ROND HET PROCES-NIJENRODE
RINTEL
KUËEPINC,
MUR M44T
DE DAG VAN HET
REQUISITOIR
Eiseh: 2 jaar en 6 maanden
gevangenisstraf
'Buitengewone belangstelling van het
publiek, zoowel op de tribune
als beneden in de zaal; schier
geen plaats bleef van=
morgen onbezet
'Amsterdam, 2-1 April 1931. Een ge
wicktiso dag heden 1 De dag van het
requisitoir in het Nijenrodc-proces! Requisi
toir van den officier van justitie, mr. A. A.
L. F. van Dullemen, nadat 29 zittingen aan
de behandeling der zaak gewijd zijn ge
weest! De belangstelling voor den dag van
lieden is overweldigend.
Als do rechtbank is binnengetreden wordt
dadelijk bet woord verleend aan den offi
cier van justitie.
Mr. Van Dullemen neemt als
officier van justitie in de
Onnes*zaak requisitoir.
Mr. Van Dullemen leest dan zijn requisi
toir voor van groote bladzijden. Ilij noemt
dit proces een unicum in do historie der
rechtspraak: een agent van politie trad op
als medewerker van de daders, de vrouw
van een politie-commissaris reed de auto,
waarin het op Nijcnrode gestolen goed werd
vervoerd. De officier belicht in den breede
den moreelcn kant van de zaak, waarbij een
bedroevende kijk kon worden geworpen op
de moraliteit en mentaliteit van de bij dit
proces betrokkenen en ook van enkele ge
tuigen. Nochtans had mr. Van Dullemen de
taak van requireeren met vrcugdo aan
vaard om eindelijk in het kort te kunnen
uiteenzetten do hoofdpunten uit hot groote
bewijsmateriaal tegen den hoofd-verdaebte,
waarvan door alleilci bijomstandigheden
(o.a. Koning) de aandacht is afgeleid en
allerlei foutieve gegevens ook in de pers
verslagen volgens den officier zijn bin
nengeelopcn. Tevens was het hem aange
naam dit requisitoir te mogen nemen, om
dat recht en rechtvaardigheid gebieden, dat
dezen zéér geraffineerden verdachte een ge
rechte straf worde opgelegd. Daarom
wenschte de officier allereerst te bespreken
bet volkomen onlogische, onware en on
waarschijnlijke in de houding en verdedi
ging van den verdachte, te weten: 1. de on
verklaarbare houding bij diens arrestatie,
het uiterste belang voor Onnes om direct
Koning te noemen, als inderdaad waar was
zijn chantage; rnaar dat is niet geschied,
want pas bij het vijfde verhoor door den
Inspecteur Posthuma hem afgenomen
noemde Onnes den naam Koning; 2. de
aperte tegenstrijdigheden en leugens van
den verdachte in zake het voorschot van
3000 van Goudstikker op 10 Februari
1932 inzake het bezoek aan Goudstikker
op 3 Maart 1932 inzake de bewaarplaats
van het zilver op het kasteel Nijcnrode
inzake óók het weghalen van de Mulat cn
de Drie Koningen; 3. do onwaarheid en on
waarschijnlijkheid van Onnes' chantage-
vcrweer, aangezien voor dat verweer do
datums niet kloppen, de persoon-chanteur
óók al onmogelijk is in dit verband, waar
Koning, die de chantage zou moeten heb
ben gepleegd, zelf strafbaar was en eerder
gearresteerd werd dan Onnes; i. de onwaar
heid van liet verweer door Onnes gevoerd,
dat Koning zou hebben laten inbreken uit
eigen winstbejag cn met het oogmerk tot
wederrechtelijke toe-cigening der kostbaar
heden *p Nijcnrode aanwezig.
