A. SCHOTERMAN Zn.
ST. EMILION
1928
Rondom het Proces-Nijenrode
WIJNHANDEL
GEVESTIGD 1878 UTR.STR. 17
TEL. 145
Manda Nöggerath in
verhoor
Onze Postvliegers
onderweg
per flesch f 1.45, per anker f 58.
Deze getuige doet mededeelingen, 'die
ganschelijk afwijken van de veri
klaringen van de Utrechtsche
politieambtenaren van
Cooten en Blijenberg
opgehaald
J Maar als deze vertelling aan den gang is,
blijkt het, dal de president bedoelt mejuf
frouw Nöggerath te ondervragen over do in
beslagname der eerste partij goederen ten
I kantore van den expert van der Dussen in
Amsterdam. De verdediging raakt daar
door in de war. de officier van justitie
blijkt ook in de war te zijn, waarop mejuf-
I frouw Nöggerath zegt, uit de vragen van
den president begrepen te hebben, dat deze
de tweede partij goederen op het oog had,
de partij van de Mollandsche Rading, zoo
dat zij daarover begon te verklaren, liet
misverstand wordt opgehelderd het ver
boor keert terug naar de inbeslagname in
Amsterdam van de eerste partij gestolen
Ook de diefstal aan 'sRijks Munt 8,oe<l len ka»'°' e v«n vao acr ousscn.
1 Mejuffrouw Nöggerath zet haar vertellltij
voort. In dio vertelling van getuige komt
ook ter sprake de diefstal van gouden
tientjes aan 's Rijks Munt te LM recht. Over
dien diefstal is door Blijenberg en van Coo
ten met Johankncgt gesproken, aan xvien
/ij vroegen of h ij misschien ook kans zag
licht in dien Munt-dicfstal te brengen cn er
achter te komen waar «lin gouden tientjes
konden zijn uitgegeven.
Mr. Muller Massis: «Praat L' toch alsjc
blieft wat harder, want er is haast niets
van te verstaan.'
Getuige deelt dan mede, hoe zij en Johan-
knegt eens per auto naar Nijcnrodc zijn
geweest om Onnes een photo te laten zien
van een op het Kasteel gestolen voorwerp
Johanknociit had een langdurig gesprek
met Onnes, buiten het kasteel, op de bin
nenplaats; getuige bleef dien tijd in da
auto zitten wachten. Zij herinnert zich po
siticf, gezien te hebben vanuit de auto. hoe
Onnes zéér schrok hij het aanschouwd
van die photo; dal moment is getuige nooit
uit gedachten gegaan. Dan komt liet ver
hoor Ie loopen over do tweede partij ge
stolen goed; men heeft overwogen die par
tij onderdak to brengen in het bagagedépot
tan het Centraal Station te Utrecht óf
aan de Wecspcrpoort te Amsterdam f in
liet Jaarbeurs-restaurant te Utrecht pok
word in tegenwoordigheid van do Utrecht
schc rechercheurs de mogelijkheid overwo
gen van verstopping nabij dc Mollandsche
Rading, waar de rechercheur van Cootcr
zeide bijzonder goed bekend te zijn Mij
fietste daar dikwijls, op weg naar Loos
drecht. Tusschen dit verhaal dooi- vlecht
getuige ecnigc mededcclingen over het
schiet-katoen. waarmede do bekende brand
bij van der Lee in Utrecht cn een stal
brand eigens in Duitschland moest zijn
aangestoken, in opdracht van Koning, na
die mcdedoelingcn keert getuige terug toi
haar vertelling aangaande de I lol Ia uclsclic
Rading Dat betreffende pak goederen werd
gehaald ten huize van den. Amsterdam
schen politic-agent Kluassen, die het goed
Amsterdam. Zaterdag April. Wie
'dezen ochtend de Leidschestraat doorkwam,
zag in de Leidschc Dwarsstraat al om half
negen de mensclien in dc rij geschaard vóór
den ingang der publieke tribune. Deze day
wordt cr weer een, waarvan men veel ver
wacht. Tegen heden is- een verhoor aange
kondigd van den détoctive Johankncgt
diens particuliere secretaresse mejuffrouw
Manda Nöggerath, wier verklaringen op de
hoofdpunten diametraal staan tegenover de
medcdeelinyen van dc beide Utrechtsche
