MOORD IN HET FILMATELIER
KEITJES
Als de zaak rust
werkt de
ADVERTENTIE
3 x plaatsen
voor f 1.-
Uitsluitend bij voor
uitbetaling.
Door
M. B. LINDSEN
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Het rood licht gloeide waarschuwend bo
ven de deur van atelier 4, er was opname.
Betrekkelijk -weinig menschen bevonden
zich in hei atelier, er werden vandaag en
kele scenes tusschen de twee hoofdrollen
gedraaid.
Het alelier was wonderlijk ruötig al6 men
even tevoren in het atelier 3 ernaast, was
geweest. Daar was men bezig met massa
opnamen.
Oorverdoovend geschal van muziek, lach.
roepen; het stelde voor: een bal masqué
Tweehonderd figuranten werkten eraan
mede.
In atelier 4 stond Louloi Cortcz in een
krans van verblindend licht. Ze droeg een
zéér apart en elegant wandelcostuuin en
een kleinen hoed waarvan de sluier tot aan
haa." lippen reikte. De lippen prevelden de
woorden van haar rol. Gedurende de scène
met haar partner Léon Helmo veranderde
ze weinig van plaats. Ze sprak met haar
diepe stem, op den ietwat gerekten loon, die
haar eigen was. Aan het einde van de 6cène
wendde ze zich loom verachtelijk om van
den jongen man, die haar trachtte te weer
houden en ging heen.
De scène werd eenige malen gerepeteerd
en daarna gedraaid. Het was de laatste
reeks opnamen. Louloi begaf zich daarna
met haar kleedster naar haar kamer, om
zich om te kleeden.
Er werden daarna nog een paar scènes
afgedraaid De regisseur beschouwde de ne
gatieven en liep plotseling naar de kleedka
mer van Louloi.
Hij klopte aan en zei: Ik moet die
scène nog eens draaien. In vijf minuten ben
je klaar.
De kleedster kwam naar buiten en vroeg
wat hij wenschte. Juffrouw Louloi moet
zich klaar maken, ze moet nog eens opko
men. Dat kan niet. Ze kleedt zich om naar
huis te gaan.
Dan kleedt ze zich maar weer aan, her
haalde de regisseur ongeduldig. In vijf mi
nuten is ze hier, begrepen?
En dan van toon veranderend: Louloi
kom nou, wees nou eens een schat, toon
wat je kunt. Alleen die laatste opnamen...
enkele woorden... ik reken op je, hoor.
Vijf minuten verliepen, tien minuten en
de regisseur wilde zich al vloekende naar
haar kamer begeven, toen Louloi verscheen.
Ze scheen uitermate 6lecht gestemd en
antwoordde niets op zijn verontschuldigen
de verklaring. Maar ze ging op haar aan
gewezen plaats staan. De kleedster met poe
der en poederdons, schmink etc. stond al
klaar, wanneer het mocht blijken, dat zo te
vlug opgemaakt was.
Het was een oude vrouw, met scherpe
donkere oogen. Ze gaf zich uit voor Spaan-
sche In hoeverre ze werkelijk een Spaan-
scho was, wist ze slechts weinig van haar
landstaal af. Ze sprak heel gebrekkig.
De 6cène werd gedraaid, daarna ging de
6ter heen en de regisseur, evenzoo haar
partner, gingen elk zijns weeg6.
Ze zei tegen haar kleedster: Ik ga nu
direct naar huisbreng mijn mantel
hierheenIk heb geen tijd meer om me
af te schminken... Ik ga nu direct weg...
Dal was het laatste wat men van haar
zag
Den volgenden morgen om zeven uur vond
een werkster, tot haar doodelijko ontstel
tenis het lijk van de actrice.
Een dolk stak in haar hart.
Ze droeg nog steeds het costuum, waarin
ze gefilmd had, zelfs den kleinen hoed rnet
de voile.
Wie vermoordde haar en wanneer? Vol
gens de verklaring van deh chauffeur was
ze gekleed zooals men haar dood liad ge
vonden, ingestapt met tie kleedster.
Halverwege had zij laten stoppen, bevolen
naar huis te rijden, en was zelf uitgestapt
met de oude vrouw. Mij verklaarde dat ze
zeer nerveus was. Ze dacht blijkbaar voort
durend aan iets en liet opeens stoppen zon
der t-en verklaring te geven.
Toen de taxi wegreed had ze nog gezegd:
Rij maar door, ik heb je vandaag niet meer
noodig.
