*1 FILM RUBRIEK ff] k LETTERKl NDIGE KRONIEK f- DROGISTERIJ „DE GAPER" VARIA Eenige bijzonderheden over Frances Drake, die een snelle promotie bij de film maakte. Twee andere beroemdheden van het witte doek Er zijn al zooveel verhalen over de min of meer moeizame manier, waarop ambi tieuze jongedames de poorten der film studio's in de stad hunner droomen: Holly wood, forceerden, dat deze in vele gevallen weinig indruk meer maken op de lezers der filmrubrieken. Maar nu ontvangen wij de levensbeschrij ving van een mooi, jong meisje, dat in twee jaar tijds tot filmster werd verheven, feitelijk zonder dat zij er om vroeg! Het is de geschiedenis van Frances Dra ke, enkele maanden geleden door Para mount uit Londen naar Hollywood ge- braoht een donkere jongedame met zeer bizondcre, zwaarbewimperde bruin-grijze oogen, een type vol levenslust en tempera ment. Twee jaar geleden wees nog niets er op, dat zij filmactrice van beroep zou wor den, maar rauwelijks liet zij zich overtia- len om eenmaal in het publiek op te tre den, of zij werd door haar eigen successen overrompeld en door haar bewonderaars jn korten tijd lot 6ter verheven. Frances Drake heet eigenlijk Frances Dean en werd op 22 October 1913 in New- York City geboren, doch woonde daar slechts enkele jaren. Toen zij vier was, ver huisden haar ouders namelijk naar Canada, waar haar vader (een makelaar in effec ten), aandeelen in enkele mijnen had. Op haar twaalfde jaar speelde Frances reeds in enkele tooneelstukken mee, maar dat was zuiver uit liefhebberij. Op haar veertiendo jaar werd zij voor de voltooiing van haar opvoeding in Arundel (Engeland) op een exclusieve meisjeskost school gedaan. Aan het feit, dat zij bijna al haar vrijen tijd daar besteedde aan awemmen, heeft zij voor een groot deel haar prachtig figuur te danken. In 1931 kwam zij van school en ging bij haar grootmoeder in Londen wonen. Deze telde onder haar kennissen een theaterdirecteur in Dublin en door dezen kwam Frances in aanraking met een jong Amerikaan6ch acteur: Gordon Wallace. Van hem leerde zij dansen, en toen zij als danseurs hij elkaar pasten, kwam het denkbeeld bij hen op enkele speciale dan sen in te studeeren. Misschien zouden zij dan als „dansnummcr" engagementen kun nen krijgen. En dit laatste lukte inderdaad wonder wel. Na begonnen to zijn in de beroemde Londensohe club „Ciro's", kregen zij van allerlei clubs en variété's aanbiedingen. Maar de atmosfeer der nachtclubs stond Frances op den duur tegen, en zij besloot van verder optreden in het publiek af to zien, tenzij ze de gelegenheid kreeg dit in een echte schouwburgzaal te doen. Het begin van haar filmcarrière. Bijna onmiddellijk daarna kreeg zij het onverwachte aanbod een rol te vervullen in een film, die te Welwyn werd opgeno men, en zij nam deze kans zich als actrice te onderscheiden, gaarne waar. Terug in Londen werd haar een rol aan geboden in „Little Earthquake" en daarmee maakte zij haar debuut op dc planken in het Q-t-heater. Zij had onmid dellijk groot sücces en werd aangezocht voor een tweede film: „Two hearts in waltz t i m e", waarin zij optrad als te genspeelster van Carl Brisson (die thans ook bij de Paramount i6 en binnenkort uit komt in Moord in de Follies). Hierna werd haar de roofdrol aangebo den in T h e Jewel, een in Engeland op te nemen film, die door de Engelsche Para mount in circulatie zou worden gebracht. Tijdens deze opnamen trok zij de aandacht van den regisseur Paul Stein. Deze liet een speciale opname van haar maken in de rol van een zigeunermeisje en zond die naar FRANCES DRAKE, die een snelle filmcarrière maakte. Paramount in Amerika. Deze proefopname maakte zulk een goeden