^ondciosbla
SCHETSEN UIT BORNEO
Ante rsfoor isch
KEITJES
H. PW. KOENE Jzn.
Vair. lieé
3 x plaatsen
voor f 1."
Jitsluitend bij voor
uitbetaling.
DJONG JOE VERTELT
LETTERKUNDIGE KRONIEK
WONINGINRICHTING EN
KUNSTNIöVERHEIDSARTIKELEH
Waaromier ruime keuze:
AARDEWERK
GLAS WE hX
SMEEDWERK
SOLAMASSIVE
BYOUTER1EËN
Kapslok, divan- en
tafelklcedcn, Dros-
Handfieweven j soir- en sclioor-
t steenloopers, Kus-
sens.
TORENSTRAAT 1 hoek Plantsoen W.
VII.
Djong Joe weidt ook uit over het huwe
lijksrecht, over echtscheiding. Het zou wat
ver voeren, op dit juridische vraagstuk hier
In te gaan. Ik deel er alleen van mede, „dat
het recht der Dajaksche vrouw gelijk is aan
dat van den man". Lit die paar woorden
blijkt duidelijk de hoogc posittie, die de
vrouw in die primitieve maatschappij be
kleedt.
Het rijsthuisje van een Apo-Kajansch hoofd.
Alléén het hoofd mag volgens de adat de
bewaarplaats met houtsnijwerk (let bijv.
op het dak) en beschilderingen versieren
Van meer algemeens beteekenis zijn
Djong Joe's mededeelingcn over do ge
woonten die betrekking hebben op het plan
ten cn het oogsten. De rijstoogst i6 voor de
menschcn het vitale belang! Is er mis
oogst, dan is ér honger, want ze hebben
geen geld of ruilmiddelen om dit zoo be
langrijke voedingsmiddel in te voeren. Het
ligt voor de hand dat in een dergelijke
maatschappij bij planten en oogsten de
hulp der geesten of goden wordt ingeroe
pen! Ik zal met een paar woorden aange
ven hoe de Dajaks rijst planten. Men begint
bosch to kappen. Het ongekapt bout wordt
verbrand. Met een 6tok worden er gaatjes
in den bodem gemaakt, waarin een paar
rijstkorrels worden gelegd. De gaatjes worden
niet dichtgemaakt. De rijst komt op, temid
den van veel onkruid. Na eenigen tijd wordt
er zoo goed mogelijk gewied. Is de rijst rijp,
dan wordt zc geoogst door de halmen stuk
voor stuk af te snijden. Daar de grond na
één oog6t is uitgeput, moeten er elk jaar
nieuwe velden worden gezocht. Het kappen
en branden is zeer zwaar werk! Vogels,
apen, wilde varkens, herten eten van den
disch mee, insektcn bedreigen den aan
plant, regens of droogte veroorzaken mis
gewas en bij dit alles komen de gods
dienstige overwegingen, die den menschcn
soms dwingen het gewas op het veld te
laten verrotten.
„Vanaf het kappen der boomen, tot het
oogsten treden op verschillende tijden ver
bodsbepalingen in. Deze worden aangege
ven door een der oudsten van de kampong,
die van ai de verplichtingen geheel op de
hoogte is. De Segaih's (zoo heet de stam
waarvan Djong Joe radja is, T.) kennen
twee soorten rijst n.l. vroegrijpe en gewone,
die veel later rijp is. Die vroeg rijpe heet
„padi daling". Ze wordt tegelijk met de ge
wone soort geplant, omdat men bang is,
dat men geen voedsel meer zal hebben als
de voorrad oude rijst op is en de nieuwe
nog niet rijp.
Die „bras daling" (bras noemt raen
ontbolsterde rijstkorrels, T.) is niot zoo lek
ker als de gewone, de korrels zijn ook veel
meer stuk geslooten (zc is dus niet zoo
mooi, T.) maar 't is toch goed voedsel en
men is er mee geholpen! Er zijn 3 verbods
tijden (dio verbodstijden spelen in den Da-
jak6chen godsdienst een belangrijke rol! T.)