rechercheurs Van Cooten en Bleijcnberg,
o.a. ook vierkant tegenover hetgeen deze
beide politiemannen aan de Rechtbank heb
ben verklaard inzake het vinden van de
tweede partij gestolen goed in liet bosch
nabij de Hollandsc.ic Rading. Johankncgt
en Manda Nöggehatb zoggen, dat hot vinden
van het op Nijcnrodc gestolen goed bij de
Rading louter comediespel is geweest, om
dat het goed daar even te voren was neer
gelegd met medeweten en medewerking van
do twee Utrechtsche rechercheurs en deze
beide politie-bcamblen noemen die voorstel
ling van zaken een flagrante leugen. Geen
wonder, dat er voor dc Rechtbank-zitting
van dezen Zaterdag grotftë belangstelling
bestaat. Men is natuurlijk nieuwsgierig hoe
het nu zal loopen met dit interessante kruis
verhoor in openbare behandeling,, waarbij
zal blijken dat het viertal, dat speciaal voor
vandaag voor verhoor is opgeroepen, ook op
andero voorname punten sterk van elkan
der afwijkt, o.a. ten aanzien van de wijze,
waarop dc verbalen van het politioneel ver
hoor van Johanknegt en mejuffrouw Nög
gerath zijn tot stand gekomen, do ontmoe
ting in do Louis Seize, enz. enz. Als do
tribune-deuren opengaan, is de beschikbare
ruimte te half tien in 'n oogwenk ingeno
men; tnon zit drie rijen achter elkaar, geen
plaats blijft onbezet. Ook voor do gereser
veerde banken beneden bestaat groote ani
mo; onder do daar aanwezigen merken wij
ook weer op den heer Wallpoot, inspecteur
van politie te Utrecht, chef van de centrale
rechorClio aldaar. In de rechtszaal bevindt
zich óók mr. dr. J. A. van Thicl, officier van
justitie bij do Amstcrdamsche Rechtbank
Als do rechtbank i6 binnengetreden, wordt
eerst do rechercheur Blijenberg voorgeroe
pen, orn noy oen nadere toelichting tc ge
ven op het verhoor van Johanknegt; dit ver
hoor is punt voor punt afgenomen en toen
len deele door mejuffrouw Nöggerath op dc
schrijfmachine getikt. Het ondervragen van
Johanknegt duurde twee da/gen.
De president ondervraagt Blijenberg na
der over het gebeurde in het instructiege
bouw lo Amsterdam; waarom ié» in uw rap
port over dit gebcurdo niet gerept over het
fonteintje?
Blijenberg: „Dat heb ik expres niet ge
daan, om niemand in dit. geval eenig ver
wijt te doen. In dat rapport i6 aléén gerept
van het contact dat Johanknegt en mejuf
frouw Nöggerath met elkander hebben 'ge
had in het instructie-gebouw, maar tegen
over de beide Utrechtecho commissarissen
van politie Brandt en Marnoen hebben dc
rechercheurs w c I gesproken over het fon
tcintje."
Dan komt mejuffrouw Nöggerath als go-
luige voor, do particuliere secretaresse van
Johankncgt. Zij praat zéér zachtjes- zij is
op onze plaatsen haast niet tc verstaan.
Zij verklaart nooit gehoord tc hebben
van Johankncgt, wie de „verhuizers" waren
in do Nijenrode-zaak. Kr werd ten huize
van Johankncgt wel eens champagne go
dronken cn er werden ook wel eens oesters
gegeten, maar die kreeg Johankncgt van
mevrouw Meijoring. die als huishoudster
bij Johanknegt in dienst was. Dit onthaal
werd ook betaald door mevrouw Meijoring.
Later heeft getuige wel verschillende per
sonen ontmoet in de woning van Johan
knegt. die blijkbaar op de hoogte waren
van het gebeurde op Nijenrode. Zij kreeg
van die personen den indruk dat ze „ertus-
schen" zaten, wèl van den diefstal wisten,
maar met hun wetenschap niet goed weg
wisten. Getuige weet absoluut zeker, dat in
de Louis Seize Johankncgt cn Onnes met
elkander apart hebben staan praten; dat
herinnert zij zich positief.
Mr. Muller Massis: „lk kan van mejuf
frouw Nöggerath niets verstaan."
