Nu de kunst regeeringszaak is
KEITJES
Als de zaak rust
werkt de
ADVERTENTIE
3 x plaatsen
voor f 1."
Uitsluitend bij voor
uitbetaling.
HET ZUIVERINGSPROCES
IN GANG
LETTERKUNDIGE KRONIEK
UIT BERLIJN
vJoodsch" en Jazzverbannen
„Hoe staat het tegenwoordig met theater
en concert, huismuziek en kunst in het al
gemeen in het zoogenaamde nieuwe
Duitschland?" vroeg mij onlangs een bezoe
ker uit Nederland, voor wien ik een kort
programma van „vermakelijkheden" opstel
de.
Het antwoord, dat ik hem gaf, komt on
geveer op het volgende neer:
In kort bestek deze zoo algemeen gestelde
vraag to beantwoorden is nauwelijks doen
lijk. Maar ik wil gaarne een poging doen
om heel in 't algemeen eenige toelichtin
gen te geven.
Het nieuwe regime in Duitschland doet
wel heel erg flink, en presteert op velerlei
gebied ook wel het noodige, dat eerlijk be
wondering afdwingt. Maar de reorganisatie
bet nieuwe scheppen of de restauratie van
wat men bijna middeleeuwsch zou kunnen
noemen ik denk hier vooral aan net
herstelde gildewezen onder nieuwo namen
is zoo omvangrijk, zoo bewust alles om
vattend en zoo gewild-revolutionnair, dat
het nauwelijks te vermijden was, dat een
te veel en daardoor een groote mate van
onoverzichtelijkheid, ondoorwerktheid, on
afheid en voorloopigo verwarring het ge-
volg zou zijn.
Dat beteekent nog volstrekt niet, dat vele
nieuwe maatregelen nu reeds als mislukt
te beschouwen zijn, maar hoogstens, dat
zulke nieuwigheden, nieuwe of opgegraven
ideeën makkelijker aan de schrijftafel uit
te denken, dan in de praktijk door te vop-
ren zijn.
Het behoeft geen betoog, dat het nieuwe
Duitse he régime een zuiver-Duitsche kunst
in eere herstellen wil. Dat brengt al dade
lijk met zich, dat men zich gedrongen je
voeld heeft, alle vreemde-rasinvloeden te
verdringen, voor zoover dat natuur.ijk
practisch m zoo korten tijd doorvoerbaar
was. Dit „zuiveringsproces" richtte zich na
tuurüjk in de eerste plaats legen allen v\at
joodsch is. Maar niet uitsluitend tegen
joodsche kunstverschijnselen. Zoo kwam
bijv. al spoedig een actie tegen de zooge
naamde niggcr-muziek, tegen de „Jazz"
tegen liet moderne dans-rhythme, zoodat
do honderden, ja duizenden kleine salon-
orkesten, die zich dc laatste jaren of uit
sluitend óf voor een deel van hun program
ma's naar deze „jazz" georiënteerd hadden,
nu plotseling tot de productie van vóór den
oorlog moesten terugkeeren en nog de noo
digc militaire marschen en volksliederen,
naast haast vergeten potpourri's en „salon
stukken" ir. studie moesten nemen. Van het
vaak wat triest en beschimmeld resultaat
van een en ander konden we dagelijks in
alle Duit6che radio-zenders kennis nemen
Het heeft vele werkelijke kunstgenieters
ten slotte tot wanhoop gebracht. Maar het
dient erkend, dat ook hoogstaande artis
tiek-aangeiegde mannen van het nieuwe re
gime van die overdrijving naar de andere
zijde genoeg kregen, zoodat we tegenwoor
dig zelfs allerhoogste kunst in den vorm
bijv. van een eyclu6 van alle groote Beet-
hoven-meester\v«-rken in de radio te genie
ten krijgen, en de vroolijkc Amerikaansche
dansmuziek zoowel in den luidspreker als
in de restaurants-met-strijkje tot op zekere
hoogte in eere hersteld zijn.