Do eerste treedt in zoodra de velden gereed
zijn om te worden bezaaid. IIij duurt 7 da
gen. De menschcn mogen nu hun kampong
niet verlaten. Komt de gezaaido rijst op,
dan i6 er weer 7 dagen „koedoeng" (ver-
bod6tijd). Do kinderen mogen do kampong
niet verlaten, zo mogen nergens anders
heen, net als bij 't planten. Vlak voor den
oogst zijn er weer 7 dagen „koedoeng".
wanneer iemand het verbod overtreedt,
door b.v. de kampong te verlaten, dan ge-
looven do menschcn stellig, dat hen geen
gezegende ouderdom declachttig zal zijn, dal
zij geen rijst zullen oog6ten, dat de oog6t
bunner kamponggenootcn zal bederven, in
't kort, hem cn alle anderen treft een vloek!
De persoon, die in overtreding is, wordt ge
straft. Streng verboden is het voor kam
ponggenootcn, die met 't verbod door af
wezigheid niet bekend waren, in de kam
pong te komen! Ze moeten dan buiten in
een hutje wachten tot do verbodstijd voor
bij is. Maar dit gebeurt hoogst zelden, om
dat ze meestal wel weten wanneer de tijd
ongeveer daar is. Dan koeren ze gaarne uit
het bosch naar huis terug. Vaak echter treft
het niet kamponggenooten, wie het ook zij!
Is het noodzakelijk dan mogen ze wel bin
nenkomen, maar ze moeten boete betalen
in den vorm van een varken en een man
dau van pl.m. 3,— (kapmesl) Het ijzer
het magische, afwerende kracht Contant
geld mogen zc niet geven. Die boete is voor
den Radja. Is cr in dc kampong geen vorst,
dan ontvangt de man, die dc verbodstijden
bepaalt, die boete, liet varken wordt go
slacht om voor medicijn der rijst to die
nen (zc te versterken. Bloed heeft 6terke,
magische kracht, tooverkracht, T.) Op die
wijzo worden de rij6tgeesten gerust gesteld,
do rijst zai welig groeien. Op één zaak
wordt angstvallig gelet: bij het dagelijks
naar de ladang gaan, let men er op of men
een slang ziet,, dio den weg oversteekt, of
een duizendpoot, of de vogel „sisit" van
links naar rechts vliegt. Dat zijn 6lechte
voorteekens, waarom men terugkeert tot
den volgenden dag. En zoo verder Vindt
men op de velden een doode slang, dan ver
laat men ze, want alle werk zou toch ver-
geefsch zijn! Is er gedurende den oogst een
sterfgeval, dan gaat men naar huis en laat
het nog niet afgeoogsto deel staan. Dikwijls
wordt het veld niet afgeoógst, omdat nog
niet allo rijst rijp is. Dan stelt men het van
dag tot dag uit, totdat dikwijls het gewas
te oud wordt. Niet vaak is er een overschot
rijst: le omdat raen de grootte der velden
zelden juist berekent, 2e omdat er veel rijst
verloren gaat, omdat er niet op tijd gcoogs!
wordt." (Uit het bovenstaande blijkt dui
delijk, hoe dc Dajak op economisch gebied
gehandicapt is door zijn animistisch ge
loof. T.)
Is do oogst binnengebracht dan dient er
ter eere van den Radja der rijst een groot
feest te worden gegeven. (Die rijst leeft,
heeft een ziel, is bezield volgens hun geloof.
