KEITJES Als de zaak rust werkt de ADVERTENTIE 3 x plaatsen vo©r f 1.-- Uitsiuitend bij voor uitbetaling. BESTIJGING VAN DE ZUGSPITZE »N ONVERGETELIJKE TOCHT LETTERKUNDIGE KRONIEK Tweedaagsche bergtour naar Duitschland's hoogsten top Van een onvergetelijke schoonheid is een beklimming van de Zugspitze, Duitschland's hoogsten berg, die in het zuid-westen van München op de Duitsch-Oostenrijksche grens gelegen is. Alle andere toppen der Beiersche Alpen domineerend, ligt deze berg als het eind doel van de tochten der sportiieve toeris ten, die Garmisch-Partenkirchen en de an dere Zuid-Beiersche vacantieoorden in zoo grooten getale bevolken. Eerst maken zij enkele eenvoudige bestijgingen, b.v. naai den Wank of naar Kreuzeck, maar de be kroning vormt ten slotte de Zugspitze. Evenals het ondenkbaar is, dat men Rome heeft bezocht zonder den Paus te hebben gezien, evenzeer behoort een tocht naar de Zug6pitze tot een der vaste programma punten van een vacantie-verblijf in Zuid- Beieren. Voor minder geoefende bergbeklimmers is de route vanuit Partenkirchen door de Partnachklamm, langs de Anger- en Knorr- Hütte de aangewezene; slechts zeer geoefen de klauteraars kunnen een anderen weg volgen, b.v. die door het Höllental. Pikhou- weelen, stijgijzers en touwen zijn daarbij echter onmisbare attributen. In donderende bruising stroomt de Part- ïiach tusschen steile rotsen naar het dal, waar hij zich in het dorp Garmisch met de rivier de Loi6ach vereenigt. Vol is het in deze „Klamm" van een woeste, doch over weldigende pracht. Tientallen meters stij gen de bergwanden loodrecht omhoog, slechts een smalle spleet vrijlatende voor het wild-bruisende water, dat zich, met niets ontziend geweld, in toomelooze vaart een weg naar de vlakte baant Gedurende verscheidene uren volgt men dan het dal van do Partnach door een hosch, dat is als een oerwoud: overal ver spreid liggen omgevallen boomen, in wier verrottende stammen het onkruid welig tiert. Slechts lianen ontbreken om de illusie volkomen te maken. Kleine wilde aard beien en boschbessen dienen den onvermoei- den „Wandervogel" tot verkwikking, terwijl de Partnach van zijn frisschen watervloed gaarne een koelen dronk afstaat Op een zeer idyllisch plekske, waar de rivier zich eenigszins verbreedt, ligt een groot rotsblok in het water, waartegen een eenvoudige bank tot rusten noodt. Een ge dicht., op een houten bordje tegen de rots bevestigd, noodigt den wandelaar vriende lijk uit: Halte Rast, du fróliclier Geselle, Der du dem hóchsten Ziele strebest zu. •Es ladet der Felsen, es ladet die Quelle Zu süsser, traumerischer Ruli'. Steeds meer stijgt het pad en steeds woes ter wordt de natuur, totdat tenslotte de Partnach nog slechts in een smalle bedding temidden der hooge b.izaltrotsen loopt. Hier zou men zich in den Grand Canon in Colo rado kunnen wanen: aan beide kanten het steile bergmassief, langs welks wanden het gletscherpuin den winterschen loop der gletschers verraadt. Woest en grillig is het hier. Doch dan, plotseling, doemt voor den rei- DE ZUGSPITZE. ziger een lieflijke oase op te midden dezer steen woestenij: wanneer men een stuk bosch doortrokken is, staat men eensklaps aan den rand van een in de diepte gelegen meer. Dit is echter geen gewoon meer, neen, het is als een sprookje, het lijkt iets onbe staanbaars. Want deze watervlakte heeft een kleur, die men nergens in Europa eer der aantrof. Het blauwe water van de Cóte d'Azur is slechts een flauwo afspiegeling van het kobaltblauw van dit water Na een weldadige rust in de An ger il 11 e wordt