indruk, dat haar direct een contract werd aangeboden en nu is Frances in Hollywood. Zij maakte daar al Bolero, waarin zij de rol van één van George Raft's danspart ners vervult, en De Trompet Schalt, waarin zij de vrouwelijke hoofdrol heeft. En intusschen zijn al weer de opnamen voor Ladies should listen, waarin zij met Cary Grant optreedt, begonnen. Verder heeft zij thans ook de hoofdrol gekregen in Shoe the wild Mare, een film die gebaseerd zal zijn op het gelijk namige verhaal van Gene Fowler. Haar te genspeler zal Henry Wilcoxon zijn, die in Cleopatra de rol van Marcus Antonius •peelt. Dit is dus de geschiedenis van een meis je, dat zich door de ongevraagde hulp en het warme enthousiasme van allen waar mee zij in aanraking kwam, in enkele maanden tot filmster zag verheven. Maurice Chevalier vertelt „U moet namelijk weten, dat ik in een voorstadje van Parijs geboren, en groot gebracht werd, hetgeen zoo ongeveer het Whiteehapel van Londen is. Wij waren zeer arm, en onze woning was in overeen stemming daarmee. Op twaalfjarigen leef tijd kwam ik door een toeval aan de vaudeville; door deze verdienste was het mogelijk, dat wij konden verhuizen naar een betere woning, in het centrum van Parijs gelegen. Toen ik den leeftijd van zestien jaar be reikt had, en mijn verdiensten beduidend gestegen waren, verhuisden wij weer naar een aardig, klein pension, in het betere ge deelte van Parijs. En zoo ging het cre- cendo tot mijn woning in Hollywood, De vroolijke Mauiice. en eindelijk een villa, zooals ik mij niet beter wenschen kon in Cannes. Dit zijn mijlpalenJin mijn leven, die nauw verband hielden met mijn carrière en het succes in mijn beroep, met Cannes als Eind- en Rustpunt, want hier wil ik niet alleen het grootste gedeelte van mijn leven doorbrengen, doch ook begraven worden. Chevalier zegt dit alles zeer ernstig, want hij is, absoluut in tegenstelling met zijn tooneel- en filmpersoonlijkheid in zijn privé leven een ernstige, zoo niet een beetje melancholieke natuur. Hij bezit zeer veel vrienden en beken den, waaruit ook af te leiden is, dat hij steeds, nu eens in Parijs, dan weer in Hol lywood is. „Er is zooveel, dat mij lief geworden is, in beide steden, maar", voegt hij er onmiddelijk aan toe, „ik ondervind steeds weer, dat Hollywood voor een mensch van mijn karakter en gevoelens een zeer ge- gevaarlijke stad is, om er lang te blijven. Men went er zoo gauw aan, om aan niets anders dan film te denken, en hierdoor ver geet men zoo licht, wat daar buiten slaat. Ik ben pas enkele dagen in Hollywood terug, en ik betrap er mijzelf reeds op, dat ik niets anders doe, dan naar do groote affiches en de lichtreclame's op en aan de theaters te kijken. Mijzelf daar af en toe te kunften losma ken, door een reis naar Parijs en Cannes te ondernemen of een autotocht door het land, dat ik als een tweede vaderland heb lief gekregen, met daaraan een persoonlijk optreden in de grootere steden, zooals in den laatsten tijd zeer veel bekende film stars doen, dat is absoluut noodzakelijk, wil men niet zichzelf eif dc persoonlijkheid geheel veriezen, in dit land van schijn. Chevalier denkt er ernstig over, en voert reeds onderhandelingen om, na zijn M. G. M. film „The Merry Widow" naar Enge land te gaan, teneinde onder de regie van Alexander Korda, den schepper van de on vergetelijke succesfilm „Hendrik do Acht ste" een hoofdrol in een speciaal voor Che valier geschreven film op te treden. March's nieuwste creatie Reeds eenmaal kende de Motion Picture Academy haar prijs voor de beste creatie van het jaar, toe aan Frederic March. Dat was naar aanleiding van zijn fameuze dub belrol in D i J e k y 11 e n M r. II y d e, wel