KE9TJES MOEILIJKHEDEN DER SCHEEPVAART VERBORGEN FILMSTERREN Als de zaak rust werkt de ADVERTENTIE 3 x plaatsen voor f 1." Uitsluitend bij voor uitbetaling. HET BUITENLAND CON CURREERT STERK De oude superioriteit is weg LETTERKUNDIGE KRONIEK VARIA UIT DE VOGEL WERELD UIT LONDEN De liritsche scheepsruimte in de laatste tien jaren afgenomen (Vun onzen correspondent.) 2 Jan. 1934. Kort voor liet einde vun liet jaar heeft minister Neville Chamberlain lot algemce- lie voldoening aangekondigd, dat de regee ring steun zou geven voor de voltooiing van liet groote Cunard-schip No. 534. Niet ieder een is overtuigd van de wijsheid van een scheepvaart-politiek, welke zulke enorme schepen als de 534 in de vaart brengt. De grootte, de snelheid en de weelde van zulke schepen zijn volgens veler opvatting zoo hoog opgevoerd, dat het kapitaal, dat er mee gemoeid is, geen winst kan verschaf fen. Kleinere schepen, eenvoudiger van uit rusting, loopen meer kans hun eigenaars en aandeelhouders op de transatlantische vaart to hcoordeolen. Zulke kleine schepen, die niet in staat zouden zijn het record van snelheid, over dcu Atlantischen Oceaan thans iu liet bezit van buitcnlandsche on- •dcrncmingen te verbeteren, zouden daar om ook met hij machte zijn het aanzien van da Britschc scheepvaart in de wereld te vcrhoogch. De meening overheerseht nu eenmaal en of ze redelijk is kan buiten beschouwing worden gelaten dat het na tionaal aanzien van liet land ten zeersto met dil record gemoeid is. Van no. 534 kan worden verwacht, dat zij althans gedurende een zekere periode dil record in het bezit van Grool-Bri tannic zal brengen. En in dat vooruitzicht veronachtzaamt men den eco- noniischcn factor en is men verheugd, dat de minister financieel gaat bijspringen en aldus meteen de hierboven gegeven theorie gaat bevestigen, dat zulke kolossale sche pen niet rendabel kunnen vuren. Overwe gingen van nationaal aanzien botsen niet zelden legen gezonde economische begin- bclcn on in de meeste gevallen moeten de economische, beginselen wijken. Engeland js niet de hoofdschuldige. Andere landen zijn met schccpvaartsubsidics en schccps- houvvsubsidies voorgegaan. Engeland heeft er lang en volhardend tegen geprotesteerd cn al jaren lang is er druk misbaar ge maakt in dc pers en op het podium tegen de verraderlijke vreemdelingen, dio zee transport. van Groot-Britannië zijn gaan ka pen, geholpen door hun regeeringen, die er zonder gewetenswroeging liet geld der be lastingbetalers aan opofferden. Dergelijk protest moet thans als verouderd worden beschouwd. Engeland is ook begonnen zijn scheepvaart te subsidieeren, niet alleen door geld te geven voor no. 534, maar ook door iinancicelen steun loc te zeggen aan vracht- hopten in ongeregelde vaart, liet gaat den- zelfdcn kant op als met de tariefwetgeving cn de rechtvaardiging voor een politiek, die gcliocl in strijd is met gezonde economische inzichten, wordt, als bij dc tarief wetgeving, gezocht in de houding der buitenlanders, die niet hun gesubsidieerde scheepvaart dc Kngolsche booten van dc zeeën dreigden te drijven. Of de bescherming, welke de regeering aan dit voor Engeland zeer ze ker hoogst belangrijke bedrijf heeft toege zegd, alleen den vorm zal aannemen van rechlstreckschen financieel en stenn is twij felachtig. Indien zij te rade gaat met tic adviezen, welke haar gratis zijn verschaft door