J. A. SCHOTERMAN Zn. cr F Mil ION WIJNHANDEL 1928 ROND HET PROCES-NIJENRODE RINTEL [KUWMIMi NA4Ü WMT fjl LjlVULilVjn GEVESTIGD 1878 - UTR.STR. 17 TEL. 145 per flesch f 1.45, per anker f 58. HUMORHOEKJE (Van onzen eigen verslaggever). A in a I c i d a in, Dinsdag 10 April. Vandaag dan do 25ste zitting in dil proces dat ga use li liet Jand beroert. Wij zien in liet gerechtsgebouw ook rar. Smits den ioch ter-commissaris in strafzaken hij do Vmstcrdamsclie Rechtbank die door do Rechtbank als getuige is opgeroepen. Als getuigen n decharge zijn o.lïi. opgeroepen de echtgenoot»' \an den rechercheur Van ooten en den politic-fotograaf in dienst der Utrcchtsche politie den heer Garnier Mr Smits, de rechtor-commissaris wordt hot eerst gehoord inzake do verklaringen van Koning ten laste van Onnes. Nadat Ko ning een hcelcn dag in \erhoor was ge weest, las getuige aan Koning de verkla i Lngeii van Onnes voor waarin Onnes Ko ning beschuldigde \an chantagepogingen, Onnes heeft bij dio gelegenheid zoo-iots i-czegd van. „nu heb ik er genoeg van, IIij wild* ecu bekentenis afleggen, doch wcnschte eerst met zijn advocaat, rar, Le vcnbach to sproken. Mr. Lovonbach hoeft toen een onderhoud gehad met Koning, waarna Koning do bekende beschuldiging legen Onnes heeft geuit: „Onnes is dcgccn dio den gehcelcn diefstal-zaak heeft opge zet" Het was volgeps getuige een drama liscli oogcnblik toen Koning deze verkla ring aflegde. Onnes sloof woedend op. ter wijl ook Koning zich zeer opgewonden toonde. Voorts wordt mr. Smits ondervraagd op liet punt van contact tusschen Johanknegt ii mejuffrouw Nöggerath in het Amstcr damsche instructie-gebouw; dat dit contact hoeft plaats gevonden, acht getuige haast liuitengesloten. lederen dag drukte mr Smits den rijksveldwachters op liet hart denk er om, dat de verdachten geen con tact met elkander hebben, cn deze order werd ook zeer streng nageleefd door de veldwachters in liet iustructie-gobouw. Van „flauwtes" bij Johanknegt is getuige ook niets bekend; Johanknegt schreide wel gauw; bij de mccsto verhooren in liet In structie-gebouw zat Johanknegt tc huilen de tranen liepen hem dikwijls over de wan gen, maar van „flauwtes" bij Johanknegt heeft getuige nooit iels gemerkt. Getuige rechercheur Blijenbcrg wordt thans weer voorgeroepen. Dezo merkt op, dat de situatie in de kamer van den rechter commissaris zóódanig is dat deze (de rech- tei-commissaris) soms enkele woorden niet verstaan heeft, die Johanknegt in die ka raer toch wel degelijk gesproken heeft. Getuige zat in die kamer zéér dicht bij Johanknegt, véél dichter dan de rechter commissaris. Zoodoende kon getuige woor den hooren van Johanknegt, dio de rechter commissaris niet verstond. Getuige blijft er bij, dat de 6cöne in de gang van het in slructie-gcbouw tc Amsterdam tusschen Johanknegt en Manda Noggerath zich wel 'Iegelijk heeft afgespeeld, zooals hij en Van Cootcn die hebben afgeschilderd. De recli- ter-cornmissaris kan dat contact niet ont kennen, want deze was daarbij niol tegen woordig. Er was trouwens in liet instructie gebouw ie Amsterdam gelegenheid genoeg voor contact; want getuige zélf heeft wel eens contact gehad in dat gebouw met On nes, mot wicn hij wel zeven minuten alléén bleef in de gang van liet instructio-gebousv.. De president: „Daar hebben wij hier niemendal mee te maken. Het gaat hier uit sluitend om liet