FILM PUBRIEK
CARL MICHAEL BELLMAN
Concertgebouw
„DE VALK'
ZALEN TE HUUR
voor alle doeleinden
FILMNIEUWTJES
teder bioscoopbezoeker zal zich do King
Kong-film nog wel herinneren, die het vo
rig jaar met zooveel 6ucces in onze stad
vertoond werd. liet -waé een werk, dat
door zijn abnormaliteiten vele enthousias
ten won, die in bewondering het techni
sche kunststuk aanschouwden, dat Sclioed-
sack en Cooper voortgebracht hadden.
Ale vervolg op deze prent is thans de
Rcmaco Radio-film „De Zoon van Kong"
verschenen, welke in de afgeloopen week
haar première voor Nederland beleefde in
bet Cinema Royal in de hoofdstad. (Voor het
eernt werd deze film reeds te Venlo ver
toond Ier viering van het beëindigde film-
conflict, doch te Amsterdam was de feite
lijke première).
De inhoud van „Son of Kong" is als volgt:
Toen King Kong in New-York losbrak,
veroorzaakte dit, den financieelen onder
gang van Carl Denham, die King Kong ge
vangen had. Het begin van dit verhaal
brengt ons in een goedkoop pension, waar
Denham zich schuil houdt voor deurwaar
ders en journalisten. Hij weet het schip
van kapitein Englehorn te bereiken en met
zijn vroegeren expeditiegenoot- gaat hij
Macht zoeken in Ned.-Indië.
Veel 6ucces hebben ze niet, maar wèl
komt Carl in kennis met Hilda Peterson,
de dochter van een aan lager wal geraak
ten vroegeren circus-eigenaar. Deze zoekt
zijn heil in den drank, waarbij de vcrloo-
pen scheepskapitein Helstrom hem gezel
schap houdt. In een twist wordt Hilda's va
der neergeslagen door Helstrom, terwijl
brand ontstaat.
Juist als deze narigheid zoo hoog wordt
voor Hilda, verschijnt Denham en zij vraagt
hem ook rnco te mogen gaan. Ook Helstrom
maakt kennis met Denham, en hij vertelt
hem over grootc schatten, die op het eiland
van King Kong moeten zijn.
Men besluit er heen te gaan, doch een
muiterij veroorzaakt een andere oplossing.
Denham, Hilda, Englehorn en een Chinee-
sche kok worden met een roeiboot wegge
stuurd, doch slagen er in het geheimzin
nige eiland te bereiken.
Denham komt juist op tijd om door mid
del \an eenige omgehakte boomen don
zoon van Kong te redden uit hei drijfzand.
Na nogmaals hulp geboden te hebben aan
den aap, gaat Carl onder geleide van het
monster naar een tempel, waar men zich
in het bezit stelt van een diamant. Het
noodlot is evenwel tegen hem, want nau
welijks is de diamant veroverd, of een ge
weldige aardbeving teistert het eiland.
Langzamerhand verdwijnt het in de diepte
en dank zij de zich opofferende aap, kan
Denham gered worden. Kong Jr. verdrinkt
en Denham voegt zich bij de anderen in
een roeiboot, waarmede men een vracht
boot kan bereiken, waarna het happy end
voor Denham en Hilda aanvaangt.
Na een zeer langen aanloop begint het
eigenlijke verhaal bij de aankomst op het
geheimzinnige eiland. Men zou verwachten,
als men tenministe weet hoe dc ontvangst
was door King Kong, een geweldigen aap
te zien razen tegen de indringers, terwijl
boomen en rotsblokken in het rond vliegen.
Niets van dit alles evenwel. De reizigers
redden een monster, dat hen als dank daar
voor onder zijn bescherming stelt. De vrouw
wordt niet gegrepen en meegevoerd, orn be
wonderd te worden, doch wordt buiten bt"
schouwing gelaten door Kong Jr. Wèl ziet
men geweldige gevechten met andere voor
wereldlijke monsters, waarin men, evenals
bij King Kong, de gebreken der prent kan
zien. Een enkele weifeling in de beweging,
een geweldige krachtsinspanning zonder
dat wij spieren zich zien samentrekken, dui
den toch op kunstwerk, op werking met
een bijna volmaakt technisch product, doch
het blijft technisch.