ke film in Nederland helaas 6lechts in zeer verknipten vorm kon worden uitgebracht. Thans geeft March weer subliem spel te zien in Death Takes a Holiday, de Paramountfilm, geregisseerd door "Mitchell Leisen, die in ons land onder den naam Drie dagen bij de Levenden ver toond zal worden. Toevallig is de door Maroh gespeelde hoofdrol in deze film ook een dubbelrol, en hij heeft weer met superieur gemak de bij zondere moeilijkheden daaraan verbonden, FREDRIC MARCH, de hoofdrolspeler in „Drie dagen bij de levenden". overwonnen Ook regisseur Leisen is vast overtuigd, dat het 6pel van March in deze film de volle aandacht van de Academy zal hebben. „Wie deze rol ook gespeeld zou hebben", zeide hij, „dc Academy zou er stellig groote aandacht aan besteden, want zij is in vele opzichten voor den 6peler een vuurproef. Wie déze rol zuiver en overtuigend weet uit te beelden, 6tempclt zich tot een acteur van het grootste formaat". Gedaanteverwisseling van den Dood. In het eerste gedeelte van Drie dagen b ij de Levenden is March een schaduw, de schaduw des doods" een 6ini6tere figuur, dio naar willekeur over leven cn dood kan beschikken. Later echter vertoont hij zich als een aristocratische Russische prins, levenslustig en vol ondernemings geest. Hij is een nieuweling in het leven en in de liefde, en heeft 6lcchts drie dagen om beide te doorgronden. Daarna zal hij weer de „Schaduw" zijn cn deze wetenschap maakt hem rusteloos en tegelijk diep-ern- stig. De prins logeert als een geheimzinnige gast in de villa van een vooraanstaande familie, waarvan alleen de heer des huizes zijn ware identiteit kent. En bij zijn onder zoekingen op het gebied der liefde fungee- ren achtereenvolgens verscheidene jonge vrouwen als willig medium. Zij gevoelen zich allen door den prins gefascineerd, maar slechts ééne is in 6taat zijn ware persoon lijkheid to bevatten en hem een onsterfe lijke liefde te echenkon... Het tooneelstuk „Death Takes a Holiday" werd maandenlang met opzienbarend suc ces te New-York vertoond, nadat het uit het Italiaansoh van Alberto Casella in het Engelsch vertaald was. Voor de film werd het stuk in een scenario omgewerkt door Maxwell Anderson cn Gladys Lehmann. Naa6t March treedt in de film een keur corps van artistcri op. In de eerste plaats Evelyn Venable, de- jonge ster die de aan dacht trok dooi^-haar spel in Meisjes in Nonnenkleed; verder Sir Guy Stan ding, Kent Taylor, Gail Patrick, enz. Mitchell Leisen, die met Meisjes in Nonnenkleed eeri veelbelovend debuut als regisseur maakte,- voerde de regie, en op een zoo knappe wijze, dat Paramount hem daarna de verfilming toevertrouwde van Murder at the Vanities (Moord in de Follies), een sinistere moordgeschie denis aoliter de coulissen van een gran- diooze revue. Aanleekeningen over Berlage als letterkundig auteur. Indien Dr. H. P. Berlage nimmer één enkel bouwwerk zou hebben ontworpen, dan nog zou hij een onvergankelijke betee- kenis bezitten door zijn geschriften. Deze geschriften onderscheiden zich van het moeste proza, dat door beeldende kun stenaars werd opgesteld. Voor Berlage was literair-filosofi6che arbeid geen lijdverpoo- zing, zijn essays bedoelen iets anders dan kantteekeningen te zijn bij zijn bouwkun stige taak. Zij vormen een kern-onderdeel doch van vastliggende en metschakeerings- Men leert den geest van Berlage kennen uit ieder boek (hij schreef er een elf-tal), dat hij het licht deed zien. Zijn denkwereld verloochent zich nooit, hij draagt zijn over tuiging altijd bij zich, en het zou kpnnen zijn, dat, vooral de leek, uit zijn proza haast nog duidelijker beeld krijgt van de persoonlijkheid, dan uit zijn architectuur. Want overziet mep