Mejuffrouw Nöggerath begint dan iets
duidelijker te spreken. Zij vertelt dan bij
zonderheden aangaande den tooht van
Amsterdam—Utrecht—Mollandsche Rading.
tijdelijk In bewaring had gehad. Van de I achtte
ris, tot Johanknegt wel eens gezegd: „Dag
I Jan". Maar dan gebood de toeziende rijks
veldwachter direct: „Niet spreken. Stil
zijn". Maar van ondersteunen, en samen
gaan naar een fontein, is geen woord waar.
Getuige deelt wijders mede, hoe zij op
verzoek van Johankncgt Onnes lieeft ge
haald uit het Rembrandt-Theatcr in Am
sterdam, om mee te gaan naar de Louis
Seize in de Reguliersbrecstraat, om daar
photo's to zien van enkele op Nijenrode ge-
j stolen voorwerpen. Onnes is toen met zijn
echtgenooto en getuige meegegaan naar de
Louis Seize, waar men geruimen tijd moest
wachten op de komst \an Johanknegt cn
de twee Utrechtsche rechercheurs.
Mejuffrouw Nöggerath wordt nog op al
lerlei détails ondervraagd, allerlei onderge
schikte punten, om reeds afgelegde verkla
ringen nog eens nader te onderstreepen of
biceder toe tc lichten, o. a. haar verhoudin
gen tot de „verhuizers die zij later meer
malen ontmoette; de auto van één hunner
werd door haar onderscheidene koeren ge
bruikt.
Dc president schorst te kwart over één de
zitting tot kwart over twee.
De middagzitting,
De middagzitiing wordt pas te half drie
geopend.
Van Cooten wordt het eerst als getuige
naar voren geroepen. Ilij ligt nog eens na
der toe het gebeurde in het instrucliege-
bouw u Amsterdam. Ilij blijft er beslist
bij, dat Johanknegt in de gang van het
gebouw omarmd liep met mej. Nöggerath.
Dat kon de getuige waarnemen vanuit do
rijksveldwachUrskamer, waar hij met
Blijenberg vertoefde. Johanknegt was
merkbaar ouwel, een flauwte of iels van
dien aard. Johanknegt ging met mej. Nög
gerath naar de fontein in Je gang; daar
verfrischte zij lieiu. Get. vond dat dadelijk
hoogst vreemd, omdat die beide personen
zich in voorloopige hechtenis bevonden.
President: „Heeft ti dat gezien, dal mej
Nöggerath hel gezicht bette van Johan
knegt?'
Getuige: „Dat heb ik niet gezien
President „Dat heeft u den vorigen keer
toch wel verklaard".
Getuige. „Zij stonden samen bij de foil
tein in een houding, alsof zij elkaar vrr
frischtcn. Laat ik het dan zóó mogen zeg'
;en".
Getuige ontkent even beslist, dal bij h*t
verliooren van Johanknegt en mej. Nóg,
ratt in Je woning van Johanknegt door hem
gezegd is, dat bij liet afleggen hunner
verklaringen veel fontoslo in het spel "was.
Gelachen bij het opmaken van de verbalen
dier verhooien is er niet.
Getuige Blijenberg moet dezelfde feiten,
als door Van Cooten zijn uiteengezet, nog
eens toelichten. Johnnknegf en mej Nög
geratt llfepen omarmd door de gang \ni
het costl'iielicgebouw Johanknegt deed ah-
nm-munl hij schreide en toonde zich op
gewonden. Joliankheet cn mej NÖggerati
ingen samen naar de fontein waar Joliun-
knegt zich zelf het gezicht bette, waarbij
mej. Nöggertitt hem hielp
Blijenberg deelt verder mede dat Johan
kncgt cn Mejuffrouw Nöggerath na de scène
aan de fontein in de gang van het iiistructic-
gebouw wcei uil elkander zijn gegaan. Waar
zij gebleven zijn ui die gang, dat weet ge
tuige niet.
Do Officier: ,.U heelt deze zaak met gere
leveerd in Uw rapport. Waarom niet?",
Blijenberg: „Daartoe vond ik liet niet be.,
langrijk genoeg.
De Officier: „Rn U deelde het wèl mede
fian de commissarissen van politie
Utrecht?"
Blijenberg: „Omdat ik dit In ons belang
Dc president: „Heeft U lnj hot afnemen
dier verliooren gezegd, dat cr fantasie zat
in dio verliooren?"