Gelukkig is er veel in deze film. dat wer
kelijk goed genoemd kan worden, zeker in
dien wij het gaan vergelijken met dc eerste
film. Het beginverhaal is hier verrassend
goed en wordt op een makkelijke wijze ge
speeld; er zijn eenigo goede 6cèncs, die in
Ned.-Indic spelen (een haven, het circus, de
brand en dc verloopcn kapitein); knap is
ook de geweldige aardbeving verfilmd,
waardoor het eiland verloren gaat, terwijl
het slot van de prent ons eenige sympa
thieke gevoelens voor Kong Jr. schenkt, als
hij zelve onder het woelige water verdwijnt
en in zijn reuze-klauw den man redt, die
hem eens uit het drijfzand bevrijdde.
Het is dan ook tot een goede komische
filrn geworden, die wij nog boven King
Kong preferceren, al valt er niet zooveel te
griezelen en al is de mystieke sfeer meer
zoek. Zij geeft geen climax in filmtechniek
en monstruositeiten, doch geeft soberder en
natuurlijker spel, hetgeen ons veel meer kan
bekoren.
De spelers.
Van dc vertolkers der hoofdrollen in de
eerste Kong-film zijn er drie weer aanwe
zig in deze pront: Robert Armstrong is weer
ontdekkingsreiziger (Carl Denham), die als
showman ons buitengewone voldoening
schonk. Meer nog dan in zijn vorige 6pel,
is hij hier de man, die hot leeuwendeel
van het 6ucccs verdient. De vrouwelijke
hoofdrol wordt thans niet vervuld door
Fay Wray, doch door Helen Mack, die liet
met evenveel succes doel. Zij schreeuwt
veel minder en is zeker zoo lief. Haar spel
i6 natuurlijk en krachtig en schenkt goede
verwachtingen voor haar verdere carrière.
Zij is pas 19 jaar en mislukte oorspronke
lijk voor de film, doordat men haar een
„ingénue" wilde laten spelen. In „Swee
pings" oogstte zij echter een enorm succes,
door als tegenspeelster van Lionel Barry-
more en Eric Lincen zich te handhaven en
thans heeft zij dezen goeden indruk beves
tigd.
Als overblijvers zijn er verder nog Frank
Reicher, die als de onverschrokken kapi
tein Englehorn fungeert en Victor Wrong,
die een komische noot verzorgt als de Chi-
neesche kok. John. Marston is als het mui-
tershoofd Helstrom goed op zijn plaats.
Ernest B. Schoedsack is ook bij deze
Kong-film de regisseur geweest. Meer nog
dan bij dc eerste prent heeft hij ruimte go-
gegeven aan de romantiek, en in tegenstel
ling met hetgeen men verwachten zou, is
hij niet overgegaan tot nóg grootere afme
tingen der monsters. En, gelukkig, heeft hij
dit niet gedaan, want de waarde der laatste
film is daardoor nog grooter geworden dan
die der eerste.
Het scenario is geschreven door Ruth
Rose, naar een idee van Marian C. Cooper.
UIT HET HOOGE NOORDEN
De muiterij-scène aan boord van het schip.
Het Zwecdsche volk is geen volk van
zangers. Het zingen in de kerk lijkt vaak
een half-gefluisterde, half-geneuriede bcge
leiding van het orgelspel, wanneer het
kerkkoor niet in functie is. Het gemeen
schappelijke zingen op een voetbalwedstrijd
of een groot volksfeest blijft meestal bij
een goed-bedocldc- poging en het is me
altijd een raadsel, hoe compagniescomman
dan ten en schoolreisjesleidsters er bij hun,
slechts bij uitzondering eens zingende,
troepen den pas cn den mood in kunnen
houden.
Maar zit ge aan een diner aan, dan moet
het al boel plechtig zijn, wanneer bij den
blijkbaar obligatorischen borrel niet uit
volle borst bet hartverheffende liedje van
„Helen gar..." gezongen wordt cn bij het
dessert is er dan altijd wel iemand, die
door een van zijn kennissen uigenoodigd
wordt eens een licdeke ten beste to geven
en die dan toevallig zijn luit meegebracht
blijkt te hebben.