Dit i&atste verweer van Onnes is met het
oog op dit alles als totaal mislukt te quali
ficeeren; 5o. de doorloopcndo tegenwerking
van Onnes bij op liet spoor zijn van het
gestolen goed (c.a. de scène met het kof
fieboontje, de scène in de Louis Seize in
de Reguliersbrcestraat te Amsterdam, de
scène van het bezoek van Johanknegt op
het kasteel op September 1932 cn ten
slotte de brief aan mejuffrouw mr. Katz,
waarin Onnes adhaesic betuigde met de
vragen door mcj. Katz als Kamerlid ge
steld in verband met het Nijenrode-proces).
De officier staat hierna stil bij de belang
rijke verklaringen die afgelegd zijn door
Koning en Witbraad met betrekking tot
het gesprek dat werd afgeluisterd door Jo
hanknegt, uit welke verklaringen wel zeer
overtuigend bleek dat er relatie bestond
tusscben Koning cn Onnes; Go. de zieke
lijke belangstelling van Onnés voor het
eenmaal teruggevonden gestolen goed en
het beide keeren aanbieden van Top om
het goed voor de assurantie te verkoopen;
7o. het verzwijgen van Koning, Witbraad,
Polk cn Theeboom aan de Justitie; 8o. do
bedenkelijke, steeds-maar-doorloopcnde re
latie met Koning, ondangs alle chantage
pogingen door dezen op Onnes toegepast;
de zeker even bedenkelijke, gevoerde brief-
wissoling tusschen Onnes cn Koning, welke
briefwisseling gecamoufleerd bleek te zijn;
de minstens even bedenkelijke steeds-maar-
doorgaande telefoongesprekken tusschen
Onnes cn Koning, hoewel de laatstgenoem
de den eerstbedoelde „chanteerde"; cn dc
niet minder bedenkelijke, geregehl-door-
gaande samenkomsten op verschillende
plaatsen iri Amsterdam; hoe wil Onnes nu
toch aannemelijk maken dat men onop
houdelijk telefoneert met iemand die chan
teert en met dien chanteur zelfs nog voort
durend samenkomsten heeft! Wanneer men
gechanteerd wordt cn men wordt opgebeld
door den chanteur dan legt iedereen den
hoorn op den baak, maar Onnes telefo
neerde heel genoegclijk met Koning, hoe
wel hij dat deed met een persoon die hem
chanteerde. Onbegrijpelijk voor iedereen,
maar Onnes scheen daar niets bijzonders
in te zien: hij telefoneert constant en houdt
even constant conferenties mei dengecn
dio hem chanteert. Typisch is óók, dat On
nes die samenkomsten met Koning had op
plaatsen die builen de gehoor- en gezichts-
wijd to bleven van personen uit Onnes'
naaste omgeving. Hoe kan Onnes die chan
lage willen volhouden, wont cn blijkt uit
uiets, dat Koning hem bedreigde mot
smaad, of iets dergelijks ten zijnen na-
deele, bedreigingen dio toch altoos mot
chantage samengaan, maar waarvan bij do
chantage, dio Onnes heeft opgeworpen, aan
den kant van Koning volstrekt niemendal
aan dcri dag is getreden. Dus wel een zeer
merkwaardige chantage, dio men tot dus
ver nog niet heeft ontmoet. Om wclko re
den toch heeft Onnes niet direct do politie
gewaarschuwd, toen hij die chantage van
Koning bemerkte?
Onnes heeft gezegd, dat hij die waarschu
wing naliet uit vrees voor moeilijkheden
maar waarin bestond die vrees dan tóch
en waarin bestonden die „moeilijkheden"?
