ONS SUCCES IS
HET DOMME VISCHJE
RubriekvanOomBolb
„Dag tante waar is oom?" riep Frits,
op het perron springend.
„Dag tante, hoe gaat het met U?" zei
Lientje, die aan moeders lessen dacht.
„Fijn, dat we mochten komen!"
Tante gaf Lientje een kus, doch kneep
Fi its even plagend in het oor: Zóó teleur
gesteld, dat je enkel tante maar ziet?
Oom staat buiten met Bobbic."
„Bobbic, de nieuwe hond!" juichten Lion
en Frits tegelijk en hadden op eens vrec-
selijko haast; ze botsten lcelijk tegen el
kaar in het nauwe gangetje, waar je door
moest om de spoorwegkaartjes of te ge
ven! Maar Bobbic bleek heusch wel een
paar blauwe plekken waard! 'n PrAcht
van een herdershond was hij, met spitse
ooren en schrandere, bruine oogen, daarbij
oo lief en gehoorzaam, als je maar wen-
hchcn kon! Wel een tikje wild en speclscli
nou, daar was Bobbie jong voor!
„Hij is wel zoo groot als 'n kalf," meen
de Frits. „Je hebt veel meer aan 'm dan
aan ons Prulletje!"
„Alsof onze Prul gèen sehatje is!" a iel
zijn zusje boos uit.
„En veel beter op z'n plaats in jullie
stadshuis," vond tante.
„Ja Frits, wat moesten we bij ons met
zco'n kalf?" ijverde Lien. „Met Prul kan
ie in winkels gaan, maar dat hoef je niet
met Bob te probeeren! Enne... je bent
'n akelig jog om je eigen hondje zoo af
te vallen, hoor!"
„We mogen niet kibbelen, nou we uit lo-
gcen zijn," plaagde Frits. Maar toen holde
hij hard met Bobbic vooruit om Lientje's
antwoord niet te lioorcn.
Thuis, in die heerlijke tuinkamer van
oom en tante, vroeg Lien, of Bobbic geen
speelgoed had.
„O, hij speelt buiten met stokjes of steen
tjes, die we voor hem weggooien," zei
tante.
„Onze Prul kan zoo heerlijk ravotten
niet mijn oude lappenpop," verteldo Lien,
„daar loopt hij mee te sjorren en te schud
den
„En die smijt ie omhoog," viel Frits in,
„heelemaal over zijn kop!"
„Maar 't hoeft geen echte lappenpop te
zijn, tante," zei Lien gauw. „Een knoedel
tje geknoopte lappen vinden ze net zoo
fijn! Mag ik er eentje voor Bobbic ma
ken?"
Tante aarzelde. „Jullie Prul is klein, die
kan er nooit heel erg mee gooien, maar
Bobbie
„Hé, dan maak ik wel een heel zachte
pop," bedelde Licn.
En toen tante eindelijk had toegegeven,
was 't heusch grappig. Bobbic met de póp
te zien spelen! Soms vloog hij woest grom
mend op het ding af en schudde het hef
tig heen en weer, soms lag hij er op z'n
rug mee te stoeien of zocht er naar in
alle hoeken. En als je vroeg: „Waar is de
pop?" nou, óf hij er gauw mee kwam
aansjouwen!
Enkele dagen na hun komst bij Oom en
Tante fluisterde Lien haar broertje in het
oor: „Zeg. 'k heb een sloop zien hangen!"
Frits keek onnoozel: ,,'n Sloop?..."
„Och sukkel tante maakt hangop!"
„O-o-o!" Hangop bij tante was hot top
punt van heerlijkheid: je kreeg een beschuit
op je bord, daar mocht je dik aardbeien
jam op smeren, dan hangop er over met
net zooveel suiker en kaneel als je wou
Nu had Frits op eens ook belangstelling
voor de sloop; hij Vroeg ongerust: „of er
wel veel uitkwam?"
'i USD:
„Malle jongen, d'r komt immers water
uit, liet dik blijft juist, in den zak," lachte
Lien, die precies wist, hoe karnemelk tot
hangop wordt!
