SEItfg) ONS SUCCES IS UW SUCCES STOOM WAS SC HER IJ c DE KOLK ADRIAAN MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HULSKO KOFFIE VRIENDSCHAP JARIG UIT WONDERLAND MACHINALE OPMAAKWASCH PI KASTKLAAR KRAAK HELDER GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 - TEL. 16 „Zie je al wat, Kees?" vroeg Miek, die juist haar poes Mira optilde en in haar armen nam. Kees stond op de-onderste lat van liet tuinhekje en tuurde den weg af. „Komen ze er al aan?" informeerde tege lijkertijd Jaap en wou zijn broer wegtrek ken van den uitkijkpost. „Neen, ik zie nog niets," riep Kees en gil de meteen: „Hier, Tim!" Een glimmende, bruinzwarte takkel op korte, kromme pootjes en met lange flap- ooren was door do spijlen van het hek ge kropen en vluchtte den weg op. „Tim!" riep Kees nog eens. Maar 't hond je kwam niet, had weet eens een ongehoor zame bui. In groote vaart vloog een auto voorbij en alle kinderen zaten in angst, dat Tim cr onder zou komon. Maar Tim drib belde verder op zijn korte pootjes. „Ik ga aan Grada vragen, of we vader en moeder tegemoet mogen gaan," besliste Loes, de grootste van de twee zusjes. Meneer en mevrouw Dcmmer waren naar de stad om eonige zaken te regelen en Gra da, de gedienstige, had dien dag de zorg voor de kinderen, 't Was nu zoo ongeveer do lijd, dat de ouders terug verwacht kon den worden, maar Grada durfde het ru- moorige troepje niet langs den vrij druk ken verkeersweg laten gaan. Op «ens sprong Goliath, dc groote, ruige hond van Kees, over het hek en rende dc lichting van het station uit. Nu was het hoopje niet meer te houden. Kees rukte het lick open en holde Goliath achterna. Loes pakte vlug Miek bij 'n hand. Poes droeg ze onder haar arm, die moest ook mee. Jaap liep Kees achterna en riep: „Wacht toch even!" Grada stond aan het open hek het troep je na te kijken. De kinderen hielden goed den rechterkant van den weg en inderdaad kwamen de ouders er aan. Goliath holde heen en weer tusschen dc kinderen en me neer en mevrouw. liet was een begroeting, of de ouders een maand weg geweest waren in plaats van een dag. „Enhebt u wat meegebracht?" vroeg kliek al gauw. „Ja, natuurlijk," lachte vader. Daar had het viertal ook al op gerekend. Altijd brachten vader en moeder een ver rassing mee. Den vorigen keer was het een reusachtige kaatsbal geweest. Jammer, dat Goliath 'm stukgebeten had! „Waar hebt u 't?" informeerde Loes. „Hier, in m'n rieten tasch," vertelde raoe- «der. „Laat eons zien," drong Jaap aan. „Thuis." Hè, hè, eindelijk waren allen binnen. Gra da vertelde, dot de kinderen zoet geweest waren en er niets bijzonders gebeurd was. En toen moest 't cadeau voor den dag komen. En "wat, was 't Een schild pad, een vrij groote landschildpad, dio de kinderen in den tuin konden laten loopen. Dat was wat voor zc! Ze waren zulke die renvrienden! En zoo'n schildpad hadden ze alleen nog maar op een plaatje gezien. „Hoe heet ie?" vroeg Miek. Volgens haar moest alles een naam hebben. En vader zei den eersten den besten naam, welke liem te binnen schoot, n.L: Adriaan. Dc vier kinderen liepen otn Adriaan heen, als deze zich langzaam door den tuin bewoog of bij de een of andere plant slil hield om cr een paar malsche blaad jes van op te peuzelen. Maar o, die Adriaan kon zoo mooi ver stoppertje spelen! Wanneer de kinderen na het eten of na schooltijd weer in den tuin kwamen, dan moesten ze dc schildpad altijd zoeken. Soms lag hij onder de Oost- Indische kers, soms tusschen de gouds bloemen of in 't rotstuintje, waar li ij net pon v.m de steenen leek. Loes bracht een van de volgende dagen haar schoolvriendinnetje mee om de aan winst te laten bewonderen. Die was al even verrukt over Adriaan als de andoren en zei: „Hè, k wou. dat mijn vader ook eens naar de stad ging en zoo'n schildpad voor me meebracht." „Dan moet jc 't vragen," stelde Miek voor. „Ja. maar mijn vader gaat bijna nooit naar de stad." zuchtte Gonnie. Maar zie, wat 'n verrassing: toen Gon den olgenden morgen vóór schooltijd