Onnes heeft dat op geen enkele wijze duide
lijk kunnen maken. Onnes heeft zelfs tij
dens het verhoor toegestemd, dat Koning
het licrn na den aanvang der chantage niet
lastig maakte; dan was Koning toch wel
een buitengewoon coulant chanteur, want
in den regel maakt een chanteur liet zijn
slachtoffer wel zeldzaam lastig. Als Onnes
zich volmaakt onschuldig voelde, waarom
die chantage dan niet ka'm naast zich neer
gelegd? Iemand dio zich van niets kwaads
bewust is, voelt geen vrees als hij gechan
teerd wordt. Maar waarom dan die vrees
bij Onnes voor dc chantage van Koning? De
officier belicht nog eens omstandig hoe er
relatie bestond tusschen Onnes en Koning
hoe was Koning niet uitnemend op de
hoogte met allerlei bijzonderheden aangaan
de het kasteel, op de hoogte van do situa
tie, van de bewaking rondom het kasteel,
op do hoogte óók van dc assurantie, de
grendels voor de ramen, de plaats waar het
ziher op Nijcnrode geborgen was, het
standje dat mejuffrouw Wiener in ont
vangst had tc nemen van Onnes, de slaap-
plaals van het personeel op het kasteel, het
breken van twee beeldjes (een feit dat voor
Goudstikker geheim weid gehouden, maar
welk feit Koning volkomen bekend was)
het spoedig uitbetalen van dc schade dier
gebroken beeldjes door dc verzekerings
maatschappij, de financieelo positie van
Onnes; hoe wist Koning voorts precies
welke kostbare schilderijen op het kasteel
eigendom waren van Goudstikker en welke
schilderijen Onnes toebehoorden? Waarom
knoopte Onnes in September 1932 eigener
beweging weer de verbroken relatie met
Koning weer aan cn wat was het motief
dat Onnes er toe bewoog om corresponden
tie met Koning gevoerd, to verscheuren, o.a.
de beleeningsbrief van April 1932, betrek
king hebbende op een belecning van schil
derijen die Koning toebehoorden cn waar
op Onnes hem geld zou verstrekken. De
officier wijdt in den loop van zijn requisitoir
aandacht aan dc geschiedenis van de ver
berging van gestolen goed aan do Holland
sche Rading; het komt 'hem voor, dat de
houding der Utrechtschc rechercheurs te
dier zake niet bijzonder gelukkig is ge
weest liet plotseling verdwijnen van de
persoon van Mejuffrouw Nóggerath op een
Utrechtsclie politie-foto, wijst in de richtin
dat men liever niet met Mejuffrouw Nóg
gerath openlijk contact uitsprak, reden
waarom men afdrukken van die photo aan
de IIoll. Rading maakte, zonder Mejuffrouw
Nóggerath crop. Mr. van Dullemen zegt
zich niet tc kunnen vcrecnigen met de
mcdcdeclingcn der Utrechtschc recher
cheurs met betrekking tot het gebeurde aan
dc Rading; hij voor zich gaat aceoord met
de lezing door Johanknegt en mejuffrouw
Nóggerath over dc Hollandschc Rading ge
geven.
Eveneens staat de officier geruimen tijd
stil bij dc pogingen door de verdedigers
aangewend, om Koning voor de Rechtbank
zoo zwart mogelijk te maken, maar daar
mee hebben dc verdedigers toch eigenlijk
een twee-snijdend-zwaard gesmeed, want
hoe zwarter zij Koning hebben willen ma
ken, des tc zonderlinger wordt het voor
Onnes, dat deze met een aldus ongunstig
personage geruimen lijd connectie beeft
illen hebben, met dezen beeft getelefo
neerd, gecorrespondeerd cn geconverseerd.
Met het zvvart-maken van Koning bewezen
dc verdedigers dus geen dienst aan Onn°s.
De officier komt nog even terug op de gc-
camouficcrdc briefwisseling, d u heette te
loopen over schilderijcn-beleeningcn; maar
nu is het zeer eigenaardige in die corres
pondentie, dat zij vier, vijf maanden heeft
geloopen, zonder tot resultaat tc voeren.