Het is dus logisch, als men haar het bezit
van een vorst toeschrijfL T.). Dit foest is
gelijk aan andere feesten, alleen is er geen
„kop" voor noodig en het verschilt cr ook
nog van doordat cr ongeveer in 't midden
der feestdagen cn soort gevecht wordt o®*
leverd. Alle vrouwen, gehuwden, ongebuw-
den, weduwen, onverschillig wie, vormen
één partij, die tracht dc mannen te pakken
te krijgen. Hebben een 20 of 30 vrouwen
een man „veroverd", dan nemen zc hem
mee cn 6toppcn hem in vuil water beueden
bet buis of gooien hem er mee. Dit vuile
water is kurkumawater, varkensvetwater,
kwispedoorwater (de inhoud van den kwis
pedoor wordt over den man uitgestort!), in
"t kort, men gooit den man nat met alles
wat men kan bemachtigon. Boos worden
mag bij niet, cn andore mannen mogen
hem ook niet helpen. Dit 6pel treft ieder
een, onverschillig wio het is, geen man is
ongenaakbaar, voor niemand i6 men bang,
Ook niet b.v. een hooge bestuursambtenaar
T. Men juischt, schreeuwt en maakt berrie
zoodra men de buit (den man) flink to pak
ken heeft en zijn goed onder vuil heeft ge
zet tot dc klecren geheel onbruikbaar zijn
geworden. liet is onbehoorlijk er boos of
nijdig over te zijn. De mannen verdragen
bet erg dapper, maar ze nemen do voorzorg
cr hun allerminste kleeding bij aan te trek
ken. (Dit 6pcl heeft natuurlijk een gods
dienstige» achtergrond. Maar welke? Het
bevuilen met speeksel uit de kwispedoor
zou beteekenis kunnen liebben in de magi
sche kracht, die in de lichaamsafscheidin
gen zetelt. Maar hoe komt men cr aan? Bij
indere stammen worden de mannen ook
nog met roet zwart gemaakt, b.v. aan de
Mcndalem. Zou een of ander lezer mij kun
nen inlichten? T.) Na afloop bedrijft men
allerlei sport, b.v. touwtrekken. Aan liet
einde van ccn 15 meter lange rottan
(Spaansch riet) trekt, een ploeg vrouwen,
aan het andere ccn ploeg mannen cn dan
probeert men wie het sterkst is Verliezen
Je mannen bet, dan zijn zc beschaamd. Zc
worden dan door do vrouwen gehoond of ze
zeggen: ,,'t is niet noodig een man te wor
den wij vrouwen zijn bet al".
Zijn er bewoners van andere kampougs,
die zijn komen kijken, dan krijgen die ook
van alles. Zijn 't Maleiers. dan krijgen ze
kip te eten (geen varkensvleesch, omdat ze
Mohammedanen zijn. T.) Heel veel varkens
wórden er geslacht om te worden opgegeten
Hazardspelen worden er ook gehouden net
als bij andere feesten. Om bet fi^kst te doen
beëindigen wordt er in den vroegen morgen
in het huis van den Radja op dc gong ge
slagen. Zoodrn dc onderdanen dit hooren,
beginnen zc allen tegelijk op een bamboe
fluit te blazen. Zc doen dit om den „vorst
der rijst" oer te bewijzen.
's Namiddags brengen alle kampongbe
woners ieder een kip en een ei mede, waar
mee ze naar de rijstschuren gaan. Hier
aangekomen houdt ieder zijn kip vast, en
roept hij zijn rijstgod aan, waarbij ieder in
gedachten al de rijst verzamelt, die door
den wind is weggewaaid, door varkens cn
andere dieren is opgegeten.
De kip wordt daarna geslacht, het bloed
op een blad opgevangen en in de rijst
schuur gelegd. Hierbij zegt de man tot den
rijstgod: „Zie hier het voedsel, dat ik U
aanbied, opdat mijn rijst, al neem ik i a 5
Bij liet rij.sl.huisje- staat een soort bank.
Hierop plaatsen, mannen en vrouwen na
terugkomst van den akker de volle manden
met rijst, vóór ze in het rijsthuisje worden
leeggestort.
blikken (maat) weg, toch niet vermindert,
maar onvermindert blijve als vroeger". Wat
er met bet ei gebeurt, zegt Djong Joe niet.