's Middags kwam tanle's grootste vla
schotel op tafel, boordevol hangop! Ver
rukt keken de logeetjes naar dien heerlijken
voorraad! Frits jubelde: „Wat 'n hóóp...!"
„Uit die sloop," rijmde Lien. En toen zo
het, allemaal uitschaterden, wou Bobbie
meedoen met de pret, greep z'n lappen
pop, gooide die sierlijk dc lucht in
met een wijden boog over tafelplómp!
in de hangop!
Neen maai-, wat zag 't gezelschap er uit!
En dc lamp... en 't plafond., en 't vloer
kleed! En.... wat zat er anders op, dan
de rest van dc hangop aan Bobbic tc ge
ven? De lappenpop had er immers in ge
legen?
Terwijl ze beschuit met jam at, bedacht
Lien vol spijt, dat tante wel gelijk had:
'n groote hond kon heusch niet met alles
spelen, waarmee een klein prulletje
speelde
Maar die gedachte bracht dc hangop niet
(Nadruk verboden).
In een diepe sloot tusschen twee wei
landen woonde dc familie Baars. Vader
en moeder Baars waren rustige, bedaarde
visschen en daarom leefden ze dan ook
nog; als ze wat onvoorzichtiger en roekc-
loozer geweest waren, hadden ze al lang
in het aas gebeten, dat soms zoo verlei
delijk einder hun neus werd gehouden.
Maar dat deden ze niet, ze hadden al tc
veel bewijzen voor oogen gehad, dat zoo-
iets nooit goed afliep...
Anders was liet gesteld met Kikkcrplaag,
hun zoontje. Hij werd zoo genoemd, omdat
hij altijd dc kikkers achternazat en ze aan
't schrikken maakte door liard te roepen:.
,.De ooievaar komt eraan' Dc ooievaar
komt eraan!" als cr heelemaal geen ooie
vaar in dc buurt was. Meestal wisten de
kikkers wel, dat liet niet waar was, maar
soms, als cr net een paar rustig zaten te
praten, schrokken ze cr tocli van. Kikker-
plaags ouders hadden altijd de grootste
moeite om Iicm weg te houden van het
aas, als dat vlak voor hem in het water
heen en weer ging- En eens had zijn moe
der hem van een wissen dood gered, door
hem bij zijn staart achteruit te trekken,
nèt op het oogenblik dat bij toehapte.
Daarna hadden vader en moeder Baars
besloten, dat Kikkerplaag vroeg naai
school zou gaan, misschien zou hij daar
zijn kattekwaad afleeren....
Nu zou Kikkerplaag over een paar da
gen voor het eerst naar de visschenschool
gaan, en dat was een hccle gebeurtenis.
Vader en moeder Baars zouden een groot
feest, geven, waarop alle visschen en^.kik
kers uit de sloot waren genoodigd, en Kik
kerplaag had moeten beloven, dat bij dien
dag dc kikkers heelemaal met rust zou la
ten en niet aan 't schrikken zou maken
door tc roepen, dat de ooievaar er aan
kwam.
Toen de groote dag was aangebroken,
verzamelden alle slootbcwoncrs zich voor
dc piaals, waar de familie Baars woonde,
en dc kikkers, die liecïemaal- niet haatdra
gend waren, zongen een mooi welkomst
lied, toen Kikkcrplaag naar builen kwam.
Misschien waren zo in hun hart ook wel
een beetje blij, dal hij naar school ging,
omdat liij nu niet meer zooveel tijd zou
hebben om lien to plagen, maar in elk ge
val meenden ze 't goed en zongen hem
hartelijk toe. Kikkcrplaag schaamde zich
werkelijk een beetje: altijd was hij de lak
kers aan 't plagen en nu waren ze zoo
.aardig voor hem; cén van de oudsten bood
hem zelfs een A-B-C-hoek aan, waar hij op
school uit zou kunnen lezen.