contact tusschen Johan knegt en Mejuffrouw Noggerath. Tijdens dezo ondervraging van Blijcnburg heerscht in de zaal een merkbare span ning. De president bespreekt nogmaals de ge schiedenis van „fantasie" in de verbalen van dc verhooren van Johanknegt en me juffrouw Noggerath. Blijenbcrg stemt toe, dat hij wol begreep dat er in die verbalen fantasie bestond. De president: ..Dus u liet valsche verbalen doorgaan?" Blijenbcrg komt daartegen op. De president: „Dat waren wèl vcuscho ver balen, want u wist dut cr fantasie school in die verbalen. Een verbaal inct fantasie is precies hetzelfde als een verbaal dat valsch is Blijenbcrg komt daar wederom met klem logen op. Do president: „liet is een schandaal dat r-r zoo'n politieman rondloopt.' Blijenbcrg: „Daar protesteer ik sterk togen." Dc verdediging protesteert eveneens. Dc president: „Ik wil van geen protesten li oor on. Do zaak is zooals ik die hier stel: het is een schandaal dat cr zulke politie- menschen rondloopen." Mr. Muller Massis gaat dieper op dc zaak in. De president (verontwaardigd): „Noen, neen, ik blijf er bij: zulke menschen moes ten niet bij dc politic werkzaam zijn." Blijenbcrg: „Ik begrijp héél goed waar de schoen wringt; wij moeten hier afgemaakt worden." De president. ..Niet waar, u wordt niet afgemaakt, het gaat hier om de waarheid. Mr. Muller Massis: „liet is wel héél merk waardig dut do getuigen a charge hier allemaal zoo goed afkomen, terwijl dc getui gen a décharge het allemaal moeten weten.' Mr. Kappcijnc van de Copello: „l)e stand jes vallen alléén tegen de getuigen dé charge." Mr. Muller Massis- „U moet den brief eens lezen dien de Utrechtscbo hoofdcom missaris van politie beeft geschreven over deze rechercheurs: vol lof over deze men schen." De president: „Daar hebben wij niets mede te maken. In dit geval hebben deze rechercheurs valsche verbalen ingolevcrd bij de justitie, waarop een rechtbank baar beslissingen moet baeceren. Dat noem ik rondweg een schandaal. De maatschappij kan m zulke rechercheurs onmogelijk ver trouwen stellen. IJIijenberg: ..Ik hen 22 jaar bij do Utrcchtsche politic. En heb nog nooit aan merkingen gehad van mijn superieuren, dio juist, altijd hoogst tevreden waren over mijn werk". Do president: „Ik herhaal: in zulke po litiemcnschen kan liet publiek onmogelijk vertrouwen stellen. Ik noem het een schan daal. dat cr politiemannen zijn, die zulke verbalen durven opmaken 011 inzenden hij de justitie, om daarop recht te laten doen. Dat is een schandaal cn niet anders." Blijenbcrg: „Dc hcelo fout zit 'rn hier- n, dat wij vertrouwd hebben op Johan kncgt, rlio aanbevelingen in z'ri zak had van 15 politic-commissarissen, hoofdinspecteurs en inspecteurs van politic. Dat wij in dien man vertrouwen hebben gehad, omdat de gclieele politie blijkbaar vertrouwen had in dien man blijkens haar aanbevelingen daarvoor moeten wij nu hangen." De president: ,,U liadt niet achter een man blindelings rnoctcn aanloopen, die u gefantaseerde verbalen dicteerde. En dat die verbalen op fantasie steunden, heeft u niet in uw verbaal aangctcckcnd. Dat is oen onvergefelijke fout in een politieman." Muller Massis: „Al mogen do recher cheurs dan ook al con fout hebben begaan, dun is dio fout allerminst begaan met dc opzettelijke bedoeling orn de Justitie ver keerde verbalen to verstrekken. Dat hccle debat verwekt in dc rechtszaal