SIERT UW -TAFEL- G. v. DUIN HOLLANDSCH ZILVER miicirn KOFFIE ARME RIJKE TONNY! de komende KERST DAGEN met Een ECHT sieraad ver hoogt de waarde van Uw toilet. JUWELIER - OPTICIEN. UTR.STRAAT 23 - TEL. 898 Hulsko heeFt slechts één kwa liteit: Hulsko's Seinkoffie. een heerlijke* geurige, betere koffie! Voor een zeer lagen prijs: 25 cent per half pond. In gepaten teerde luchtdichte verpak king. Vraagt Uw winkelieci 25 c.) p. V| pond; De koffie waar PIT in zit! (Een Kerstvertelling). Aan dèYL overkant van een groote, prach tige villa, die door den uitgestrekten, met allerlei fijne en zeldzame bloemen beplan ten luid, bijna een sprookjespaleis geleek, stond een gebouw, dat. niet alleen véél klci- rier, maar bovendien zóó bouwvallig en bijna verveloos was, dat deuren en raam kozijnen dezelfde groezelige kleur hadden, als de thans groen-uitgeslagen, grauwe buitenmuren, Alleen het kunstige snijwerk, dat in- en boven de groote, breede voor deur was aangebracht, getuigde nog van vroeger en rijkdom. Doch dat deze reeds lang vervlogen was, bemerkte men zelfs aan een paar oude eiken op het grasveld aan den rechterkant van het oude huis, die daar stonden, alsof zij met hun knoestige, gekromde takken, 'den grauwen zijmuur tegen omvallen moesten beschermen. Eens waren deze eiken, met nog heel veel andere prachtige boomen, planten en bloemen, het grootste sieraad van den toen zeer uitgestrekten tuin, dio reeds lang, heel lang geleden was verkocht aan een groen- tenkweekcr. En waar eens de keurig ge- kleede kinderen der rijke, adellijke bewo ners met hun ouclerwetsche spelen zich vermaakten, daar speelden thans, in hun verschoten jurkjes en gelapte broekjes, de zes vroolijke kinderen der tegenwoordige bewoners. Dit kon ook de groote zandhoop vertellen, die tegen het huis aan lag. Van uit het zijvenster der huiskamer konden de zes aardige kleuters den zand hoop, hun liefste speelplaats, altijd zien. Behalve hun zandhoop zagen zij dan ook een groot gedeelte van den uitgestrekten tuin, die bij de prachtige villa aan den overkant behoorde. In dien tuin wandelde iederen dag een meisje van ongeveer acht jaar met een grooten hond en een nog jonge dame. De kinderen uit het oude huis hadden altijd gedacht: „Dit is zeker de moeder van het kleine meisje." Ze vonden het daarom wat vreemd, toen zo op een dag hoorden, dat het niet dc moeder, doch wel een Engelsche gouvernante was, die Tonny, zoo heette het meisje, onderwijs gaf in alle vakken, welke dc drie oudsten van hen op school leerden. „Zij behoeft natuurlijk lang niet zooveel te leeren dan wij," dacht dan ook dit drie tal, als zij het altijd zoo keurig gcklccde meisje zagen wandeleD, of voorhij draven op een mooi, klein paard, en achter haar een knecht in een blauwe jas met ver gulde knoopen. Doch Tonny scheen nimmer een der over buren te zien. Alsof deze er niet waren, liep zij hen voorbij, 't Was als zag zij niet dc verbaasde gezichtjes, noch de groote vraagoogen, als deze, door de roestige spij len van het tuinhek, haar vol naïeve be wondering aanstaarden. Maar 's avonds, als Miss Maud, dc gou vernante, die haar altijd naar bed bracht, het licht had uitgeknipt, keek Tonny naar het oude huis aan den overkant, en nau welijks had Miss dc slaapkamer verlaten, of Tonny sprong uit bed, liep naar liet venster, schoof dc dikke pluche gordijnen vaneen eiï staarde naar de verlichte veftJ sters van hel huis aan den overkant. Door de dunne vitrage zag ze dan alles, wat iede ren avond op ditzelfde uur in de huis kamer gebeurde. Neen, duur bracht geen