SE ONS SUCCES IS UW SUCCES STOOMWASSCHERIJ DE KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HULSKO N KOFFIE PETER HEEFT EEN NIEUWE BROEK! DE KATJES MACHINALE OPMAAKWASCH KASTKLAAR KRAAKHELDER ©GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 61 De beste koffie. Hulsko's Seinkoffiekost nu 25 ct. per pond I Hulsko heeft één soort: het beste! In gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Uw Winkelier! DE KOFFIE WAAR PIT IN ZITf Met z'n blonde baren wapperend in den wind en allebei z'n kleine handen in z'n broekzakken, stapte Peter de laan uit. Pe ter zong een vroolijk wijsje en z'n stevige beentjos marcheerden op de maat van het lustige deuntje. Peter was in z'n nopjes, och, alles werkte er ook toe rnee: de late herfstzon scheen nog zoo heerlijk warm, dat het volop zomer leek en dan, Peter moest er telkens naar kijken. Peter moest er zoo nu en dan even over heen aaien, Peter was zoo vroolijk en gelukkig, omdat hij vandaag z'n nieuwe broek had mogen aantrekken. Een prachtige broek van zach te stof: „fluweel" noemde moeder het, waar Peter o zoo trotsch op was. Zoo héél veel broeken had Peter tot nu toe nog niet gedragen en meestal waren het afdankertjes van z'n oudere broertje geweest, maar verleden week was Peter vijf jaar geworden en toen had moeder voor hem een prachtige broek gemaakt. Een nieuwe, oen spik splinternieuwe broek voor Peter, die z'n broertje nog nooit ge dragen had, neen Peter mocht do fijne nieuwe broek het eerste aan! Vandaag! Of Peter trotsch en blij was! „Zul jc er een beetje netjes op zijn?" bad moeder gevraagd, vóór Peters ongeduldige voetjes de deur uitgestapt waren. „Denk er om, Peter, niet overal in gaan zitten en nergens opklauteren, hoor! Anders is het moois zóó van je nieuwe broek nf!" Met z'n grooie, blauwe kijkers bad Pe ter haar geruststellend aangekeken, ter wijl z'n handje voorzichtig even over hot fiuweelen broekje streek. „Nee moesje, ik zal wel oppasen, hoor, dio broek is véél te fijn!" had hij gezegd. En moeder had Peter goedendag gekust en Petertje was een eindje de laan doorgeloopen, zooals hij wel meer deed. Steeds verder droegen z'n kwieke been tjes hem. 't Was ook maar niet fijn: zulk prachtig weer en zoo'n mooie, nieuwe broek. Ilé, wat was hij toch zacht, als jo er langs streek; net moeders wang. die hij ook wel eens aaide, als hij een onkelc maal bij moeder op schoot zat. Maar dat gebeurde niet zoo vaak hoor, jongens van vijjf jaar zitten niet zoo dikwijls bij moeder op schoot, alleen als ze zich eens bezeerd hebben en er getroost moet worden! Vroolijk stapte Peter verder: hij mocht wel een eindje wandelen, niet te ver na tuurlijk. de laan heclemaal uit, tot bij het grootc bosch. Dan keerde hij meestal om en liep dcnzelfden weg terug, tot waar hij woonde. Auto's redon er zoo goed als nooit en de enkele fiets, die wel eens lang9 kwam, daar paste Petertje wel voor op. Hij was immers al vijf jaar! Wat was er veel te zien langs den weg Overal lagen kastanjes en eikels onder de hoornen en toen Peter zo zag, moest hij zc natuurlijk oprapen en er z'n zakken mee vullen. Peter wist wel, wat hij met al die eikels doen zou; een eindje verder, opzij van de laan, stond een boerderij en daar liepen op het grasland varkens; twee groo tc varkens en wel zes kleine biggetjes! Als Peter