een zeer opgewonden stemming. Blijenbcrg slaat vóór het getuigenhekje en houdt zich slechts met moeite in be dwang. De officier van justitie: „Ik vraag thans aan dc rechtbank toepassing van artikel 293 Wetboek van Strafvordering (vervolging wegens meineed) en verzoekt in verband daarmede dat van de verklaring der Utrcchtsche rechercheurs een afzonderlijk proces-verbaal zal worden opgemaakt. Grootc beweging in dc zaal Dc president: „Dc rechtbank beveelt in verband met het verzoek van den officier van justitie een nader onderzoek tegen do rechercheurs Van Coolen cn Blijenbcrg en óchorst daarom deze zitting." Mr Muller Massis: „Waarom wordt er met deze vervolging voor meineed van Van Cooten cn Blijenbcrg zoon haast gemaakt cn maakt do rechtbank ge on haast met do vervolging voor meineed van Koning?" Do president: „De rechtbank is daarvoor aan u geen verantwoording schuldig. Dat is dc zaak van den officier van justitie." Mi Muller Massis: „Ik verzet mij tegen het verzoek van den officier van justitie om legen de Utrechtsclie rechercheurs een ver volging voor meineed in to stellen.' Gohoord wordt dc gérant uit het hotel de Kampioen tc Nicuwcrsluis, die een telefoon gesprek heeft genoteerd op den morgen dat Johanknegt cn mejuffrouw Noggerath in Do Kampioen to Nieuwersluis hebben kofficgodronken, met hun auto op weg naar Utrecht (hoofdbureau van politie). Dit telefoongesprek blijkt gevoerd to zijn des middags tc 12.19. Het duurde van 12.19 tot, 12.21. Gehoord wordt nu de heer Garnier, dc photograaf in dienst der Utrcchtsche poli tie. Deze deelt medé, dat Johanknegt hij hem is gekomen om hein le vragen of hij (Garnier) verstand had van overgeschilder de schilderijen. Johanknegt noemde in dit verband de uamon Mulat en Drie Koningen. Johanknegt deelde mede dat hij overge schilderde Schilderijen weer in hun ouden toestand gebracht wilde hebben. Johanknegt licht nu ter zitting nader toe, dat hij een praeparaat wilde hebben om in het huis van Koning proeven te nemen op schilderijen. Dat was een foef van hem want hij wilde bij Koning in huis komen, om te zien of zich daar ook de vermiste schilderijen bevonden. Garnier deelt verder mede dat Mejuf frouw Noggerath gezegd heeft dat op 25 April 193*2 op het Utrcchtsche hoofdbureau een partij van het gestolen goed is geweest in een kamer, waar toen ook Garnier bin nen kwam, dat zij herkende aan ecu lange witte laboratorium-jas. Maa? die heele maand April bevond getuige zich in Berlijn, De president: „Noemt U ons dc adressen waar U zich dien 25stcn April in Berlijn heeft bevonden". Getuige Garnier noemt een Berlijnsch ho tel, waar hij toen logeerde. EEN INCIDENT. Plotseling klinkt van achter uit de zaal (beneden): „lk wil er uit. Mijnheer do pre 6idcnt, zij willen mij hier de zaal niet uil- laten". liet hlijkt mr. F. Kokosky te zijn, advo caat, de verdediger van Johanknegt, die dezen driftigen uitroep slaakt. Mr. Ivo kosky had de zitting in de advocaten-bank bijgewoond en wenschto nu de zaal te ver laten. Zooals men weet, bestaat cr voor dezo Onnes-zaak een instructie van den president van de rechtbank, dat niemand tusscbentijds de zaal mag in- of uitgaan. Toen nu mr. Kokosky aanstalt© maakte om de rechtszaal uit te gaan, terwijl dc be handeling aan den gang was, weigerde de aan de deur dienstdoende rijksveldwachter aan mr. Kokosky den uilgang naar buiten. Vandaar