In negen van de tien gevallen veront
schuldigt de zanger zich. dat hij niet goed
bij stem is, peinst hij over wat hij zingen
zal, waarna hij de oogen sluit en een zang
van Bellman inzet, dien ieder min of meer
kent. Treedt een luitzanger voor de radio
op, dan is het mooi, wanneer de helft van
zijn nummers niet van Bellman is. Geeft
een mannenkoor een uitvoering, dan kan
men met vrij groote zekerheid verwachten
dat er tenminste een van „Fredmans
Episllar" van Bellman op het programma
staat.
Toen prins Guslaf Adolf, die op het oude
slot Ilaga woont, zijn jonge gemalin prinses
Sibylla naar Zweden bracht, stonden daar
aan de haven van Tralleborg de school
kinderen opgesteld om haar het licdeke
van het vlindertje van Ilaga toe te zingen,
het liedje van Bellman, dat een onderdeel
is van een berijmd verzoekschrift om een
baantje voor zijn vrouw, maar dat wel
vooral door de heel mooie melodie tot een
van de mee6t gezongen Zweedsche liederen
is geworden cn dat ons nimmer zoo be
koord heeft als toen het op een grootsch
herfstfeest in het Stockholmsche Stadion
gezongen werd door duizenden dansende
jongens en meisjes.
Bellman is dc onsterfelijke Zweedsche
dichter, zijn zangen zullen gezongen wor
den zoolang er in Zweden nog gezongen
wordt, maar lectuur voor jonge meisjes
zijn z'n in vele kostelijke edities uitgegeven
bundels niet bepaald.
Carl Michael Bellman is den vierden Fe
bruari van het jaar 1740 geboren cn den
elfden Februari 1795 overleden. Hij was de
oudste zoon van een rechterlijk ambtenaar
en kreeg in den loop der iaren nog veertien
of vijftien broers en zusters. Hoewel men
betreffende zijn opvoeding en zijn verderen
levensloop op verschillende punten in het
onzekere verkeert, zoodat de navorsehers
voorloopig nog genoeg te doen hebben en
trouw lange verhandelingen aan do reeds
omvangrijke reeks Bellmaniana toevoegen,
weet men toch wel. dat Carl Michael Bell
man zeer belezen was, Fransch, Duitsch.
Spaansch cn Italiaansch beheerschtc. zijn
leven lang ambtenaar was bij de staats
bank, den nijverheidsraad cn de staatslo
terij, daaraan som6 eens goed, soms eens
minder goed verdiende, maar meestal toch
tot over de ooren in de schuld zat omdat
bij niet met geld om kon gaan.
Teckcnend is bij voorbeeld, dat bij een
van zijn bekendste bundels. „Fredmans
Epistlar" aan den uitgever afstond voor
een lecning van honderd daalders, terwijl
hij zelf nog voor voldoende inteekenaren
zou moeten zorgen. Maar nu dient daarbij
vermeld te worden, dat de hooggeplaatste
overheidspersoon, die het monopolie had
voor het drukken van muzieknoten, een
gewctenloozc schurk geweest moet zijn,
die ook op andere minder eerzame wijze
profijt heeft trachten te trekken van do
moeilijkheden waarin Bellman voortdu
rend verkeerde
Bellman was, wat men ook van hem
moge zeggen, een kunstenaar bij he gratie
Gods. In zijn jeugd vertaalde hij stichte-
lijko Duitscho cn Fransche gedichten cn een
aantal psalmen en nadat hij in 1757, dus
goed 17 jaar oud, tot „leerling" van de
Academie der Wetenschappen wa6 bevor
derd, gaf hij het volgend jaar zijn eerstp
profane gedicht uit. dat de wispelturigheid
der jongeraeisjes behandelde cn een ge
weldigen pennestrijd ontketende.