het geheele bouwkun dige. werk van den meester, dan wordt men getroffen door een dynamische, staag groeiende ontwikkeling, overziet men zijn geheele letterkundige werk, dan krijgt men veeleer den indruk van een statisch ideeén- complex, een wereld niet van groeiende, doch van vastliggendo en met scliakeerings verschillen zich herhalende overtuigingen. Waarschijnlijk zijn de „Studies over Bouwkunst, stijl en samenleving", het essay over „Schoonheid in samenleving", de inleiding tot het ontwerp van het Pan theon der men6chheid", en zijn „Inleiding tot de kennis van de ontwikkeling der toe gepaste kunst", de werken waaruit men Berlage als literator het beste leert kennen. Het algemeen karakter van deze boeken is, dat de schrijver er een duidelijk onderkenbaar streven in vertoont, reken schap af te leggen van zijn bouwkunstig beginsel. Het zijn rechtvaardigingen. On voldoende is het den schrijver de redelijk heid zijner inzichten als schepper eencr nieuwere bouwkunst te verdedigen. Hij wil meer. Hij wil aantoonen, dat déze bouw kunst beantwoordt aan een maatschappe lijke en wij6geerige overtuiging, dat alles verankerd ligt in een algemeenen levens- grond. Bouwkundig denken is sociaal denken. De bouwkunstenaar, die zich van zijn tee kentafel naar zijn schrijftafel verplaatst, heeft geen voorkeur voor geestes-spel, maar voor formuleering van wat noodzakelijk moet worden gezegd. Hij kiest vanzelf stel ling tegen het persoonlijke. Hij dient in heel zijn leven algemeene waarden, behoef ten dtr gemeenschap. Dit bewustzijn ver laat kem niet, wanneer hij schrijver wordt. Aan de toevallige schitteringen der litera tuur is hij vreemd. In deze kenschetsing is reeds een ken schetsing van Bcrlage's proza vervat. Het heeft, ondanks de blijkbare bedoeling van den auteur, vaak persoonlijke kanten, maar het is, naar zijn eigenlijksten aard, niet geestig, doch grondig. Onvergelijkelijk grondig. Deze bouwmeester vergenoegt zich nimmer met vaagheden en algemeenheden. Integendeel: een zeldzame wijsgeerige on historische kennis ligt aan Berlage's be schouwingen ten grondslag Wie zich ten doel stelt in enkele kolom men een beeld te geven van een auteur, moet grijpen naar de hoofdgedachte, die alle andere gedachten en opmerkingen draagt. Berlage schrijft van een sociaal be wustzijn uit. „De kunst", zoo schrijft hij in zijn opstel over het doel der Kunst, dat opgenomen werd in den bundel „Schoon heid in samenleving", „de Kunst is het resultaat van een gemeen6chappelijken geestelijken arbeid cn vooral van een ge meenschappelijk gevoel." Met Kunst be doelt Berlage de verwerkelijking van een algemeenen stijl, een Kunst, welke de openbaring is eener algemeene schoon heids-idee, waarvan de kunstvorm, het versierende element, eveneens tot een col lectief begrip ie geworden. „Het werk van een enkelen kunstenaar kan nooit worden tot een algemeenen stijl. Kunstwerk is die nen van een onpersoonlijk ideaal, het moet boven den persoonlijken hartstocht uit gaan, om den hartstocht in het algemeen te kunnen openbaren, en een dergelijke stemming zal alleen door den enkeling kunnen worden benaderd, maar alleen door dc collectviteit kunnen worden be reikt" Uit al deze uitlatingen blijkt genoegzaam hoezeer de bouwkunstenaar-auteur tegen verindividualizeering en verbizondering partij kiest. Dit is echter een partijkiezen dat verder gaat dan 't algemeen sociaal aspeot der bouwkunde. Hot houdt verband met een algemeen synthetisch levensbegrip. De ei6ch van Berlage aan den kunstenaar is, dat hij geniaal zij. Maar wat verstaat hij onder genialiteit? „De eigenschap van het genie is steeds in het bizondere het alge meene te zien. De ierindividualiseerin'g