gouvernante en zelfs geen dienstmeisje, cén kind naar bed. Maar wèl was daar een moeder, die zes kinderen naar boven bracht. En ook was er een vader, die, met op iederen schouder een kleuter, lachende do trap beklom. Op twee der bovenkamers werd het daarna licht, zoodat Tonny nu ook weer door het dunne venstergordijn zag, hoe do vader en de moeder hun zestal, één voor één, onder do dekens stopten en een nachtkus gaven. Ook zeiden zij iets tot de kleuters. Wat zij zei don, kon Tonny natuurlijk niet verstaan. Maar iets vriendelijks cn aardigs moest het zeker wél zijn; ze zag dit aan de vroolijk- lachende snuitjes, wanneer soms een paar blonde kopjes héél even boven do dekens kwamen om nog iets te zeggen. Zoo ge beurde het iederen avond, als Tonny naar het huis der overburen keek. „Wat ging het daar toch vroolijk toe!" dacht zij dan. Net prettigste vond zij, als op sommige avonden de drie oudsten van het zestal wat erg rumoerig waren cn achter elkan der langs de trapleuning naar beneden bui telden. Soms viel er dan een, om daarna weer lachende op te staan en- één der an deren hij de voeten omlaag te trekken. liet gcheurcle ook meermalen, dat Tonny droomde, dat zij óók in het huis hij al die kinderen woonde. Eens droomde zij zelfs, dat Miss Mautl óók een klein meisje was, en zij, Tonny, gleed met Miss langs de trapleuning. Daar ving vader haar op, en moeder bracht haar even later naar bed, want Miss was zelf nog zoo klein en werd óók door moeder naar bed gebracht. Toen Tonny den volgenden morgen wak ker werd, moest zij nog om dien grappigen droom lachen. Aan het ontbijt dat zij al tijd alleen met Miss Maud gebruikte, om dat moeder heel lang sliep, en vader op zijn studeerkamer ontbeet, vertelde zij Miss haar droorn cn vroeg daarna: „Als die moe der van al die kinderen nog slaapt en de vader is ook niet aan het ontbijt, wie snijdt dan de boterhammen, Miss?" 't Was kort vóór Kerstmis, toen Tonny deze vraag deed, en de gouvernante, reeds gelukkig met het vooruitzicht de Kerstda gen bij haar familie in Engeland tc kunnen doorbrengen, antwoordde vroolijker dan ge woonlijk: „Wel, Tonny, je begrijpt toch wel, dat de moeder van zooveel kinderen altijd heel vroeg opstaat om zelf do boter hammen voor haar zes kleuters te snij den? Want zes gezonde kinderen kun nen heel wat boterhammen op! 't Zal wel juist gaan als hij ons thuis, toen wij alle zeven nog zoo klein waren... Dat weet ik nog best, als oudste van het zevental! Ja ik verlang heel erg naar het Kerstfeest, Tonny! Dón zij we alle zeven weer (huis en vieren met vader cn moeder hel hccr- lijko feest!" „Ja, Miss." 't Was alles, wat Tonny zeidc. Ze wist wel, dat Miss met Kerstmis haar vacantie nam, om bij haar ouders het groote feest te vieren. „Zouden vader en moeder dit jaar nu thuisblijven cn met haar, Tonny, Kerstmis vieren? En zou er dan een Kerstboom 'in huis komen met gekleurde kaarsjes en allerlei lekkers en moois aan dc lakken?" vroeg ze zich af. Zoo dacht Tonny ook op Kerstavond. Miss Maud was reeds twee dagen geleden naar ingeland vertrokken. „Zou er in het huis vau de ouders van Miss óok een Kerstboom zijn?" stelde zij zichzelf toen weer de vraag. .,Of zou alles ook dóór in buis worden gebracht, keurig verpakt, zooals hier in huis voor hóór door het Kerstkindje werd gezonden? Ja, dat lieve Kerstkindje stuurde haar toch altijd ieder jaar zulke prachtige geschenken! Do mooiste boeken, het zeldzaamste speelgoed en de fijnste bonbons!" Andere kinderen vonden dit altijd onder den Kerstboom, had \nnie, bet Duitsche dienstmeisje, haar