Negentien jaar oud raakte hij. op bezoek
hij den toenmaligen Nederlandschcn ge
zant, dien hij Marlewill noemt, voor de
eerste maal onder den invloed van den
drank en de Bcllman-kcnners nemen aan,
dat hiermee de glansperiode van de^en
jongen dichter begint. Hij kon gemakkelijk
dichten, hij zong goed, hij was gezien als
leeraar in het snarenspel en meer dan
eens legde hij proeven van zijn talent af
door een sonnet te improviscercn of voor
de vuist weg een in stadhuistaal gestelde
verordening van den opperstadhouder be
rijmd en wel te zingen.
Bellman's tijd was de Gusitaviaanscho
tijd, de tijd van de Zweedsche rococo, die
nog zijn stempel drukt op zoovele „echt-
Zweedsche" interieurs, die stof heeft opge
leverd voor vele bekoorlijke blijspelen,
maar die voor alles toch een tijd was van
materieele cn geestelijke armoe, van
schoonen schijn en leugen cn zedeloosheid.
Stockholm telde ongeveer 700 kroegen, de
geheime kroegen en de herbergen in de
buurt niet. meegeteld. De aristocratie hield
pijn beruchte maskerades en de minder
met aardsche goederen bedeelden hielden
hun bals in de kroegen.
En Carl Michael Bellman, een echt kind
van zijn tijd, trok daar, zijn trouwe citra,
een soort luit met elf snaren, onder den
geel-bruinen schoudermantel, den driekan
ten steek op de witte krulpruik, enkele
schellingen !n de zakjes van het vuurroode
vest, van Termopolium naar Wismar. vanl
Moeder Lotte naar de stad Hamburg, van
de Gulden Vrede naar Amsterdam, trok
van kroeg naar kroeg, zong cr. dronk er,
mindo cr.
En in den enkelen versregel „Wij sterven
van liefde cn leven van wijn" heeft hij zeer
kort maar ook zeer scherp een karaktc
ristiek van het bestaan van hem en zijn
vrienden en vriendinnen gegeven, dio nau
welijks aanvulling behoeft.
Er is veel in z(jn zangen, dat menschen
van dezen tijd mét walging vervult, maar
wie daarom Bellman geheel wil veroordee-
len, vergeot het schoone, dat er in veel
zijner liederen te vinden is. vergeet, dat
niemand vóór hem zoo zuiver de sfeer van
het oude Stockholm beschreven heeft, ver
geet de vele fragmenten over natuur en
landschap, die tot het schoonste van de
Zweedscho lyriek behooren.
En in de zangen, die door een ieder ge
zongen kunnen worden, bezit het Zweed
sche volk een liederschat, waar het trots
op kan zijn, al moet hier aan toegevoegd
worden, dat vele liederen hun grootste
waarde ontlecnen aan de mooie oude melo
dieën. die echter meestal niét door Bellman
gecomponeerd zijn.
Hij gebruikte vaak de Schlager van zijn
lijd cn toen reeds oude wijsjes om er zijn
liederen op te mnken, en nog afgezien van
het feit, dat hij in de oorspronkelijke melo
dieën vaak wijzigingen aanbracht, waar
door zij veel beter werden, ligt zijn ver
dienste voor een niet gering deel ook in do
omstandigheid, dat hij deze melodieën in
zekeren zin onsterfelijk wist te maken, door
ze voor zijn liederen te gebruiken.
Nog kent elk Zweedsch kind het wat on
deugende „Gubben Noack", nog kont ieder
het „Fjiiriln vingad", nog genieten velen
telkenmale weer, wanneer de luit van den
wand wordt gegrepen van „Fredmans
Epistlar" over Movitz en Ulla Winblad,
over den straatmuzikant Vader Bergström
en den hof-klokkenmaker Fredman „zonder
klok, werkplaats of kapitaal".
Nu deelt de Zweedsche Academie jaar
lijks als een harer hoogste onderscheidin
gen de Bellman-medaille uit en kent zij
telkenjare den Bellman-prijs too aan een
Zweedschen dichter. Deze prijs bestaat uit
de opbrengst van het nu aan landgenoot en
vreemdeling bekende restaurant Den Gyl-
lene Freden, de eenige kroeg uit Bellman's
tijd, die nog in het oude Stockholm is
overgebleven en die bovendien geheel zijn
achttiende eeuwsch© karakter heeft behou
den.