Ln zulk een briefwisseling voort een han
delsman als Onnes, die anders gewoon is
over millioenen-lransacties tc beslissen in
enkele minuten. Maar over de belcening
an enkele schilderijen schrijft men elkaar
maanden lang brieven en kan Onnes niet
tot een besluit komen. Dat klopt alk: minst
met het karakter van Onnes, en daarom
Je officier ook niet aannemen, dat die
briefwisseling met Koning een echte brief
isseling is geweest. Die correspondentie
had geen andere bedoeling dan om elkan
der over cn weer op bedekte wijze inlichtin
gen en seintjes te geven over den diefstal
op Nijcnrode. Maar it propos: als de ver
houding tusschen Onnes cn Koning inder
daad een recele is geweest, een heel gewo
ne, waarom ontmoetten dc heeren elkander
dan op allerlei ongewone plaatsen? Men
of elkander in liet Vondelpark tc Amster
dam, in het restaurant Schiller te Amster
dam, in hotel Terminus te Utrecht enz. enz.
Als de heeren doodgewone zaken hadden te
bespreken, waarom elkaar dan niet ont
moet op het kasteel Nijenrode. waar toch
wel gelegenheid was om bezoek te ontvan
gen, of die ontmoeting bepaald op Onnes'
nntoor to Amsterdam, waar men toch ook
wel ruimte had voor een doodgewone con-
ferenlic? W aarom kiest men dan voor een
oiiiiuo-iing liet, Vondelpark of het restau
rant Schiller, waar Onnes anders nooit
verscheen?
De officier releveert in dit verband nog
eens de omstandigheid, dat Koning muni-
tieus nauwkeurig op do hoogte was met
het kasteel en deszelfs inrichting, een op
de hoogte-zijn dat héél begrijpelijk is, als
men weet dat Koning dit alles noodig had
met het oog op de inbraak in het kasteel
Als Koning al die wetenschap niet noodig
had voor dc inbraak, hoo kwam Koning
dan met al deze bijzonderheden hekend?
Koning wist bijvoorbeeld precies waar het
dicnst-personccl op Nijenrode sliep waar
toe diendo het, met dio slaapkamers op dc
hoogte tc zijn? Om geen andere reden dan
om er profijt van tc kunnen trekken bij dc
inbraak. Daarom alléén werd Koning op
dezo punten uitvoerig ingelicht; hij moest
die informaties weer overbrengen aan Wit
braad, die de bijzonderheden weer had over
to boodschappen aan do „verhuizers", die
cr op stonden dat zij do situatie op Nijen
rode goed zouden weten, opdat tijdens hun
inbrekerswerk op bot kasteel veiligheid ge-
secureerd zou zijn. Daaróm alléén, werden
aan Koning allerlei interne bijzonderheden
van het kasteel meegedeeld. Anders zou hot
toch méér dan zot geweest zijn, al dio ver
trouwclijke dingen ter kennis van Onnes te
brengen. Onnes heeft gezegd: Koning wist
zooveel van het kasteel, omdat hij mij
listig heeft weten uit te hooien bij ver
schillende gesprekken. Maar dat verweer
verwerpt cle officier ten ecnenraalc; er zijn
niet minder dan 18 hoofdpunten op tc som
men, waaromtrent Koning tot in détails be
kend was op het kasteel-interieur. Welnu,
het is volstrekt onaannemelijk dat Koning
Onnes op die 18 hoofdpunten zou hebben
„uitgeboord".
