n reuze vlieger gehad. Hij had 'm met vader geplakt cn samen hadden ze hem verscheiden malen op laten gaan, tot hij ten slotte in de tele graafdraden verward was geraakt. Dit jaar was er geen sprake van, dat vader'hem daarmee helpen kon. Guus voelde 'n tikje jaloezie, dat hij daar stond zonder vlieger. En toen wou hij den jongen laten merken, dat hij goed op de hoogte was met liet op laten van vliegers. „Kan jij ccn telegram naar je vlieger stu ren?" vroeg hij. Wat is dat?" „Nou, een papier met '11 boodschap er op, dat regelrecht naar jc vlieger gaat," legde Guus uit. „Neen, IIoc doe jc dal?" „Zal ik het eens voor je doen?" „Ja." Guus zocht aan den kunt van het heitje cn vond het deksel van een kartonnen doosje. Dat knipte hij met zijn zakschaartje rond cn boorde er met de punt van de schaar in het midden 'n gaatje in. Met 'n stompje potlood schreef hij er op: „Hou jc goed." „Dat 's de boodschap," zei hij. „Maak nu dat touw om je middel los. Ik zal den vlie ger vasthouden." Na 'n oogenblik had Alwien met hulp van de meisjes den knoop er uit gepeu terd. Deze legkaart stolt voor: Olifant vóór karretje mot aapje er ln. (Nadruk verboden). „Nu moet je het touw door liet gat duwen," commandeerde Guus. „Goed zoo! Pak nu jc touw van onderen weer stevig vast, want ik laat zoo los." Alwien volgde den raad op, Guus schoof het kartonnetje wat omhoog, de wind kwam er achter ca floep liep het in groote haast langs liet touw omhoog naar den vlieger. Het was moeilijk om het op 't laatst nog in 't oog te houden. „Nu, wat zeg je ervan?" vroeg Guus op getogen. „Reuze ging 't," vond dc nieuwe vriend. „Nog eens." Guus maakte weer een telegram klaar. Maar... dien tweeden keer waren stellig de voorzorgsmaatregelen niet voldoende. Want voor do jongen het touw door het gaatje had kunnen trekken, vloog het touw uit zijn hand, gleed schrijnend door Guus' handen heen en de lucht in. Een kreet Aan schrik klonk uit vier mon den tegelijk cn vier paar ontdane oogen blikten naar het door dc lucht fladderen de touw en den buitelcnden vlieger ginds In de hoogte „Hij valt!" riep Joop. ,,'t Is jouw schuld!" verweet Alwien zijn hc-Ipcr. „Jij hebt 't touw niet goed vast gehouden." ,,'t Was 'n rukwind. Ik voelde H," vcrdc- digdo Guus zich. Maas als jij niet over dat sturen van een telearam begonnen was, danbad hij nu nog gestaan. Ik... ik ben 'm kwijt. Zoon mooi ding," haperde Alwien. „Ik ga 'm zoeken. Ga jc mee?" vroeg Guus Met z'n vieren liepen ze do richting uit, waar ze dachten, dat de vlieger neergeko men was. Zc volgden het touw en ten slotte ontdekte Ric het kleurige ding boven in een hoogen spar. Guus bedacht zich niet, maar klom naar b?ven. De zusjes hielden haar hart vast, naar Guus seinde, dat hij heel veilig zat Hij trok aan liet touw cn gooide het naar beneden. .Trek jij nu maar. Alwien, tot jc het be gin hebt," raadde Joop cn lvielp meteen mee. Rie zorgde, dat het louw niet in dc war kwam. „HIJ is kapot, de vlieger!" riep Guus van boven. t Geraamte?" vroeg Alwien. „Neen, 't papier." „O. dat is zoo erg niet" „Daar komt hij. Vang 'm!" Meteen tuimelde het gevaarte omlaag. Met z'n driecn vingen zc liet op. Ja, het ding was wel wat gehavend. Guus beloofde met het plakken te holpcn en zelf voor het papier te zorgen. Toen bracht hij zijn nieuwen vriend weg. Alwien droeg het kluwen louw, Guus het overschot van den vlioger. Den volgenden dag na schooltijd trok Guus mot het papier cn 'n paar mooie ster ren. van goudpapier, welke vader voor hem geknipt had, naar Ahvion. Dc vlieger werd nog mooier dan hij geweest was. Tóen hij goed droog was, maakten zo er don nieu wen staart aan ch gingen 'm oplaten. Ilij kwam er weer prachtig in. „We zullen maar geen telegrammen racer staren, lie," merkte Guus lachend op, toen hij naast Alwien in de hei zat. „Neen, laten we dat maar niet meer doen. Ik be.. me: dozen vlieger nog blijer. HIJ is mooier 'i Zijn net zonnetjes, dio er op zit ten." Guus htid ook schik. Want... hel onge luk met den vlieger had hem ccn vriend bezorgd. J. II. ERINKGREVE— EN'TROP. (Nadruk verboden). „Moeten wc do paraplu ook opzetten, Paps'.'" vraagt Moedor, als ze met klein Truusjc de huiskamer binnenkomt en ze kijkt vader een beetje berouwvol aan. „Wc hebben ons zoo verlaat!" zegt zc dan. „Eerst nogal veel boodschappen gedaan in de stad en ten slotte hield Tante Enny ons nog