dc schccpvaartorganisaties van het land, dan zal zij dwangmaatregelen nemen om van buitenlanders tc cisehen, dat zij hun in Engeland ingevoerde handelswaar vervoeren in Britschc schepen en zal zij buitcnlandsche scheepvaart op Engeland verder treffen door extra hooge tarieven vast te stellen voor haven-faciliteiten enz. De concurrentie van Ncderlundsohc sche pen figureert herhaaldelijk in dc Britschc pere. Veel hartzeer is onlangs gewekt door mededeelingen in dc „Times", volgens wel ke twee Ncdcrlandschc schepen waren ge charterd om timmerhout uit Britech-Co- lumbia naar Engeland tc vervoeren. er- der is sedert lang een aanzienlijk deel van de kustvaart van Gro:t-Britannië, in het bizonder kolentransport van New-Castle ■naar Zuidelijke havens, in handen van Ne derlanders. Het verwijt, dat men hier te doen heeft met buiterilandsche gesubsidi eerde vaart, kan in dit geval niet gelden. Het zijn vecal kleine motorschepen, die zeer economisch worden geëxploiteerd. Ze zijn gewoonlijk dc cenige broodwinning, en geen slechte, van ondernemende schippers, die in hun gezinnen voldoende bemanning hebben. Op dit laatste is nog al sterk na druk gelegd in de beschouwingen van de Engelschc pers. Men had mogen verwach ten, dat zulk prijzenswaardig initiatief den lof zou hebben gekregen welken het ver dient en dat do basis, waarop deze kust vaart van Nederlanders rond Engeland plaats heeft, ten voorbeeld zou zijn gesteld aan het eigen zeevarend volk. Niets van dat alles. Dit was onduldbare concurrentie, welke men tegemoet moest treden door de vrachttarieven der Nederlandei's cn hun gebruik van Britschc havens te belasten. Engeland heeft overigens reden genoeg bezorgd te zijn over den toestand van zijn scheepvaart. Dc oude superioriteit is weg. Niet alleen op den Atlantischen Oceaan, maar on alle zeeën nemen meer en meer buitenlanders vracht- cn passagiersvaart van de Britten weg. Het aantal ongeregelde vrachtvaarders van Britschc nationaliteit is na den oorlog geleidelijk verminderd zoodat het thans tot de helft van vroeger is teruggebracht. Daarentegen is het aantal buitcnlandsche schepen in deze vaart met 33 toegenomen. Onlangs bekend gemaak te cijfers van dc Peninsular and Oriental Company vertellen, dat vrijwel dc Britsche scheepsruimte van alle klassen in de gan schc wereld dc laatste tien jaren met 21.000,000 ton is toegenomen, die van Groot- Britannië alleen met 300.000 ton is vermin derd. Zulke cijfers getuigen treffend van de verplaatsing van scheepsruimte van Brit sche vlag naar vlaggen van andere natio naliteit, welke zich dc laatste jaren heeft voorgedaan. Aangezien de scheepvaart voor Engeland een soort Achilleshiel is, laat zich wel begrijpen waarom men in dat land zoo ongerust is over dc verschijnselen. Vele zeehavens zijn verlaten. Harwich, eens een bloeiende haven, is uls do havens aan dc Zuiderzee een doodo stad gelijk geworden. Duizenden zeelieden in het land zijn werk loos. Eens groote scheepvaartmaatschap pijen zijn tcnondcr gegaan. Engeland schrijft het uitsluitend toe aan de gesub sidieerde concurrentie van Duitschland, Frankrijk, Italië, Japan en Amerika, die wat hun scheepvaart betreft, de winst- cn verlies-factoren eenvoudig niet doen gel den en die tezamen, volgens Engelsche cij fers, 30,000,000 per jaar op liun scheep vaart toeleggen. Een scheepvaartoorlog is aan den gang. cn dat in een