FILM RUBRIEK
Vonk's nieuwste
IJsverpakking
J. VONK Wz.
Plombière
Hoe Cecil B. de Mille zijn sterren ontdekt
„Hollywood is overbevolkt, maar niet
met talent", zegt hij.
Hoe hij aan Judith Allen en
Claudette Colbert komt.
Kleinigheden, die den
doorslag geven.
Een gekleurde Bali-film
LETTERKUNDIGE KRONIEK
WAT OVER HET
WATER VLIEGT
Concertgebouw»
„DE VALK"
ZALEN TE HUUR
voor alle doeleinden
bestaande uit:
Mokka Vanille en
Vruchtenijs in
geïsoleerde verpakking
f 1.- en f 2.-
's Zondags
ook verkrijgbaar
5LI
IB ec
I h£
P*
Bdi
Nieuwe Uitgaven
Regisseur Cecil B. de Mille heeft reeds
meermalen de wereld verrast door aan een
tevoren vrijwel onbekend acteur of actrice
een zeer belangrijke rol toe te bedeelen. En
ofschoon doorgaans zijn „ontdekkingen"
over groote talenten bleken te beschikken,
beeft zijn voortdurend speuren naar nieu-
we krachten, terwijl er toch zooveel erkend
goede spelers zijn, reeds dikwijls kritiek
moeten hooren. Onlangs heeft De Mille, bij
wijze van hooge uitzondering, zelf de pen
ter hand genomen om zich tegen aantijgin
gen van dien aard te verdedigen. Hij schreef
het volgende:
„Men heeft mij al van heel wat beticht,
van een voorkeur voor badkuipen, voor
vleiers, en andere min of meer ongezonde
onderwerpen, maar nog nooit heeft men van
mij kunnen zeggen, dat ik een artikel in
een krant heb geschreven. Nu ik dat ten
slotte toch doen ga. is dat een geheel nieu
we sensatie voor me en het zou een pracht-
gelegenheid zijn om nu eens fantastische en
dwaze geruchten te verspreiden over jour
nalisten, net zooals die heeren nu al twin
tig jaar geruchten over mij verspreid heb
ben.. maar dat is toch niet mijn plan.
Ik heb me overigens altijd buitengewoon
geamuseerd met die sprookjes, die ze over
mij publiceerden. Het waren pittige en in
teressante artikeltjes; niet veel meer dan
dat, maar meer vraagt een krantenschrij-
.ver of -lezer ook niet immers?
Een van de dingen waarover ze mij ge
regeld kapittelen is mijn voortdurend zoe
ken naar allerlei talenten iedere keer dat
ik weer een film maak. De journalisten
willen er mijn aandacht op vestigen, dat
Hollywood overbevolkt is met talentvolle
spelers, die maar al to graag een rol van
mij zouden aannemen.
Nu is Hollywood inderdaad overbevolkt,
maar niet met talent. Dit laatste is een
zeldzaam artikel, waarnaar men lang zoe
ken kan zonder iets te vinden Daarom
moeten regisseurs zoo nu en dan afwijken
van de gebaande wegen, indien zij een
Alice in Wonderland, een onbedorven meis
jesstudent of een vrouw met vampier-
eigenschappen noodig hebben.
Soms behoeven we niet ver van huis te
zoeken, maar dat gebeurt niet dikwijls.
Twee bizondero voorbeelden daarvan zijn
Judith Allen en Claudcttc Colbert.
De eerste was pa6 kort geleden uit New-
York naar Hollywood gekomen, na door de
Paramount te zijn geëngageerd, toen ik
op zoek ging naar een actrice, die voor de
hoofdrol van „This Day and Age" in aan
merking zou kunnen komen. Ik liet talloozc
opnamen voor me afdraaien en juist toen
ïk er aan begon te wanhopen het geschikte
meisje onder de Hollywoödsche actrices te
zullen ontdekken, werd een proefopname
van Judith geprojecteerd. Onmiddellijk zag
ik dat zij de personificatie was van de
figuur die ik me had voorgesteld de betref
fende rol te doen uitbeelden.
Maar haar opname was de eenige uit on
geveer driehonderd stuks, die mij bevredi
gen kon en het had dus weinig gescheeld
of ik had mijn speurtocht buiten Holly
wood moeten uitstrekken."