Een concessie aan het theoretisch pro
gramma is echter ook op dit speciale ge
bied gebleven. Dc geexalteerde Jazz-dansen
zijn in Duitschland geen mode meer. Dc of
ficieele dansmeesters doen wanhopige po
gingen om de wals, den „Rheinlander",
oude quadrilles en talloozo volksdansen in
gang te doen vinden. Voorloopig met bitter
weinig resultaat Het Jazz-rhythmc bleek
niet alleen meeslcepend, maar ook op de
massa berekend Het vroeg slechts naar een
zekere vastheid van maatgevoel. Dc oude
dansen daarentegen verlangden en verlan
gen een zeker minimum van aangeboren
muzikaliteit cn waar dat niet aanwezig is,
een ijzeren energie bij hel instudeeren. En
hebben we daar nu nog tijd voor en luêt m?
Hier faalt ook Hitier en niet hier alleen
De strijd ging dus in hoofdzaak tegen het
joodsche element in de kunst, In deze ru
briek wordt, als gewoonlijk, in zulke vragen
met hoog-politieken bijsmaak de objectivi
teit zoo goed mogelijk in acht genomen
Daarom willen we de vraag niet opwerpen
of zoogenaamde nationale kunst door kun
stenaars van joodsch ras geschapen of uit
gevoerd nog als zuiver-nationaal te beschou
wen is cn of joodsche medewerking kunst
verrijkt dan wel gelijk het nieuwe régi
me in Duitschland vrij algemeen volhoudl
ondermijnt cn ten slotte aan de vernie
tiging prijw geeft Een nuchter feit is, lat
de laatste dertig jaren ook in Duitschland
joodsche kunstenaars op vrijwel elk kunst
gebied een eerste plaats hebben ingenomen
uitbundig succes badden, zich internatio
nale reputaties verwierven en van de plan
ken, het filmdoek, het concertpodium nau
welijks weg te denken waren. Nu zijn ze
weg, en wel vrijwel radicaal. Hier en daar
zijn ook nu nog joodsche kunstenaars werk
zaam zeldzame gevallen, meestal buiten
landers, ook wel protégé's van zekere in
stanties en daarom door de vloedgolven niet
meegesleurd. Maar deze uitzonderingen be
vestigen den regel. In Duitschland bestaat
sedert kort geen joodsche artistieke pro
ductie cn reproductie meer. Met welk re
sultaat?
Ja, dat is eigenlijk moeilijk te zeggen.
Voorloopig constateercn wc een onvermij
delijke leegte, een geestelijke armoede, een
stilstand, die achteruitgang beteekent, een
zoeken, ccn experimeriteeren van meestal
minderwaardige krachten, die zich op eens
voor de noodzakelijkheid gesteld zien, re
presentatieve „nationale", zeggen we ge
rust „officieele regecringskunst" te leveren
Niet joodsche routiniers zijn er natuurlijk
genoeg. Ook wel allereerste krachten van
vroeger, die het geluk hebben, niet onder
de fameuze ariër-paragraaf te vallen. Maar
ze vormen een kleine minderheid. Zo kun
nen het werk eenvoudig niet af.
Nemen we het Tooneel. Er is sinds 20
jaren bet noodige om Max Reinhardt te
doen geweest. Reeds in 1019 mislukte in
Berlijn zijn „Grosses Schauspielhaus" cn
begon de eerete afkoeling in de vroeger zoo
intieme verhouding tusschen Reinhardt en
Berlijn. Daarna is het steeds erger gewor
den, verliet Reinhardt zelfs dc Duit6che
hoofdstad om naar Oostenrijk te verhui-
een, werden anderen in zijn plaats leiders
en regisseurs van het wereldberoemde
Deutsches Theater' in de Berlijnsche
Schumannstrasse. Maar ten slotte keerde
de Rembrandt-van-ket-toonccl toch weer
naar zijn geheiligde Schumannstrasse te
rug, nam er naast de even oude „Kammor
spiele" nog de nieuwgebouwde „Komóiie"
bij en probeerde het ten slotte ook nog met
andere schouwburgen in zijn te groot ge
worden concern. Hij bleef voor Berlijn een
schitterend centrum van heerlijke tooneel
kunst. En slechts verbeten fascisten schol
den op den jood, van wien alles moest wor
den afgekeurd, alleen omdat hij jood was
En riu? Er is in heel Duitschland geen
regisseur te vinden, dio aan hem tippen
kan. Naast enkele eerste talenten van vroe
ger is Gustav Gründgens naar voren geko
men. en die nog jonge man is stellig een
belofte. Maar overigens: alles.tweede-, der
derangs krachten. Gelijk de geheele natoo
naai socialistische beweging (als geheel ge
nomen en gekarakteriseerd, en niets af
doende aan groote talenten van op zichzplf
staande persoonlijkheden) de triomf van
dc vroeger wegens talentloosheid op het
tweede plan gebleven middelmatigheid is
De nuchtere eerlijkheid gebiedt, dit uit
drukkelijk te constateercn.