er langs kwam, moest hij altijd everi blijven staan om er naar te kijken, zóó leuk vond bij zc! En vandaag kregen ze eikels, daar hielden ze immers zooveel van, Peter zou ze eens echt verwennen vandaag'! En met dat prettige vooruitzicht holde Peter verder, tot hij weldra voor hot grasland stond. Hé, wat jammer, de varkens warén er vandaag niet! Teleurgesteld voelde Pe ter de eikels in z'n broekzak bollen. Wat vervelend, nu had hij zooveel eikels en kon hij zo niet eens geven. Plotseling za, hij ze, in de verte achter een afrastering. Peter riep ze. maar de varkens keken zelfs niet op en bleven rustig knorren en wroe ten. Peter dacht na; wat zou hij doen, ver der gaan of probeeren even bij do var kens te komen? Erg moeilijk zou het niet zijn, alleen dat éénc hokje overkluuteren en dan was hij er! Zou hij het doen? Kom, er kon toch niets ebeuron! Metéén pakte hij het hekje al beet en klauterden z'n kleine voeten legen do latten Z'n ééne boon was er al overheen, nu nog het an derc; vlug wilde Peter zich laten zakken, maar o weet, wat was dat? Ilij zat vast, z'n broekje was aan een punt van hot hek blijven haken! Peter schrok er echt van. Z'n broek, z'n nieuwe broek, hoe kon hij ook zoo dom zijn, die een oogenblik te ver poten! Wat nu? Hij kon toch zoo niet blij ven hangen. Ilij werd er zoo moe van! Alle aardigheid, de varkens eikels te gaan voeren, was or plotseling af. Ilij probeer de weer terug te slappen, 't werd ccn ge- ruk en getrek tot eensklaps, na nog een stevigen ruk, liet broekje losliet en Peter met ccn bons in het gras langs den weg rolde. Even bleef hij liggen, toen krabbelde hij overeind. Ilij had zich niot bezeerd, het lick was niet hoog en het gras nogal zacht geweest; maar toen Peter met z'n belde handjes zich het zand en de grassprietjes van z'n nieuwe broek afsloeg, toen be merkte hij tot z'n grootcn schrik, dat er een gat in zat. In de mooie nieuwe broek zat ccn winkelhaak! Vanvoren, ccn eindje hoven de knie. daar hing een driehoekje fluweel verdrietig naar beneden. O, o, wat was dat naar, van schrik begon Peter te builen. Z'n mooie nieuwe broek wa9 stuk, wat zou moesje zeggen? Hij had haar daar straks toch beloofd, er goed op te zullen passen! Wat zou moesje boos zijn Een poosje bleef Peter snikken, toen be daarde bij wat en overlegde, wat te doen. Naar buis gaan inct z'n gescheurde broek durfde hij niet, neen hij zou projjeeren, of hij niet iemand vinden kon, die z'n broek je wilde maken. Maar ie? Verdrietig be sloot hij een eindje het bosch in te loopcn, misschien en eensklaps verhelderde Pe ters gezicht weer ccn beetje kwam hij wel een kabouter tegen, die hem helpen wilde! Moesje had ben) immers zoo vaak verteld of voorgelezen van kabouters, die de mcnschen zoo lief hielpen. Misschien, misschien kwam hij er wel eentje tegen; hij zou maar goed uitkijken! Tusschen de struiken cn daar, waar paddenstoelen stonden, woonden ze meestal! En ccn beet je getroost keek Peter overal rond, bij gluurde achter dc boomen cn keek tusschen de struiken cn soms, als hij ducht een ka boutermutsje te zien. holde hij er op af, maar altijd was het iets anders; een mooi gekleurd herfstblad of ccn lichte padden stoel. En toen Petertje oen poosje gedwaald luid cn er nog steeds geen kaboutertje te zicil was, werd hij toch weer zoo verdrie tig! Bedroefd ging hij op het zachte mos zitten en bekeek z'n gescheurde broekje. Met z'n kleine vingertjes, probeerde hij het lapje weer netjes op .