op, die met haar peuters wat aan het wandelen was!" „Nou!" zegt Vader cn hij doet zijn best om cr erg boos uit te zien, „nou, eigenlijk wel! Laatkomers dat jullie zijn! Ik begon me al ernstig ongerust te maken en dacht er juisUover om do politie eens op te bel len, of die misschien ook een tweetal zwer velingen had gezien! Gelukkig, dat dit nu niet noodig is!" Moeder en Truusj© beginnen hartelijk te lachen. maar op eens vraagt Truusjc ver baasd: „Mammie, waarom wou U hier do paraplu opzetten? Het regent hier toch im mers nirl'" „Neen," grapt Moeder, „maar ik wou do booze bui van vader daarmee hebben af gewacht! Als Paps nu eens heel erg boos op ons was geweest, dan hadden wij er saampjes veilig onder gezeten, meisje, cn dan was die heele booze bui alleen maar op de paraplu terecht gekomen en lek kertjes niot op ons, begrijp je wel?" Truusjc kijkt haar Moeder een beetje wantrouwend aan. Meent Mammie dat nu echt? Ja, zc ziet cr zoo gewoontjes uit! Htelemaal niet, of zc er een grapje van maakt! „Dan zal liet ook wel zoo zijn!" be slist zc bij zichzelf, „al lijkt het anders wel ccn beetje raar!" liet is een paar weekjes later! Truusje hoeft een heel gezclligen middag, want Hans en Mieke, de beide buurtjes, spelen bij haur in den tuin! Hans is voor do beide peuters eigenlijk wel oen beetje te groot cn hij is bovendien verbazend wild! Moe der houdt dus zoo af on toe een oogje in het zeil cn ze heeft een paar keer al ge roepen: „niet zoo wild toch! Er komen nog ongelukken van!" Helaas, ze krijgt gelijk! Op een gegeven oogenblik komt het drietal schuldbewust bij haar in d© kamer en Mieko laat met een verschrikt gezichtjo oen grooten win kelhaak in haar jurkje zien! „Daar heb jc het nu al!" zegt Moeder boos. „Ik heb jullie zoo gewaarschuwd, dat je kalmer aan zoudt doen! Dat zal jc Moe der wel niet zoo erg plezierig vinden, Mieke, dacht je wel?" „Nee, mcvrouw!" zegt Mieke bedrukt. Ze denkt dat ook niet! „Zal Mieke's mammie hcusch heel erg boos zijn. Moeder?" vrnagt Truusjc op eens. Vol spanning kijkt zc haar Moeder aan. „Ik vrees van wel!" antwoordt Moeder ernstig, „cn ik vind, dat Mieke dat ook echt wel heeft verdiend!" Truusje keert zich om cn loopt haastig de kamer uit! Als ze even later weer terugkomt, is het met Moeders paraplu, die ze uit den stander heeft gehaald en dringend vraagt zc: „Mag Mick© die dan heel even meenemen, Mams? Heel even maar!" „Waarom in 's hemelsnaam vraagt Mams verbaasd. „Nou, voor haar booze Mammie natuur lijk!" zegt Truusje, alsof het dc gewoonste zaak van dc wereld is! „Zd die maar op hoor!" gaat zo dan met overtuiging voort en zc duwt het onthutste Miekje de para plu in de hand. „Z^t die maar op. dan merk jo van dc boosheid van je Mammio niets I Je kunt het hcusch geloovcn!" voegt z© er nog eventjes heel beslist aan toe. „Hè Mams?" keert ze zich dan naar haar Moeder, ,,'t Is werkolijk waar! U hebt me dat laatst zolf verteld!" R. W. (Nadruk vorboden). EEN WARE GESCHIEDENIS door C. E. DE LILLE IIOGERWAARD. 1. Cootje wordt voor al haar poppen Nu to groot Zij heeft geen tijd Om naar hen meer om to kijken, Iloe dat Cootje dan ook spijt! Cootje 'k moot *t erbij vertellen Woont heel in Batavia. En zij gaan weldra naar Holland. Ernstig denkt ons meisko na. Want haar Moeder zei vanmorgen» Kindje, wij verkoopen vooL Breng jij dus op de vendutie Ook jc poppen. En het deel Van do opbrengst, dat jou toekomt, Nemen wij naar Holland mee. Daar kun jij er wat voor koopen. Zeg, is dat geen goed idee? 5. Cootjo antwoordt niot zoo daad'lijk', Schudt haar hoofdje, prevelt: Neenï Zou 'k mijn poppen gaan verkoopen? Och, cr is cr immers geen r» Van wie 'k niot meer graag zou hoo- rcnl Plots'ling straalt haar snuitje blij, Roept ze luid: Ik weet wat, Moeder! 'k Geef z' aan kleine Lies de Vrijl 7. Die wil zeker er mee spelen En de poppen krijgen 't goed, Zonder zorgen zal 't dan wezen, Als ik z' achterlaten moet! 8. Na een verre reis komt Cootjo Eindelijk in Holland aan. 't Lijkt wel, of de eerste woken In ccn wipjo om daar gaanl Tot op zeok'ren dag de post haar Brengt een dikken, zwaren brief. Haastig maakt ze hem dan open, Juicht: O, Moedor, kijk! wat lief! 10. Zeven kiekjes van de poppon! Liesje schrijft, ze zijn gezond! - Mot dc kiekjes gaat nu Cootje Bij de huiseenooten rondl (Nadruk vorboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 15