Johanknogt: „Of ik liet wel dio woorden
heb gezegd, dat weet ik niet, maar ik heb
Wèl in dien zin iets gezegd tot de recher
cheurs, omdat ik niet do volkomen waar
heid kon zeggen, wijl ik met liet verzwij
gen van de „jongens", de „verhuizers" in
mijn maag zat. Die schakels moest ik er
natuurlijk buiten laten, als bet ging over
het terechtbrengen van liet gestolen goed
cn me het oog daarop moest er in die ver
liooren wel worden gefantaseerd. Dat is
tóch duidelijk. Maar ik heb cr toon óók bij
gezegd, dat er wel eens 'n tijd zou komen,
waarop liet onduidolijke van thans tot
klaarheid zou kunnen worden gebracht.
Dan doelde ik op de daders \an den Kijcn-
rode-diefstal.
De president: Hebben dc rechercheurs
hel wel eens met U over de daders gerad;
Johanknegt: „Zeker."
De president; „Maar geschiedde dat in
ernst?"
Johankncgt: „Waarachtig De recher
cheurs hebben mij mcér dan eens gezegd,
dat zij eigenlijk maling hadden aan het
gestolen goed, want dat zij véél meer hecht
ten aan de daders. Dat was trouwens óók
het standpunt van Mr. Fabius, den officier
van justitie in Utrecht."
5-4
5-4
6—4
IJsvop
Amsterdam
Marseille
Rome
Athene
Mersamatruh
Cairo
Gaza
Rutbawells
Bagdad
Boeshlr
Djask
8—4
Karachi
Jodpoer
7—4
Allahabad
Calcutta
6—4
Akyab
Rangoon
5-4
Bangkok
Singapore
4-4
Medan
Batavia
4-4
Vertrek van het eerstvolgende post
vliegtuig van Amsterdam 12 April.
plok waar hot goed aan do Rading verstopt
zou worden, werd een teekeningetje ge
maakt. Per auto is men van Amsterdam
naar Utrecht gereden; het pak gestolen
goed lag in dn auto. onder een au to-jas.
Ten huize van den rechercheur van Cooten
heeft men in do vóórkamer, met uitzicht
door het raam op do auto. koffie gedron
ken en daarna is men met de rechercheur:
van Cooten en Blyenberg naar de Molland
sche Rading gereden. Van Cooten wees dc
richting aan. in welke men rijden moest.
Johanknegt on Blyenberg wezen oen grep
pel in het bosch aan, waar het pak met
goed verborgen kon worden; daarna
men naar do auto teruggegaan, heeft het
pak met goed uit den wagen gelild en is
daarmee naar dc greppel gegaan. Eerst
droeg getuige dat pak. later droeg van Coo
ten het verder Men heeft het pok toen
ecnigc oogenbllkkcn in den greppel laten
liggen, nadat er wat blaren overheen wa
ren gestrooid. Enkele tellen later zei men
tegen elkaar: „Gunst, zie eens. hier liet
het goed". Het pak is vervolgens naar de
auto gedragen mm heeft toen nog
even vertoefd in het cafe De Rading, heeft
daar voor den schijn geïnformeerd of er
dien dag of daags tevoren ook personen in
het café waren geweest (voor den schijn;
om den indruk te vestigen dat die per
soon het goed wel in het bosch zouden heb
ben kunnen neerleggen) en is toen
met de auto waarin het pak met goed ach
terin lag. weer teruggereden naar Utrecht,
naar het hoofdbureau van politie. Getuige
verklaart pertinent, dat de Utrechtsche re
chercheurs een liedje zongen ten huize van
Johanknegt met refrein: „Hoe lang zullen
wij nog moeten liegen''
De president: „Werd dat gezongen bij
een gramophoon?
Getuige: „Neen, op de melodic van een
straatorgel".
De president: „En wanneer geschiedde
dat dan?"
Getuige: Bij het opmaken van de verba
len onzer verliooren"
De president ondervraagt Mejuffrouw
Nöggerath nu aangaande de geschiedenis
in liet instructicgebouw te Amsterdam.
Zij verklaart het voor absoluut onwaar,
dat het zich daar heeft voorgedaan dat zij
Johanknegt zou hebben ondersteund op
weg naar een fonteintje in de gang van
dat instructie-gebouw. Dat heeft zich nim
mer zoo afgespeeld. Wèl heeft zij, als Jo
hanknegt haar toevallig in het instructie-
gebouw passeerde, als zij daar beiden in
verhoor kwamen bij den rechtercommissa-
Dc officier van justitie: „Waarom heeft U
van uw verblijf in het instructie-gebouw een
rapport gemaakt?"