des middags ongeveer zeven uur na hot vertrek uit Partenkirchen de Knor r-H 11 e op 2051 M. hoogte bereikt, nadat de tocht gedurende de twee laatste uren steil bergop door de naakte rotsen heeft geleid. Het weer, dat tot dit oogenblik zeer mooi is geweest, begint om te slaan en weldra vallen de eerste regendruppels. Maar aan gezien het toch reed6 de bedoeling was om hier den nacht door te brengen, is dit min der erg. Als het morgen maar mooi weer is, dat is van meer belang! Eerst worden nu in de hut slaapplaatsen op de „Matrazzenlager" besproken en daar bij blijkt, dat het meerendcel der ruim hon derd slaapplaatsen reeds volgeboekt is. Het eenige bezwaar van het 6lechte weer is, dat than6 allen den verderen middag en avond in de beide gelagkamers moeten door brengen, in plaats van buiten op het terras in de zon. De stemming in de volgepropte zaaltjes is niet al te best en slechts door telkens iets anders te eten en te drinken weet men de verveling zooveel mogelijk te verdrijven. Tegen bedtijd pas wordt de stemming ge animeerd. Een aantal „Wanderburschen", die in het midden aan een tafel gezeten zijn, beginnen van dio echt-Duitsche liede ren te zingen en dan blijkt weer eens, hoe veel geboren zangers er onder dit volk schuilen. Tweestemmig, prachtig van sa menklank en melodie, worden de liederen ten gehoore gebracht, waarbij alle andere aanwezigen doodstil zitten te luisteren. Tenslotte heeft men spijt, als om tien uur iedereen naar bed moet. „Immer wenn's am schönsten ist, da muss man wieder fort"! Bij het zwakke licht van een kaarslan taarn zoekt men z'n legerstede op, waar men zich heel gemoedelijk naa6t z'n buur man of -vrouw neervlijt Van 6lapen komt niet veel. Eerst is het smoorheet en daarna, tegen den morgen, wordt het ijskoud, zoodat iedereen blij is, als tegen vieren de dageraad aanbreekt en men, lichtelijk stijf, op kan staan. Een uur later begint de tocht verder om hoog. De zon, die langzaam aan het opko men is, werpt purperen glansen op de berg kammen, die voor een telkens grooter ge deelte in dezen feestelijken gloed komen te prijken. De enkele plekken sneeuw en de gletschers, die bevroren watervallen gelij ken, weerkaatsen het zonnelicht in een hel le glinstering, die aan het fonkelen van edelsteen doet denken Bij het luxueuse hotel Schneeferner- haus op 2650 M. hoogte, eindigt de in 1930 voltooide Zugspitzbahn, waarna de laatste 300 M. per kabelspoor kunnen worden be stegen. Dus ook zij, die om eenigerlei reden de Zugspitze niet beklimmen, zijn in de gelegenheid om vanaf Duitschland's hoogsten top een blik in de wijde verten te werpen. Van het Schneefernerhau6 naar het Münchenerhaus op de spit6 is niet ver. Doch het is 't moeilijkste, maar tevens meest sportieve gedeelte van den geheelen tocht. Qit 6tuk is zeer steil; langs „leunin gen" van dik staaldraad moet men zich op- hijschen langs de uiterst smalle treden cn paadjes, die vlak langs peilloozc afgron den voeren. Eén enkele misstap cn men is reddeloos verloren! Op den top Het einddoel van een zwaren en ver- moeienden tocht is bereikt! Maar hoezeer weegt de belooning op tegen de geleverde prestatie! Wijd en majestueus is de blik ver in den ronde. Bergen en dalen vertoonen zich aan het oog in bonto afwisseling en rijke kleu renpracht. Dichtbij de 6pitsen van het Wet- terstein- cn Karwendel gebergte; verder naar het Zuiden de tallooze met sneeuw be dekte toppen van de Oostenrijksche Alpen; in het Noorden, aan den voet van de Zug spitze de blauwgroene Eibsee met een aantal popperige eilandjes cn