dat mr. Kokosky plotseling door de zaal riep: „Ik wil er uit". De president, die eerst niet recht be grijpt wat er gaande is, informeert wat er aan do hand is. Dan blijkt de situatie. Do president herinnert mr. Kokosky aan het gestelde voorschrift: niemand mag do zaal verlaten. Mr. Kokosky (zéér driftig): „Tóch zal ik cr uit. lk zit hier niet in preventieve hech tenis". De president: „Ik zeg u, dat u hier blijft tot dat do pauze ingaat". Mr. Kokosky: „lk blijf hier niet. Ik moet noodwendig weg". De president: „Ik wil niet, dat hier heen cn weer geloopen wordt in de zaal". Mr. Kokosky: „Ik loop hcelemaal niet licen en weer. Ik heb hier den heelcn mor gen rustig gezeten, maar ik wil nu weg, omdat ik naar mijn kantoor moet". (Mr. Kokosky uit deze woorden in groolo drift.) De president: „U kunt hier nu een bru tulen mond opzetten, maar daar zal ik mij niet aan storen". Mr. Kokosky: „Brutale mond of geen brutale mond, :k wenscli deze zaal te ver laten, omdat ik naar mijn kantoor moet". Dc president: ..En i k zeg, dat u liicr blijft". Mr. Kokosky gilt door de zaal: „Daar heeft u liet recht niet voor. En daar heeft niemand liet recht voor. Geen sterveling die mij hier kan houden. Ik zit niet pre ventief, ik hen een vrij mcnsch". Do president: „En u blijft hier. U moet hier niet door uw geschreeuw dc orde ver sloren. Als u weg had willen gaan, hadt u mij dat kalm even kunnen vragen. Maar dan gaat het niet aan, hier zoo'n kabaal te maken". Mr. Kokosky: „Ik zal dadelijk mijn be klag doen bij den deken van do Orde van Advocaten. Wat hier gebeurt, door ons den uitgang naar buiten te weigeren, is een ongehoord iets. En steunt op geen enkel recht. Ik zal mij hierover ernstig bekla gen". Do president: „Gaat uw gang". Mr. Kokosky neemt weer plaats in de advocatenbank, wit van inwendige veront waardiging. De zitting gaat hierna voort. Tc één uur wordt gepauzeerd tot drie uur. Inmiddels wordt in dc Raadkamer der Rechtbank esn uitvoerig proces-verbaal op gemaakt van de verklaringen van de re chercheurs van Cooten cn Blijenbcrg. Deze zullen na de pauze die verklaringen moe ten teckenca. En daarna zal üc Rechtbank een instructie gelasten tegen de recher cheurs van Cooten cn Blijenbcrg terzake van vermoeden van meineed. De ochtendzitting sluit onder grooto emo tie, verwekt ook door het incident met mr. Kokosky. In dc pauze van de rechtbank-zit ting heeft zich opnieuw een inci dent voorgedaan. Reeds had in de morgenuren de photograaf van een geïllustreerd weekblad gepoogd de rechtzaal binnen te komen: hij droeg een acte-tasch bij zich. maar toen hij üic acte-tasch open maak- ic, denkende dat de rijks veld wacht in do gang niet op hem lette, bleek in die acte-tasch ceil photografie- toestcl geborgen tc zitten, waar mede de houder van de acte-tasch naar binnen had denken to karnen. Do rijksveldwachter maakte nu korte metten en gebood den man onmiddellijk liet gebouw tc verla ten. De photograaf toonde zich daur- loc eerst niet zoo willig, maar be greep wel dat er slimmer dingen zouden gebeuren wanneer hij verzet pleegde. Hij is daarop liet. Paleis van Justitie uitgegaan. Maar toen te éiin uur de bcido Utrcchtsche rechercheurs va.n Cooten en Blijen bcrg liet Gerechtsgebouw aan de zijde der Prinsengracht verlieten bij het ingaan van de pauze, stond daar wederom dezelfde photograaf, die probeerde van de twe© Utrccht