tijd van alge meen inkrimpenden wereldhandel. Intus- sclien heeft Engeland althans een deel van zijn scliecpvaartruitcn zelf ingegooid met zijn nieuwe handelspolitiek, welke interna tionaal handclsvervocr nog meer beperkte dan reeds had plaats gehad onder den fnui-" kenden invloed van het economisch natio nalisme van andere landen. Of Engeland zijn scheepvaart zal kun nen redden door ook te gaan deelnemen aan de subsidie-politiek is aan den groot sten twijfel onderhevig. Ook in dit geval is redding slechts tc verwachten van inter nationale overeenkomsten, van een klaar besef, dat men terug behoort tc keeren van dc dwalingen zijner wegen cn nationale welvaart zal moeten zoeken in bevordering van wereldwelvaart. „Waren wij kinderen I" door Fré Doniisse. (Botterdam, Brusse). Dc uitroep, waaraan dit hoek zijn titel ontleent, heeft, een sarcastische beteekonis. Wanneer dc volwassen menschcn iit ang sten bn zorgen leven en door het leed wor den gekweld, dan verlangen zij terug naar het kinderland cn uiten dat verlangen ui de klacht: „Och, waren wij kinderen!" IIoc verkeerd wij ons eigen kindcr-vcrledcn zien dat wil dit boek bewijzen. De onbekom merdheid, dc blijheid van de jeugd, het is een illusie, welke niet beter is dan iedere andere illusie, misschien alleen maar in zóóver heter," dat de illusie der jeugd geen kans meer heeft, een begin van werkelijk heid lo worden en daardoor een desillusie tc verwekken. Van den waan, dat het kind, dc opgroeiende jonge menscli gelukkig is, geneest dit bock ons volkomen. Dc boeken van Fré Doinissic behooren, evenals die van Eva RacdtDc Canter, waarmee zo een sterke verwantschap vcr- tooncn tot dc literatuur der „bekente nissen". Boeken als deze, vormen één ononderbroken biecht; de schrijfsters ervan laten geen enkele plek van beur zielelcvcn onbelicht cn do lezer krijgt gelegenheid de levenswerkelijkheid van oen mensch le aanschouwen, onafhankelijk van dc mas kers cn leuzen, waarmee die levenswerke lijkheid in den regel wordt verhuld. Dit maakt ons rijker in mcnschenkennis en zelfcontrole. Het is mijn gewoonte, in deze. rubriek te pogen, aan dc lezers die een be sproken bock nog niet mochten hebben ge lezen. tegemoet le komen, door dc wcerea- vc van liet verhaal, dat in het bock w ordt ontwikkeld. Dat is, ten aanzien van „Waren wij kinderen" heel moeilijk Want, hoewel het boek vertellend en boeiend is geschreven, kan men hier niet van een eigenlijk ver haal sproken. Wij vinden hier geschetst dc jeugd van een meisje, in haar ontwikkeling van kind tot jonge vrouw, Agncs, dc dochter van cn architect. Het milieu, waarin hel kind op groeit draagt een rcchtzinnig-godsdienstig karakter, maar dat karakter blijkt vooral uit dc aan het kind opgelegde plicht des Zondags naar de kerk tc gaan, cn uit. een grondige dogmatische ontwikkeling. Van een sterke gebondenheid van het kind aan huiselijke tucht, van een nauwkeurige con trole op haar leven cn werken, blijkt veel minder dan men in dit milieu zou ver wachten. Overigens krijgen wij sterk den indruk dat de verstandelijke, theologische opleiding van dit meisje sterk wordt ge accentueerd, van een eigenlijke religieuze opvoeding, waarbij do waarden van den godsdienst worden aangewend voor de ver sterking van het ziclelcven van het kind, is nauwüjks sprake. Ik zou hier de aan dacht willen vestigen op een vaak voorko mend misverstand. Ik