speelgoed- scheepjes. Tusschen twee bergen in ont waart men in de verte het dorp Obera m- mergau, terwijl ook de tweeling Gar misch-Partenkirchen duidelijk zichtbaar is. Hoe klein en nietig voelt zich de mcnscli in deze verheven omgeving, waar alles 6lcclits rust cn vrede ademt B. Stroman, René Francois Aristide. N.V. Brusso te Rotterdam Men zou de actueele literatuur kunnen verdeelen in de boeken, die tegemoet komen aan de verlangens van liet publiek, cn de boeken, die documentaire waarde hebben voor liet psychische leven van dezen tijd, en die niet worden gelezen. Dirk Coster heeft eens het doel van de literatuur geformuleerd door het woord zelfkennis. Wie boeken leest uit een behoefte aan levensopbouw zal in derdaad in de literatuur zich zelf willen her kennen. Maar daarom lezen de meeste men- schen niet. De menschen die nog boeken le zen, houden zich met die boeken bezig1, niet om zichzelf te kennen maar om zich zelf te verliezen. Hot succes van romans, als de romans van Fabricius, cn als „do Kleine Madonna", boeken die in hun genre verdienstelijk zijn geschreven, maar die ge heel liggen buiten liet wezen van onzen tijd, levert van onze stelling het bewijs. Het ver schijnsel, dat wij thans constateeren, moeten wij, indien onze lezers ons een kleine uitweiding veroorloven terugbrengen tot een algemeen tijdsverschijnsel. In deze dagen van bitteren nood en bittere werke lijkheid zoekt menigeen troost en uitkomst in liet bedwelmingsmiddel der romantiek. Een tijd van voorspoed kan zich de weelde van het realisme veroorloven, een tijd als de onze, die menigeen den moed beneemt om de werkelijkheid te zien, verliest zich in exaltatie. Men ziet het op alle levensgebie den, men ziet het in de politiek, waar het extremisme hoogtij viert en zijn bloedige of fers eischt, men ziet het in het sociale le ven, in de opvattingen over wat zedelijk en onzedelijk genoemd moet worden en die el kaar afwisselen met de grilligheid der mo de. In de literatuur spreekt zich die angst voor realiteit en realisme uit in een verlan gen naar vervlogen eeuwen en verdwenen levensvormen in een buiten zichzelf willen treden van den in letterkunde belangstellen den lezer. Ondapks deze feiten, zijn wij ervan over tuigd, dat de psycholoog-historicus, die in later dagen een karakterschets zal willen geven van de periode waarin wij thans ver toeven, niet terug zal grijpen naar de stuk gelezen werken van een Fabricius, maar zal gaan pluizen in documenten als het boek van Stroman, dat op onze tafel ligt, waarin een modern rnensch zich, onbarmhartig te genover zichzelf, uitleeft en zijne verwar ring en eenzaamheid belijdt. Voor ons, tijd- genootcn geeft een boek als Stroman schiep gelegenheid, om eene vergelijking te treffen tusschen de literatuur, waarnaar het mas saal verlangen uitgaat, en de literatuur, die niet gelezen wordt, maar waarin de mcnsch van onzen tijd zich uit. Het eerste wat onze aandacht trekt in het boek van Stroman is, dat de historische ro manvorm, die een aaneengeschakeld ver haal geeft, met een duidelijk uitgebeeld mo tief, er volkomen is verlaten. Wie niet be grijpt, dat dit boek een zelf-projectie beoogt, zal er slot nog val in vinden. Alle lijn, alle objectief houvast ontbreekt. Men moet het boek lezen, zooals men een dagboek leest, men moet niet vragen naar een uiterlijk verband, maar alleen trachten de ziel te vatten, die zich openbaren wil. Een constructieve roman is een monu ment van het verleden. De moderne mensch is niet meer constructief. Waarom zoo vraagt Stroman, zou ik dan een construc tieven roman schrijven?? Wat gij aanvaardt in de foto-rnontago, in den flim, in de jazz, dat geef ik u in mijn boek. Een bor reling van levensmomenten, van herin- neringsresten, van halve indrukken, die op komen uit het onderbewustzijn, dat bied ik U als mijn realiteit.