De officier komt op grond van dit alles
tot de overtuiging, dat Onnes zelf de in
braak-geschiedenis op touw heeft gezet. Er
was voor Onnes in dien lijd alle aan
leiding om die geschiedenis op to zet
ten, want zijn financieelo positie was in
deze dagen zéér bedenkelijk. Getuige Stern-
heim heeft ter zitting nadrukkelijk ver
klaard, dat de kunstschatten op Nijenrode
niet liquido waren to maken, omdat er een
contract met Goudstikker bestond. En die
liquiditeit was voor Onnes aller-bclang-
rijkst; hij bezat wel kunstschatten, maar
deze waren door de tijdsomstandigheden
onverhandelbaar en zoo verkeerde Onnes
in ernstige moeilijkheden. Het is in dien
tijd toch immers ook voorgekomen, dat
iemand die op het kasteel een rekening aan
bood van bet luttele bedrag ad 59, die
rekening tot driemalen toe telkens opnieuw
moest aanbieden, zonder betaling te krij
gen. Een poging van Onnes, om zich voor
ccnige jaren achtereen de ongestoorde rus
tigo bewoning van het kasteel te verzekc
ren, mislukte en zoo was voor hem de
situatie al moeilijker en moeilijker gewor
den: financieel zat hij cr zéér bedenkelijk
voor. Do liquidatie zijner kunstschatten liet
hem in den steek: hij had cr alle belang
bij, een aantal kunstvoorwerpen te laten
verdwijnen door diefstal, in'welk geval dc
verzekering hem een hooge uitkeering als
schade-vergoeding moest betalen en met
zulk ccn uitkeering zou Onnes uit den
brand kunnen komen. Financieel zat er
voor hem groot geldelijk voordcel verbon
den aan een diefstal.
De officier verklaart Onnes schuldig aan
het hem ten laste gelegde, gezien ook zijn
antecedenten en gezien ook diens eigen
houding in dit geheele proce3. Het beroep
op chantage is onhoudbaar; Koning had bij
die chantage geen enkel belang. Allo getui
gen hebben in deze rechtszaal ruiterlijke
racdedeelingen cn bekentenissen gedaan,
maar Onnes heeft voortdurend teruggeno
men, d&n er weer wat aan toegevoegd, dat
later weer ten dccle ontkend, maar intus-
schen ook in die houding alweer sterk af
wijkende van de houding dio de andere
betrokkenen hebben aangenomen. De in
structie in dit proces heeft buitengewoon
lang geduurd, maar do heer Onnes heeft
daar zelf schuld aan gehad, door liet lol
kens weer te berde brengen van allerlei
verweren, dio nieuw onderzoek vcreischtcn.
Zoo heeft do voorbereiding dezer zaak bij
zonder veel tijd gevorderd, wat finders zou
zijn geloopen als Onnes, evenals dc ver
dachten in de andcro zaken, dadelijk ccn
bekentenis liad afgelegd. Doordat hij dit
niet deed, hield hij de zaak op, maar
daar kan men de justitie geen verwijt \an
maken. De officier stemt gaarne toe, dat
Onnes een groot man is geweest, indertijd
werkelijk véél belangrijk en goed werk
heeft gedaan en gesteund, waarvan alléén
maar z'n steun voor de Amsterdamsche
haven behoeft te worden genoemd, maar
daarna is voor licm, ook al door de om
standigheden van den tijd een periode van
tegenslag aangebroken, die hem in een zéér
moeilijk parket heeft gebracht en 't is in dezo
periode geweest dat hij in nauwer contact
is gekomen met Koning. Welk belang zou
Koning cn hij gchud hebben, om de zaak
ten. aanzien van Onnes af to schilderen
zooals hij dat deed en dus do inbraak
op Nijenrode gefingeerd tc noemen, op
touw gezet om dc verzekeringsgelden bin
nen tc krijgen?
Door die voorstelling van het gebeurde
te geven, kon Koning zich zelf 6lechts bc-
nadeelcn, immers hij bezorgde zich zelf
lardoor strafbaarheid wegens medeplich
tigheid aan dio gefingeerde inbraak, met
dc zekerheid dat hem do gevangenis voor
dat feit zou wachten! Dc officier verklaar
de zich bereid, bij de bepaling van de straf
maat, een deel der preventieve hechtonis
in mindering te brengen; bet valt niet te
ontkennen dat deze verdachte in den tijd
door hem reeds in voor'.oopigc hechtenis
doorgebracht, zêcr heeft geleden, óók al
door de voortdurende spanning cn de con
stante onzekerheid lioe dc zaak zich zou
ontwikkelen, gunstig of ongunstig voor
hem. Maar toch ziet de officier geen re
den, om do preventieve hechtenis voor den
geheelen duur in mindering te brengen.