Een andere taxi wenkend, terwijl ze ze
nuwachtig het adres van het filmatelier op
gaf.
De kleedster, evenwel bekend met haar
liefdesgrilien, was naar huis gegaan.
Het is te verwonderen dat de moord een
sensatie verbekte. Ten eerste was het een
uiterst geheimzinnig geval, len tweede gold
het hier een wereldberoemde vrouw.
Er werden verscheidene personen ver
dacht, o.a. ook den chauffeur, doch alles
leidde tot nihil.
Of er hier een sprake was van rooflust
dan wel wraak, alles bleef i^'^igelost. Het
taschje der vermoorde was 'verdwenen
evenals de kostbare juweelen, die zij dien
dag gedragen had. Anderen dachten echter
dat deze diefstal slechts de ware motieven
waren, dat hier een of andere jaloersche
vrouw in het spel was.
Hoi- het zij, de politic zocht tevergeefs
den moordenaar.
Twne menschen waren ontzettend ge
schokt door de misdaad. De kleedster en de
regisseur.
Dan Langley stond voor het éérst in zijn
leven voor een moeilijkheid, die hij niet om
ver kon gooien Wie wa6 de opvolgster van
deze vrouw? Hij ergerde zich aan het plot
selinge afbreken van de film. Hij wenschte
de film af te willen draaien, het lag aan
zijn natnur, om iets wat begonnen was óók
af te maken. Tenslotte besloot hij op jacht
te gaan naar een dubbelgangster.
Er bleken vrouwen genoeg te bestaan, die
gaarne deze plaats innemen wilden.
Een ervan leek treffend op haar, zoowel
loon als bewegingen.
Ze was nauwelijks 20 jaar oud.
Ze had bovendien véél meer tempera
ment dan Louloi bezeten had Dan Langley
kon tevreden zijn.
Hij kon zijn film afdraaien en het zou
dan meteen een sensatie geven, dat stond
vast. Een dubbelgangster van Louloi!
Op den dag dat de opnamen hervat zou
den worden, was iedereen zenuwachtig De
kleedster vroeg huilend of zij bij de nieuwe
ster, genaamd Lilian Rey, behulpzaam
mocht zijn bij schminken.
Het feit. dat zelfs de ster haar in haar
testament bedacht had, kon haar niet troos
ten.
Zoo hielp ze dus de nieuwe ster kleeden
en er was ietfs spookachtigs in voor allen,
die de laatste opnamen van Louloi hadden
meegemaakt, deze dubbelgangster van haar
lp hooren en te zien. Maar. het succes was
volkomen.
Weldra was de oude filmster Louloi Cor-
tez vergeten.
Men vond in het algemeen, dat ze véél
méé*- talent had dan Louloi.
Lilian was binnen een jaar beroemder,
dan welke filmster ook.
Zeker zou zij een paar jaar deze plaats
hebben behouden, als niet een gevatte kou
de plotseling een einde maakte aan haar
leven.
Ze stierf... binnen enkele dagen. Groote
droefenis heerschte alom
De wanhoop der oude kleedster was af
grijselijk. Ze wierp zich op de knieen, rukte
zich de haren uit het hoofd, wankelend
steunend op een stok 6tond ze bij het graf
Toen de kist zonk, slaakte ze een vreese
lijken kreet en zonk in elkaar.
Den volgenden morgen las men, dat de
oude vrouw zich van het leven beroofd had
Eenigcn tijd daarna ontmoette Léon Dan
Langley. In de pauze dineerden ze samun.
Allebei waren ze ernstig gestemd. Plotseling
zei Léon: „Ik weet wie de moord gedaan
heeft". Ik weet het niet of het je interesseu
ren zal, maar ik heb een vermoeden."
Dan staarde hem aan. Het was een op
vallende knappe man, die hem milÜoenen
had bezorgd.
Hoe weet jij dat? Hoe,... wie., is het
dan... kwam het hortende antwoord.
Hij 6tak een zijner onafscheidelijke siga
retten op alvorens hij van wal 6tak.
Herinner je je nog alles héél precies, hoe
alles liep? Ze werkten met een korte mid
dagpauzc van des morgens negen uur, tot
ongeveer 4 uur. Toen waren we uan Je
scène, waarin je Louloi op 6traat ontmoet
te, enkele woorden met je wisselde, en je
dan. ondanks de smeekbeden, verliet. Her
inner je?