moet zoo zijn, dat in het individu het ide aal, in den enkeling het algemeen wordt geopenbaard, terwijl de gewone mensch in het bizondere niets anders dan het bizon dere erkent" Het schoonste en volmaakste letterkun dig werk van Berlage is zonder twijfel zijn breede 6tudie ter inleiding van het ont werp van het Pantheon der menschheid. Zij vormt een gedocumenteerde belijdenis zijner levensovertuiging, die duidelijk Mar xistische sympathieën openbaart. Het is opmerkelijk hoe de schrijver, ofschoon dit proza aan hot slot van de studie tot lyri sche bewogenheid zich ontplooit, ook hier zijn natuur getrouw is en zijn algemeene levensgedachte. Zijn natuur leidt hem tot het terstond gevolgtrekkingen maken uit feiten. Weinig weeklacht over de ellende der wereld in dit in oorlogstijd tot 6tand gekomen geschrift. Maar een koel en klaar concludeeren, dat die ellende alleen maar een gevolg i9 van de verbizondering der menschheid. „De samenleving der men- schen. in de verschillende staten gesynthe tiseerd, heeft zich ontwikkeld tot een zoo danig verbizonderd materialisme, dat deze samenleving door do minachtende ontken ning van het overwicht aller geestelijke waarden verzonk tot een maatschöppij van misdadige geestesgesteldheid." Daarte genover stelt Berlage dan de synthese van de volken. Het zwaartepunt valt niet op de kritiek, maar op de daad. Berlage's geschriften zijn helder van stijl, maar ook: ietwat log, rechtop van stijl. Iedere volzin is een blok. Het hapert vaak aan verbindingen. Deze stijl is ook decre- teerend, doceerend, hij mist hei bewegelijke der polemiek. Wie volkomen wil doordrin gen tot het wezen van den bouwmeester, hij moet na het aanschouwen zijner bouw kundige scheppingen kennis nemen van zijn literair-wijsgeerig werk, waaruit oen edele consequentie hem tegenstraalt. P. H. RITTER Jr. BIJ ANNIE FOLLENDER Annie Follender is en gelukkig kan dit van meerdere Nederlandsche tooneel- speelèters getuigd worden weinig gesteld op eene andere reclame dan die, welke zij- zelve maakt door artistieke prestaties Wanneer men niet weet, dat zij de kunst van Thalia dient, dan zou zeker geen ster veling het aan haajr vermoeden. Want stil onopvallend, óók in kleeding, die wel steeds vol 6maak, maar nimmer „gewild-artistiek" pleegt te zijn gaat dit eenvoudige vrouw tje, die steeds eenige groote en belangrijke creaties voor het voetlicht gebracht heeft, haar weg. Zij zoekt niet het schijnsel der publieke reflectoren,- en dat is misschien wel de oorzaak, dat zij bij do groote massa EEN UITKOMST VOOR IEDERE VROUW. Orient Henna Shampooing Verft door gewoon wasschen elk haar in elke gewenschte tint. Onschadelijk i 0.60. JULIANAPLEIN 3, Amersfoort minder populair is dan zij wel eigenlijk verdiende. Het deert haar weinig of de menschen weten waar zij geboren is, hoe haar oplei ding was en welke rollen zij tot heden met meer of minder succes vertolkte. Andere, de kern rakende, dingen acht zij van on eindig grootere importantie. Ik heb lang met haar gesproken. Maar telkens dwaalden wij af van het aangevan gen thema het tooneol! Om ongemerkt te belanden bij allerlei problemen van al gemeenen aard. Vroeger, vertelde zij, heb ik mij hoewel het tooneel mij van mijn jongste jaren af al machtig aantrok een ander levensideaal gesteld. Ik wilde studeerenl De „oudheid" had voor mij een wondere bekoring. Ik droomde van Griekenland.... van het Romeinsche Rijk. Maar had daar naast toch ook groote belangstelling^ voor mijn eigen land. Ik zocht een compromis, en ging naar het Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam. Het doel werd: doctor in de Nederlandsche Letteren. Ik ben echter niet zoover