Hij bedankte ze allemaal vriendelijk en
toen begon dc pret. Iedereen snoepte cu
smulde naar hartelust en er werden aller»
lei leuke waterspelletjes gespeeld, zooals
alleen visschen dat kunnen.
Kikkcrplaag praatte met een paar jonge
kikkers over het mooie A-B-C-boek, dat hij
gekregen had en waar hij erg blij mee
was, toen hij plotseling uitriep: „Pas op!
daar komt de ooievaar aan!"
Dc kikkers keken hem boos aan. „Ik
dacht, dat je beloofd had ons vandaag
niet tc zullen plagen," zei dc kleinste.
„Maar ik plaag jullie ook niet, hij is al
vlak bij!" riep Kikkerplaag zenuwachtig.
„Duik toch gauw, anders pakt hij jullie!"
En werkelijk, daar zag een jonge kikker
vlak boven zijn kopje den gevaarlijken,
opengesperden snavel van een ooievaar.
Hij gleed naar beneden enwas gered.
Na langen tijd durfde hij pas en nog
heel behoedzaam! weer boven komen.
Nergens zag hij een ooievaar meer!
Wien hij wel zag, was Kikkerplaag.
„Gelukkig, dat je mij gewaarschuwd
hebt. Ik dank je wel en zal het nooit ver
geten!" riep de jonge kikker uit.
Den volgenden morgen moest Kikkcr
plaag voor het eerst naar school. Hij had
zijn twaalfuurtje meegekregen en zou dat
op school opeten. Ernstig luisterde hij naar
de waarschuwingen van zijn moeder en
ging toen op weg.
Maar toen hij een eindje gezwommen
had, vond hij, dat het toch eigenlijk veel
te mooi weer was om op de schoolbanken
tc zitten. De zon scheen zóó fel, dat het
water er warm van Mas. .Van den kant
van het gras hoorde hij stemmen. Kikker»
plaag werd er opgewonden van. „Dat zijn
natuurlijk visschers," dacht hij. „Misschien
laten ze wel iets lekkers zakken, dan zal
ik het héél voorzichtig van het touwtje
happen en dan hard wegzwemmen."
„Tk geloof, dat dit wel een geschikte plek
't Wordt al koud, zegt moeder,
't Kacheltje moet aan!
Als 'k uit school kom, zie ik
Zwarten Jan al staan!
Uit is zijn vacantie!
Nu moot hij aan 't werk
Goed maar, dat Zwart-Jantjc
Flink nog is en sterk.
(Nadruk verboden).
In den langen winter
Is de trouvvo vrind
Hij van allo menschcn
En van ieder kind.
Heel den zomer dachten
Wij aan 't Zwartjo niet
Maar nü is een ieder
Blij, dat hij hem ziel!
IIERMANNA.
is," hoorde hij iemand zeggen. „En wat
is het hier lekker warm op het gras in de
zon."
Kikkerplaag luisterde nieuwsgierig. „Ik
weet iets leuks," dacht hij op eens. „Ik
wil ook wel eens lekker op het gras in dc
zon liggen; altijd in het water zijn, ver
veelt me al lang. Ik zal heel voorzichtig
het touwtje vastpakken en me dan laten
optrekken. Dan lig ik lekker op 't gras in
de zon en bevalt 't me soms niet, dan laat
ik mo weer terugglijden in liet water."
Hoera! daar kwam al iets lekkers aan.
Voorzichtig beet Kikkerplaag in het lek
kere hapje, maar o wee! hij wist niet, dat
aan het onschuldig uitziend touwtje een
leelijke weerhaak vast zat... Meteen drong
die in zijn keeltje en met een zwaai werd
Kikkerplaag opgehaald en in het gras ge
gooid. Toen maakten zc hem los en lieten
hem liggen. Kikkerplaag viel haast flauw
van pijn. Had hij nu maar naar zijn moe
der geluisterd! Nu lag hij op hot gras in
de zon, en hij vond het vreesclijk. Hij kon
haast niet ademhalen en keek verlangend
naar het water....