ver teld. Maar in Tonny's huis werd het door het Kerstkindje gebracht. Dat kwam in den nacht met ccn gouden sleetje, waarop alle geschenken lagen opgestapeld 't Was op Kerstavond, toen Tonny weer over dit alles nadacht. Nu Miss er niet was, had Bcrtha, het kamermeisje, haar naar bed gebracht. Vader' 011 moeder waren daarna nog even gekomen, hadden haar een nachtkus gegeven, cn vader had ge zegd: „Als jc morgen wakker wordt, ga dan eens gauw naar dc .leeskamer en kijk wat het Kerstkindje voor je heeft gezon den Tonny had toen vol bewondering geke ken naar moeders praclitigcn avondman tel cn de daarondcruit hangende schitte rende zalmkleurige baljapon, en toen go vraagd: „Waar gaat u vanavond heen. moeder?" „Naar een Kerstbal, kindje," was het ant woord. „Ja, we komen heel laat thuis," lachte vader. „Dan slaap jij al heel, heel lang, moiske!" Vader was daarna met moeder heenge gaan cn weldra hoorde Tonny de auto weg- tuffen. Ook Bertha had al gauw de slaap kamer verlaten om met do andero dienst boden den Kerstavond te vieren en naar Tonny keek ze niet meer om. Vol en rond scheen op dien Kerstavond de maan in Tonny's kamer. Al maar kij kend naar het schoone, witte licht, dacht ze op eens weer aan de zes kinderen in het huis aan den overkant. „Zouden dio óók in hun bedjes liggen?" En waren hun vader en moeder óók naar een Kerstbal? En een Kerstboom zou er in dat huis zeer zeker niet zijn! Wacht, ze zou eens uit bed ko men. Als ze voor het venster zat, kon ze toch altijd zoo duidelijk alles zien, wat al die kinderen deden! Met één sprong stond ze op de dikke vacht, vóór het bed. Brrr.... wat was het koud! Toch wel vervelend, dat zij niet aan den radiator mocht komen, en riep ze Bertha, dan moest ze weer haar bed in „O, ik weet al wat! Een deken!" riep ze bij na luid. Gewikkeld in een zijden, met dons gevul de deken, zat toen weldra Tonny voor het venster. Buiten lag alles onder een sneeuwlaag, cn de hcldcrschijnendc maan deed met haar zilver licht do sneeuw op de tuinpaden zoo prachtig glinsteren, alsof daar alles met diamant-poeder was bestrooid. „Wat is nü alles mooi in den tuin!" fluisterde Tonny. „O, en ik zie een mooi rood licht schij nen door de vensters van het huis aan den overkant! Neen, een gewoon licht is het zeker niet! En 't is in de kamer beneden, want 't schijnt door het venster aan den kant, waar dio groote zandhoop ligt.. Wat zou dat mooie, vreemde licht toch zijn? O, cn do kinderen zijn óók nog niet naar bed; 'k zag er juist één vlak voor het ven ster! En dóór zie ik een jongenl Hij draagt een rood lichtje in zijn hand! Zou 't ccn rood lampje zijn of ccn Kerstboomkaarsje? 't Moet wel ccn lampje zijn, -want ccn Kerstboom zullen zij dóór ook wel niet hebbenSteeds meer verlangend tc weten, wat dit vreemde, roode licht wel was, besloot Tonny heel zacht naar bene den te gaan. 't Was licht genoeg, nu de maan zoo helder scheen! Tonny, gewend te doen wat zij prettig vond, trok vlug haar kousen cn andere klceren aan cn ook haar fluwcelen pantof feltjes met dc vilten zooltjes, nam daar na haar bontmanteltje en mutsje uit de kast, zocht nog heel even naar haar met bont gevoerde handschoentjes en verliet daarna héél zacht haar kamer Ze sloop op baar villen zooltjes als een poes over de bovengang, en bang, dat de traproeden misschien rinkelden bij het afdalen, gleed zij langs de trapleuning naar beneden. Ge lukkig, zij was er! Nu nog door de serre! Heel even piepte de tuindeur en ook het tuinhek had geknarst bij het openen. Doch geen der dienstboden, die op hun manier