Ook op tooneelgebied, in de muziekwe
reld, in dc filmregionen, in de bouwkunst
ovcrbeerscht nog die drukkende middelma
tigheid, die door veel goeden wil cn nog
veel meer gloeiende vaderlandsliefde voor
loopig niet tot wurkelijk-hoogc prestatie pc
maakt kan worden. Wat ons het theater en
de concertzaal, de radio en de film van
Hitler's Derde Rijk bieden, is voorloopig
alles samen genomen hopeloos dor cn
vervelend, dan wol storend luid en op mas
sa-werking berekend. En wil men, zelf m
ziende, dat het zoo niet verder gaat, boete
doen, dan keert rncn terug tot grootheden
als Bacli cn Beethoven, en zet ze ons in
het algemeen voor in uitvoeringen, die aan
die van het gehate regime-van-Weimar en
vroegere periodes tot nader order niet tip
pen kunnen.
Dat is het onvermijdelijk gevolg van de
omstandigheid, dat men „alies anders" wil,
liefst overal met „nieuwe krachten" on
„overtuigde nazi's" werken wil, en dus moet
roeien met de beschikbare nieuwe riemen,
die een vroegere periode, welko over heel
andere mogelijkheden beschikken kon, stel
lig niet op den voorgrond zou hebben ge
bracht.
Schrijvers, dichters, acteurs, zangers, in
strumentalisten hebben zich moeten aan
passen of Duitschland als Reinhardt.
Bruno Walter. Pallenberg: om slechts eeni
gen der allergrootsten te noemen den
rug moeten toekeeren. Het resultaat daar
van is een overgangstoestand, die natuur
lijk geen verbetering kon zijn. ja die ze'fs
geen stilstand maar een oogenblikkelijke
achteruitgang beteekent,
Het begrip „kunst is regeeringszaak" is
nu tot hoog6tc beginsel geworden. Het zijn
de rijksministers zelf, die zich aan het
hoofd van dc kunstproductie stellen. Reeds
is Rcinhardt's „Grosses Schauspielliuiis"
met rijksgeld tot ,.grati6 volkstheater" ge
worden, waar de arbeider, op vertoon van
zijn lidmaatschapskaart van bet „Front van
den Arbeid" voor niets dc Duitsche klas
sieken kan gaan genieten. Reeds heeft mi
nister Goering dc leiding van alle Pruisi
sche staatstheaters op zich genomen. Men
verkondigt van officieele zijde, dat „schouw
burgen bezoeken burgerplicht" is En men
weet. wat zulk een mededceling vooral in
kleinere plaatsen practisch beteekent: een
dwang, en een nieuwe belasting. Ja. ja. het
ten deele rijke en gaarne voor kunst veel
geld uitgevende jodendom 6taat niet meer
ter beschikking. En dat mei-ken niet alleen
de winkels, do restaurants, de kranten, de
concertzalen, rnaar vooral de schouwbur
gen.
Kort saamgevat: het Duitsche volk zal,
wil het in dezen consequent blijven, er zich
in moeten schikken, dat zijn kunstproduc
tie voorloopig naar rnenschen en naar we
gen zoekt, die dan later tot een soort „zui-
vor-nationale" kunst zullen moeten voeren.