Ze ging terug naar haar kleedkamer,
daarna draaiden we nog twee kleine scènes,
toen kwam ik tot de conclusie, dat dc op
name nog eenmaal gedraaid moest worden
Kan je me volgen? Ja, antwoordde de an
der afwezig.
Ik heb vaak gedacht, dat ze vlak daarna
vermoord moest zijn, maar we hebben ons
allemaal vergist. Ze werd daarvóór ver
moord.
Hoe is dat mogelijk.
Ze was vermoord toen ik in haar kamer
moest zijn, om te vragen, of ze nogmaals op
moest komen.
Maar jc wilt toch niet zeggen maar
dat is toch waanzin... Je wilt toch niet
niet zcegen, dat die vrouw haar heeft ver
moord?
Die arme, oude vrouw stak die dolk in
haar hart. Toen ik aanklopte had ze haar
vermoord Waarschijnlijk had ze er niet op
gerekend, dat Louloi zou worden terugge
roepen. doch het was niet in 6taat haar koel
bloedigheirl aan het wankelen te brengen
Maar wc hebben toch die tweede opname
gemaakt? vroeg ik wanhopig. Je wilt toch
niet beweren,... dat... dat...
Juist Dan, zei Léon, Louloi en Lilian zijn
evenbeelden.
Ze gelijken als twee druppels water.
Herinner je dat ze een sluier droeg die
haar gezicht wat bedekte? Dat ze slechte-
enkele woorden te zeggen had. en daarna
wegwande.de als een belectligde vorstin?
Komt je dat alles voor den geest, Dan? Her
inner je. en dat Loulofs dood den weg
opende naar roem en fabelachtige rijkdom
men voor een eerzuchtige, mooie, jonge
vrouw
Maar meen je dan dat Lilian...
Dan knikte.
Sinds de begrafenis heb ik me half gek
gepeinst. Toen ben ik op mijn centje «aan
onderzoeken. Lilian figureerde in atelier 3
vlak naast ons, op dienzelfden middag Er
waren 200 figuranten, haar verdwijninu
moet gelijk zijn geweest als een speld in
een hooiberg.
Ze was in de kleedkamer gekomen, trok
hét costuum aan, der vermoorde vrouw
evenzoo schoenen, hoed, kousen enz. Ge
makkelijk genoeg voor een kleedster, die te
voren al wist wat ze met die opname moest
dragen.
Natuurlijk zou ze dan een eindje meerij
den, daarna uitstappen en een andere taxi
aanvragen en teruggaan naar het atelier
Het is in één woord geniaal bedacht. Moe
die het verzonnen heeft. Ik bewonder haar.
Léon, zij. en die duivelsche oude vrouw.
Maar hoe ben je op de gedachten ge
komen?
Door de wanhoop der oude kleedster en
door den kreet dien zij slaakte, toen ze bij
het graf ineen 6tortte. Ik ken anderhalf
woord Spaansch en verstond dc woorden
Mijn kind. Het was haór dochter, Léon Ook
dat heb ik onderzocht. Deze moeder hield
van hóar kind, op een vernietigende, woes
te wijze. Om hóór rijk te maken, zette ze
alles op het spel. En toen het spel gewon
nen wps, kwam het noodlot en legde zijn
troef op tafel... Welk een scénario!
Léon staarde voor zicli uit
Arme Louloi, zei hij on voegde er niet
zonder bitterheid bij. Zoö verafgod en ver
wend... en dan. op afschuwelijke wijze ver
moord te zijn dit als in memoriam rnéi te
krijgen Wat een scénario.
(Nadruk verboden.)
De andere wereld, door M. II
zékely—Lulofs. (N. V. Uitge
vers-Maatschappij „Elsevier".)
De boeken van mevrouw Székely—Lulofs
zijn bij liet Nederlandschc publiek uiter
mate populair en, terecht. En het zijn niet
alleen de lezer, dc schrijfster en haar uit
gever, die daar blij om kunnen wezen, maar
dat kan ook do kritiek. Want het komt zoo
uitermate zelden voor, dat een bock. waar
het publiek in bijt- ook een boek is, dat
werkelijke schoonheid biedt. Dit nieuwste
werk vun mevrouw SczékelyLulofs geeft
het huwelijk te aanschouwen van wat de
algemeene lezer noemt: een gezellig boek
en wat de algemeene kritikus noemt: een
goed boek Het boek is boeiend geschreven
enwal onze vaderlandschc lezer zoo
graag wil men kan er mee „bezig" zijn.
men kan zich in zijn situaties en zijn be
schrijvingen verdiepen en verdroomen, het
is zoo suggestief geschreven, dat het ons
terstond onttrekt aan de ons onmiddellijk
omgevende werkelijkheid.