Een nog opzienbarender vondst van on
ontdekt talent midden in Hollywood deed
ik met Claudette Colbert. Ik zocht tijdens
de voorbereiding van „Het Teeken des Krui-
ses" naar een 6choone actrice, die do rol
van do wreede cn boosaardige Poppaea, de
vrouw van Nero, zou kunnen vervullen.
Tot op dat oogenblik had nog nooit
iemand Claudette Colbert voor een rol van
dat genre in aanmerking doen komen. Al
jaren lang speelde ze voor de film, doch
beeldde 6lechts lieftallige heldinnen uit. Zij
verwierf daarmee ook een zekere mate van
populariteit, maar kon toch niet tot de
groote sterren gerekend worden.
Niemand had zich ooit afgevraagd wat
voor indruk Claudette zou maken in de
Regisseur Cecil B. de Mille, die vooral door
zijn film „Het teeken dos Kruises"
ter sprake kwam.
Claudette Colbert, zooals wij haar het
laatst in „Nachtclub Madonna"
genen hebben.
rol van verleidster, maar toen ik films en
proefopnamen van Ilollywoodsche actrices
voor rnij liet vertoonen, trok iet6 in Clau-
dette's oogen. mond en stem mijn aandacht.
Daar waren mogelijkheden waar nog geen
gebruik van was gpmaakt. Haar mond cn
oogen hadden de klassieke vorm en diepte,
welke door de eeuwen heen hun bekoring
hebben bewezen, terwijl het timbre van
haar stem voorspelde dat er met deze ac
trice iets bizonders te bereiken zou zijn.
Ik deed haar een metamorfose onder
gaan in overeenstemming met de rol die
ik haar had toegednehi cn Claudette Col
bert ontpopte /iel) als een eerste rangs ac
trice, waar iedereen verrast van was. ik
zelf ook nog Tot dusver had zich haar
filmloopbaan eenzijdig en onjuist ontwik
keld, maar nu ik haar groote kracht ken,
aarzel ik niet haar de rol van Cleopatra
te geven in dc gelijknamige film, waarmee
ik thans ga beginnen en ik verwacht dat
deze creatie de grootste en schitterendste
van haar leven zal worden.
Dc gevallen van Judith Allen cn Clau
dette Colbert zijn, zooals ik zeide, uitzon
deringen. waarbij het gezochte talent voor
speciale rollen in Hollywood-zelf werd ge
vonden. De film-industrie zal altijd de we
reld blijven afzoeken naar nieuwe en bizon
der talentvolle krachten. Men moet er dus
niet te veel waarde aan hechten indien
de kranten on6 speuren naar filmtalent in
een bespottelijk daglicht stellen. Wij heb
ben daarvoor wel degelijk een grondige re
den. Wel blijkt dikwijls, dat wij iets na
streven, dat niet te verwezenlijken is. dat
practisch niet bestaat, maar indien wij tus-
schen de duizend menschen. die wij erover
aanspreken, ook maar één groote ster vin
den, dan zijn tijd, moeite en geld waardi
besteed."
Dc Mille gaal dus. wat betreft het ver
doelen van zijn rollen, niet over één nacht
ijs. Het duurt soms zeer lang voor hij de
geschikte persoon vindt, maar aan den an
deren kant val zijn beslissing doorgaans
zeer plotseling en zeer snel. Zijn grootste
ontdekkingen doet hij in één oogopslag.
Men behoeft hem slechts enkele meters
film te vertoonen cn hij weet al direct of
hij aan de daarin voorkomende spelers iets
heeft of niet.
De Mille laat zich nooit beïnvloeden door
persoonlijke ontmoetingen. Volgens hem
zijn dc menschen in werkelijkheid heel an
ders, dan ze op het doek uitvallen, en
iemand waarvan men dus tijdens een ge
sprek den indruk mocht krijgen dat hij een
geboren filmacteur was, zou in beeld erg
kunnen teleurstellen. De Mille oordeelt
daarom alleen op grond van proefopnamen
of eerder gemaakte films.
Paramount International Corporation zal
in het komende seizoen een heel bizondere
film uitbrengen. Het is een groote, gekleur
de film, spelende op Bali. Deze rolprent,
die, naar wij uit Hollywood vernemen, zelfs
„Taboe" overtreft, zal geen dialoog, maar
tallooze echte Balineesche melodieën be
vatten.
Aan den loopenden band.
door Henriëtte van Eyk en Edou-
aid de Nève.
