*1 FILM RUBRIEK
ff]
k
LETTERKl
NDIGE KRONIEK
f-
DROGISTERIJ „DE GAPER"
VARIA
Eenige bijzonderheden over Frances Drake,
die een snelle promotie bij de film maakte.
Twee andere beroemdheden van het witte doek
Er zijn al zooveel verhalen over de min
of meer moeizame manier, waarop ambi
tieuze jongedames de poorten der film
studio's in de stad hunner droomen: Holly
wood, forceerden, dat deze in vele gevallen
weinig indruk meer maken op de lezers
der filmrubrieken.
Maar nu ontvangen wij de levensbeschrij
ving van een mooi, jong meisje, dat in
twee jaar tijds tot filmster werd verheven,
feitelijk zonder dat zij er om vroeg!
Het is de geschiedenis van Frances Dra
ke, enkele maanden geleden door Para
mount uit Londen naar Hollywood ge-
braoht een donkere jongedame met zeer
bizondcre, zwaarbewimperde bruin-grijze
oogen, een type vol levenslust en tempera
ment. Twee jaar geleden wees nog niets er
op, dat zij filmactrice van beroep zou wor
den, maar rauwelijks liet zij zich overtia-
len om eenmaal in het publiek op te tre
den, of zij werd door haar eigen successen
overrompeld en door haar bewonderaars jn
korten tijd lot 6ter verheven.
Frances Drake heet eigenlijk Frances
Dean en werd op 22 October 1913 in New-
York City geboren, doch woonde daar
slechts enkele jaren. Toen zij vier was, ver
huisden haar ouders namelijk naar Canada,
waar haar vader (een makelaar in effec
ten), aandeelen in enkele mijnen had. Op
haar twaalfde jaar speelde Frances reeds
in enkele tooneelstukken mee, maar dat
was zuiver uit liefhebberij.
Op haar veertiendo jaar werd zij voor de
voltooiing van haar opvoeding in Arundel
(Engeland) op een exclusieve meisjeskost
school gedaan. Aan het feit, dat zij bijna
al haar vrijen tijd daar besteedde aan
awemmen, heeft zij voor een groot deel haar
prachtig figuur te danken. In 1931 kwam
zij van school en ging bij haar grootmoeder
in Londen wonen.
Deze telde onder haar kennissen een
theaterdirecteur in Dublin en door dezen
kwam Frances in aanraking met een jong
Amerikaan6ch acteur: Gordon Wallace.
Van hem leerde zij dansen, en toen zij
als danseurs hij elkaar pasten, kwam het
denkbeeld bij hen op enkele speciale dan
sen in te studeeren. Misschien zouden zij
dan als „dansnummcr" engagementen kun
nen krijgen.
En dit laatste lukte inderdaad wonder
wel. Na begonnen to zijn in de beroemde
Londensohe club „Ciro's", kregen zij van
allerlei clubs en variété's aanbiedingen.
Maar de atmosfeer der nachtclubs stond
Frances op den duur tegen, en zij besloot
van verder optreden in het publiek af to
zien, tenzij ze de gelegenheid kreeg dit in
een echte schouwburgzaal te doen.
Het begin van haar filmcarrière.
Bijna onmiddellijk daarna kreeg zij het
onverwachte aanbod een rol te vervullen
in een film, die te Welwyn werd opgeno
men, en zij nam deze kans zich als actrice
te onderscheiden, gaarne waar.
Terug in Londen werd haar een rol aan
geboden in „Little Earthquake" en
daarmee maakte zij haar debuut op dc
planken in het Q-t-heater. Zij had onmid
dellijk groot sücces en werd aangezocht
voor een tweede film: „Two hearts in
waltz t i m e", waarin zij optrad als te
genspeelster van Carl Brisson (die thans
ook bij de Paramount i6 en binnenkort uit
komt in Moord in de Follies).
Hierna werd haar de roofdrol aangebo
den in T h e Jewel, een in Engeland op te
nemen film, die door de Engelsche Para
mount in circulatie zou worden gebracht.
Tijdens deze opnamen trok zij de aandacht
van den regisseur Paul Stein. Deze liet een
speciale opname van haar maken in de rol
van een zigeunermeisje en zond die naar
FRANCES DRAKE,
die een snelle filmcarrière maakte.
Paramount in Amerika. Deze proefopname
maakte zulk een goeden indruk, dat haar
direct een contract werd aangeboden en nu
is Frances in Hollywood.