Een kunst-genre, dat, wil men zich niet tot
„folkloro" beperken of de kunöt geweld
aandoen, zoo uiterst moeilijk te omschrijven
is.
ROLAND.
Menschbeschouwing en Zielzorg
door Dr. J. C. A. Fetter. Uitgave-
J. Ploegsma Zeist.
ITet is zoo uiterst merkwaardig, onder de
meest gevraagde hoeken der laatste maan
den een boek buiten deromanliteratuur, een
cssagistisch boek aan te treffen, dat dat
feit alleen, hetb oek vaiji Dr. Fetter, waar
van de titel hierboven staat, al in aan
merking zou brengen voor een afzonder
lijke bespreking, bezijden het gedrang der
boekenmenigte. Maar niet alleen dc plot
selinge voorkeur van het publiek, dat dit
maal dc lijn van zijn gebruikelijke belang
stelling verliet, ook het geschrift van Dr.
Fetter zelf verdient om zijn inhoud en zijn
structuur een ietwat uitvoeriger bespreking.
Bij vele moderne mcnschen wordt do pre
dikant als zielsverzorger verdrongen dooi
den arts. Dr. Fetter wil het historische ge
bied der zielsverzorging, dat eeuwenlang
den geestelijke was toebedeeld, niet geheel
prijs geven aan den psychiater. Hij wil den
psychiater niet verjagen uit zijn praktische
bemoeienis met 's rnenschen psyche, maai
bij betwist zijn hegemonie. Ilij wil een ver
bond met hem sluiten, een verbond dat
zoowel aan de taak van den medischen als
van den theologischcn zielverzorger ten
goede komt, en hij heeft voor dat verbond
zijn goede redenen. De psychiater moet als
raadsman van den met levensmoeilijkheden
kampenden rnensch overhellen naar dc ver
zorging van het pathologisch type, dc domi-
né heeft ook tot taak als geestelijk raad
gever op tc treden van den gemiddelden,
gezonden, rnensch. Maar wijl wij geleerd
hebben, dal dikwerf de psychisch-gezondo
en de psychisch abnormale rnensch door
vage, onherkenbare grenzen van elkander
zijn gescheiden, wordt de verdeeling dei-
taken hoe langer zoo moeilijker cn vormt
de toenadering tusschen beide hulp ver»
lcencnde machten hoe langer zoo meer een
eisch van den lijd.
Daarbij komt nog iet6. De theoloog ge
voelt, dat liij met strakke, ondoorzichtelijke
begrippen, met standaard-moraal en stan
daard-theologie zijn arbeid als zielverzor
ger maar uiterst gebrekkig kan verrichten
Hij komt in aanraking, niet met objecten
die door formules te bezweren zijn, maar
met levende, vragende, over de waarden
van bet bestaan peinzende rnenschen. en
de dominé van dezen tijd stuit dagelijks
op de moeilijkheid, dat de vastheid van vel"
oude waarden is losgeweekt, cn veel waar
van liet eenmaal betrouwbaar schijnende
stempel afsleet, moet worden her-ijkt. In
dien de geestelijke den moed zou missen
dien herijk te verrichten, dan zou hij cIp
apostolische, roeping der Kerk niet ver
staan. liet christendom mag niet aflaten
en dc- Zending dit woord begrijp ik in
zijn algemcensten zin mag evenmin te
gen psychologische studies op zien als te
gen klimatologische ontberingen Dat psy
chologie en religie, ten slotte, toch antilhe
tisclie elementen blijken, geeft aan den
theoloog geenszins dc vrijheid dc psycho
logie uit den weg tc gaan. In tegendeel-
Juist wijl de moderne rnensch, vele jaren
lang de psychologie voor dc religie heeft
in de plaats gesteld, moet de theoloog de
paden der psychologie bewandelen, en hij
kan haar niet terugwijzen naar haar rela
tieve beteekenis. alvorens hij haar grondig
heeft bestudeerd
De grondige studie, welke zij., apolege
tisebe taak aan den geestelijke oplegt, heeft
dr. Fetter verricht. Zijn geschrift verraadt
EEN PARADE IN DEN SOEDAN.