Ik vermoed, dat bet als offer boven op een
gespleten bamboe wordt geplaatst, die in
den grond naast de rijstschuur wordt ge
plaatst, zooals ik dit in andere streken van
Borneo zoo vaak heb gezien. T.)
Djong Joe vertelt ook nog van voorteo-
kens, die betrekking hebben op allerlei
voorvallen in hot dagelijkscli leven. Het zou
te ver voeren ze hier mee te doelen. Dc
menschcn gelooven er vast aan! Ze zullen
h.v. niet het bosch ingaan om handelswa
ren, als rottan, hars enz. te halen zonder ze
te raadplegen en ze gaan niet, als de voor-
teckons slecht zijn. want ze zijn er vast
van overtuigd, dat ze toch geen resultaten
zullen hebben. Maar in uiterste gevallen
zijn er „accomodomonts avec lc cicl". Moet
men beslist er op uit, dwingt dc harde
noodzakelijkheid producten tc halen, niet
tegenstaande cr een slecht voorteeken is
verkregen, dan gaat men „mengganti poe-
lau" (mengganti is afgeleid van „ganti",
dat veranderen, vervangen beteekent ter
wijl „poelau" het Malclsche woord is voor
eiland. T.) Er wordt dan een hoorn gekapt,
die men in de rivier plaatst. Dit is het ei
landje in de zee. Men vaart er met de prau
wen heen, waarna men vertrekt. Nu zal
men succes hebben op den toebt.
Op mijn reis in een ander dool van Bor
neo, n.l. Apokajan, vloog er eens 'n „slechte
vogel" van links naar rechts voor de
prauw langs. Onmiddellijk draaiden de
roeiers de prauw 180 gr. om: de richting
was nu veranderd, men liet het voorkomen
alsof raen terugkeerde. Na een paar sla
gen draaide men de prauw weer 180 gr. en
ging verder: de kwade geesten waren dooi
de manoeuvre op een dwaalspoor gebracht.
Op den terugreis, in gezelschap van den
ass.-rêsid., den heer Israel, kregen we een
buitengewoon slecht teeken. Do roeiers
konden slechts met de allergrootste moeite
worden overgehaald door te gaan. En op al
lerlei wijzen moesten er con'ra-adat-offran-
dcii plaats vinden, 't Was alleen te danken
aan de sterke magischo kracht, die de be
stuursambtenaar als zoodanig bezat, dat
deze de menschcn kon overreden door te
gaan. waarbij bij ze beloofde, alles tc mo
gen doen wat ze wilden om do booze gees
ten te bevredigen. Was ik alleen geweest,
men was beslist teruggekeerd!
Lodewijk van Deyssel zeventig
jaar. Joseph Roth. Der An
tichrist. (Uitgave Allert dc Lan
ge, Amsterdam).
Deze kroniek verschijnt juist op den ze
ventigsten verjaardag van Lodewijk van
Deyssel, cn zoo belangrijk is deze figuur in
de geschiedenis onzer letterkunde.dat de re
gelmatige verslaggever der letterkundige
gebeurtenissen, een oogenblik de menigvul
dig verschijnselen van het moderne leven,
die in het leger der nieuwe hoeken op hem
aandringt van zich moet afweren, cn een
wijle moet stilstaan hij deze eigenaardige
en belangwekkende gestalte.
Het moet den grijzen Van Deyssel vreem
der tc moede zijn dan den grijzen Kloos. Om
dat Kloos ééns en voor altijd de vertegen
woordiger blijft van dc in zichzelve over
gankelijke waarde van hot dichterschap,
dat zijn mythische beteekenis blijft behou
den ondanks de wisseling van tijds-stroo-
mingcu en tijds-waardccringen en begrip
pen, terwijl Van Deyssel, de prozaïst, perio
des en scholen aan zich voorbij zag trek
ken, literaire waardeeringen, ja dc waar
deering voor de literatuur zelve zich zag
wijzigen. Hij moet zich onwennig gevoelen
in onze dagen, die zich van hem hebben
afgebogen.