sche politiemannen een kiek te maken. Dc eene rechercheur sprong op den photograaf toe en belette hom een opname te maken, meteen den mail dienst toestel afnemende. Dit incident venvcklo natuurlijk consternatie. De politie heeft later het photografie-toeslcl tcruggege- Naar aanleiding van het incident mr. Kokosky heeft deze zich gisteren direct tot den Deken van dc Orde van Advocaten mr. Worst gewend, die toezegde d« quaestlc te zullen bespreken met den president der Rechtbank. ïnlusschen heeft mr. Locb zich in do pauze der zitting namens zijn con frères gerieht tot mr. dc Vries, die als president de rechtszaak-Onncs leidt. Mr. Locb heeft daar omstandig uiteengezet, dat wanneer de advocaten die de zaak-Onncs moeten bijwonen als verdedigers van' alle belanghebbenden, óók in de nevenzaken van dit proces (dc zaak-Koning, de zaak- Blesing, dc zaak-Mees Gerritsen, de zaak- Maag, de zaak-Johanknegt e. a.) verplicht worden in de zaal tc blijven als dc zitting eenmaal begonnen Is. deze advocaten niet in de gelegenheid zijn andere zaken op hun kantoren te behartigen. Deze advoca ten dreigen dan failliet to gaan. omdat zij gedurende maanden liet contact mot hun kantoor verliezen. Reden waarom deze ad vocaten verzochten het voorschrift van „in de zaal blijven" niet op lièn van toepas sing tc doen zijn. Bleef dit voorschrift óók voor de advocaten gehandhaafd, dan zouden alle verdedigers in dit proces hun laak onmiddellijk beéindigen en zich niet meer met do verdere procedure inlaten. Dc president mr. dc Vries heefi hierop geant woord dc zaak nog eens te willen overwe gen, opmerkende, dat toen het bewuste voorschrift werd uitgevaardigde geen der advocalen daartegen bezwaren heeft inge bracht. De president, mr. dc Vries, deelt mede dat de Rechtbank geen kans liccft gezien gedurendo dc pauze gereed tc komen met het te boek stellen van bet \crbaal \an do verhooren der Utrcchtsche rechercheurs Van Cooten cn Blijenbcrg, tegen wie een vervolging ter zake van meineed zal wor den ingesteld. Dit proces-verbaal komt eerst later gereed, zoodat do voorlezing cn tceke- ning ervan eerst zal kunnen plaats vinden bij den aanvang van de zitting op aan staanden Donderdag. Voortgezet wordt nu weer het verhoor van den Utrcchtschen politic-photograaf Gar nier. Hem wordt gevraagd, wie hem ver vangt bij afwezigheid. Antwoord: ccn an- dcro ambtenaar. Mi*. Muller Massis: „En draagt die óók een witte jas in liet hoofdbureau van poli tie" Garnier: „Neen". Onnes: „Het staat dus vast dal U op 25 April 1933 niet tweemaal is binnengekomen in do kamer waar Johanknegt cn mejuf frouw Nöggerath zich bevonden, liet is Manda Noggerath, die dat beslist beweerd heeft.' Garnier: „Dat bestaat niet. W ant ik was toon in Berlijn. Mejuffrouw Nöggerath wordt vóórgcroe- pen cn deelt nog nader mede, dat Garnier in een witte jas gekleed die kamer binnen kwam en naar een kast ging. Do president: „En was die persoon in dc witte jas dezen mijnheer Garnier?" Mejuffrouw Noggerath: „Ik meen hem wèl in den beer Garnier 1c herkennen." Mi. Muller Massis: „Heeft U mejuffrouw Noggerath ook ontmoet in liet Amsler- damsche Instructic-gcbouw Garnier: „Zeker. Zij wenkio rnij toen niet dc oogen of ik naar buiten wilde komen. Zij wilde blijkbaar contact met mij hebben. Maar ik heb nèt gedaan of ik liet niet be greep cn ben een anderen kant uitgegaan Mejuffrouw Nöggerath betoogt, .n ant woord op een vraag van den president, dat zij zich van dat wenken met haar oogen naar den heer Garnier niemendal herinnert. De officier van just.tie (tot Garnier): „U VARKENSMARKT 13-15, TELEF. 