geloof inderdaad, dat Véle reélilziiiiiig'e opvoeders dc fout maken, dat zij het theologische moment achterstellen bij het rcligicusc, maar ik ge loof ook. dat deze ervaringen volkomen ten onrechte worden aangevoerd tegen dc rechtzinnige opvoeding als zoodanig. Want er is niets, dat den mensch meer kracht geeft in het leven dan religieus geloof. Ilier worden verwijlen die tegen sommige opvattingen der religieuze opvoeding kun nen worden geopperd, legen de goede kern in het gevecht gebracht. Maar gaan wij verder met de levens geschiedenis van Agncs. Agncs is een uitermate gevoelig cn onvast schepseltje. Zij deint met alle stroomingen van hel moderne leven mee is ze theosofe, dan weer socialistisch gezind dan voelt ze weer op eens voor de schoonheid van het ka- tholiscisme. Maar niets is vast, nicls is «ericus. Het is een zoeken en tasten naar allo kanten van een innerlijk onevenwich tig kind. En daar doorheen beweegt zich dan het sexueelc motief. Dit kind, dat niet van ooievaars-sprookjes gehoord heeft, maar dat ook in dc theorie van bloembcstuiving cn andere biologische uiteenzettingen geen enkel houvast heeft tegen den onbeken den, onvcrklaarbaren drang, die van haar vroegste kindzijn in haar woelt, blijft door haar ouders in datgene wat haar het meest vertroebelt, volkomen onbegrepen. Heel dit bock is één wanhopige roep om de Moe der, de Moeder die haar niets weet tc zeg gen als zij om raad vraagt, die haar al leen kan troosten door haar aanwezigheid, maar die van dc donkere worsteling van haar kind niets weet. En zoo dan leidt haar verhouding met een Jongen van haar school een verhouding van louter zinnclijkcn aard, tot tragische cn wanhopige conse quenties, en vinden wij (Agneg aan het einde van het bock alleen gesterkt door een vrouw, dio dc moeder verving. Dc onrust en de zwoele atmosfeer, die om Agncs ligt, vinden wij eigenlijk terug in allo kinderfiguren van liet bock. Als onze Iiollandsche jeugd zoo weinig frisch is cn zoo in zichzelf verward als dit bock ons doet gcloovcn, dan ziet het er droevig met haar uit, cn dan moet zij ook nameloos lijden door het onbegrepene in zichzelf. Wij geloovcn het niet. Maar wij gclooven wél, dat het eeuwige conflict tusschcn ouders en kinderen, het eeuwig misver stand, ook in dezen tijd met nieuwe op vattingen cn nieuwe methoden, zich onver zwakt gehandhaafd heeft. Het zou mis schien alleen opgelost kunnen worden, wanneer er geen „opvattingen" meer wer den gekoesterd, en geen „methoden" meer werden aangelegd. Deze waarheden heeft Fré Domissc voortreffelijk begrepen. Het kind zal. door de tijden heen, altijd zijn eigen strijd moeten strijden, cn wat het daarbij van ons, ouderen, vraagt, is niet do opvoeder (antiek of modern) óver hem, maar den mensch naast cn bij hem. Literair heeft Fré Domissc's boek uitne mende hoedanigheden. Het is uiterst sug gestief geschreven. De wrange sfeer, die het schept, hangt nog dagen in ons na. Onze lezers zullen uit de tweede fiimster-puzzle vermoedelijk wel dc Metro-Goldwyn-Mayer artisten: Helen Hayes, Wallace Beory, Stan Laurel en Oliver Hardy herkend hebben. Weet U ook welke filmster ren in bovenstaande legplaat, no. 3 van onze uit 6 stuks bestaande serie, verborgen zijn? Degenen, die ons alle 6 goede oplossingen opgeplakt tooncn, geven wij een surprise. LIL Onderzoek aangaande de licliaams* temperatuur der vogels. Over