Het verhindert óns niet, om in hem den
markantstcn schrijver te eeren, dien de ne
gentiende eeuw in Nederland heeft voort
gebracht. Inderdaad is Van Deyssel de re
presentant van deze eeuw van psycholo-
gisme. Men mag niet zeggen, dat de hui
dige literatuur blind is voor do waarde
der persoonlijkheid. Wie kennis nam van
het meesterlijk werk van Stefan Zwcig
over Erasmus, kon nog onlangs do over
tuiging winnen, dat de belangstelling voor
dc persoonlijkheid bij de denkers en kun
stenaars geenszins heeft afgedaan. Maar
wij willen tegenwoordig dc persoonlijkheid
zien onder het licht van een Idee, of als
symbool cener bepaalde historische perio
de. Van Deyssel hield zich vooral mot de
psyche bezig, los van haar historische of
maatschappelijke bestemming.
Ilij, die de werken van Van Deyssel
thans herleest, hij wordt wederom getrof
fen door de nooit aflatende bekoring van
zijn sprankelenden geest, maar het wordt
hem duidelijker dan ooit, dat. deze groot
meester van de literatuur, bij een analy
tisch genie ccn sprekend gemis van syn
these vertoont.
Het. typeerende van de Van Deyssel-fi-
guur is, dat hij zich nimmer met het leven
heeft vereenzelvigd, dat hij nimmer is on
dergegaan in de Idee, cn zelfs de latere on
derzoeker van het hartstochtelijk proza zij
ner jeugd periode, zal, ondanks den uit
ccn vreemde diepte van zijn wezen
waaienden hartstocht, die dat jeugdwerk
meer dan zijn latere werken bchccrscht,
ook reeds in dat vroege proza, eene ge
scheidenheid ontdekken tusschen don au
teur en zijn geobjecteerdc verbeelding. In
tegenstelling tot Kloos, den Overgcgevenc
aan het leven, blijft Van Deyssel altijd de
Aanschouwer. Zijn grootste genialiteit, heeft
waarschijnlijk hierin bestaan, dat hij de
meest intieme zielservaringen als een ob
jectiviteit voor zich kon stellen.
De ontwikkelingsgang van Van Deyssel
is door deze geestelijke dispositio niet ge
weest, die van den houwer van een levens
leer of van een Ideologie; do bladzijden,
die hij over levensleer heeft geschreven,
vormen bladzijden van ontkenning barer
mogelijkheid. Van Dovsscl's beteekenis ligt
in de verfijning cn verbizondering van het
ervaringsleven. Hij heeft de volkomen on
bevooroordeeldheid tegenover de verschijn
selen die zich in dc zichtbare wereld bui
ten hem cn in do onzichtbare wereld bin
nen hem openbaarden nimmer prijs gege
ven, hij is nooit gekomen tot een gesloten
levensovertuiging. Daardoor is hij niet
twintigste-eeuwer, maar nogentiende-ceu-
wcr. Een negcntiende-ecuwer van kolossale
afmeting, aan wiens invloed niemand van
het thans levende schrijvcrsgcslacht. is ont
komen, maar één, die waarschijnlijk geen
deel heeft aan wat thans worden gaat.
Wij vergeten door deze vaststelling niet,
hetgeen wij hem verschuldigd zijn. Zonder
Van Deyssel is de ontwikkeling van het
moderne kunstproza in ons land ondenk
baar. Zijn taak is geweest de zuiveriié;
van de literatuur, het formuleercn van
den eisch der nauwgezetheid cn realiteits
zin hij den mensch, dio dc zoo licht ge
schatte, maar zoo ontzaglijk moeilijke
kunst.van het schrijven beoefent. Hij heeft
eens en voor altijd dc autonomie van kunst
en schoonheid geéischt cn geformuleerd in
onvergankelijke geschriften, hij is dc groo-
tc theoreticus.der Beweging van '80, welker
beteekenis tot in dc jongste rijen der schrij
vers van onzen tijd wordt erkend.