582 heeft in den loop van Uw verhoor vandaag gezegd, dat V Johanknegl en Mejuffrouw Noggerath voor het ceist ontmoette nii Uw vacantie in 1932, dar wa6 in Augustus. Maar liet is 'gebleken dat U hen beiden al hadt ontmoet in Mei daaraan voorafgaande. Hoe zit dat nu?" Garnier- „Er ligt al zóó lange lijd tus schen, dat ik mij dat waarlijk n.ct meer precies kan herinneren' De officiei: „U moet mij niet kwalijk ne men, maar dal U zich daarin zóó ver ver gist, dat komt mij toch zonderling voor bij een pohlieman' Rechter mr. Dc Gaay Fortman stelt tol mejuffrouw Nöggerath een vraag, die ver band houdt met een eventueel contact tus- s-chcn baar cn Johanknegt in de laatste da gen, welk contact tusschen hen beiden toch verboden was. Mejuffrouw Nöggerath: „Pardon, ik zelf ben buiten vervolging gesteld door dc justi tie". Rechter nu. Dc Gaay Fortman (hoogclijk verwonderd): „Wét zegt U? Buiten vervol- g.ng gesteld?!' Mejuffrouw Nöggerath (lachend): „Het is toch li e u s c h zoo Rechter mr. Dc Gaay Fortman: „Sedert wanneer dan?" Mejuffrouw Nöggerath: „Sedert Zaterdag j.l." Rechter mr. De Gaay Fortman fzéér ver wonderd): „lk weet nergens van. Het is voor het eerst dat ik het dezen middag hoor. lk wist er hoegenaamd niet van". Mejuffrouw Nöggerath herhaalt, dat de justitie haar Zaterdag buiten verdere ver volging stelde. Rochtcr mr. de Gaay Fortman (tot Jolian- knogl): „En U word uit de voorloopi'ge hechtenis ontslagen onder bcpualde voor waarden?" Johanknegt: „Neen, zónder voorwaarden Rechter mr. Dc Gaay Fortman: „Natuur lijk z.c ik thans van dc door mij gestelde vraag af". Als getuige wordt nu 'gehoord ccn jacht opziener, die in Hilversum woont en die door liet bosch is gekomen bij de Holland- sohe Rading, waarin de tweede partij goslo- len goed van Nijcnrode gevonden werd. Deze getuige blijkt reeds den gehcelcn middag in de zaal le hebben gezeten, wat in strijd is mot dc voorschriften, volgens welke hij buiten de zaal zijn beurt had moeten afwachten. Do president: „Dan kan deze getuige du6 niet worden gehoord." Mr. Muller Massis merkt op, dat cr in tegenwoordigheid van dezen jachtopziener niets is gezegd wat ook maar in dc verte betrekking had op de punten, waaromtrent deze getuige zai hebben te verklaren. Do president beslist dan dat deze jacht opziener wèl zal worden gehoord als ge tuige. De jachtopziener clc.clt dan mede, dat hij. op den bcwustcn dag waarop dc tweede partij gestolen goed van Nijcnrode werd ge vonden in het bosch langs den Loosdrecht- schcn Grintweg, onder de Hollandschc Ra ding, des morgens omstreeks half twaalf, dus vóór het ontdekken van het gestolen goed onder blaren in den greppel, een dui delijk voetspoor heeft ontdekt in dc sneeuw daar ter plaatse. Dat was derhalve in den morgen van den 2üstcn Januari 1933. Toen gcluigo op dezelfde plek des avonds weer passeerde, was dat voetspoor dat hij des morgens signaleerde, verdwenen, doordat s*-vb Heer van den ouden stempel„Ik kan die moderne meisjes niet uitstaan. Dat zul jo me moeten toegeven. Prenderby, liet aanhankelijke soort behoort tot het verleden I." (Humorist).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 6