haar as- terplanten wou gieten, zag ze daar op eens De beste koffie. Hulsko'i Seinkofflekost nu 25 ct. per pond I Hulsko heeft één soort i het beste! In gepatenteerde, luchtdichte veip.'hking. - Vraagt Uw Winkelier l Dl KOFFIE WAAR PIT IN ZITI eon schildpad loopen, juist zoo één als die van de Demmortjes. Dat was zeker een ver- rossing van vader. Zo had hem natuurlijk verteld over do schildpad en ja, vader was kort daarna uitgegaan. Stellig was vader nog naar de stad gefietst. Ze vloog naar binnen om vader te bedanken. Doch de goede man wist nergens van. „En u bent nog uitgegaan," zei Gon. „Ja, naar 't wijkhuis om m'n voet te la ten verbinden. Je weet toch, dat ik dien bezeerd had. Die schildpad zal wel weg- geloopcn zijn van Demmer." „Noen, vast niet," meende Gon. En toch, als zc goed nadacht, alleen de akker van Verweij was er tussschen. Maarzij, Gon had 't beest nii en zc was cr blij mee. En toen Loes 't bij do school niet over «Ie schildpad had, zei Gonnio er ook niets van. Do kwestie was, dat de Demmertjes 's morgens Adriaan wel niet- hadden kun nen vinden, maar ze dachten vast, dat 't beest wel weer voor den dag zou' komen. Do dag ging echter voorbij zonder dat ze 't' vonden. En den tweeden dag kwam Adriaan, evenmin voor den dag. „Hij is de wijde wereld in," zei Kees wei nig bemoedigend. Toen klaagde Loes haar nood aan Gon endeze hield haar mond. Uit angst, dat do schildpad haar ook ontsnappen zou, had zo hem in do leego kuikenron gedaan en voorzag 't beest geregeld van zachte, groe- no blaadjes. En toch't waro plezier bo- leefdc zo er niet aan.. Vader, was niet, meer. op dc schildpad teruggekomen» hij had 't te druk. Moeder had ze er niets van ver teld, de ren stond In een afgelegen hoek je van den tuin hij wat oudon rommel, zoodat, moeder er niets van merkte. Tel kens als Loes weer begon over den ver loren geraakten Adriaan, wou Gon beken nen, waar ie was. Maar meteen hield zo dc woorden in en redeneerde: morgen loopt hij immers weer weg, naar een anderen kant en dan zijn zc 'm toch kwijt! Maar Connie's gedachten keerden tel kens weer naar huar onrechtmatig bezit terug. Zelfs 'snachts droomde ze ervan: hoe zc Adriaan bij Loes terugbracht en hoe blij ze allen waren. Maar ze durfde niet. Zo had te lang gewacht en dadelijk zouden dc kin deren zeggen: „Waarom heb ie Adriaan zooveel dagen bij je gehouden?" Ten slotte hield Gon 't niet langer uit en vertelde alles aan haar moeder. Dio vond 't wel jammer, dat haar meisje zoo gehan deld had, en natuurlijk moest ze Adriaan zoo gauw mogelijk terugbrengen. En Gons moeder had een heel leuk plan. Zij zou maken, dat Adriaan niet meer vvcgloopen kon. Ze nam een groote kluwen oranje wol uit haar werkmand. En toen Gonnie Adriaan gehaald had, plakle ze 't eind van den draad met hechtpleister stevig op zijn harden rug vast. En zoo bracht Gon Adri aan weer bij de Demmcrtjes terug. Wat die blij waren met den verloren gewaanden vriend! 't Was nog een moeilijk oogen- Mik voor 't meisje, toen zc moest vertellen, dat ze do zwerveling een poos voor zich gehouden had. Maar do buurtjes praatten daar gauw overheen, verrukt als zc waren over den oranje draad. Even werd do draad doorgeknipt, 't kluwen in de kippenren ge legd, den draad door één van de mazen ge stoken en weer aan 't andere eind vast gebonden. Daar liep Adriaan alweer heen, een oran je spoor achterlatend. Nu zou hij zoo licht niet wegraken. En de kinderen zeiden, dat Gonnie maar vaak moest komen om naar Adriaan te kijken. Nu, dat wou Gon graag doen. Veel blijer dan zo in dagen geweest was, ging ze naar huis. Vaak trok ze daarna naar Adriaan. Maar dat ze dan met z'n vijven wel wat anders deden dan de schildpad naloopen, is licht te begrijpen. J. H. BRINKGREVE ENTROP. (Nadruk verboden.) Kort geleden hoorde ik een treffend voorbeeld van vriendschap tusschen die ren, dat ik jullie graag eens even vertellen wil. Kennissen van me bezitten oen hond en een kat, die echter niet als hond en kat met elkander ievenl