Ja, suggestief is dit verhaal van Székely—
Lulofs in alle momenten van zijn ontwikke
ling. mevrouw Székely—Lulofs verflauwt
als vertelster nooit, en ze houdt haar typee-
ringen tot het laatste toe vol, zonder ze te
chargeeren.
Het werk van mevrouw Székely—Lulofs
houdt zich ver uit dc buurt van het moder
ne literatuurgenre. Het is zuiver impressio
nisme, maar het is al6 impressionistisch
kunstwerk zoo sterk en zoo gaaf, dat wij
nauwlijk6 een ander boek van tcgemvoor
dig kennen, dat als impressionistisch kunst
werk dit bock van mevrouw Székely over
treft.
Wij willen dat onze lezers zelf laten bc
oordcelcn, door een citaat. Het citaat geeft
de beschrijving der gevoelens van een zee
ziek rnan, die in zijn kajuit ligt, godurepde
een 6torm:
„Al drie dagen lag hij nu zoo. In die drie
dagen was liet hoe langer hoe erger ge
worden. Donderende stortzeeèn sloegen
over het schip Kokende watervallen bruis
ten van het sloependek langs de smalle,
ijzeren trappen omlaag. Brullend raasde de
wind, rukte aan mast en touwwerk, ram
melde aan kettingen en deuren, floot door
het klapperend zeildoek. Reusstcrke golven
hieven het krakende, steunende schip op
om liet weer neer te smakken in een afgrond
diepe watervallei; waarin het een oogen
blik dreigde onder te gaan tot het met
krakende machinegeluiden en bonkende
schroefslag, knersend, trillend en rillend
weer opdook. Zenuwachtig tingelden belle
tjes. Geschreeuwde woordstukken vielen
door andere dolle geluiden heen. Glazen,
flesschen braken met snerpend gekletter
van scherven en soms dreunde een groot
n zwaar ding neer. Niemand wist, wat het
geweest was. Niemand bekommerde er zich
om. Ook Pieter niet Hij lag daar, zijn voor
hoofd in afschuw gerimpeld, en drukte zijn
maag neer. Hij had het dwaze idee, dat hij
zóó de walging weg kon houden, die rnet
elke zwenking van het schip naar zijn slok
darm deinde. Wanhopig voelde hij, hoe alle
geluiden duizendvoudig door zijn afgemar
telde hersens dreunden.
Bong9, bongs, bongs... Reutelend sloeg
de «chroef in do lucht. Een rilling sidderde
door het scheepslichaam cn dan begon het
Ie duiken... Hoeiiü! Het dook... dook...
waarheen?... waarheen?... naar bet mid
delpunt van do aarde heelemaal? of
dóór do aarde heen. ergens in het heelal?
Het dook... dook... en boven de sloe
pen sloeg het schuim uiteen en vlokte tegen
de mast en de schoorsteenpijp. Pieter ver
zonk in een zwarte afgrond, hij zonk... en
zonk... tot zijn maag omhoog kwam; hij
krampte zijn zakdoek vast, verzette zich
nog even... steunend, rillend... o. God...
o, Goden hij boog zich al over het kar
lonnen bakje, dat steeds weer nieuw en
verwisseld voor hem klaar hing. Zweet
dropte op zijn voorhoofd. Schokkende
krampen trokken zijn leeg lijf samen. Dan
werd het even stil. Hij viel uitgeput terug
op zijn kussen, het keiharde kussen van de
Nord Deulscher I.loyd. Mittelklasse en een
doodelijke afgematheid .weerde een secon
Ie alle besef. Het was, of ook het schip
een moment uitrustte. In dit moment keek
Pieter naar patrijspoort. En nèt, toen hij
keek, smakte een lichtgroene waterhoos te
«cn het glas cn maakte een seconde de
heele hut donker. Bongs! Bongs! Bongs!
