ONS SUCCES IS
UWSUCCES
KIKKERVREUCD
ONZE SCHAT
STOOMWASSCHERIJ
- DE KOLK©
MEER BETALEN
ZOU DWAASHEID ZIJN!
KNOEIERIJ
HIJ WOU GE PLUIM GRAAG
ZIEN
VOOR DE KLEINTJES
MACHINAL- O? AA\l1/A3CL.
KASTKLAAK
KRAAK HELDER
O GOTTKOOP
F. VAN HOFWEGEN
BLEEKERSTRAAT 37 - TELEFOON 16
De beste koffie, Hulsko»
Selnkoffiekost nu 25 CL
per pond I Hulsko heeft
één soort! het bestel Ia
gepatenteerde, luchtdichte
verpakking. - Vraagt Uw
Winkelier I
UIII BVD
0£ KOFFIE WAAR PIT IN ZITI
door
RIE BEIJER.
Toen Theo dien zonnigen voorjaarsmor
gen fluitend naar de H.B.S. fietste, had hij
nog geen flauw vermoeden, in wat voor
moeilijkheden hij dien dag verzeild zou
raken. Hij voelde zich licht en blij gestemd,
omdat de zon scheen en de lentewind door
zijn haren woei.
Theo leerde vlug en makkelijk en kon
met do meeste leeraren goed opschieten;
met één van hen was hij zelfs dikke vrien
den. Ilij hield ervan om zijn werk keurig af
te leveren en zijn lessen ook werkelijk te
leeren cn zoodoende had hij haast nooit er
gens moeite mee.
Maar wie nu denkt, dat Theo ccn „brave
jongen" of een „heilig boontje" was, heeft
*t bij het verkeerde eind. Als er een kwa
jongensstreek werd uitgehaald, kon je er
op rekenen, dat Theo van de partij was en
bij het zwemmen, roeien en schaatsenrijden
was hij altijd haantje de voorste.
Maar zijn grootste liefhebberij lag toch
niet op het terrein van de sport. Die bestond
uit; lezen! Theo was dol op lezen. Reis
avonturen, Indianenboeken en detective
verhalen waren zijn grootste schat. Zoo
langzamerhand had hij al heel wat boeken
gekregen, want op verjaardagen en met
Sint Nicolaas stond er altijd een of ander
boek op zijn verlanglijstje. En de boeken,
die hij zelf niet bad, leende hij van anderen.
Alle jongens, die een boek hadden, dat
Theo wilde lezen, leenden het hem met ple
zier, want ze kregen het altijd even netjes
terug en dat konden ze hcusch niet van ie
dereen zeggen
Onder het rijden dacht Theo ook nu weer
aan een prachtig nieuw Indianenboek, dat
hij in een boekwinkel gezien bad. Hij zou
i-*t dolgraag koopen, maar zijn zakgeld was
lang niet voldoende cn den vorigen dag
w?^ zijn moeder jarig geweest, zoodat al
zijn overgespaarde geld natuurlijk op was
Vader had hem een paar weken ge
leden pas een nieuw boek met reisverhalen
gegeven en toen Theo over het Indianen
boek begonnen was, had moeder dadelijk
gezegd, dat er geen sprake van kon zijn, dat
hij het kreeg. Maar misschien kon hij het
leencii van een van de andere jongens. Als
iemand het ten minste had!
Al freewheelend was Theo bij de school
gekomen. Vlug zette hij zijn fiets in het rek
en ging naar binnen. Het was een paar mi
nuten vóór balf negen en de jongens ston
den nog in groepjes met elkaar te praten.
Op eens voelde Theo een klap op zijn schou
der. „Hallo," zei Freddie de Jong vroolijk,
„daar hebben we Theo. Zeg jó, dat is iets
voor jou, wat Jo Verburg daar heeft. Jij
wordt dood-jaloersch, als je 't ziet!" Met
een nam hij Theo mee naar een hoek van
het lokaal, waar een stelletje jongens in
bewondering over een boek gebogen stond.
Nieuwsgierig keek Theo wat zc daar had
den, maar toen hij den band van het boek
zag, voelde bij zich plotseling warm wor
denDat was het Indianen-boek, dat hij
zoo dolgraag wildo hebben. Nu zou hij het
dus tóch kunnen lezen! Jammer dat het
juist Verburg was, aan wicn hij het vra
gen moest. Theo hield niet van dien jon
gen! Hij had iets valsch in zijn oogen en als
bij iemand iets leende, wilde hij er altijd
op de een of andere manier wat voor terug
hebben. Meestal bestond die tegenprestatie
uit hulp bij zijn werk, want erg knap was
Verburg niet.