Laag zijn er de berookte keldorgewelven,
waaronder lange houten tafels met lange
houten banken staan, klein en donker zijn
er do portaaltjes en kamertjes, waar oude
prenten en grooto luiten aan de wanden
hangen en 's winters de brandende kaarsen
en het geurende fijngehakte jeneverbes
groen op de vloeren een heel bijzondere
sfeer scheppen.
Nog klinkt er vaak luitspel, nog worden
er vaak liederen van Bellman gezongen cn
het kan er laat op den avond als do Rid
ders van de Groote Trom bijeen zijn in hun
hoekje onder den verlichten trommel aan
het plafond nog wel eens luidruchtig toe
gaan. al hebben Bellman's vrienden van
thans geen zwierige kanten jabots en roode
vesten cn krulpruiken en kniebroeken en
al meet de juffrouw aan de tapkast zorg
vuldig de wettelijk toegelaten porties bran
dewijn af.
Maar nimmer blijkt de populariteit, die
Carl Michael Bellman ook thans nog onder
de Stockholmers geniet, zoo duidelijk en
overtuigend als wanneer op den 2Gstcn dag
van Julimaand de Bellman-dag gevierd
wordt.
Dan loggen de bestuursleden van heli
Bellman-genootschap vroeg in den morgen
reeds een krans bij liet grafmonument qp
het kerkhof van Sancta Clara Kyrka
waar Bellman hoogstwaarschijnlijk niét
onder begraven ligt, omdat de rots hier tot
vlak aan de oppervlakte komt dan rin
kelen den hcclen morgen do telefoons van
Hassclbacken cn Bellmansro om er tafel
tjes to bestellen tegen den avond, dan
wordt het monument op Hasselbacken ge
tooid met wijnranken om in het. bijzonder
den dichter van do Orde van Bacchus te
cercn cn legt men een lauwerkrans om het
hoofd van het borstbeeld van Bellman, dat
bij Bellmansro onder den Bellmans-eik
staat.
En later op den dag trekken de Stock
holmers bij tienduizenden naar hun schit
terende boschpark Djurgarden toe. gaan zij
er overal zitten in liet gra6 onder de oude,
breedgetakte eiken, zoeken zij een plaatsje
in den vollen tuin van Bellmansro om er
te luisteren naar den zang van Par Bricole,
een koor van deftige oude liceren, dat alleen
maar Bellman zingt, loopen ze langzaam
hoen en weer over Djurgardsslatten, waar
het dan een kermisachtige drukte is.
Er gaan Italiaansche vrouwen niet lucht
ballons en toeters, wandelstokjes en molen
tjes, cr loopen kleine Zigeunersmeisjes met
in een kooitjo een parkietje, dat uit een
bakje een briefje met je toekomstvoorspel
ling pikt. cr zijn blinde violisten, die oude
wijsjes van Bellman aan hun instrument
ontlokken, harmonicaspelers trekken er
wreed oen moderne wijs tegenin en de eeni
ge orgeldraaier, die cr in Stockholm over
gebleven is. laat zijn amechtige instrumen
tje piepen en zuchten cn schijnt alleen zelf
maar te luisteren.
En toch is het op dezen dag. dat men de
nagedachtenis huldigt van den vroolijken,
leutigen volkszanger, alsof er iels herleeft
an zijn tijd in dit vreugdevolle, bonte
gedoe. En „de jok, de schej-ts en de boert",
die ik op luchte vlerkjes in deze boscbaad-
jes zie omzwerven, die ik betrap, die ik
beluister, die ik benijd bevestigen mijn
vermoeden, dat de toovenaar hier nog
heerschappij voert. Zie het is, of de zonne
straal, die door de eikentakken op zijn
breede kruin daalt, het brons bezielt cn
ïeletoon 281
EEN UITKOMST VOOR IEDERE
VROUW.
Orient Henna Shampooing
Verft door gewoon wasschen elk haar
in eLke gewenschte tint
Onschadelijk f 0.60.
DROGISTERIJ „DE GAPER"
JULIANAPLEIN 3,
Amersfoort
ccn zweem van lach op dio wellustige lip
pen toovert.