Zij maakte daar al Bolero, waarin zij
de rol van één van George Raft's danspart
ners vervult, en De Trompet Schalt,
waarin zij de vrouwelijke hoofdrol heeft.
En intusschen zijn al weer de opnamen
voor Ladies should listen, waarin
zij met Cary Grant optreedt, begonnen.
Verder heeft zij thans ook de hoofdrol
gekregen in Shoe the wild Mare, een
film die gebaseerd zal zijn op het gelijk
namige verhaal van Gene Fowler. Haar te
genspeler zal Henry Wilcoxon zijn, die in
Cleopatra de rol van Marcus Antonius
•peelt.
Dit is dus de geschiedenis van een meis
je, dat zich door de ongevraagde hulp en
het warme enthousiasme van allen waar
mee zij in aanraking kwam, in enkele
maanden tot filmster zag verheven.
Maurice Chevalier vertelt
„U moet namelijk weten, dat ik in een
voorstadje van Parijs geboren, en groot
gebracht werd, hetgeen zoo ongeveer het
Whiteehapel van Londen is. Wij waren
zeer arm, en onze woning was in overeen
stemming daarmee. Op twaalfjarigen leef
tijd kwam ik door een toeval aan de
vaudeville; door deze verdienste was het
mogelijk, dat wij konden verhuizen naar
een betere woning, in het centrum van
Parijs gelegen.
Toen ik den leeftijd van zestien jaar be
reikt had, en mijn verdiensten beduidend
gestegen waren, verhuisden wij weer naar
een aardig, klein pension, in het betere ge
deelte van Parijs. En zoo ging het cre-
cendo tot mijn woning in Hollywood,
De vroolijke Mauiice.
en eindelijk een villa, zooals ik mij niet
beter wenschen kon in Cannes.
Dit zijn mijlpalenJin mijn leven, die
nauw verband hielden met mijn carrière
en het succes in mijn beroep, met Cannes
als Eind- en Rustpunt, want hier wil ik
niet alleen het grootste gedeelte van mijn
leven doorbrengen, doch ook begraven
worden.
Chevalier zegt dit alles zeer ernstig, want
hij is, absoluut in tegenstelling met zijn
tooneel- en filmpersoonlijkheid in zijn privé
leven een ernstige, zoo niet een beetje
melancholieke natuur.
Hij bezit zeer veel vrienden en beken
den, waaruit ook af te leiden is, dat hij
steeds, nu eens in Parijs, dan weer in Hol
lywood is.
„Er is zooveel, dat mij lief geworden is,
in beide steden, maar", voegt hij er
onmiddelijk aan toe, „ik ondervind steeds
weer, dat Hollywood voor een mensch van
mijn karakter en gevoelens een zeer ge-
gevaarlijke stad is, om er lang te blijven.
Men went er zoo gauw aan, om aan niets
anders dan film te denken, en hierdoor ver
geet men zoo licht, wat daar buiten slaat.
Ik ben pas enkele dagen in Hollywood
terug, en ik betrap er mijzelf reeds op, dat
ik niets anders doe, dan naar do groote
affiches en de lichtreclame's op en aan
de theaters te kijken.
Mijzelf daar af en toe te kunften losma
ken, door een reis naar Parijs en Cannes
te ondernemen of een autotocht door het
land, dat ik als een tweede vaderland heb
lief gekregen, met daaraan een persoonlijk
optreden in de grootere steden, zooals in
den laatsten tijd zeer veel bekende film
stars doen, dat is absoluut noodzakelijk,
wil men niet zichzelf eif dc persoonlijkheid
geheel veriezen, in dit land van schijn.
Chevalier denkt er ernstig over, en voert
reeds onderhandelingen om, na zijn M. G.
M. film „The Merry Widow" naar Enge
land te gaan, teneinde onder de regie van
Alexander Korda, den schepper van de on
vergetelijke succesfilm „Hendrik do Acht
ste" een hoofdrol in een speciaal voor Che
valier geschreven film op te treden.
March's nieuwste creatie
Reeds eenmaal kende de Motion Picture
Academy haar prijs voor de beste creatie
van het jaar, toe aan Frederic March. Dat
was naar aanleiding van zijn fameuze dub
belrol in D i J e k y 11 e n M r. II y d e, wel
ke film in Nederland helaas 6lechts in zeer
verknipten vorm kon worden uitgebracht.