Plotseling voelde hij een poot, die hem
aan zijn staart trok en met een plons gleed
hij terug in liet water. Verlicht haalde hij
adem en wie zag hij daar? Den kleinen
kikker, dien hij gewaarschuwd had voor
den ooievaar. Ernstig keek het kleine ding
hem aan.
„Iloe kom jij hier?" vroeg Kikkerplaag
verbaasd, „ik dacht, dat jc op school moest
zitten."
„Dat moest ik ook, net als jij," ant
woordde het kikkertje. „Ik zwom toevallig
een eindje achter jc aan op weg naar
school en zag toen, dat jc den verkeerden
kant opging. Bijna had ilc je ingehaald om
jc te waarschuwen, toen jc voor mijn oogen
het water werd uitgesleurd en op het gras
gegooid. Gelukkig kon ik me aan een bosje
gras aan den waterkant vasthouden en
zoo je staart grijpen, anders was jc nooit
meer thuisgekomen. Jij hebt mij toch ook
gewaarschuwd voor den ooievaar?"
Dankbaar knikte Kikkerplaag hem toe.
„Ik ben blij, dat je me achterna zwom" zei
hij, „want het was verschrikkelijk daar op
het gros in de zon. Ik zal jullie nooit meer
plagen, maar alle kikkers waarschuwen,
als de ooievaar werkelijk in de buurt is.
Maar dan moet ik een anderen naam heb
ben, want dan ben ik geen „kikkerplaag"
meer."
„Dat is in orde," zei het kikkertje, „dan
zal ik alle slootbewoners voorstellen, jc
van nu af aan „Waalcbaars" te noemen?
is dat goed?"
„Ja," antwoordde Kikkerplaag, „laten
wc het meteen gaan vragen."
Allen waren het met dit voorstel eens
en als Waakbaars in het vervolg do kik-»
kers waarschuwde, wisten zc, dat de
ooievaar werkelijk in aantocht was en dan
kropen ze ver weg.
Door zijn voorzichtigheid was Waakbaars
van nu af aan een voorbeeld voor de jon
geren en werd hij héél oud, net als zijn
vader en moeder.
Maar de eenigc, die het niet prettig
vond, was dc ooievaar, want die miste nu,
heel wat malsche kikkertjes
RIE BEYER.
(Nadruk verboden)#
Beste nichtjes en neefjes!
Nu Cow Boy zijn verhaal een weekje
overgeslagen heeft zullen jullie wel vol
spanning naar het vervolg uitkijken. Hier
is het dan. Ik heb er zelf heel veel plcizier
van gehad, terwijl het voor de avontuurlijke
neefjes wel eens goed is om tc lezen over
de
Film en werkelijkheid. Hoe
een „groen" er tusschen geno
men werd.
Jullie kunt jc niet voorstellen, lioc ver
steld ik stond tc kijken, toen ik hier in Hol
land voor het eerst een cow-boy film zag. Do
ruiters op het witte doek rijden in Zondag-
schc kleeren rond, hebben geen andere be
zigheid dan het ontmaskeren van bandieten
en liet bevrijden van meisjes uit de han
den van schurken. Voor licn is het dc ge
woonste zaak van dc wereld om een schurk
met een handbeweging neer tc schieten. In
werkelijkheid is het wel een beetje anders#
Weten jullie waar alleen geschoten wordt?!
•In ordinaire bars, gcmccne kroegjes in de;
nederzettingen en dan alleen door vecht
lustige, dronken kerels, dio in plaats van
een mes, zooals hier, vechten met een revol
ver. Wij cow-boys, zijn geen revolverhelden
en gebruiken onze revolver uitsluitend in
nood, b.v. als wij dolle stieren of andere ge
vaarlijke beesten buiten gevecht moeten
stellen. Mannen als Tom Mix en Ken Ma-
yard zijn wel goede ruiters, maar absoluut
geen cow-boys.
Ik kreeg denzelfden indruk, welke Volen*
dammers moeten ondergaan als zij een „Vo*
(Zie vervolg up pug. 2),