de afhankelijkheid van dc lichaams temperatuur der vogels van in- en uitwen dige factoren, hebben S. P. Baldwin en S. Gh. Kendeigh uitvoerige onderzoekingen in gesteld (gepubliceerd in de „Scient Publi cations of the Cleveland Museum of Nat Ilist.". III. 1932), waarbij in hoofdzaak het Amerikaanfiche Winterkoninkje1) als object gediend heeft. Over liet geheel bleek dc lichaamstempe ratuur tamelijk afwisselend tc zijn (dagc- lijksche schommelingen: 1°—2° C.), doch kon men als normale warmtegraad voor het mannetje 40.2° C. en voor het wijfje 40.G° C. vaststellen. In de allereerste plaats wordt dc lichaamstemperatuur door spierarbeid en psychische cmotic6 verhoogd; door rust cn honger verlaagd. In den broedtijd kon men geen stijging der temperatuur vast stellen; de broedende vogel had zelfs kort na, en kort vóór het verlaten van het nest een iets hoogere temperatuur dan gedu rende het stilzitten ou de eieren. Van bijzondere beteekenis zijn de ver houdingen hij dc neetjongen, die zoonis bekend aanvankelijk een veranderlijke lichaamswarmte bezitten. Tot aan het be gin van den 4en dag na het uitkomen komt de lichaamstemperatuur ongeveer met die van de lucht overeen. Dan treedt een snelle stijging van dc warmteproductie in, en van den 9en dag af ongeveer is dc vogel normaal warm bloedig Voor hitte zijn de tot 3 dagen toe oude jongen gevoeliger (4G.60 C. werkt bij het genoemde Winterkoninkje doodclijk), dan voor koude. Dc temperatuur der eieren iu het nest wisselt af tusschen 34° en 37° C.; waar schijnlijk zijn die schommelingen voor de ontwikkeling van het embryo 'gunstiger dan een constante temperatuur. Uitbreiding van het broedgebiod van de Huismusch naar het Noorden. In ..Bei ti a ge zur Fortplanzuiigshiologio der Vogel'' (1933) maakt H. Grote melding van waarnemingen, die onlangs door den Bus A Fcdjusohin betreffende de uitbrei-. ding van de. Huismusch aan de Moermans* kust gedaan zijn. Gebleken is o.a., dut die vogel pas in de allerlaatste jaren de kust van de IJszee bereikt heeft. In hot Moer man-gebied is de lluismu6cb het paard gevolgd, hetgeen F. uit de volgende gege* vens afleidt. In Alexandrowsk waren nog nimmer Huismusschen voorgekomen totdat daar in 1919 soldaten werden ingekwartierd. Met dc paarden en de fourage, die ze medci brachten, verschenen de eerste Huismus* schcn, die er bleven cn zich voortplantten. Toen na het einde van den Russischcn bur geroorlog net aantal paarden in genoemd stadje inkromp, verminderde eveneens het aantal Musschèn. Voorts zag F. in 1923 in Mocrmansk, waar men ook paarden hield, in Juli minstens 100 Huismussohen. In de visscherodorpen aan do Moerman*** kust, waar 'geen paarden waren, zag hij geen enkele MuscJi. Dergelijke waamemin-i gen zijn mede in Wcst-Sibcrië (Jenissci-ge- bied) gedaan. Zéér waarschijnlijk gaat de verspreiding van dc Huismusch naar het Noorden nog steeds voort. De Musschèn, die 'gedurende twee zomers en een winter op No va-Ze nu bla zijn gezien, zullen wel „verkenners*1 zijn. Zeker is liet, zegt Grote, dat de Huis* muscli, bij dc toenemende nederzettingen! van den mensch in arktische gebieden# haar broedgebied noordwaarts uitbreidt en bij haar voorwaarts rukken reeds lang de graanbouw-zóno achter zich heeft gelaten* A A. VAN PELT LECIIXER. Arnhem, Januari 1934. Troglodytes acdon VieilL-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 9