Thans geeft March weer subliem spel te
zien in Death Takes a Holiday, de
Paramountfilm, geregisseerd door "Mitchell
Leisen, die in ons land onder den naam
Drie dagen bij de Levenden ver
toond zal worden.
Toevallig is de door Maroh gespeelde
hoofdrol in deze film ook een dubbelrol, en
hij heeft weer met superieur gemak de bij
zondere moeilijkheden daaraan verbonden,
FREDRIC MARCH,
de hoofdrolspeler in „Drie dagen
bij de levenden".
overwonnen Ook regisseur Leisen is vast
overtuigd, dat het 6pel van March in deze
film de volle aandacht van de Academy
zal hebben.
„Wie deze rol ook gespeeld zou hebben",
zeide hij, „dc Academy zou er stellig groote
aandacht aan besteden, want zij is in vele
opzichten voor den 6peler een vuurproef.
Wie déze rol zuiver en overtuigend weet
uit te beelden, 6tempclt zich tot een acteur
van het grootste formaat".
Gedaanteverwisseling van den Dood.
In het eerste gedeelte van Drie dagen
b ij de Levenden is March een schaduw,
de schaduw des doods" een 6ini6tere
figuur, dio naar willekeur over leven cn
dood kan beschikken. Later echter vertoont
hij zich als een aristocratische Russische
prins, levenslustig en vol ondernemings
geest. Hij is een nieuweling in het leven en
in de liefde, en heeft 6lcchts drie dagen om
beide te doorgronden. Daarna zal hij weer
de „Schaduw" zijn cn deze wetenschap
maakt hem rusteloos en tegelijk diep-ern-
stig.
De prins logeert als een geheimzinnige
gast in de villa van een vooraanstaande
familie, waarvan alleen de heer des huizes
zijn ware identiteit kent. En bij zijn onder
zoekingen op het gebied der liefde fungee-
ren achtereenvolgens verscheidene jonge
vrouwen als willig medium. Zij gevoelen
zich allen door den prins gefascineerd, maar
slechts ééne is in 6taat zijn ware persoon
lijkheid to bevatten en hem een onsterfe
lijke liefde te echenkon...
Het tooneelstuk „Death Takes a Holiday"
werd maandenlang met opzienbarend suc
ces te New-York vertoond, nadat het uit
het Italiaansoh van Alberto Casella in het
Engelsch vertaald was. Voor de film werd
het stuk in een scenario omgewerkt door
Maxwell Anderson cn Gladys Lehmann.
Naa6t March treedt in de film een keur
corps van artistcri op. In de eerste plaats
Evelyn Venable, de- jonge ster die de aan
dacht trok dooi^-haar spel in Meisjes in
Nonnenkleed; verder Sir Guy Stan
ding, Kent Taylor, Gail Patrick, enz.
Mitchell Leisen, die met Meisjes in
Nonnenkleed eeri veelbelovend debuut
als regisseur maakte,- voerde de regie, en
op een zoo knappe wijze, dat Paramount
hem daarna de verfilming toevertrouwde
van Murder at the Vanities (Moord
in de Follies), een sinistere moordgeschie
denis aoliter de coulissen van een gran-
diooze revue.
Aanleekeningen over Berlage als
letterkundig auteur.
Indien Dr. H. P. Berlage nimmer één
enkel bouwwerk zou hebben ontworpen,
dan nog zou hij een onvergankelijke betee-
kenis bezitten door zijn geschriften.
Deze geschriften onderscheiden zich van
het moeste proza, dat door beeldende kun
stenaars werd opgesteld. Voor Berlage was
literair-filosofi6che arbeid geen lijdverpoo-
zing, zijn essays bedoelen iets anders dan
kantteekeningen te zijn bij zijn bouwkun
stige taak. Zij vormen een kern-onderdeel
doch van vastliggende en metschakeerings-
Men leert den geest van Berlage kennen
uit ieder boek (hij schreef er een elf-tal),
dat hij het licht deed zien. Zijn denkwereld
verloochent zich nooit, hij draagt zijn over
tuiging altijd bij zich, en het zou kpnnen
zijn, dat, vooral de leek, uit zijn proza
haast nog duidelijker beeld krijgt van de
persoonlijkheid, dan uit zijn architectuur.