Integendeel! Wolf, de ruigharige horder, en liet poesekind, dat Witje heel, omdat ze zoo'n allergezelligst wit vlekje heeft, vlak boven haar neus, zijn dc hoste maatjes met elkaar. Ze eten uit dcnzclfden bak en 't is werkelijk aardig om te zien, hoe Witje dikwijls .heel genoeglijk tusschen dc poot en van Wolf haar middag dutje doet. Wee dongene, die haar dan pro beert te sloren! Wolf zou dat niet goed schiks toelaten. Op zekeren avond nu, dat dc familie rustig in «ion voortuin zat, kwam eensklaps Wolf aangerend Hij liep naar de vrouw des buizos, sprong blaffend tegen haar op, draafde weer oen eindje weg, Koerde terug en begon hetzelfde spelletje dan weer op nieuw. Men lachte er eerst wat om, want ieder een dacht, dat liet Wolf om een stoei- en holparljj begonnen was en dal zijn opge wonden manier van doen daartoe een uit- noodiging gold. Maar Wolf bedoelde or heel wat anders mee. Toen hij maar niet begrepen werd, nam hij ton eindo raad dc japon van zijn vrouwtje tusschen zijn tan don en probeerde op deze wijze haar op en met zich mee te trekken. Beseffend, dat er toch wel iels bijzonders aan de hand moest zijn, stond Mevrouw tenslotte op en volgde lieni. Wolf draafde haastig voor haar uit, liep naai' de regenton aan de andere zijde van het huis en sprong er luid blaffend togen aan, alsof hij zeg gen wilde: „hier, vrouwtje, hier moet jc zijn!" Een KlugclijU gemiuuw klonk uit de ton en stel je voor! men ontdekte Witje, die er op dc een of andere wijze in getuimeld moest zijn! Wolf bad dit noodlottig gebeu ren óf gezien óf gehoord en dadelijk was het trouwe dier om hulp uitgegaan. Spoedig was het arme Witje natuurlijk uit haar henarden toestand bevrijd. Toen ze rillend en druipend van hot water weer op haar vier pooljos stond, sprong Wolf uitgelaten om haar hoen. Dolgelukkig, dat zijn kleine vriendin was gered! Is dit niet een alleraardigst voorbeeld van vriendschap en trouw? Jo zou zoo zeggen, dat hot spreekwoord: als hond en kat met elkander leven, niet altijd reden van be slaan beeft, vindt jc wel? W. (Nadruk verbodon.) Wie jarig is, dio krijgt een zoen En moet het daar maar mooi moe doen! Hè neen. Moes! toe, wat plaagt u mij! Krijg ik een nieuwe pop er hij? Of wel een bal van elastiek? Een speeldoos? 't houd zoo van muziek! Of een servies van porcelein? 'k Ben zoo benieuwd, wat het zal zijn! Maar Moes zei: Hoor, ik blijf er bij, Je krijgt een fermen zoen van mij- Moes lachte, Rietje lachte mee! Zij dachten 't zelfde alle twee. HERMAN NA. (Nadruk verboden.) door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. I. Ik hoorde van een wonderland, Het. is een eind van hier! - Daar dronk een dikke olifant - Een lekker potje bier. Twee leeuwen in een kapsalon, Die hadden elk een schaar En knipten van familie Leeuw Ilcel kcurlgnct het haar. III. Een groot kameel, die wiegde housch Een kleuter op zijn rug, Hij dood het heel geregeld, niet Tc langzaam of te vlug! IV. D*. En een giraf met langen hals, Die maalde koffie gauw, Dacht vast; Een kopje van dat vocht —Smaakt lekker in dc kou! V. Een tijger 't was een kiekje waard! Nam een verfrisschend bad En spartelde, net als een mensch, Heel vergenoegd in 't nat. VI. Een pelikaan met grooten bek, Die gaapte, 't Was een klucht 1 Hij keek uit naar zijn naamgenoot Daar boven in de lucht. VII. Een chimpansé, zeer muzikaal, Dio speelde mooi viool En aapjes gingen als bij ons 't Was negen uur! naar school. VUI. Een beer had een kokspakje aan, De muts stond hem wat goedl Hij kookte, bakte, braadde cn 't Smaakt aflos lekker zoet. IN. Een koe verstond de naaikunst best En naald' op een machien Wat had ik 't naaiend koetje toch Dol-, dolgraag willen zien! X. 't Is jammer, rnaar dat Wonderland Ligt heel ver hier vandaan, Al kun je nog zoo loopen, 't is Te ver om heen te gaan! XL Bekijk daarom dc plaatjes goed! Ik laat zc je graag zien. Misschien..., kom je er later nog Eens met een vliegmachien! (Nadruk verboden.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15