Aan het Fransche naturalisme gaf hij
een eigen, Nederlandsche gestalte, in zijn
twee, nu bijna klassieke romans, „Een
Liefde" en „de Kleine Republiek", wraarin
de centrale tragiek van het menschcnle-
vcn met ongekend psychologisch indrin-
gingsvermogen en meeslecpcnd lyrisme
werd verbeeld.
En dan volgt zijn overgang van Zola
tot Maeterlinck, dan volgt die wanhopige
poging om het nauwelijks te formulecren
sentiment te grijpen in woord-akrobatick,
dat moeizaam werken met de halters van
het neologisme, dat de bewondering gaan
de maakt voor den taal-virtuoos, maar dat
Van Deyssel verwijderd heeft van dc spon
taneïteit van het leven. Het is alles uitge
vlooid in een beminnelijk cn flonkerend
cssayïsme, dat den ouderen Van Deyssel
te aanschouwen gaf, als geestig en diep
zinnig commentator van wat hij uit het
bonte leven opving in den kunstig gesle
pen kelk zijner belangstelling. Wederom
werd hij onze ongemeen© voorlichter, na
dat hij in zijn vroegere essayistische perio
de ons de hoofdverschijnsclen der Neder
landsche en buitenlandschc moderne lite
ratuur tot op den bodem had leeren pei
len.
Wij, twintigstc-ceuwers, die ons ver
trouwd hebben gemaakt mot het begrip
der moderne zakelijkheid, wij zijn bezig
het vermogen te verliezen om een belang
rijk onderdeel van Van Deyssels levens
werk en levensinhoud te begrijpen. Ik be
doel zijn: spel der houdingen, zijn he
roïsch individualisme, zijn zorgvuldige be
studeering van hoe men zich tegenover het
innerlijk en uiterlijk leven te gedragen
heeft. Voor ons is de levensnood zoo groof,
de levensinhoud zoo zwaar geworden, dat
wij den ijlen, soms horscnschinimigcn ach
tergrond van dezen sierlijken cn tragischcn
levensdans bijna niet moer kunnen zien.
Toch zal dc latere psycholoog in dit gc-
dcelto van Van Deyssels ocuvro do grond
stof vinden om het beeld to reconstruooren
van den aristocratischcn individualist, en
zullen latere geslachten dc mcnschelijk-
heid er in weten to onderkennen, meer dan
wij, dio al tc zeer geneigd zijn ons af to
wenden van iedere, ook van onze. eigen
eenzaamheid. Van Deyssel is misschien de
grootste martelaar van het individualisme.
Zijn talenten, zijn levenskunst hadden hem
ccn ccreplaals kunnen bezorgen in het
maatschappelijk leven. Hij heeft alle we
zenlijke concessie geweigerd, ondanks zijn
velo concessies aan den vorm. En daarin
ligt de grootheid zijner fig\iur.
Het nieuwe work van Joseph Roth, „der
Antichrist", dat zoo juist hij Allert dc Lan-
go to Amsterdam is verschenen, vormt wel
ccn cigenaardigo tegenstelling tot do fi
guur van Van Deyssel, wiens beteekenis
ik hierboven getracht heb in enkelo rege
len aan tc duiden. Het eigenlijke dier te
genstelling is hierin gelegen, dat wij in Jo
seph Roth niet ontmoeten den mcnsch die
zich aanschouwend tegenover het leven be
vindt, maar den mcnsch, dio door den tijd
wordt gedrukt, die door den tijd tot ver
bijstering kwam.