Want overziet mep het geheele bouwkun
dige. werk van den meester, dan wordt men
getroffen door een dynamische, staag
groeiende ontwikkeling, overziet men zijn
geheele letterkundige werk, dan krijgt men
veeleer den indruk van een statisch ideeén-
complex, een wereld niet van groeiende,
doch van vastliggendo en met scliakeerings
verschillen zich herhalende overtuigingen.
Waarschijnlijk zijn de „Studies over
Bouwkunst, stijl en samenleving", het
essay over „Schoonheid in samenleving",
de inleiding tot het ontwerp van het Pan
theon der men6chheid", en zijn „Inleiding
tot de kennis van de ontwikkeling der toe
gepaste kunst", de werken waaruit men
Berlage als literator het beste leert
kennen. Het algemeen karakter van deze
boeken is, dat de schrijver er een duidelijk
onderkenbaar streven in vertoont, reken
schap af te leggen van zijn bouwkunstig
beginsel. Het zijn rechtvaardigingen. On
voldoende is het den schrijver de redelijk
heid zijner inzichten als schepper eencr
nieuwere bouwkunst te verdedigen. Hij wil
meer. Hij wil aantoonen, dat déze bouw
kunst beantwoordt aan een maatschappe
lijke en wij6geerige overtuiging, dat alles
verankerd ligt in een algemeenen levens-
grond.
Bouwkundig denken is sociaal denken.
De bouwkunstenaar, die zich van zijn tee
kentafel naar zijn schrijftafel verplaatst,
heeft geen voorkeur voor geestes-spel, maar
voor formuleering van wat noodzakelijk
moet worden gezegd. Hij kiest vanzelf stel
ling tegen het persoonlijke. Hij dient in
heel zijn leven algemeene waarden, behoef
ten dtr gemeenschap. Dit bewustzijn ver
laat kem niet, wanneer hij schrijver wordt.
Aan de toevallige schitteringen der litera
tuur is hij vreemd.
In deze kenschetsing is reeds een ken
schetsing van Bcrlage's proza vervat. Het
heeft, ondanks de blijkbare bedoeling van
den auteur, vaak persoonlijke kanten, maar
het is, naar zijn eigenlijksten aard, niet
geestig, doch grondig. Onvergelijkelijk
grondig. Deze bouwmeester vergenoegt zich
nimmer met vaagheden en algemeenheden.
Integendeel: een zeldzame wijsgeerige on
historische kennis ligt aan Berlage's be
schouwingen ten grondslag
Wie zich ten doel stelt in enkele kolom
men een beeld te geven van een auteur,
moet grijpen naar de hoofdgedachte, die
alle andere gedachten en opmerkingen
draagt. Berlage schrijft van een sociaal be
wustzijn uit. „De kunst", zoo schrijft hij
in zijn opstel over het doel der Kunst, dat
opgenomen werd in den bundel „Schoon
heid in samenleving", „de Kunst is het
resultaat van een gemeen6chappelijken
geestelijken arbeid cn vooral van een ge
meenschappelijk gevoel." Met Kunst be
doelt Berlage de verwerkelijking van een
algemeenen stijl, een Kunst, welke de
openbaring is eener algemeene schoon
heids-idee, waarvan de kunstvorm, het
versierende element, eveneens tot een col
lectief begrip ie geworden. „Het werk van
een enkelen kunstenaar kan nooit worden
tot een algemeenen stijl. Kunstwerk is die
nen van een onpersoonlijk ideaal, het moet
boven den persoonlijken hartstocht uit
gaan, om den hartstocht in het algemeen
te kunnen openbaren, en een dergelijke
stemming zal alleen door den enkeling
kunnen worden benaderd, maar alleen
door dc collectviteit kunnen worden be
reikt"
Uit al deze uitlatingen blijkt genoegzaam
hoezeer de bouwkunstenaar-auteur tegen
verindividualizeering en verbizondering
partij kiest. Dit is echter een partijkiezen dat
verder gaat dan 't algemeen sociaal aspeot
der bouwkunde. Hot houdt verband met
een algemeen synthetisch levensbegrip. De
ei6ch van Berlage aan den kunstenaar is,
dat hij geniaal zij. Maar wat verstaat hij
onder genialiteit? „De eigenschap van het
genie is steeds in het bizondere het alge
meene te zien. De ierindividualiseerin'g
moet zoo zijn, dat in het individu het ide
aal, in den enkeling het algemeen wordt
geopenbaard, terwijl de gewone mensch in
het bizondere niets anders dan het bizon
dere erkent"
Het schoonste en volmaakste letterkun
dig werk van Berlage is zonder twijfel zijn
breede 6tudie ter inleiding van het ont
werp van het Pantheon der menschheid.