(Amsterdam, Em. Quérido's Uit-
geversmij.) 1934.
ITct bock, waarover ik U ga spreken, is
een verzameling van kleine verbalen waar
in twee interessante schrijvers dc vruchten
hunner verbeelding hebben bijeengevoegd.
Men speurt, bij het aanschouwen van dit
eigenaardig experiment vóór alles naar het
motief der samenwerking. Dat motief kan
alleen gelegen zijn in den uiterlijken vorm.
Zoowel Henriëtte van Eyk als Edouard dc
Nève schrijven „short Stories", die uit kor
te zinnetjes zijn opgebouwd. Zij beschikken
beide over veel ironie cn veel fantasie, zij
zijn beide flitsend-geestig.
Maar met deze gemeenschappelijke hoe
danigheden houdt dc overeenstemming op.
Want Henriëtte van Eyk is een essentieel
andere figuur dan Edouard de Nève. Edou
ard de Nèvo geeft ons in zijn lichte cause
rieën den verdrietigen achtergrond te aan
schouwen van bepaalde menschenlevens, die
zich bewegen in de Fransche sfeer, Henriëtte
van Eyk laat ons de droefheid en dwaas
heid zien van het leven zelf. Edouard de
Nève blijkt een man van letterkunlige eru
ditie, die zijn kantteekeningen maakt bij
zijn observaties en belevingen. I-Ienriëtte
van Eyk is zóó uit de groote, vrije wereld
in het literaire hofje getuimeld, cn zij heeft
een toomeloozc fantasie.
Ik vind Edouard dc Nève een auteur, dio
alle recht heeft op onze kritische waar
deering. Hij schrijft modern, suggestief, er
staat geen woord Ic veel in zijn proza, hij
is heelemaal niet vervelend. Maar ik vind
hem niet een auteur, die nieuwe aspecten
geeft. Henriëtte van Eyk. daartegenover, is
een fonkelnieuwe verschijning, een der al
lergrootste talenten, die ik in den laatslen
tijd heb ontmoet. Als zij niet dc Nederland-
sche Andersen wordt, dan zou ik mij hard
hebben vergist.
Toen zij voor eenige jaren de literatuur
binnen kwam, mot haar „Kleine Parade",
heb ik mij terstond in den oorspronkelijken
aard van haar humor verlustigd. Zij deed
mij denken aan een dame, die ik gekend
heb. en die woonde in een allerakeligst
klein nest, waar men, om Henriëtte van
Eyks eigen term te gebruiken, „uit kwaad
spreken ging".
De dame in questie had een zeer delicate
positie in dat kletsende nest, en wat ver
tolde ze mij? „Ik doe maar altijd net of ik
idioot ben. Als de menschen denken dat je
gek bent, dan heb je van niemand last".
Dat: „zich van den domme houden" was,
in „de Kleine Parade" al, het specifieke in
den humor van Henriëtte van Eyk. En het
stelde haar in staat, ons de lachwekkendste
momenten te doen beleven.
Wat is er sindsdien met Henriëtte van
Eyk gebeurd? Zij heeft in haar uasi-kin-
derlijkc houding tegenover het leven vol
hard. En ze is die houding gaan toepassen
op alles wat zij zag, cn op iedereen, dien
zij ontmoette. Zij is haar ook gaan toepas
sen op haar eigen gedachten en verbeeldin
gen. Zoo kwam zij vanzelf tot het sprookje.
Men moet, wanneer men deze kleine,
maar zeer volledige verhalen van Henriëtte
van Eyk gaat genieten, zich ^oral niet
voorstellen, dot er onmiddellijke symboliek
uit te halen is. De leeraren van het jaar
2000, die haar voor de klasse zullen moeten
verklaren, zullen met groote moeilijkheden
hebben te kampen, wanneer zij al dat ge
schrijf willen onderbrengen bij een bepaal
de idee. Want zij ironiseert eigenlijk iedere
levensuiting die zich aan haar openbaart.
Geniaal is een groot woord, maar zij doet
het geniaal.
Ik zal LT het motief van twee barer schet
sen, die in dezen bundel voorkomen, over
vertellen.