Volgens Joseph Roth is dc anti-christ ge
komen. Ilij is gekomen als ccn dief in den
nacht. Ilij is niet gekomen met pek cn
zwavel, zooals wij ons zijne komst hadden
voorgesteld, maar hij heeft zijn komst zóo
zorgvuldig voorbereid, dat dc helsche ele
menten lang to voren waren veranderd in
schijnbaar natuurlijke, van zelf sprekoridë,
aardsche.
Waarin bestaat nu bet. karakter van don
Anti-christ? Hierin, dat hij hot in wezen
edele in iets gemeens verandert. Het uit
gangspunt van Roth's beschouwingen is
zijn afkeer tegen dc bioscoop. Dc bioscoop
is voor hem dc moderno Iladcs. Zij is,
volgens Rot li, de groolo verraadster van
hot loven. Do schaduwen op het linucn
venster bewegen, ja sproken cn zingen als
levende menschon, maar hun bewegingen,
hun woorden, hun gezang zijn niet echt
en eerlijk; dezo wonderen van het witte
doek bcteekenen alleen dit: dat de werke
lijkheid, die zij zoo misleidend nabootsen,
daarom niot moeilijk is na tc bootsen, wijl
zij geen werkelijkheid is. Ja, dc werkclijk-
levcnde menschcn zijn zoozeer schaduwen
geworden, dat do schaduwen op het witte
doek verschijnen als waren zij werkelijk
heden.
Dc speler tc Hollywood laat zich fotogra-
fecrcn in ccn bepaald, willekeurig moment,
in een bepaalde voor dat moment gekozen
houding cn voorstelling. Dat moment nu,
wordt vereeuwigd, maar het geeft don
mcnsch niet weer zooals hij is, het geeft
alleen zijn schaduw. Wanneer dc werke
lijke toonèclspelcr gestorven is, dan blijft
zijn schaduw over. Er wordt, volgens Rothj
in dc bioscoop verduistering gepleegd. Een
schoone vrouw, wier schoonheid ongerept
en heilig is, wordt voor de bioscoop gefo
tografeerd met dc eindbedoeling de lus
ten te prikkelen. Soldaten, die den dood
op het slagveld tegemoet trekken worden
gefotografeerd, om in de bioscoop to die-
/ncn als tijdspassecring. En zoo gaat het
door.
Ik zal mij niet verdiepen in liet gelijk
of ongelijk van Joseph Roth. Ik geef U zijn
voorstelling, zooals hij die ons biedt. Maar
konnis van die voorstelling is onontbeer
lijk voor begrip van het boek. Dc antichrist
vertoont zich, volgens Roth, in het scha
duwbeeld. Overal is do werkelijkheid ver
laten, en dat verlaten van dc werkelijk
heid is do grondoorzaak van alle cllendo
die in dc wereld woont. De schrijver neemt
ons hij dc hand, en maakt met ons een
reis over de heele wereld. Hij laat ons
Duitschland zien in den oorlogstijd, hij
voert ons mee naar Sovjet-Rusland en tus
schen de wolkenkrabbers van Amerika,
Overal constateert hij dezelfde schijnheilig
heid, hetzelfdo werken met valschc leuzen,
hetzelfde verraad aan het werkelijk men-
schelijke in den mensch. Hij doet dan in
een bijbelschcn stijl, die gedragen is en
zichzelf in zijn monotone voornaamheid
steeds gelijk blijft.
Ik geloof, dat de vergelijking van Roth's
geschrift met Spengler's „Ondergang van
het Avondland", die men in dc aankondi
gingen ontmoet, onjuist is. Dit bock ls
geen profetie, maar veeleer een moreelo
tuchtiging. Indien het waar is, dat alleen
de inkeer en liet werkelijkheidsbesef ons
den uitweg kunnen wijzen uit de huidige
ellende der mcnschheid, dan mag niemand
dit bock ongelezen laten.
P. H. RITTER Jr.