«Ie gescheurde plek te léggen en z'n handje streek de rafeltjes glad. Als hij zitten blééf, was het net, of het gat dicht was, maar zoodra Peter zich even bewoog of opslpnd, \iel het drie hoekje fluweel wc-er naftr beneden en kwarn de witte plek van dc voering te zien. 't Was een naar geval! Nu bemerkte Peter ook, dat bij al een aardig poosje van huis moest zijn. Z'n maagje begon te jeuken cn och, wat was hij moe! O, waarom kwam er dan ook geen kaboutertje om hem te helpen! Ilij kon toch zoo niet bij z'n moesje komen, moesje, die zoo hard genaaid had om de broek netjes voor hem te maken! Neen, -Petertje dorst het niet. En eindelijk viel Peter in slaap. 11 ij was nog maar ccn klei ne jongen cn dc lange wandeling cn z'n verdriet hadden hem slaperig gemaakt. Arme Peter, zou er dan niemand hem hel pen? Kwam er dan geen kaboutertje? Neen, een kabouter kwam er niet, maar wel iemand anders! Er klonken zachte voet stappen op het mos en ccn dame kwam nader. Toen ze Peter bemerkte, bleef ze verbaasd staan cn bukte zich om den sla peilden Peter te bekijken. IIoc kwam dat kleine baasje zoo alleen in 't bosch? Zacht schudde ze z'n arm even hoon cn weer en slaperig opende Peter z'n oogen, maar toen hij liet vreemde gezicht zag en be merkte, dat hij niet thuis in z'n ibedje lag, begen z'n lip weer verdacht te trillen en nu w ist hij hel op eens weer: z'n broek je, z'n nieuwe broekje was gescheurd! En z'n tranen begonnen opnieuw ic stroomen. „Vertel nu eens, jongetje, waarom huil je zoo? Misschien kan ik jc helpen!" vroeg de dame. Zc had een lieve, zachte stem en eensklaps hield Peter op met huilen cn keek do dame hoopvol aan. Zou dit mis schien een foe zijn, een goede tooveiTce, van wie z'n moesje hem wel ccps ver teld had? Onderzoekend keek hij haar aan. Ja, zc moest het beslist zijn, zc lachte zoo vriendelijk cn zo had hem immers ge vraagd, of ze hem helpen kon. Natuurlijk was het ccn tcovcrfec! En Peters angst was heclemaal weg; vertrouwelijk keek hij haar aan en vertelde, wat er met z'n mooie nicu we broek gebeurd was en dat hij niet naar huis wilde gaan, omdat* hij z'n moedertje beloofd had, goed op te passen cn er toch een scheur in z'n broekje gekomen was. „Kijk maar!" zei bij, „zóo'n scheur! Zou u bet weer heel voor me kunnen maken?" Stil had dc dame naar Peter geluisterd; nu zei zc: „Ik zal het probeeren, Petertje, cn dan moet je vlug naar huis, anders is jc moesje vast ongerust!" En toen nam de dame uit haar taschjc een naald met langen draad cn voorzich tig met keurige steekjes, naaide ze don winkelhaak dicht. Doodstil zat Peter er naar te kijken. „Stil zitten blijven!" had de tooverfee ge zegd, „anders prik ik Jc, hoor!" cn Peter keek toe cn hoe kleiner de scheur werd, des te vroolijker werd z'n hartje. Heerlijk was liet, dat die lieve tooverfee hem hielp! Nu zou moeder immers niet boos op hem zijn. En toen het klaar was en Peter op stond, was er van dc scheur niets meer te zien en zelfs, toen hij even sprong, viel het driehoekje fluweel niet meer naar be neden „Dat was echt loovcrcn!" overlegde Pe ter bij zich zelf. Dankbaar keek hij de darpc aan. Toen.stak hij verlegen z'n kleine hand