Weer de reutelende schroef. Weer do ril
'ingen, die zijn hersens te pletter sloegen
binnen in zijn schedel. Hij greep naar zijn
hoofd. God... o, God... heb erbarmen' Hij
kneep zijn oogen stijf dicht. Hij trachtte
zich te verzetten legen allé beweging. Maar
daar ging liet weer. Duiken... duiken...
duiken... God... mijn hoofd., mijn maag
do waschkom... nee... het bakje...
rinling-ting-tingwat was er? vergingen
ze nü?... ging het schip onder... kwam
het niet meer boven?... Rengs, kletter,
kletter, boengs... bom' Ze vergingen. De
reddingsgordel? waar?... hoe? O,
God... do waschkom... Krampen. Stilte.
Gebed- O, God, laat het uit zijn.. God ik
smeek U... ik kan niet... ik hou het niet
meer uit... Donkcro ringen omkringden
zijn oogen Zelfs de lijnen op zijn gezicht
hadden hun schaduwen. De deur werd
opengedaan. Dc hutsteward tuimelde bin
nen. Stond groenbleek en wankelend tegen
de deurpost. Wapperde vaag met een kaart.
„Menu..." wrong het uit zijn mond en
hij sloot een moment zijn oogenWiin
schen Sic.... BratkarloffelnBack-
hu hn
„Nieks!" kreundo Pieter.
„Kompott... Kremtortc hakkelde de
steward manbaftfig maar met afgrijzen.
„Nieks", fluister Pieter met hetzelfde af
grijzen en keerde zijn gezicht naar de
muur".
Zoo suggestief is dit boek bijna overal.
Men „ruikt" er Indie in. De schrijfster is
niet een bekwaam au trice, die zoo nu cn
dan haar sterke momenten beeft, neen, al
tijd is ze helder en scherp en beschikt ze
over de intuïtie, om de sfeer der dingen te
begrijpen.
De vraag kan worden gesteld, of zij in
haar karakterbeschrijvingen even gelukkig
is als in hare „sfeer" weergevende praesta»
lies. Wij hebben daartoe eerst aan onze le
zers, die waarschijnlijk hot kersvers ver
schenen boek nog niet kennen, een kort
overzicht te geven van den inhoud.
De hoofdpersoon is een zekere Pieter Bot,
een Amsterdamsche burgerjongen, kind uit
een armoedig gezin. IIij wil zich ontworste
len aan de behoeftige omgeving, waarin hij
thuis vertoeft, en trekt als planter naar
Indië Daar kan hij oogen cn ooren niet gc-
looycn. In Holland is hij de minderwaar
dige, armoedige slappeling, onbeduidend in
de hoogste male, door iedereen uitgeschol
den, en in een hoek geduwd. Maar in Inüë
is hij de „blanke" heersclicr over legioenen
van koelies, „toewan". Daar bestaat de
kans om rijk te worden, geld te verdienen
geld, veel geld, waar toch alles om draait!
En langzaam wordt de droom voor den Am
sterdamschen burgerjongen verwezenlijkt
en in die „andere wereld" van eeuwig groe
ne boomen en bruine menschen, ziet Pieter
Pot een nieuwe wereld van luxe en rijkdom
voor zich opdoemen. Zooals zoo vele blanke
vrijgezellen neemt Pieter een njai, een In
landsche huishoudster, cn deze eenvoudige
bruine vrouw is de eerste in de wereld, die-
den onbeduidenden schuwen burgerjongen
met liefde en toewijding dient.
Pieter maakt promotie, zijn verdiensten
nemen toe en alë hij na vele jaren met
verlof naar Holland terugkeert, heeft hij
een behoorlijk banksaldo. En hij trouwt rnet
een jonge, vlotte blanke vrouw, die niet
Natuur en Mensch.
De nieuwe jaargang van Natuur en
Mensch opent met een bijdrage van Jos.
van Limbergen getiteld: Hoe men vroeger
de aarde voorstelde. Dc illustraties daar
bij geven een aardigen kijk op de gedach-
tcnwereld in het grijze verleden.
H. W. Duyvendak verhaa't aardige din
gen over den Paradijsvogel, terwijl H. K.
bij een mooie illustratie de palmen aan de
tropische stianden bespreekt.
F. Mees vervolgt ziju artikelenreeks over
Papieronderzoek, Dr. H. A. A. van der Lek
bespreekt de z.g. Duizendjarige Den bij
\rr.hem, een leeftijdsschattig, die nogal
aanvechtbnr lijkt.
S. Snoyf vestigt de aandacht op de elec-
tro-hydraulische stuunnachine, 'waarbij
eenige zeer belangwekkende teekeningen
gevoegd zijn
Dr. Kamerlings vlotte pen begint een se
rie artikelen, getiteld Kolonisatie als we
reldprobleem en als nationale noodzaak, 'n
onderwerp waarin hij inderdaad veel te
vertellen heeft.