een solicde kenniso mtrent de moderne
psychologie, omtrent Freud, Adler Jung en
anderen, men proeft, bij elke letter die men
leest, dat men aan de band wandelt van
een wetcnechappclijk-bctiouwbarcn gids
Maar wanneer wij dit hebben vastgesteld,
dan interesseert het ons, op welke wijze
deze „verdediger van het Geloof" zijn niet
openlijk uitgesproken, maar duidelijk zich
openbarende bedoeling verwezenlijkt.
Dr. Fetter begint zijn boek met dc sa
menstelling van een schema van levens
beschouwingen, die de moderne mcnschc-
lijkheid bepalen. Of wel: men is marxist,
óf wel rncn ls romanticus, óf wel men is
humanist. Eerst nadut bij die vier levens
beschouwingen tot hcur recht deed komen
poneert hij zijn vierde beschouwing: de
religicuse. In deze systematische theodicee
welke de chvaalleeren aan eigen wankel
heid doet te gronde gaan om dan dc juiste
leer door haar klaarblijkelijkheid te laten
overwinnen, herkent nicn den theoloog
Alleen mei deze Inzonderheid, dat Dr. Fet
ter de verschillende levensinzichten die hij
de revue laat passceren, niet geheel ver
werpt, maar er elementen uit verwerpt en
er elementen uit aanvaardt. De niet-reli»
gieuse levensbeschouwingen verschijnen
als de relatieve waarheid, de religicuse
levensbeschouwing in haar synthetisch ka
rakter als de volkomcne.
Zoo onderscheidt zich dus de religicuse
levensbeschouwing van hare zustcren,
doordat zij eenc beschouwing is van an
dere natuur. Zij vertegenwoordigt de uni
versaliteit, waar geen harcr zusteren op
kunnen bogen.
Het komt mij voor, dat deze constructie
juist is. Niet geheel kunnen wij dc bewe
ring ontkennen, dat het menschclijk leven
door inalerieclc en occonomischc voorwaar
den is bepaald: evenmin kunnen wij blind
zijn voor het feit. dat driften, instincten,
ook hoogcre intuïties cn vooral do verbin
ding met do ongerepte Majesteit der na
tuur. levensfactoren zijn van niet tc onder
schatten beteekenis. en dat de onze gera
tionaliseerdc en verintellectualiseerde Wcs-
tersclie samenleving hijgt naar de frissche
luclït van het gevoel. En. ten slotte, is het
humanisme, dat eene algemeenc mensche-
lijkheid najaagt, cn internationalistisch is
georiënteerd, zoo vervlochten met onze
YVestersche levensopvatting, dat er geen
ontkomen voor bestaat Maar wie zal, in
dien hij net eigen leven van gedachten en
neigingen nauwkeurig onderzoekt, willen
ontkennen, dat hij een der drie geschetste
lcvensleeren integraal aanvaardt Im
mers niemand. Indien wij nog de omstnn-
digheid ter zijde laten, dat de meeste men
scben zich van eigen levensovertuiging on
voldoende bewust zijn, dan nog zal liet
grondig zelfonderzoek uitwijzen, dat de
overtuigingen der meesten, een samenstel
verlooneri van brokstukken uit verschillen
de theorieën.