Blijenberg: „Omdat wij in dat gebouw on
waardig zijn behandeld. Wij werden 'smor
gens tien uur opgeroepen als getuigen wa
ren 's middags te drie uur nog niet ge
hoord.
Dc Officier„Dat komt wel méér voor."
Blijenberg: „Het ging niet om dat wachten,
maar om dc w ijze waarop wij daar behan
deld werden. Wij waren opgeroepen als ge
tuigen en worden behandeld als beklaagden.
Dat kwam onze eer als goede politie-ambta-
naren tc na."
Blijenberg roept deze laatste woorden met
stern-verheffing uit. I-lij kiijgt de tranen in
de oogen en heeft mocito om zich te bedwin
gen.
Dc Officier; „Houdt U kalm. Geeft U mij
alléén antwoord op mijn vragen.'
Mr. Kapteijnc van do Goppello: „Die lio-
handeling van de beide L'trcchtscho recher
cheurs was van dien aard zelfs, dat de offi
cier van justitie te Utrecht mr. Fabius. daar
over bij do justitie to Amsterdam 7/11 beklag
heeft gedaan."
Johanknogt komt nu als getuige voor.
Deze spreekt vijftig procent duidelijker
dun de vorige maand. Do „fluisterende
kamermuziek" die tot dusver aan do orde
was als Johanknegt in verhoor werd geno
men, hoeft afgedaan wij kunnen hem
thans wel volgen vanaf onze gewone pers-
plantóen, al is het niet steeds makkelijk.
Desgevraagd deelt Johanknegt mede, dat
de Utrechtsche rechercheurs do eerste partij
gestolen goed in Utrecht hebben gezien,
alvorens deze partij te Amsterdam bij don
expert Van der Dussen in beslag werd ge
nomen. Do Utrechtsche rechercheurs heb
ben steeds pertinent ontkend, dat zij die
partij vóór de inbeslagname onder oogon
hebben gehad. Maar Johanknegt en Mejuf
frouw Nöggerath beweren dat de recher
cheurs het goed w c 1 hebben gezien vóór
dat de inbeslagname plaats greep. Johan
knegt onderstreept dat thans nog eens.
Ilij voegt aan die mededoeling toe, dat
lie goed nog wel in den auto van Mees Ger
ritsen werd vervoerd, wat hij toen een ge
waagde onderneming vond tegenover de
politie.
Do president bespreekt vervolgens ruct
Johanknegt de verhooren van hem en Man-
da Nöggerath en Reyenga, hun afgenomen
door de rechercheurs van Cooten en Blijen
berg
Het verhoor van Johanknegt die al du f*
delijker en duidelijker is gaan praten, dezen
middag bijzonder op dreef is cn telkens
geestigheden lanceert, waardoor hij herhaal
del ijk een luid gelach verwekt komt ver
volgens op de geschiedenis van de Ilolland-
sche Radiug Ilij vertelt, hoe cr een heelen
dag te zijnen huize in tegenwoordigheid
van de Utrechtsche rechercheurs, is gedeli
beroert over de vraag, hoe men de tweede
partij gestolen goed tot een „ontdekking"
kon laten komen, waarbij inderdaad is ge
dacht aan de mogelijkheid van déponeeren
in een bagage-dépot van een of ander spoor
weg-station, maar waar men niet goed aan
dorst in verband met de rogues die bij een
in bewaargeving ah bagage worden afgege
ven cn ook weer opgcëischt bij het terugha
len van het goed. Die richting kon men dus
niét op.
Do president; „Heeft van Cooten toen dc
Mollandsche Rading aan de hand gedaan
Johankncgt (verwonderd): „Wclnccn,
toen is erover de I-Iollandschc Rading heelc-
naal niet gesproken. Wij hebben het wèl
«chad over een bosch, een bosch in het alge
meen, zonder bepaalde plaats-aanduiding.
En in verband met een cvcntucelc „ontdek
king" in een bosch. heb ik gesproken over
„een plukje blaren" en over „een plukje
hoornen" cn over een „plukje struiken", als
daarbij noodigc ingrediënten voor verstop
ping cn ontdekking van het gestolen goed.