Ten slotte blijkt een aj>art rubriekje:
„Mensch en dierbegonnen te zijn, waarin
het misbruiK van de menschelijke kennis
over de dierenwereld zeer gevoelig wordt
weergegeven in het artikeltje „Arme moe-
der".
De Watersport.
Dc nieuwe (23ste) jaargang staat in het
leeken van verleden cn toekomst, omdat
het heden de watersporters belet hun
krachten in te spannen op het zilte nat.
Dat verleden slaat op bet afgeloopen
jaar. dat veel reden tot tevredenheid gaf,
do toekomst op hot a.s. zomerseizoen,
waarvan als liet kan nog meerdere ont
plooiing van onze zeilers, roeiers en mo-
lorbootvaarders wordt verwacht. De
lijst van Wereld-records is dan ook opge
nomen, om de raceijmotorboot-bezitters in
ons land te doen zien, hoe ver men in het
buitenland het al gebracht heeft, ter na
volging.
Talrijke zeer fraaie opnamen verluchten
weer het geheel en houden de belangstel
ling gaande, waaraan de scheepsbouwers
onvermoeid meedoen.
dient, maar gediend wil worden, die niet
geeft, maar vraagt. Op treffende wijze roert
de schrijfster hier het conflict tusschen de
blanke en de bruine vrouw aan. Zonder een
woord een klacht te uiten, gaat de laatste,
na vele jaren van toewijding heen, de kam
pong in, met het kind, dat zij den blanken,
man heeft mogen schenken. En de nieuwe
meesteres neemt haar plaats in.
In Holland echter schenkt zijn vele geld
Pieter niet het geluk, dat hij zich gedroomd
heeft. Hij blijft de onbeduidende burgerjon
gen, steeds achteraan, in een hoek geduwd.
Tijdens zijn verlof neemt de crisis in veri
snelde mate toe. Niet alleen smelt zijn kapi
taal weg, maar op een kwaden ochtend
vindt Pieter zijn ontslagbrief in de bus. En
wanneer zijn vrouw hem zijn ongeluk ver
wijt, en hem bekent, dat zij hem alleen om
het geld getrouwd heeft, breekt er iets in
Pieter. Hij gaat heen, verdoofd onder deze
slageD en instinctmatig wordt hij, de mis
lukte gedreven naar de eenige mensch, die
werkelijk goed voor hem geweest is; hij
gaat weer terug naar zijn Inlandsche vrouw
met hun kind. En daar. in de kampong,
waar hij geheel gedeclasseerd is, maar voor
de inlanders dc „toewan" blijft, leert Pieter
inzien, dat er nog „een andere wereld" be
staat, waarin het op gcldverdienen niet
aankomt, maar waarin naar anderen maat
staf gemeten wordt; daar, in de kampong,
leert Pieter de waarheid inzien van het:
„wat baat u 's werelds gewin, zoo gij lijdt
6chade aan uwe ziel!"
De psychologische taak, die dc schrijfster
zich heeft gesteld is niet zwaar geweest. Zij
beoogde ons een karakterschets te geven
van uitermate eenvoudige menschen. Men
behoeft slechts de planterswereld met haar
wel cn wee, met haar deugden en gebreken
door en door te kennen (zooals de schrijf
ster doet), om op dat sociologisch fond, de
verschillende afzonderlijke, maar alle in
wezen verwante karakters te boetseeren. Al
dc eigenaardigheden van deze planters zijn
zoo weinig individueel-psvcholoeisch, dat
kennis van het 6ociale wezen dat ze alle
vertegenwoordigen voldoende i6 om een be
hoorlijke karakterologie te effectueeren. Ook
de psychologie der hoofdfiguren is bij deze
schrijfster uiterst simplistisch. Maar dit
vormt volstrekt geen afkeuring van het
boek Integendeel; juist dc psychologische
^ïmhlïciteit harer gegevens maakte het
haar mogelijk een idee te verwezenlijken,
welker verwezenlijking tot dc edelste taak
behoort der literatuur. Dit is een boek,
waarin de Deernis gestalte kreeg. En omdat
die gestalte zoo duidelijk is, kunnen wij er
«een kennis van nemen zonder diepe ont
roering.
Dr. P. H. RITTER Jr. j