De eerste schets bevat de geschiedenis
van Emir Kasha Khan. Wie is Emir Kasha
Khan. Emir Kasha Khan is een spin. De
spin zoo vertelt de schrijfster ons, heette
eigenlijk Dirk van Dalen, en de mamrnoeth-
dic-ie-soms-dacht-dat-ie-was heette Emir
Kasha Khan, ..Dirk van Dalen was 73, en
woonde met rhcumatiek onder een geber-
stcn tegel van de badkamervloer, maar de
mammoeth Emir Kasha Kahn woonde er
gens anders, ver weg van de hadkamer en
de vastrechtgasgeiser, op een hoogen berg
top, in een paleis van rotsblokken cn suiker
klontjes." Met andere woorden, de mam
moeth was dc Grootheidsverbeelding, die
de spin omtrent zichzelf in zijn kop had.
Deze spin ontmoet een* duizendpoot, die
zich, evenals hij een denkbeeldige wereld in
bet hoofd gezet heeft. En „als twee zich
hetzelfde verbeelden is 't geen verbeelding
meer, maar werkelijkheid".
Daarom konden ze er samen op uittrek
ken, en zich samen voorstellen, dat ze op
weg waren naar een groot cn weidsch paleis
hoewel dc heele reis toch alleen maar een
tocht was door de badkamer, waar ze ten
slotte door de hand van een baadster, wer
den verbrijzeld.
De schrijfster geeft hier op meesterlijke
wijze de tegenstelling tusschen de onmete
lijke wereld van de fantasie en de werkelij
ke wereld met haar geheel andere afmetin
gen, de opgeblazenheid van de menschelijke
natuur. En zij vindt gelegenheid om terzijde
den draak te steken met het malle verlan
gen naar „sterke mannen", dat cene inner
lijk zoo wankele wereld in onze tijden be
lachelijk maakt.
Het curieuse van dit proza is hierin gele
gen, dat de schrijfster, tegelijk in haar
geheele verhaals-constructie en in de détails
haar ironisch effect bereikt. Ik geef U een
voorbeeld. De spin en de duizendpoot heb
ben een langen tocht achter den rug door
de woestijn. Die woestijn is overigens voor
ónze oogen niet andeys dan een gummi voor
werp, waarop het woord „Badmat" stond ge
schilderd. En nu gaat de schrijfster verder.
„Overal in de woestijn stond alles en ieder
een stil, alles en iedereen, behalve Khan en
Zacharias, die door het groengeverfde hek
een oerwoud binnenrenden en struikelden
over de eerste de beste ratelslang.
Nu is een ratelslang een gevaarlijk beest,
maar déze ratelslang had pas een ontdek
kingsreiziger opgegeten en was in vrede met
zichzelf en de wereld; bovendien bestond
hij, evenals al het andere, alleen maar in
de op hol geslagen verbeelding van Khan en
Zacharias, en gedroeg zich niet heelemaal
als een ratelslang, maar meer als een rond
slingerende schoenveter. „Wat gebeurt er op
mijn rug?", vroeg de ratelslang kronkelend.
„Dat zijn wij", zeiden Khan en Zacharias.
„O, zei de ratelslang, 't jeukt."
Een bijna nog bekoorlijker verhaal is bet
verhaal over de Donkerte. De Donkerte of
Duisternis wordt ons hier voorgesteld als
een symbolische persoon, die 's avonds van
het Oosten naar bet Westen tijgt, om bet
licht weg te vegen. Maar op die reis ont
moet hij een meisje, dat vijf mooie glazen
knikkers kwijt is. De Donkerte blijft in de
stad toeven, om, voor hij het licht uit gaat
doen, voor het meisje dc knikkers te zoeken.
Hij gnat, overal met haar heen, hij zoekt
met haar op dc straat, op dc markt en in
het nachtlokaal. Maar de glazen knikkers
zijn niet tc vinden. Omdat de Donkerte
zijn plicht niet doet, en het daglicht nog
aan den hemel laat, loopt het heele leven
in de war. De hanen gaan kraaien, de kip
pen worden wakker, de klokken gaan van
slag, de menschen gaan ontwaken cn willen,
veel te vroeg aan hun werk. Maar het merk
waardigste effect van deze heele omwente
ling in de natuur, komt hierin uit, dat, nu
het daglicht blijft, de dingen die in den
nacht gebeuren, de dingen, „die het licht
niet mogen zien", door het licht worden be
schenen. Ziet, wat voor gevolgen dat
heeft: „Een nachtlokaal bij daglicht is een
vreeselijk iets. De vrouwen zijn geverfde
stukken hout, de mannen goor cn verlept.