in de groote keuken het Kerstfeest vierden', scheen dit te hebben gehoord, Vlug liep Tonny naar den overkant. Ook dóór knarste hij het openen heel even het roestige, besneeuwde tuinhek. In het oude huis had men dit knarsen evenmin ge hoord, want niemand kwam naar buiten, nóch 'vertoonde zich voor een der vensters. Voetje voor voetje liep toen Tonny naar bet zijvenster, daaruit schemerde het mooie, roode licht het felste naar buiten. Om toch duidelijk alles in het geheel in rood licht gehulde vertrek te kunnen zien, klom Tonny op den zandhoop, drukte haar neusje tegen het venster en keek door de vitrage; want geen der overgordijnen was op dien Kerstavond dichtgetrokken. Dóór zag zo toen al dadelijk, dat in het vertrek geen enkele lamp brandde. Niets dan roode, helder brandende kaarsjes gaven dit heerlijk zachte, vreemde licht! Overal wa ren ze aangebracht, die mooie roode kaars jes; op de tafel op het buffet, op de kas ten, op do vensterbanken, op den schoor steenmantel, op dc piano enop de wit- glinstcrendc takken van een zeer grooten, prachtig versierden en met allerlei lekkers behangen Kerstboom! „Neen, zóó iels te zullen zien, had ik nooit gedacht!" fluisterde Tonny en om al les nóg beter te kunnen zien, drukte zij haar neusje bijna plat tegen de koude ven sterruit. Ze bemerkte toen ook, dat in het vertrek, op een grooten, open haard- een heel dik houtblok brandde, cn rond dit ge zellige vuur, zaten dc vader, dc moeder cn de zes kinderen; de twee kleinsten op een voetkussen. De vader scheen ccn mooi verhaal te vertellen, want alle kinderen za ten heel stil, alsof zij naar hem luisterden. Doch na een poosje, stond de vader uit zijn stoel op. „Waar zou hij nu heengaan?" vroeg Ton ny zich af. „Heeft hij mij hier zien staan? Maar dan is hij daar zeker lieel boos over Groote angst bekroop Tonny bij «leze gedachte. „O, gelukkig, hij heeft mij niet gezien, hij gaat naar de piano!" fluisterde zij. „O, cn do moeder en alle zes kinderen staan nu ook daar''Toen duurdo het niet lang, of zes aardige kinderstemmetjes, die heel mooi het Kerstlied: „Stillo nacht, Heilige nacht!" zongen, stoorden Tonny's gedach ten. Heel zacht begon ze mee te neuriën, cn toen dit lied gezongen was cn „Eere zij God in den Ilooge!" werd ingezet, zong Tonny dit Kerstlied dapper mee 't Was alsof zo geheel vergat, dat zij In den tuin van vreemden stond, glurende door de ruiten. Ze vergat zelfs, dat zij daar reeds zoo heel lang stond en het al zoo vrcese- lijk laat was, cn zij nooit, als 't donker was, alleen naar buiten mocht. Ook had ze nog niet bemerkt, dat de straks nog zoo helder- schijncnde maan, zich achter donkere wol ken had verscholen, nóch dat het weer sneeuwde. Neen, niets zag Tonny, dan het groote, eenvoudig gemeubelde vertrek met den open haard, dc mooie roode kaarsjes en al die vroolijke kinderen, die, nu in een kring rond den grooten Kerstboom, weer een ander Kerstlied zongen. Juist hoorde zij een van liet zestal vra gen: „Nu mogen wo het vuurwerk afste ken, hè vader? En komen er dan weer van die prachtig stralende sterren uit?" „Ilè, ja, het vuurwerk, vader 1" juichten de anderen. Daar sprankelde toen op eens het stra lende geflonker van het luid knetterende Kerstboomvuurwerk door het vertrek, 't Was al ecu zee van licht, dacht Tonny, die toekeek met groote, verbaasde oogen. Docli op eens voelde zij op haar gezichtje iets, dat nat en koud was. Ze keek toen naar boven en bemerkte tot haar schrik, hoe donker dc lucht was en hoe de sneeuw vlokken daaruit neerdwarrelden als klei ne, wit-donzen