uit. ..Dank u wel, lieve fee!" Lachend nam dc dame het kleine handje. „Ik bréng je wel even het bosch door tot bij de laan, zei ze, „en dan loop jij maar zoo \lug jc kunt naar huis, hoor baasje. Maar in 't vervolg een beetje voorzichti ger zijn en niet meer op hekjes klauteren!" Peter beloofde het en (oen zc aan de laan kwamen, nam hij afscheid van haar. Op een holletje liep hij de laan in, zich nu cn dan nog even omdraaiend om de fee goedendag 1c wuiven. Peter wist het wel: feeén kwamen niet op den weg, die bleven in liet bosch! Nu was ze verdwenen cn zoo vlug hij kon, holde Peter naar huis. Hij rende precies in de uitgespreide armen \an z'n vader, die hem al een hcele poos liep to zoeken. En toen vader hem had opgepakt cn ge kust cn naar moeder had gedragen, die ook al in de laan liep. was Peter wit blij, dat hij eindelijk weer thuis was. „Peter, waar ben jc geweest?" vroeg moe der cn Peter zag, dat twee tranen uit haar lieve oogen rolden. „M'n Petertje, ik was zoo ongerust!" En toen hij eindelijk bij moeder op schoot zat cn zoo heerlijk als een kleine jongen tegen haar aanleunde, verleide Peter z'n avonturen. Nu de tooverfee de scheur zoo netjes gemaakt, had, zou moeder wel niel boos meer zijn! En moedertje was niet boos, stevig druk te ze Peter togen zich aan en zei: „Wat ccn lie\c fee was dat, Peter! Maar zul je voortaan niet meer alleen in 't bosch gaan? Ik was zóó ongerust!" Peter beloofde liet en ook, dat hij zou zorgen, dat er geen scheuren meer in z'n mooie broek kwamen! En 's nachts in z'n bedje droomde Peter van kabouters cn lieve feeën, maar dc al lerliefste was toch degene, die z'n broekje zoo keurig gemaakt had! RO. FRANKFORT- WERKENDAM. (Nadruk verboden). Miczcmauter had twee kleintjes. Een ervan was hagelwit, Doch het droeg vier donk're schoentjes: Voetjes waren zwart als git. 't Ander was een aardig bontje, 'n Vlekje hier, een vlekje daar. Maar dat zij het mooist der twee was, Werd het witje ras gewaar. 't Kleine ding werd trotsch cn nukkig Op een keer, toen 't bontje vroeg: „Willen wij wat samen spelen?" „Neen, jc bent niet mooi genoeg!" Was toen 't antwoord van het witje. Waarbij het, dat was toch laf! Met haar rechtervoorpoot 't broertje, Nog een valsche krabbel gaf. Maar toen MocUcr-pocs dit hoorde, Werd die allervrces'lijkst kwaad. „Denk jc, dat ik wil, jou stouterd, Riep zij, „dat jij 't broertje slüat?" En zij haalde voor het bontje Toen een muizeboutje gauw. Doch ccn fermen tik kreeg 't witje: „Ddar, zei Moes, „dat is voor jou!" „Auw, mauw, miauw!" TINE B. W. (Nadruk verboden.) door C. E. DE LILLE IIOGERW AARD Koning Winter kwam uit 't Oosten En bracht felle koude inec. 'ii Snceuwmuts zat hem over d'oorcn. Weet je, wat dat heerschap dcc'? Met zijn kouden ndem blies hij 't Water dicht in ééncn nacht. Aan zijn ijsbaard hingen kegels. En dc witte Koning dacht: - 'U Zal de mcnschen laten weten, Dat ik er cn óf! weer ben! - Stellig is de jeugd dan vroolijk, Denk maar, dat 'k m'n volkje kenl 'n Sneeuwpop maken, ballen gooien, IJspret is het, waar ik kom. Laat het dus maar Winter wezen; Winterpret is steeds gauw oml Kinderen, geniet maar heerlijk. Straks vertrek ik weer uit 't land En dan wuif ik nog al9 afscheid Met mijn wit-besnoeuwde hand. (Nadruk verboden.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15