Want blaren cn boornen cn struiken kon je
laten kloppen op ieder bosch, n' importe
waar (luid gelach). lJas toon wij met ons
vieren in dc auto gezeten waren cn in dio
auto liet hotelletje De Rading passeerden,
eerst toen heb ib voor bet eerst over de
Rading hooien spreken.
De president; „Maar van wie is het plan
voor het verstoppon in hot bosch dan uitge
gaan?
Johankncgt: „Dat zou ik niet meer weten
ie zeggen".
Dc president: „M oet U dat niet meer?"
Johanknegt: „Neon, maar cr is bij die ge
legenheid zóo ontzettend veel gesproken, dat
ik dat onmogelijk zou kunnen zeggen",
De president: „En dan nu die geschiede
nis in liet instructie-gebouw. Wat zegt U
daarvan?"
.Tohanknceht: „Ik lach niet zoo heel gauw
maar toen ik dit verhaal hoorde, of liever,
dit verhaal las uit dc krant, toen ben ik ook
in een lach geschoten,
Daclu U nu heusch, dat de rechter-coin-
missuris in Amsterdam van die gang in
het instructie-gebouw een soort speelplats
maakte? Manda Nöggerath cn i k zouden
in dio gang contact met elkaar hebben ge
had!! Als wij bij den icchter-commissaris
in verhoor waren geweest gedurende onze
voorloopige hechtenis, werden wij altoos
afzonderlijk weer weg-geleid. Ik heb in do
krant dat fraaie verhaal gelezen: er zou
zich oen soort waterfeest hebben afgespeeld
bij de fontein(daverend gelach in de
rechtszaal)mijnheer de president.
laat ik U zeggen, dat er van dat verhaal
niets, maar dan ook niemendal waar
is.
Mr. Muller Massis stelt thans aan Johan
knegt verschillondde vragen met betrek
king tot den tocht Amsterdam—Utrecht,
op don morgen van den dag waarop do
historie van de Mollandsche Rading speel
de: „Hoe laat arriveorde U dien ochtend
met Uw auto in Nieuwerslwis?"
Johanknegt: „Dat weet ik niet precies
Ik moet met mijn antwoord op deze vraag
voorzichtig zijn, want uit de toon waarop
mr. Muller Massis dio vraag stolde, merk
ik dat hij hcet-gebakerd is cn dan moet jo
met een advocaat oppassen', (gelach).
Uit nadere Ondervraging blijkt, dat Jo
hanknegt vermoedt dat het tusschen kwart
vóór 11 en kwart iik 11 zal zijn geweest,
dat hij met de auto in Nlcuwersluis was.
Manda Nöggerath was daar bij. Men is in
de Kampioen te Nieuwer sluis uitgestapt en
heeft daar koffie gedronken, meteen tele-
f0ne6r end o naar don rechercheur van Coo
ten te Utrecht, dat men Ia tor in Utrecht
zou komen, dan was afgesproken
Onnes: „Waarom telefoneerde U dal?
Men rijdt van Nieuwersluis naar Utrecht
in 20 minuten. Voor U goed en wel getcle
foneerd hadt, was U immers al in Utrecht?"
Johankncgt: „Ik weet bij ondervinding,
dat als ik eenmaal ergens zit, waar ik het
prettig vind, ik wel eens langer blijf plak
ken dan ik voornemens was te dóen". En
daarom telefoneerde ik: wij komen later
dan de afspraak was'.
Mr. Muller Massis: „Toen U met de auto
vóór het hoofdbureau in Utrecht kwarrt, is
Manda Nöggerath toen niet méé het bureau
ingegaan met U7
Johanknegt: „Dacht U dan dat ik do auto
met 40.000 aan waarde erin (de tweede
partij gestolen goed) onbeheerd zou laten
slaan? Mejuffrouw Nöggerath ging daarom
niet mee naar binnen en bleef in den'
wagen."
Mr. Muller Massis: „En bij van Cooten
dan? Daar heeft U de auto wèl alléén voor
het huis laten staan met 40.000 waardei
in den wagen, onbeheerd!'
Johanknegt: „Daar was de situatie eert
geheel andere. Wij zaten bij van Cooten in
de vóórkamer, dus dadelijk bii de auto. die
wij ook konden zien staan vóór dc deur,
geen 60 c.M. van ons af."