Nadat mr. van Dullemen hulde bad ge
bracht aan den rechter-commissaris in dit
proces, mr. Smit en aan den Amsterdam-
scben politie-inspecteur den heer Posthuma
voor diens schitterend werk in deze zaak
geleverd zoolang een politiecorps zulke
mannen van karakter en aanleg in z'n mid
den heeft kan men gerust zijn welke
hulde de officier óók bracht aan dc beide
rechercheurs der Amsterdamsche politic,
die den heer Posthuma hielpen bij diens
onderzoek, do heeren Van Weillée en Lo
man, requireerde bij de veroordceling van
den heer Onnes ter zake van oplichting
(artikel 326 Wctb. van Strafrecht) tot een
gevangenisstraf voor den tijd van 2 jaar
cn 6 maanden, onder bepaling dat hiervan
8 maanden voor voorloopige hechtenis zul
len worden afgetrokken.
Onnes, die tijdens dit requisitoir volmaakt
rustig heeft zitten toeluisteren, 6taat ineens
op en roep verbitterd door de zaal: „On
schuldig, mijnheer de officier, onschuldig!"
De president schorst te kwart voor één
de zitting tot 2 uur hedenmiddag.
Als de middagzitting is heropend is het
woord aan
Mr. Muller Massis, die
pleidooien aanvangt.
de
Dezq begint met den officier van justitie
toe to stemmen, dat deze rechtszaak er eenc
is geworden van zeer bizonderc beteckenis.
De detective Johanknegt heeft in dit pro
ces een rol gespeeld, die vele belanghcb
benden in deze zaak heeft gebracht tot da
den, die zij anders niet zouden hebben ge
daan. De rol van Johanknegt is wel een
zeer funeste geweest; de officier is daar in
zijn requisitoir wel zeer lichtelijk overheen
gegleden. Qua opbouw heeft deze zaak een
zeer bedenkelijke kant gehad. Als getuige
is op verdachte Onnes de beklaagde uit een
andere zaak losgelaten formeel moge dit
in orde geweest zijn, maar moreel is deze
methode hoogst afkeurenswaardig en het
is wel te hopen, dat dit slechte systeem
geen navolging zal vinden.
Men zal het niet kunnen ontkennen, dat
in dit proces eigenlijk twee moreele ver
dachten zijn; dc ééne heeft men in gevan
genschap in de beklaagdenbank vastgehou
den, den andere heeft men zijn vrijheid
hergeven en juist in d i e verhouding is
het systeem van den officier van justitie
zoo zeer tc laken, die een anderen ernsti-
gen verdachte, verdachte in inoreelen zin
als getuige uitspeelt tegen den anderen
verdachte.
Het O. M. hoort in alle zaken boven de
partijen te staan. Maar dat kan men helaas
niet zeggen van het O. M. in dezo Nijen-
rode-procedure, wat o.m. gebleken is bij het
verhooren van getuigen als deze anders
verklaarden dan paste in liet aanvals-
systeem. Ook is dit gebleken bij de bescher
ming die de officier deed uitgaan naar zij n
getuigen. Men zegt in strafzaken wel eens:
Pas op voor den advocaat; men zou, gezien
het Nijenrode-proces ook kunnen zeggen, cn
terecht: Pas op voor den officier van jus
titie. Pleiter sloot zich gaarne aan bij de
hulde gebracht aan den rcchter-commissa
lis mr. Smit cn de politieambtenaren, den
inspecteur Posthuma cn de rechercheurs
Van de' Weillée cn Lohman; al maakten
Biesing en Mees Gerritsen liet de politie ook
niet moeilijk. (Gelach).
Hulde wenscht spr. te brengen aan de
rechtbank, die met zooveel geduld alles
aanhoorde wat hier de laatste maanden
werd aangevoerd. Het heeft in deze recht
zaal wel eens danig gestormd tijdens het
proces, maar alles is tenslotte teil goede ge
keerd cn daarvoor is de verdediging de
rechtbank dankbaar en wil zij aan die
dankbaarheid uiting geven.