Maar hij was wèl slim, veel slimmer dan
Theo dachtIn zijn hart haatte hij Theo,
omdat deze meer wist dan hij cn zich nooit
ophield met knoeierijen of achlerbaksche
praatjes. Het was dan ook niet zonder be
doeling, dat hij het boek had meegenomen.
Hij kende Tlieo's leeslust en had bij zich
zelf het plan gemaakt om door middel van
een boek „Mister Righteous", zooals de
Engelsche leeraar Theo wel eens noemde,
naar zich toe te halen. Want Verburg kon
het niet uitstaan, dat Theo zoo rustig en
flink zijn weg ging cn iedereen ronduit zijn
meening zei. Als hij een brave Hendrik ge
weest was, had hij het niet erg gevonden.
Dan had hij hem ganw genoeg bespottelijk
gemaakt, want zooicts was Verburg wel
toevertrouwd. Maar juist het feit, dat Theo
wèl meedeed met de anderen cn zich nooit
afzijdig hield van hun pretjes, dat kon Jo
Verburg niet verdragen.
Ouasi-achleloos reikte hij Theo nu het
boek toe.
„*s Kijken?" vroeg hij onverschillig. Aar
zelend nam Theo het aan en bladerde het
-■éven fïoor.
,,'t Lijkt me een reuze-fijn boek," zei hij
toen geestdriftig. „Als jc 't zelf gelezen
hebt, houd ik me ook aanbevolen, hoor!"
Verburg keek hem tusschen zijn wimpers
door aan.
„Ik heb 't al gelezen," zei hij toen.
Theo opende zijn mond al om gretig te
vragen, of hij het dan nu meteen mocht le
zen, maar er was iets, wat hem daarvan
terughield, hij wist zelf niet wat... Op het
zelfde oogenblik kwam de leeraar binnen.
„Om twaalf uur praten wo verder," zei
Verburg nog gauw.
Theo ging naar zijn plaats, maar hij had
alle moeite om zijn gedachten bij de Fran-
scbe les te houden. „En hierna nog gymna
stiek en wiskunde cn Engelsch," dacht hij
ongeduldigSteeds weer moest hij aan
de prachtige platen denken, die hij vluch
tig gezien had bij het doorbladeren van het
boekEindeloos leek hem de morgen
en toen het eindelijk twaalf uur wag.„gip£
hij direct naar Jo Verburp-
„Zeg," begon hij verlangend, „je zei van
morgen, dat je het boek zelf al gelezen had.
Bedoelde jo daarmee, dat ik hot nu met
een al van je kan leenen?"
Verburg sloeg zijn oogen neer cn zei toen
langzaam:
„Je kunt het niet leenen, je kunt het al-
leon maar krijgen." Theo keek hem aan
/onder iets te begrijpen. „Krijgen?" zei hij
toen verbaasd. „Iloe bedoel jc dat?"
„Wel," zei Verburg, terwijl hij het boek
doorbladerde, „ik bedoel precies wat ik zeg,
maar je begrijpt natuurlijk wel; vóór wat
hóórt wat, hè!"
Theo trok zijn hand terugEven dui
zelde het hem. „Krijgen" kon hij het boek
Waarom zou Verburg dat zeggen?...
Zoo'n prachtig boek gaf je toch zoo maar
niet weg! Daar stak natuurlijk iets achter
Maar tóch zag hij zichzelf al een oo
genblik als de bezitter van het prachtwerk
en verlangend gingen zijn oogen over de
bandteekening
„Wat moet je cr dan voor hebben?" vroeg
hij eindelijk.
„Alleen maar den voetbal van jc broer
tje Hans," zei Verburg. „Ik weet, dat hij cr
toch niet veel om geeft, want hij voetbalt
bijna nooit. Ilij zal hem niet eens erg mis
sen en jij hebt dan dit boekBij de
laatste woorden hield hij het boek verlei
delijk dicht voor Theo's neus en pakte liet
toen ploiseling bij zijn schoolboeken in.
„Enfin, ik hoef het nu niet meteen te we
ten, hoor! Denk er maar eens over. Ik hoor
het vanmiddag wel. Addio!" En meteen
draaide Verburg zich op zijn hakken om
cn slenterde weg
(Nadruk verboden.) (Slot vo'.gt.)
In het dorpje, waar Ilansjc met z'n ouders
cn zijn zusje Lucie woont, is een liefdadig
heidsavond gehouden en voor het ''Icme
plaatsje is dat ccn gebeurtenis \an belang
geweest!
Lucie heeft met haar vriendinnen bet
gezellige avondje bezocht!