Zij vormt een gedocumenteerde belijdenis
zijner levensovertuiging, die duidelijk Mar
xistische sympathieën openbaart. Het is
opmerkelijk hoe de schrijver, ofschoon dit
proza aan hot slot van de studie tot lyri
sche bewogenheid zich ontplooit, ook hier
zijn natuur getrouw is en zijn algemeene
levensgedachte. Zijn natuur leidt hem tot
het terstond gevolgtrekkingen maken uit
feiten. Weinig weeklacht over de ellende
der wereld in dit in oorlogstijd tot 6tand
gekomen geschrift. Maar een koel en klaar
concludeeren, dat die ellende alleen maar
een gevolg i9 van de verbizondering der
menschheid. „De samenleving der men-
schen. in de verschillende staten gesynthe
tiseerd, heeft zich ontwikkeld tot een zoo
danig verbizonderd materialisme, dat deze
samenleving door do minachtende ontken
ning van het overwicht aller geestelijke
waarden verzonk tot een maatschöppij van
misdadige geestesgesteldheid." Daarte
genover stelt Berlage dan de synthese van
de volken. Het zwaartepunt valt niet op
de kritiek, maar op de daad.
Berlage's geschriften zijn helder van stijl,
maar ook: ietwat log, rechtop van stijl.
Iedere volzin is een blok. Het hapert vaak
aan verbindingen. Deze stijl is ook decre-
teerend, doceerend, hij mist hei bewegelijke
der polemiek. Wie volkomen wil doordrin
gen tot het wezen van den bouwmeester,
hij moet na het aanschouwen zijner bouw
kundige scheppingen kennis nemen van
zijn literair-wijsgeerig werk, waaruit oen
edele consequentie hem tegenstraalt.
P. H. RITTER Jr.
BIJ ANNIE FOLLENDER
Annie Follender is en gelukkig kan
dit van meerdere Nederlandsche tooneel-
speelèters getuigd worden weinig gesteld
op eene andere reclame dan die, welke zij-
zelve maakt door artistieke prestaties
Wanneer men niet weet, dat zij de kunst
van Thalia dient, dan zou zeker geen ster
veling het aan haajr vermoeden. Want stil
onopvallend, óók in kleeding, die wel steeds
vol 6maak, maar nimmer „gewild-artistiek"
pleegt te zijn gaat dit eenvoudige vrouw
tje, die steeds eenige groote en belangrijke
creaties voor het voetlicht gebracht heeft,
haar weg. Zij zoekt niet het schijnsel der
publieke reflectoren,- en dat is misschien
wel de oorzaak, dat zij bij do groote massa
EEN UITKOMST VOOR IEDERE
VROUW.
Orient Henna Shampooing
Verft door gewoon wasschen elk haar
in elke gewenschte tint.
Onschadelijk i 0.60.
JULIANAPLEIN 3, Amersfoort
minder populair is dan zij wel eigenlijk
verdiende.
Het deert haar weinig of de menschen
weten waar zij geboren is, hoe haar oplei
ding was en welke rollen zij tot heden met
meer of minder succes vertolkte. Andere,
de kern rakende, dingen acht zij van on
eindig grootere importantie.
Ik heb lang met haar gesproken. Maar
telkens dwaalden wij af van het aangevan
gen thema het tooneol! Om ongemerkt
te belanden bij allerlei problemen van al
gemeenen aard.
Vroeger, vertelde zij, heb ik mij
hoewel het tooneel mij van mijn jongste
jaren af al machtig aantrok een ander
levensideaal gesteld. Ik wilde studeerenl
De „oudheid" had voor mij een wondere
bekoring. Ik droomde van Griekenland....
van het Romeinsche Rijk. Maar had daar
naast toch ook groote belangstelling^ voor
mijn eigen land. Ik zocht een compromis,
en ging naar het Erasmiaansch gymnasium
te Rotterdam. Het doel werd: doctor in de
Nederlandsche Letteren. Ik ben echter niet
zoover gekomen. Want mijn verlangen naar
de planken werd gaandeweg sterker, cn
eindelijk besefte ik, dat niet in de weten
schap, maar in de kunst mijn geluk zou
liggen. Ik dweepte in die dagen, en ook
nu nog, met Vondel, Hooft, Huygens... In
mijn gymnasiumtijd heb ik voor het Roode
Kruis Prins Hendrik behoorde toen ook
tot de toeschouwers „Lioba" van Frede-
rik van Eeden gespeeld. Ik kon natuurlijk
onder deze omstandigheden bezwaarlijk
mijn 6tudie die toch, hoo mooi zij ook
was, in een geheel andere richting voerde
dan ik diep-in verlangde voortzetten.