* En het middelpunt van al die verschietende aspecten, dat ben ik, een eenzaam mensch, die zijn hoofd te plet ter heeft geloopen tegen de wanen van deze wereld. De kern van dit geschrift, waarin onbeduidende woorden en dingen en ge beurtenissen plotseling worden afgewisseld door bittere overwegingen, de kern is levens- teleurstelling. De schrijver heeft op blz. 76 van zijn boek ironisch zijn bedoeling kenbaar gemaakt. „Wat doet het er toe", zoo laat hij daar de ik-persoon vragen, „wat doet het er toe, of er een enkel maal de waarheid ge sproken wordt? De waarheid is de beste mop aan de borreltafel." Zelden zagen wij den 1cvensleugen sner- pender en simpeler geconstateerd dan in dezen rauwen uitroep. Hij verklaart het ont slaan van heel het boek. Deze auteur is, in het diepst van zijn ziel een waarheidszoe ker, evenals Multatuli. Maar hij vindt haar nergens. Alles is in waan gevangen, a 1 1 c s is vcrloogend. De christelijkheid en de arbeidersbeweging, de kunst cn Je liefde, er is voor het oog van dezen schrijver niets, dat niet is aangestoken door de menscho- lijko onwaarachtigheid. En zoo verscherpt zich het boek voor wie de kunst van het lezen verstaan, lot een bij lende satire op de samenleving, een satire, die zich verbergt onder onduidelijkheid van vormgeving, maar die niettemin tot in bi- zonderhelen werd doordacht. Stroman jaagt welbewust het humoris tisch effect na. Hij stelt een humoristische methode in dienst van een satirische bedoe ling. Hetgeen voortdurend treft, is dat hij vlak naast elkaar stelt het verhevene en het zeer aUfedaagsche, en op die manier de werktuigelijkheid van het dagelijksche om- gangsstreven parodieert. Zoo lezen wij, op blz. 95 den volgenden dialoog: Ik: Mag ik mij even voorstellen, Jansen is mijn naam. René: Aangenaam, N. N. I k: Waarmee kan ik u van dienst zijn? René: Het is ons, ik bedoel mij, opgeval len, dat u belangstelling hebt voor de ar beidersbeweging. I k: Zeer juist meneer, zeer juist. Ge bruikt u suiker en melk? René: Het tegenwoordige productie-sys teem is de schuld van alles. Jk: Beide dus? Wilt u een koekje? René: Wanneer het proletariaat de be drijven weet te bezetten, kunnen we op schieten. Ik: Hoe bedoelt u dat, meneer? R ené: Lcnin heeft er al op gehamerd, we moeten de bedrijven bezetten. Zonder de be drijven kunnen we niets beginnen. I k: Ach, nu heb ik er nog geen melk in gedaan. René: Blijf met uw voeten op den grond staan. De tijd is in West-Europa nog niet rijp voor revolutie, maar het komt gauwer dan de bange halzen denken. Ik: Steeds wordt het duidelijker, dat we partij moeten kiezen. René: Kies dan. I k: Kiezen, kiezen, kiezen, kiezen, kiezen. René: Kameneer! I k: Mag ik u nog een kop thee aanbie den. René: Als ik u niet ontrief? I k: O neen, zeker niet, hoe zou u? René: U schenkt voortreffelijke thee. Ik: Het theïsme is een cultus, die berust op schoonheid temidden der grauwheid dei- dingen van allen dag. René: De schepen van de Oost-Indische Compagnie brachten de eerste thee mee naar Europa". De lezer zal zeggen: „wij kunnen geen touw vastknodpen aan het hierboven weer gegeven gesprek. Maar wanneer wij dat ge sprek voorzien van een bijschrift: de klink klank der Idecologic, dan zal hij het bet,er begrijpen. De schrijver wil eenvoudig zeg gen: de meeste zoogenaamd principieele ge sprekken, beteekenen niet meer dan wat ge praat in de ruimte- Intus6chen zijn er momenten in dit boek. wraar do ironie dieper grijpt. Niet alleen heeft de leegheid der leuzen den schrijver met verachting vervuld, maar ook is hij diep cn zeer eigenlijk gewond door de wel- verzekerdheid van de meeste menschen, die den tragischen ondergrond van het leven niet kunnen peilen. Hij laat een van zijn figuren, die op een kantoor zit te praten, opeens het volgende zeggen: Meneer, U houdt me ten goede, maar u ziet er zoo rus tig uit, of u nooit hebt liefgehad. Ik meen het, meneer, u ziet er zoo echt rustig uit. Jong getrouwd natuurlijk, een lief gezin en hechte trouw. Een soort \an voorschot op uw pensioen Vacantia op de boerderij. B De satire van Stroman culmineert in levensverachting, zij komt nimmer tot le venshaat, Het is opmerkelijk, hoe hij, on danks het feit, dat hij alles vergiftigd en verleugend ziet, trouw blijft aan zichzelf. De denkbeeldige persoon, René, die in den aanvang van liet boek aan ons wordt voor gesteld, kiest, na zich eerst afzijdig te heb ben gehouden, partij voor de stakende ar beiders van de fabriek, waaraan hij werk zaam i6. Hij geraakt zelfs in gevecht met de politie, en wordt gewond door een 6lag van een gummistok en door een sabelhouw. Maar als hij René, na zijne verwondingen laat mijmeren op zijn bed in het ziekenhuis, dan zegt hij het volgende over hem: „René bleef alleen achter cn hij benijdde de jonge arbeiders, die oprecht konden gelooven in de verwezenlijking van de Marxistische denkbeelden. „Wie niet voor ons is, is tegen on6," zeiden zo hooghartig. „Wc moeten partij kiezen". Maar René kon niet verder komen dan een bereid z ij n (spatieèering van ons) Wie van deze belijdenis van Stro man kennis neemt, wordt zich ervan bewust, dat hij den individualist heeft ontmoet, den mensch, die reke ning houdt, alleen en uitsluitend met een gezindheid cn niet met ccn niassa- suggestie. En de eigenlijke betcekenis van dit wonderlijke boek is dan ook, dat het een openbaring, wilt ge het sterker, een noodkreet is van het individualisme. Van de individueele persoonlijkheid, die vecht voor zijn leven, temidden van de algemeene gelijkmakerij cn uniformeering. Stroman gelooft, hegrijpen wij hem goed, niet aan de kansen van het individualisme. Reeds de uiterst vage en wisselende vorm geving van zijn boek sluit wantrouwen in. De persoonlijkheid, die zich wil handhaven, heeft zich te hullen in voortdurend nieuwe gedaanten, om niet door do menigte te wor den gestecnigd. En dit bewustzijn is zoo sterk in den schrijver doorgedrongen, dat hij zelfs een vaste lijn mist in zijn symboliek. De figuur van René Francois Aristide N.N. speelt stuivertje wisselen met de ik-figuur cn met den zoon van den brievengaarder, aan welken brievengaarder de schrijver veel omtrent René Francois Aristide N.N. ver telt. René Francois Aristide, aan wiens lotge vallen het bock gewijd is. is reeds over leden, voordat het boek begint. Daarmede wil de schrijver zeggen Do persoon lijkheid heeft geen kans. Maar dezelfde René Francois Aristide zegt: „ik ben be reid". Dus: „al heeft mijn persoonlijkheid geen kans, ik blijf getrouw aan mijne over tuiging Wij, hopen, dat er enkelen onder onze lezers zijn, die den moed, den lust en het geduld hebben, dit boek te ontcijferen. On danks veel gedachtenspel, waaraan de schrijver zich niet heeft kunnen ontworste len, heeft zijn boek een diepe natuur. P. H. RITTER Jr.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 13