Hoor, daar klinkt de vedel, die hij be
zongen heeft als een van zijne meisjes, de
vedel, die hij trouwer was dan allen, die
hij medenam op wandeling en spelevaart,
in het bosch en op het meir. Zweden's
Anacreon! wees gegroet!" om de ccn eeuw
oude en in vele opzichten nog steeds
„actueele" reisbeschrijving van onzen E. J.
Potgieter te citeercn.
^ERTIL J.
Stockholm, Juli.
Andersen's sprookjes zullen
verfilmd worden.
De wereldberoemde sprookjes van den
Deenschen schrijver H. C. Andersen zullen
al6 teckenfilm6 verschijnen. Een Ameri-
kaanscho maatschappij heeft zoojuist de
rechten hiertoe aangekocht. Dc Amerikaan-
sche teckenaar Ub Iwerks, die reeds jaren
lang bij Walt Disney werkzaam is, zal deze
teekenfilms vervaardigen. Het eerste
sprookje dat verfilmd zal worden zal „De
dappere soldaat" zijn
Zooals men weet, is Walt Disney de ver
vaardiger van de bekende gekleurde tee
kenfilms, die het vorig jaar in ons land zijn
gaan circuleeren. Of Ub Iwerks ook met
kleurenfilms zal werken, is nog niet be
kend.
En nieuwe Broadway Melody.
Een der eerste sprekende films, die een
geweldig succes mocht oogsten was „Broad
way Melody". De Metro Goldwijn Mayer
gaat nu van deze prent een nieuwe versie
maken: „Broadway Melody 1934" getiteld.
Alle 6terren aan deze maatschappij verbon
den, zullen in deze film optreden.
De Amerikaansclie regeoring heeft het
vervoer van films per vliegtuig in verband
met het groote brandgevaar verboden.
Paul Hartmann zal in de komende herfst
in de Staatsopera te Berlijn optreden als
de majoor von Tcllheim in Le6sing'6 „Min
na von Barnhelm".
Het kan verkeeren.
Twintig jaar geleden was Alice Lake de
„star" van de film „The man behind the
door", waarin Adolphe Menjou debuteerde
als figurant. Nu komt Miss Lake weer ie-
rug bij de film en vertolkt een kleine rol In
„The great Flirtation", met Adolphe Men
jou in de hoofdrol.
Walter van Lennep speelt een
hoofdrol.
Dc refreinzanger cn pianist Walter van
Lennep, die van Nederland6che afkomst is
cn vooral bij gramafoonliefhebbere wel be
kend is, heeft reeds in enkele films kleine
rollen gespeeld. Door de Victor Klein-film
is hij nu geëngageerd om de hoofdrol te
ertolken in „Der Vetter aus Ding6da",
waarin Lien Deyers zijn partnerin zal zijn.
Geruchten rond Lilian Harvey.
De geruchten, dat Lilian Iiarvey zoo spoe
dig mogelijk naar Europa zou willen ver
trekken, worden tegengesproken, daar zij
hoog6t waarschijnlijk eerst een loopend
procos zal bij wonen. Zij heeft n.l. haar
contract van 25.000 pond per jaar met de
maatschappij verbroken terwijl haar plaats
reeds ingenomen is door dc Engelsche ster
Pat Palerson.
Lilian behoeft zich nog al niet ongerust te
maken, dat dit geval haar reputatie zal
schaden. Ten eerste i6 het een prachtige re
clame voor dc betrokken ster, terwijl
iemand van de charme en bekoorlijkheid
van Lilian wel in een ander filmcentrum
een contract zal krijgen. Het is wel jammer
dat zij slechte zoo kort in Hollywood is ge
weest, daar dc Amerikaansche films haar
een buitengewoon succes brachten.
Met Dorothea Wieck was dit ook het ge-
al, doch deze was van meening, dat. haar
maatschappij geen rol voor haar kon vin
den, dio haar paste na haar optreden in
„Miss Fane's Baby is ontvoerd". Zij i6 nu
naar haar gezin teruggekeerd en hoopt in
Europa een betere rol te verkrijgen.
Het proces tusschen do nakomelingen
van Emilc Zola en de Metro Goldwyn in
erband met de verfilming van „Nana", i»
geëindigd met afwijzing van alle eischen
door de familie van den schrijver gesteld.