Dr. Fetter heeft op voortreffelijke wijze
ons doen begrijpen, dat juist dc religicuse
levensovertuiging, de overtuiging die het
minste houvast heeft in de zinnel ij k-waar
neembare werkelijkheid, als innerlijke
werkelijkheid het vastst verankerd ligt. Het
religieuze feit, al6 feit van innerlijke er
varing, is een feit buiten discussie. Het ligt
kalcgorisch in de mcnschclijke natuur, liet
openbaart zich, los van de overtuiging
welke de rnensch uitspreekt ten aanzien
van God. en uit Dr. Fetter's vaststelling,
dat ook de atheïst in dc religieuze levens
houding is begrepen, blijkt, dat hij het pro
bleem zeer diep beeft gepeild
Tntusschen behoorde bet niet tot zijn
taak. ons uitvoerige beschouwingen te ge
ven over dc zielkunde der relieie. maar
om de zielkundige theorieën op te heffen
en daarna den weg te openen naar rcli-
gieuse ontvankelijkheid. Een oogenblik
schijnt het. als wordt zijn taak hem al te
zwaar, wanneer hij zich tegenover de groo
te Gestalte van Freud bevindt, die de reali
teit der Religie ontkent en het religieus
sentiment tot een neurose degradeert. Te
gen deze en dergelijke theorieën bestaat
maar één Tooverwoord. dat in zijn Toover
de diepste realiteit in zich gevangen houdt.
Het is liet oude „Credo quia Absurdum."
Dr. Fetter spreekt het uit, precies op de
plaatö, waar het zijn Wonder volbrengen
kan. De grond der dingen is het Mysterie.
Indien Hij gekend kon worden, dan waro
ons onze stevigste grond ontvallen. Maar
die Grond valt nooit, juist omdat wij Hein
als het Mysterie, als het Andero denken.
Do tweede factor van het religieus bewust
zijn is do „Levenopdracht" Zonder Levens
opdracht zou het leven zinneloos worden.
En de derde factor, die ons tot God brengt,
is het Leed. Het is esscnticele, onontkoom
bare voorwaarde om God te naderen.
Zielhiei den kruisridder in moderne ge
stalte. Deze rnensch verlaat dc veilige wo
ningen der theologische gerustheid, hij ziet
er niet tegenop zich te wagen, raiddpnin
de geesteswereld, waar dc religieusc be
schouwing mikpunt is dat de geniaalste
vernuften hebben gekozen, hij ziet er niet
tegenop als zielverzorger een oogenblik af
stand tc doen van eigen, religieusen oor
sprong. Maar aan liet einde van zijn ge
schrift, houdt hij zijn Overtuiging, het
Teeken des Kruises. omhoog.
Ik ineen iii het bovenstaande mij gekwe
ten tc hebben van dc eerste taak, welke
een boekbespreking stelt: omschrijving der
kernen, dio in een boek te vinden zijn. Maar
deze kroniek is een literaire kroniek, cn
dringt dc plicht der actualiteit bij uit
zondering naar het beschouwen van ecu
boek dat niet uitsluitend literair is van
karakter, niemand zul er zich over ver
wonderen, dat ik op deze plaats, den lezer
het klein dessert geef mijner literaire waar-
decring.
Ik heb tegen dit boek stijlbezwaren. De
schrijver laat in den Dialoog tusschen
Theologie en Psychologie, waarmee hij zijn
boek eindigt, dc theologie zeggen, dat het
haar spijt, even Duitscli te hebben moeten
spreken. Bedoelt hier dc Theologie, ook
dezen theologiscben auteur tc verontschul
digen? Het was noodig, want liet boek we
melt van Germanismen. Om er een bij
den staart tc pakken: Gegevenheid. De
schrijver bedoelt: hetgeen voorhanden is.
Indien men zelf eenige studie gemaakt
heeft van wijsbegeerte, begrijpt men dat
zulke filosofische vaktermen in voor den
algcmecncn lezer bedoeld proza verdwa
len, maar men vergeeft ze daarom nog
niet.
Mijn tweede bezwaar riclit zich tegen Dr.
Fetter's aforistische schrijfmethode. De do-
miné's van tegenwoordig, vooral dc mo
derne dorniné's zijn bang voor zalving. Dip
angst geeft dikwijls aan hun geschriften
iets afgebetens. De stijl van dit boek beant
woordt niet aan de constructiviteit van zijn
compositie. Breeder zinsvorming zou aan
dit geschrift den onderwijzenden toon heb
ben ontnomen, die volkomen in strijd is
met den aard van zijn bedoeling.
Maar ik hoop toch, dat ons publiek zal
voortgaan met liet bock te koopen cn to
lezen.
P. H. RITTER Jr.