Mr. Muller Massis verdedigt voortgaande,
dc houding van Onnes, in de instructie
aangenomen; het is alleszins begrijpelijk
dat Onnes, toen hij rechtskundigen bijstand
kreeg, bedachtzaam werd op hetgeen hij
zcide. Dat was zijn recht; dat is liet recht
van iederen verdachte cn dat kan en m a g
men geen enkele verdachte kwalijk nemen.
En dus is het Onnes ook niet tc verwijten,
dat de instructie zoo lang heeft geduurd,
door z'n „terugnemen" en weer „toestem
men." Dat moge de zaak hebben opgehou
den, rnaar de volle zwaarte daarvan mag
men toch niet op Onnes laten drukken. Het
gehcelo requisitoir van den officier van
justitie was gebouwd op dc verklaringen
van Onnes, wat geen verwondering behoeft
baren; maar daarom is het toch wel
goed de verhouding Koning-Onncs eens in
het ware licht to stellen. De beide mannen
kenden elkander al lang; toen is er een
periode van niet ontmoeten gevolgd, waar
na de heeren elkander weer bebben getrof
fen op Nijenrode. En bij die eerste ontmoe
ting zou Onnes volgens Koning al dadelijk
bobben gezegd: steek alsjeblieft vat kost
baarheden in je zak en stop, als liet gaat,
rnaar wat schilderijen onder je vest. Zóó
heeft Koning het voorgesteld, volkomen on
begrijpelijk, want tot zulke proporties be
stond allerminst aanlèiding en Koning
heeft er ook niet de minste opheldering van
kunnen geven. Koning schermde wel met
allerlei mogelijkheden, maar het is bij véél
aplomb in klank zonder cenigen inhoud
gebleven. Zooals Koning bij de beweerdo
financicele transacties met Onnes altoos
heeft geschermd met z'n kasboek, welk kas
boek echter nooit voor den dag is gekomen.
Het was altoos hetzelfde breede gebaar met
éél woorden zonder eenigen inhoud. Ver
halen en nog eens verhalen een
geneeskundig psychiatrisch onderzoek naar
verstandelijke vermogens zou bij Koning
zeker allerminst misplaatst zijn. De conclu-
ic zou wel eens kunnen zijn: een ongc-
VARKENSMARKT 13-15, TELEF. 582
looflijk fantast. In gewoon Ilollandsche
woorden heet dat: leugenachtig. Koning
beweert allerlei geldelijke onderhandelin
gen met Onnes te bebben gevoerd, maar
het personeel van liet kantoor Onucs heeft
onder eede verklaard, dat er nooit finan
cicele transacties met Koning hebben ge
loopen. Ilct geheele verhaal van Koning
aangaande kostbaarheden cn schilderijen
wegnemen op Nijenrode: „steek maar wat
in je zak cn wandel cr maar mco weg",
zal wel even groote larie zijn als allo an
dere verhalen van Koning larie zijn geble
ken. Koning beeft ook nooit precies kun
nen zeggen, wanneer dat voorstel op Nijen
rode van „steek maar wat in je zak" door
Onnes is gedaan. Dat Koning dat niet meer
weet, is al liecl zonderling; als je een zóó
merkwaardig voorstel wordt gedaan, dan
weet je drommels goed, op welk tijdstip je
dat voorstel wordt gedaan. Maar Koning
zegt: „dat weet ik niet meer nauwkeurig,
maar de hoofdzaak is, dat Onnes mij dat
voorstel deed cn wat ik zeg, is dc waarheid
cn U moet mij daarin gelooven". Zeker, cr
zijn gedurende de talrijke zittingen véél
weinig fraaie dingen van Koning aan den
dag gekomen en de officier zeide daarom
trent in zijn requisitoir: „Die zwartmakerij
is voor Onnes een tweesnijdend zwaard ge
worden", maar pleiter wijst er nadrukke
lijk op, dat de ongunstige inlichtingen om
trent Koning pas in den latercn tijd bekend
zijn geworden aan Onnes, die vóór dien tijd
niets slechts van Koning wist. Maar toen
de naam Brand-Koning in het geding
kwam, toen kwam er méér los. Dat komt
niet in het nadeel op de rekening van On
nes, maar in het nadeel op de rekening van
Koning.