Ik zei niet alleen het gymnasium, maar
ook de Maasstad vaarwel, en ging naar
Amsterdam. Daar vond ik Bouberg Wilson
en zijn tooneelschool. Ik liet mij inschrij
ven als leerling. Maar van langen duur zou
mijn verblijf niet worden. Al heel gauw
gihg ik de praktijk in. Eerst kreeg ik
emplooi bij Willom Royaards, en later bij
Cor van der Lugt Melscrt De moeilijk
heden en teleurstellingen van het tooneel-
kunstenaarsbestaan leerde ik terdege ken
nen, maar mijn liefde voor het vak, dat ik
mij gekozen had, nam niettemin met den
dag toe. Betrekkelijk plotseling werd aan
mijn werken voorloopig een einde gemaakt.
Ik 6tak namelijk den Oceaan over en ipaak-
te een rei6 door Amerika. Ik heb dit inter
mezzo nooit betreurd, want ik leerde an
dere menschen en andere gewoonten ken
nen. En wat kan een actrice beter te pas
komen dan dat?
Na mijn terugkeer kwam ik in con
tact met Louis de Vries, en onder zijne
leiding heb ik mijn groote rollen gespeeld.
In Kopenhagen en Parijs vertolkte ik Rosa
in Heijerman's „Ghetto", cn te Rome trad
ik mede op in Pirandello's „Hendrik de
Vierde" Ook in het Russische stuk „Pro
fessor Storizin" vond ik een rol, waaraan
ik veel vreugde beleefd heb. Evenals In
„Adam in Ballingschap".
Of ik plannen heb? Tenslotte, wélk
mensch heeft ze niet? Mijn voornaamste
is: véél en goed te kunnen comediespelcn.
Maar dat is eerder gezegd dan gedaan,
want daartoe moet men in de gelegenheid
zijn. Het is onmogelijk om in zijn ééntje
tooneel te gaan 6pelcn. Voor het oogenblik
heb ik mij tot taak gesteld: afwachten! En,
hiervan ben ik van ganscherharte over
tuigd: ook voor het tooneel zullen wel weer
zonniger tijden aanbreken
HANS P. VAN DEN AARDWEG.
NIETS NIEUWS ONDER DE ZON.
In den regel vindt men het jaar 1719 ver
meid als dat, waarin Franklin den blik
semafleider in England uitvond, terwijl
algemeen wordt aangenomen, dat de eerste
bliksemafleider in Engeland in 17G2 en in
Duitschland vijf jaar later, in 1767, werd
opgericht.
Intusschen geldt ook hier alweer, dat er
niets nieuws onder de zon is. Historie-na-
vorschers zijn een poos geleden tot de ont
dekking gekomen, dat het beginsel van den
bliksemafleider in de 18e eeuw reeds zoo
oud was als de weg naar Kralingen thans.
Al in de 14e eeuw werd hetzelfde beginsel,
zij het ook in ander envorm, toegepast.
Conrad von Megenberg schreef omstreeks
1350, dat de kip-eieren vaak door den don
der bedierven. Hij gaf echter tevens het
middel aan vgor de kwaal. „Men heeft een
kunst daartegen, zoodat hen de donder niet
schaadt; zoo meldt hij, wie een spit
sen nagel neemt en legt dwars tusschen de
eieren ofte in het midden, zet den nagel
rechtop, zoo schaadt hen de donder niet."
BEHANGSELPAPIER VAN GLAS.
Een jeugdig Tsjechische uitvinder heeft
patent verkregen op een uitvinding, waar
door het mogelijk is glas te gebruiken voor
de vervaardiging van behangselpapier,
lampekappen, handtasschen en tapijten.
Er bestaat hier te lande groote belangstel
ling voor deze uitvinding, daar men hoopt
op deze wijze opleving teweeg te brengen
•in de kwijnende Boheemsche glas nijver
heid.