gekomen. Want mijn verlangen naar de planken werd gaandeweg sterker, cn eindelijk besefte ik, dat niet in de weten schap, maar in de kunst mijn geluk zou liggen. Ik dweepte in die dagen, en ook nu nog, met Vondel, Hooft, Huygens... In mijn gymnasiumtijd heb ik voor het Roode Kruis Prins Hendrik behoorde toen ook tot de toeschouwers „Lioba" van Frede- rik van Eeden gespeeld. Ik kon natuurlijk onder deze omstandigheden bezwaarlijk mijn 6tudie die toch, hoo mooi zij ook was, in een geheel andere richting voerde dan ik diep-in verlangde voortzetten. Ik zei niet alleen het gymnasium, maar ook de Maasstad vaarwel, en ging naar Amsterdam. Daar vond ik Bouberg Wilson en zijn tooneelschool. Ik liet mij inschrij ven als leerling. Maar van langen duur zou mijn verblijf niet worden. Al heel gauw gihg ik de praktijk in. Eerst kreeg ik emplooi bij Willom Royaards, en later bij Cor van der Lugt Melscrt De moeilijk heden en teleurstellingen van het tooneel- kunstenaarsbestaan leerde ik terdege ken nen, maar mijn liefde voor het vak, dat ik mij gekozen had, nam niettemin met den dag toe. Betrekkelijk plotseling werd aan mijn werken voorloopig een einde gemaakt. Ik 6tak namelijk den Oceaan over en ipaak- te een rei6 door Amerika. Ik heb dit inter mezzo nooit betreurd, want ik leerde an dere menschen en andere gewoonten ken nen. En wat kan een actrice beter te pas komen dan dat? Na mijn terugkeer kwam ik in con tact met Louis de Vries, en onder zijne leiding heb ik mijn groote rollen gespeeld. In Kopenhagen en Parijs vertolkte ik Rosa in Heijerman's „Ghetto", cn te Rome trad ik mede op in Pirandello's „Hendrik de Vierde" Ook in het Russische stuk „Pro fessor Storizin" vond ik een rol, waaraan ik veel vreugde beleefd heb. Evenals In „Adam in Ballingschap". Of ik plannen heb? Tenslotte, wélk mensch heeft ze niet? Mijn voornaamste is: véél en goed te kunnen comediespelcn. Maar dat is eerder gezegd dan gedaan, want daartoe moet men in de gelegenheid zijn. Het is onmogelijk om in zijn ééntje tooneel te gaan 6pelcn. Voor het oogenblik heb ik mij tot taak gesteld: afwachten! En, hiervan ben ik van ganscherharte over tuigd: ook voor het tooneel zullen wel weer zonniger tijden aanbreken HANS P. VAN DEN AARDWEG. NIETS NIEUWS ONDER DE ZON. In den regel vindt men het jaar 1719 ver meid als dat, waarin Franklin den blik semafleider in England uitvond, terwijl algemeen wordt aangenomen, dat de eerste bliksemafleider in Engeland in 17G2 en in Duitschland vijf jaar later, in 1767, werd opgericht. Intusschen geldt ook hier alweer, dat er niets nieuws onder de zon is. Historie-na- vorschers zijn een poos geleden tot de ont dekking gekomen, dat het beginsel van den bliksemafleider in de 18e eeuw reeds zoo oud was als de weg naar Kralingen thans. Al in de 14e eeuw werd hetzelfde beginsel, zij het ook in ander envorm, toegepast. Conrad von Megenberg schreef omstreeks 1350, dat de kip-eieren vaak door den don der bedierven. Hij gaf echter tevens het middel aan vgor de kwaal. „Men heeft een kunst daartegen, zoodat hen de donder niet schaadt; zoo meldt hij, wie een spit sen nagel neemt en legt dwars tusschen de eieren ofte in het midden, zet den nagel rechtop, zoo schaadt hen de donder niet." BEHANGSELPAPIER VAN GLAS. Een jeugdig Tsjechische uitvinder heeft patent verkregen op een uitvinding, waar door het mogelijk is glas te gebruiken voor de vervaardiging van behangselpapier, lampekappen, handtasschen en tapijten. Er bestaat hier te lande groote belangstel ling voor deze uitvinding, daar men hoopt op deze wijze opleving teweeg te brengen •in de kwijnende Boheemsche glas nijver heid.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 14