En passant signaleert pleiter-even de be
wering van den officier van justitie, dat
Koning, die volgens het Openbaar Ministe
rie zoo braaf zou zijn, met geen enkel ar»
gument zou hebben bewezen dat hij (Ko
ning) chantage op het oog had; maar ver
geet de officier van justitie dan maar even
beelemaal het vecl-besproken briefje „ach
ter den spiegel", gevonden bil een huiszoe
king bij Witbraad en geschreven door den
„onbesproken" Koning, die in dat briefje,
bestemd voor Onnes, dreigde de familio
van Onnes in de zaak te zullen mengen, je
reinste vorm voor chantago die je je den
ken kunt! Er is dus wel degelijk gedreigd
door den chanteur, wat pleiter speciaal
even releveert, omdat dc officier het in
dien9 requisitoir wilde doen schijnen, alsof
Koning niet kon hebben gechanteerd, om
dat cr door hem heclemaal geen dreigement
was gebezigd cn chantecren zonder bedrei
ging niet denkbaar was. Maar Koning heeft
wel degelijk dreigement bedoeld, wat wij
weten door het briefje van achter den spie
gel!
In den breede zet mr. Muller Massis hier
na uiteen, hoe Koning do quaestie van do
gefingeerde inbraak in elkaar heeft gezet,
om zich zelf een gunstiger positie te creët-
ren, wat hem ook schoon is gelukt, want
rnet die voorstelling van zaken lieeft hij
zich in zóó gunstig licht weten te plaatsen,
dat hij reeds bij een der eerste zittingen
door de Rechtbank aan dezo Onncs-zaak ge
wijd, op vrije voeten werd gelaten. Het was
voor Koning niet anders dan een belangen-
quaestie om dc zaak aldus te draaien cn de
officier van justitie heeft van deze draal
bij Koning handig profijt getrokken, dooi'
toen Koning, die eerst een der hoofd-ver-
dachten was en deswegen in voorloopig ar
rest zat, als hoofd-getuigo tegen Onnes te
doen optreden. Pleiter hoopt dat cr ten
spoedigste ccn wijziging in het Wetboek
voor Strafvordering zal worden aanhangig
gemaakt, om te verbieden dat persoden, dio
als verdachte belang hebben bij btpaaldo
verklaringen, in dezelfde zaak waarbij zij
betrokken zijn, zullen worden geboord als
getuigen/ het systeem dat pleiter in den
aanvang van zijn pleidooi reeds scherp be-
critiscerdc.
De officier van justitie voerde in diens
requisitoir aan dat het zoo opvallend was,
dat Koning haarfijn op de hoogte was met
allerlei inwendige détails van het kasteel,
wat er volgens den officier op moest wij-
zon, dat Onnes Koning volledig aangaan-
le het kasteel bekend had gemaakt, om
daardoor een inbraak voor dc uitvoerders
te kunnen vergemakkelijken met tal van
voor bon waardevolle aanwijzingen. II oe
moest Koning en vooral waarom moest
deze, zoo met alles op dc hoogte zijn op
Nijenrode? Op deze vraag, door den offi
cier gesteld, gaat mr. Muller Massis thans
uitvoerig in. Dat Koning nog al een en an
der afwist van de diverse verzekeringen
door Onnes voor Nijenrode gesloten, lag
voor de hand; Koning interesseerde zich
uit den aard der zaak sterk voor alles wat
verzekeringen hetrof (gelach) cn Onnes was