Mr. Muller Massis: „IIoc laat was U met
de auto bij van Cooten?"'
Johankncgt: „Rekent U dat nou eens voor
me uit, want daar heb ik werkelijk geen
hoogte van" (gelach).
Men stelt Johanknegt tal van vragen aan
gaande verschillende tijden: van vertrek!
met de auto uit Nieuwersluis. aankomst in
Utrecht, in de Rading, maar Johanknegt
goeft op geen enkele vraag een afdoend
antwoord: hij weet liet niet. hij herinnert
zich het niet, hij heeft geen gegeven waar
aan hij houvast zou kunnen hebben, liïf
heeft er niet op gelet, hij zou het onmogc-.
liik met juistheid kunnen zeggen, enz. enz.
Johanknegt Worden wederom tal van:
vragen gesteld. Bij een dier vragen heeft hij
gelegenheid om er in z'n antwoord op to
wijzen dat hij èn mejuffrouw Nöggerath
beiden op een bij den rechter-commissaris
afgelegde verklaring een rectificatie hebben
gegeven, terwijl zij zich alle twee in voor
loopige hechtenis bevonden. En heiden ga
ven zij die rectificatie, zonder daaromtrent
met elkander overleg te hebben kunnen ple
gen. Johanknegt wijst daarop om aan to
tooncn, hoe èn hij èn mejuffrouw Nögge
rath er op uit waren, om toch vooral do
waarheid te spreken, welke behoefte hen
beiden er toe dwong een onjuiste verkla
ring tc corrigceren. Wat zij beidon zelfstan
dig deden, zonder iets van elkander af to
weten.
Als mr. Muller Massis deze verklaring
van Johanknegt glimlachend aanhoort, zegt
deze laatste: „Of denkt U soms, dat er irt
liet Huis van Bewaring, waar wij toen alle
bei zaten, huistelefoon is. om met elkander
te confereeren: wat zullen we zeggen ert
wat hebben wij te corrigceren?" (gelach).
Dc president roept van Cooten weder
voor.
De president: „U heeft bij Johankncgt
aan huis nooit liedjes meegezongen, rnet
een refrein op de woorden: Hoe lang zullen
wij nog moeten liegen?"
Van Cooten: „Nooit of te nimmer".
Do president schorst nu de zitting, kwart
vóór vijf tot Dinsdagmorgen a.s. tien uur.
Allo getuigen, die heden. Zaterdag, wer
den gehoord, moeten aanstaanden Dinsdag
wederom terug komen voor verboor, dus
óók de twee Utroelitschc poitie-ambtenaren
van Coolen cn Blijenberg, Johankncgt en
mejuffrouw Nöggerath.
Mej. Nöggerath buiten vervol
ging gestold.
Ilct Volk meldt nog, dat mej. Nöggerath,
die oorspronkelijk ook als verdachte is ge
hoord in de vele zaken die met do straf
zaak Onnes verband houden en die ook
van 22 April lot 12 Juni van het vorige jaar
in voorarrest heeft gezeten. Zaterdag offi
cieel buiten vervolging gesteld is.
GROOTE BRAND TE OSS.
O ss. 8 April. In den afgeloopen nacht
omstreeks half vier, is brand ontstaan in
een landbouwechuur van den heer Brok
aan de Spaanderstraat to Oss. De vlammen
deelden zich weldra ook aan de boerderij
mede.
De brandweer was spoedig ter plaatse»
doch kon, daar zij niet genoeg water tot
haar beschikking had, tegen de vlammen
zee niets uitrichten. Dientengevolge brand-
den de kapitale boerderij en de schuur ge*
heel uit.
De bewoners konden zich tijdig in vei
ligheid brengen. Zij wisten nog wat vee te
redden. Een dertigtal varkens, alsmede hon
derd kippen, kwamen in de vlammen om.
Do geheels inboedel, landbouwgereed
schap. landbouwmachines, een groote voor
raad hooi en stroo werden een prooi der
vlammen. Do oorzaak van den brand isnOg
onbekend.
De Schade wordt slechts gedeeltelijk dooi4
verzekering gedekt.
INBRAAK TE LEIDEN.
Leiden. Zaterdagavond te le Loidön bij
bij de afwezigheid der bewoners ingebroken
ten huizê van den heer L. Zaalberg aan de
van Oldebarneveldlaan 38. Een.aantal fcijve*
en voorwerpen is ontvreemd