Het roodc plucho van banken en stoelen,
dat fel leefde in het kristallen geschitter
der lampen, heeft de kleur gekregen van
bedorven biefstuk. De kellners zien er uit als
moordenaars. Een grauwe nevel van tabaks
rook hangt boven de rommelige tafels. Om
gevallen glazen, asch, een vertrapte roos...
Als dc scène van een misdaad."
Er ligt aan dit sprookje een diepe ge
dachte ten grondslag. Het zijn de menschen,
die alles op z'n kop willen zetten. Maar
indien eenmaal de natuur eens haar ma
jesteitelijke regelmaat verliet, hoe klein en
pover en ellendig zouden zc dan voor den
dag komen, hoe scheef zouden ze dan voor
het waarnemend oog verschijnen. Maar één
ding zou op zijn plaats blijven. De belang
stelling van het onschuldige, argelooze
kind. Dc vijf glazen knikkers zijn in de
duisternis te vinden. De Donkerte vindt ze
eerst, wanneer hij door het volle daglicht
volkomen is verjaagd. De knikkers kunnen
alleen glanzen in den zonneschijn.
In dit sprookje van Henriëtte van Eyk
beleeft men de lange, lichte, Juni-nachten.
Al het fantastische dat er in geschiedt, sluit
zich onmiddellijk aan bij de natuur. De
sfeer van den zomernacht ligt on-grijpbaar
tusschen de bewegénde figuren.
Edouard de Nève maakt fantastische kant
teekeningen. Henriëtte van Eyk leeft heele
maal uit haar fantasie. Zij heeft een hee1!
helderen kijk op de verkeerdheden van het
leven. Haar onbreekbare, stomme verwon
dering laat ons die verkeerdheden zien zoo
als zc zijn. Henriëtte van Eyk verhoudt zich
tot de Verkeerdheid, zooals het kind in haar
sprookje zich- verhoudt tot de Donkerte.
Dia schetsen van haar zijn mooie gave, gla
zen knikkers, die men alleen bewonderen
kan in het licht van die zuivere onge
kunsteldheid, dat wij nog niet allemaal in
ons omdragen.
P. H. RITTER Jr.
Een wondere harmonie vormt het water
landschap van wind en ruimte, van gol
venspel cn rietgeruisch, van geur en bloei
en roep en lied. Niet alleen wat aan en
in het water groeit en bloeit, ook wat er
roept cn vliegt en zingt en speelt en zwemt
en duikt maakt mede een onmisbaar deel
uit van de rijkdom van het watergebied,
dat in de vcenplassen wel zijn meest boeien
de en veelzijdige ontplooiing vindt.
Zooals de waterlelies en de veenwortels
de ranonkels en dc veenwortelaren, dc
fonteinkruiden en de rietpluimen, de plom
pebladen en de gentianen de tooi van het
water vormen, zoo is cr ook een koor van
stemmen, dat over de wateren roept cn
zingt en zonder welke dat water een aan
zienlijk deel van zijn schoonheid en beko
ring missen zou.
Daar is de roep der roerdompen en het
lied der rietzangers, dat uit de rietvelden
langs de oevers klinkt. Zij leven niet op
het water in engeren zin, maar over de
golven en het stille spiegelvlak van een
windstillen dag klinkt, toch hun geluid,
Zooals ook de kievitsroep en de klank der
tureluren er klinkt en zooals de vlucht
der kiekendieven er over gaat.
Maar wat over 't water vliegt en roept in
engeren zin, tot dat kleinere koor behooren
ook verschillende cn verschillende interes
sante vogels. Ik denk aan de fuut, den rap
pen duiker, dien prachtigen vogel van de
plassen, die aan den eenen kant wel schuw
is en wegduikt bij al te nabije nadering van
menschen, maar die aan den anderen kant
zich toch weet aan te passen aan drukte
van watersport op het domein dat hem den
de zijnen van ouds toebehoort. En van de
koet geldt hetzelfde, den zwart-en-witten
meerkoet met zijn keffend geluid uit de
biezenvelden, die in groote troepen vele
plassen bevolkt, die soms wel eens wat al
te talrijk wordt, maar die toch een onmis
bare stoffage der wateren vormt. Aantrek
keiijker verschijning is het stillere water
hoentje, bekoorlijke vliegers over de plas
sen zijn ook de sterntjes, de donkere zwar
te stern en 't sierlijke vischdiefje, beide al
reletoon 281
EEN UITKOMST VOOR IEDERE
VROUW.