Den volgenden dag, het is gelukkig een
Zeven kleine kikkers
Kwaken in de sloot.
Zeven kleine kikkers
Dansen poot aan poo'
Wie verstaat hun liedje:
K wa ak -k wa k -k wa a k - k wa k 1<
'k Tel de woorden, tot ik
In de war geraak.
(Nadruk verboden.)
Zeven kleine kikkers
Lachen kleuters uit,
Kwaken: kikkertaaltje
Leer je nimmer, guit! -
*t Lied lijkt soms eentonig,
Maar dat j s het niet!
'k Luister daarom altijd
Naar 't gekwaak in 't riet.
CARLA IIOOG.
Zondag, raakt ze er bijna niet over uitge
praat! In kleuren en geuren wordt alles nog
eens aan vader en moeder verteld:
,,'t Was dol!' besluit Lucie eindelijk haar
verhaal, „een dolgezellige avond en de
burgemeester heeft zoo mooi gespreken.
Paps! Iedereen die had meegewerkt, werd
eens extra bedankt! Mijnheer van Wa veren
natuurlijk in de allereerste plaats! Die is
wat ie noemt echt gehuldigd, hoor!"
door
E. DL LILLE HOGERWAARD.
„Zoo zoo!" zegt Vader met een glimlach,
„dus dien hebben ze een flinke pluim op
den hoed gezet! Nou, hij heeft het ook dub
bel cn dwars verdiend!"
„Dat heeft hij zeker!" beaamt moeder cd
Lucie knikt!
Hansje, die bij Lucie's verhaal met zijn
blokkendoos heeft zitten spelen, heeft bij
de laatste woorden van zijn zusje even
verwonderd opgezien! Een oogenblikjc la
ter staat do kleine kerel voor het raam en
tuurt onafgebroken naar het huis aan den
anderen kant. van de straat, waar do Jap-
wustc mijnheer van Wavcren woont!
Als moeder hem na een tijdje voor het
eten aan tafel roept, komt hij ccn beetje
onwillig cn nauwelijks is de maaltijd op, of
hij staat al weer voor het raam!
„Wat voer je toch uit, mannetje?" vraagt
moeder, die het ten slotte wel wat vreemd
gaat vinden. „Wat zie je daar toch?"
„Niets, moeder!" zegt Hans, „ik wacht al
leen maar, of mijnheer van den overkant
ook zijn huis uitkomt!"
„Mijnheer van Wavcren!" vraagt moeder
verbaasd. „Wat wil je daar dan mee, baas
je? Moet je dien spreken soms?"
„Neen, mams! Niet spreken!" zegt Hans
je een beetje ongeduldig „rnaar zien! Ik wou
zijn hoed zoo graag eens zien!"
„Zijn hoed?" Moeders gezicht is ccn cn
al vraag.
„Waarom ITanscman?"
„Nou," verklaart Hansje, met een blik
naar zijn vader, „Paps heeft toch gezegd,
dat hij op zijn hoed een pluim gekregen
heeft! Nou, cn dio pluim wou ik zoo graag
eens zien!"
(Nadruk verboden.) R. W.
Voor 't zonnig, groote venstei
Daar staatja, raadt eens wat!
Maar eerst wil 'k je vertellen:
't Is onze grootste schat.
Het heeft twee blauwe oogjes.
Een mondje, o, zoo klein!
Elk wangetj'is een perzik
En 't neusje is zoo fijn!
't Ligt in een rose wiegje
En 't lacht soms tegen ons.
De vingers zijn garnaaltjes,
De haartjes lijken dons.
(Nadruk verboden.).
Je hebt het al geraden:
Het is een kindje klein
Maar wist j'ook, dat die kleuter
Ons zusje lief zou zijn?
Wij staan vaak met ons drietjes
Zoo vol bewondering
Te kijken naar ons zusje,
't Is toch zoo'n snoezig ding!
We willen haar niet missen,
Niet voor een handvol goud!
Ik denk, dat zusje n u al
Een huisvol van ons houdt!
Beste nichtjes en neefjes.
De meesten van jullie zitten te springen
om liet vervolg van Cow Boy's verhalen.
Hier is het dan.
Cow Boy heeft een nieuw paard
maar is er nu zuiniger op,
Toen ik veertien jaar was, kreeg ik ein
delijk weer een eigen paard. Er wordt door
oningewijden altijd gedacht dat wij de
paarden maar voor het opvangen hebben.
Ik hen echter nog nooit een los loopend
paard tegen gekomen. Wel loopen in de
omgeving der paarden-fokkerijen de zoo
genaamde mustang's vrij rond, maar die
(Zie vervolg op j>ag, 2.),