vlinders. „O, 't is zeker al heel laat!" mompelde zij. „En 't is hier zoo koud en zoo nat op dien zandhoop; 'k ga maar vlug naar huis!" Terwijl zij haastig den zandhoop afgleed, stootte zij haar linkerarm tegen het ven ster. Toen keken allen, de in het vertrek! onder den Kerstboom stonden, even daar door opgeschrikt, dien kant uit. Doch was buiten véél te donker om vanuit het venster iets te kunnen onderscheiden. ,,'t Zal het Kerstkindje zijn!" fluistQrdfl een der kleinsten. „Dat komt luisteren, of wij zoet en ge hoorzaam zijn...." ,,'t Is misschien wel ccn roover," meen de een der oudsten. „Die zal in ons huis niet veel te roo- ven vinden!" lachte vader. „Nou vader, maar onzo Kerstboom dan?" vroeg een aardig klein baasje. „Dóóraaiï hangt toch zooveel lekkers 1" „Moeder, ik denk dat het een arm kind is, dat 'men heeft uitgestuurd om tc bede len," veronderstelde een der meisjes. „Ze keek zeker door het venster naar onzen Kerstboom. Mag ik haar even bin nen laten komen?" „Ik zal wel even gaan kijken, Mie^f' be gon de vader. „Het zal wel een afgeknapt takje zijn, dat tegen de ruiten tikte." „Neen, hoor vader, 't is echt het Kerst kindje," fluisterde hem een klein meisje in 't oor. „We zullen wel zien, wat het is," her nam de vader. Met een zaklantaren begaf hij zich toen naar buiten en hij kwam al heel gauw weer binnen met de nu angstig om haar heen kijkende Tonny. Toon her kenden allen dadelijk het meisje uit do prachtige villa aan den overkant, dat zij, op dezen Kerstavond, voor de eerste maal, alleen zagen. „En ik dacht nog wel, dat het een arm' kind was," fluisterde Mies haar moeder ir* het oor. ,,'t Is ook een arm kind, Mies," was moe ders fluisterend antwoord. ,,'t Is een arm, rij k kind! 't Is een kind* dat graag minder rijk zou willen zijn en heel graag het Kerstfeest zou willen vie ren zooals wij, zonder prachtige geschen ken en in een minder mooi huis, doch met haar ouders en een paar zusjes of broer tjes onder een Kerstboom met gekleurde! kaarsjes en wat lekkers aan de takken..# Vindt je den Kerstboom zoo mooi, liefje?" begon zo nu tot Tonny. „Ja, héél mooi, mevrouw!" was het op getogen antwoord. „En die roode lichtjes, overal in de kamer, zijn óók zoo aardig... En wat is het hier prettig! Ik zou wel al tijd bier, onder den mooien Kerstboom hij al die kinderen willen blijven!" Ze vertelde toen ook, dat zo beel stil uit huis was geloopen, om die mooie, roode lichtjes to zien. Daarom bracht de vader van dc zes kin deren haar maar weer heel gauw naar de villa terug. Dóór sliep toen Tonny spoedig in en toen moeder, heel laat van het Kerst- ba! thuiskomende, nog even naar haar kleine meisje ging kijken en Tonny zag la chen, terwijl ze sliep, sprak ze tot Tonny's vader: „Ze lacht in haar slaap! Ze droomt zeker van al het moois, dat zij straks zal vinden!" Doch niet dóórvan droomde Tonny. Véél* veel mooier was haar droom, waarin zij het Kerstfeest vierde met vader en moe der en een paar kindoren, een zusje ert een broertje! In de mooie zaal, waar zoaf vaak feesten voor groote menschen werden: gegeven, stond nu een heel groote, prach tig door gekleurde kaarsjes verlichte Kerst boom. Om dien boom stonden zij allen iet een kring en zongen de mooie Kerstliede ren, dio ook de kinderen in het oude huis aan den overkant met hun ouders hadden gezongen. En daarna ontstak vader het Kerstboom-vuurwerk, groote, stralends sterren, die uiteen sputterden in de prach tigste kleuren! En Miss Maud zat voor d<J (Zie vervolg op pag. 2.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 19