Orient Henna Shampooing
Verft door gewoon wasschen elk haar j
in elke qewenschte tint
Onschadelijk f 0.60.
DROGISTERIJ „DEGAPER"
JULIANAPLEIN 3, Amersloort
LANGESTRAAT 87 TELEFOON 50
Mèt g'
as|te I
V!
aar.,
^djflen
MÏ>cd
un tri
fen he
•aan n
leldac
|iaei' 1
ie n
fflr 2
en g
W'
leraanlrekkelijksto verschijningen voor den0ugrl
doler over het watergebied. De wilde een-Tave]
den mag ik niet vergeten en de aalschol-xaclv
vers zal ieder, die hier zwerft graag zien.tarj
Zijn oog zal zich mede vergasten aan den
blauwen reiger, dio aan den oever staat'a,
of overvliegt, en als hij op of rondom betulst
onvolprezen Naardermeer zijn waterdool-le»
tochten houdt, zullen do zeldzame gestal- Als
ten van purperreiger en lepelaar hem initraa
verrukking brengen kunnen. jenn
En als ik hier maar enkele van de voor-a h,
naamste verschijningen, die over het wa-raa£
ter vliegen, heb genoemd, dan heb ik
alleen maar aan de vogels gedacht. MaarJ-j^
andere gratievolle wiekers en drijvers door ac
de pittige aromatische lucht, die over de „.4
wateren hangt, onder het wolkenspel aan ?1>
den blauwen zomerhemel, zijn er ook. Klei
ne en groolere libellen hooren al mede tot
de sierlijkste schepselen dezer ontzaglijke
aarde, die ook en juist in het kleinere vol
weergalooze schoonheid is. Torren hooren
cr toe en vlinders, gedierte groot en klein,
cn als ze niet zoo lastig waren en ons den
stillen zomeravond niet zoo konden beder
ven, dan zou ik ook de muggen met eere
vermelden kunnen en hun gonzend spel,
dat toch ook vol gratie is in het dalend dii:
zonnegoud. 8»*
Zco vormt het alles tezamen, wat er zei
bloeit en geurt en glanst en groeit, met
wat er vliegt en drijft en zingt en roept l
te midden van de blinking en ruisching der t
wateren en onder de schittering van de PI
zon van den vollen zomer één grootsche br
manifestatie van het rijk geschakeerde zo
merleven, dat over de wateren zich ont
plooit. Het is er ook in bosch en duin, in
het park en op de heide, op den akker en
in de wei, het is er overal, maar het is er
stil bekorend en dan soms onder den ja-
genden wolkenhemel grootsch en gewel
dig, het is er in ons plassenland in wel
zeer rijke mate.
I '..5
A. L. B.
Witte Dirk door J. E. Hoving
Uitg. v. Holkema en Waren-
dorff N.V. Amsterdam.
We gaan nu eens niet kampecrcn en
maken ook geen fietstocht maar blijven in
Amsterdam, waar we het leven meemaken
van een echt Hollandsche jongen. Witte
Dirk zit vol kwajongensstreken maar hij
heeft een hart van goud. Waar hij kan
helpt hij gaarne. Zijn zieke zusje Elsje
vindt in hem een oprecht kameraad en
het leed van oude Isaac neemt hom ge
heel in beslag. En mevr. Hagenaars ver
plicht hij tot eeuwige dankbaarheid, als
hij zonder zich te bedenken te water
springt en haar dochtertje redt. Geen won
der, dat Dirk veel vrienden heeft. Alleen
zijn geniepige broer Jan haat hem uit af
gunst en deze haat wordt Dirk bijna nood
lottig maar gelukkig redt Dr. Hagenaars
hem. De streken van Dirk zijn gewoon,
zooals iedere jongen ze wel eens uithaalt.
Aan de fantasie worden dan ook geen hooge
eischen gesteld te meer niet daar de schril-
ver ze onopgesmukt vertelt, maar hij weet
de gebeurtenissen zoo te groepeeren dat ze
steeds belangwekkend blijven en we mee-
nen dan ook, dat dit boek door onze Jon
gens graag gelezen zal worden.