Artis gaat den winter tegemoet Aniersfoorisch H. M. KOENE Jzn vari hei - WAT ZAL IK GEVEN? Drogisterij Het Gouden Kruis Vroeger en nu WONINGINRICHTING EN KUNSTNIJVERHEIDSARTIKELEN Waaronder ruim* kcuze: AARDEWERK GLASWERK SMEEDWERK SOLAMASSTVE BYOUTERIEËN t Kapstok, divan- en tafelkleeden Drcs- Handgeweven soir- en schoor- I steenloopers, Kus- v sens. TORENSTRAAT 1 hoek Plantsoen W ^oildagsbla „Wat zal ik geven?" zuchten velen Bij 't naderen van de Sint, Ieder tracht zich uit te sloven Voor „door hem of haar bemind" Maar men kan zich tijd hesparen En zelfs geld nog bovendien, Als men zich tot „HET GOUDEN KRUIS" wendt, Want daar vindt men keus voor tien! Luxe doozen zeep en parfum, Eau do Cologne superfijn, Poeder, crèmes en heel veel meer nog Vast zal men daar blij mee zijn!! Tel. 1580 Hellestraat vlakbij de Utr.str. Groote sorteering St. Nicolaascadeaux Men koestert thans in de geneeskunde geheel andere opvattingen dan tien tallen jaren geleden. Vroeger durfde men bijvoorbeeld de babies niet bloot te stellen aan de koude lucht van den winter. Men sloot hen angstig in huis op en dacht, daarmede het beste voor hun gezondheid to hebben gedaan Tegenwoordig staat de ge neeskunde ten opzichte hiervan op een ge heel ander standpunt. Ook in den winter, als het koud is, moeten de kleintjes eiken dag een uurtje builen in de frissche lucht worden gebracht. Dat is veel beier voor hun gezondheid en helpt vele kinderziekten te voorkomen. En als men niet overdrijft en de kleintjes niet ?oo lang buiten in de kou de lucht laat, tot ze groen en blauw worden, zullen ze het heusch niet naar vinden. Dezelfde denkbeelden huldigt ook de lei der van een modernen dierentuin, terwijl men vroeger de dieren uit tropische landen nauwelijks aan de frissche lucht durfde bloot te stellen, laat men ze nu den hcelen dag buiten, 's zomers en 's winters, en 's zomers laat men zelfs een deurtje open, dat van hun slaapplaats naar buiten voert. En uit de practische ervaringen, 'die men hierbij heeft opgedaan, is gebleken, dal een beetje koude ook den dieren uit zuidelijke landen geen kwaad doet, in tegendeel, ze voelen zich sindsdien in onze dierentuinen veel pretti ger en gezonder, wat uit vele levensuitingen valt af te leiden. Dieren die vroeger geen of op zijn hoogst doode jongen ter wereld brachten, krijgen nu gezonde jóngen en zijn veel vroolijker-en \evendiger dan ze vroeger ooit geweest zijn. En dit schrijft men in de eerste plaats toe aan den invloed van de frissche lucht. Het is namelijk gebleken, dat een beetje koude Pelikaan en Flamingo's voor de dieren lang zoo schadelijk niet is als den heelen dag in een dompig vertrek te worden opgesloten. Als de winter nadert, worden de binnen- verblijven van de dieren in Artis en ook in andere dierentuinen goed verwarmd. Daarin kunnen de dieren dan bij slecht weer schui len, maar ook in den winter blijven de dieren meestal uit zichzelf liever buiten. Dat is ook een bewijs daarvoor, dat ze de koude heelemaal niet onprettig vinden, 's Avonds worden ze 's winters echter in de verwarm de binnenvertrekken opgesloten. Zij worden dus soms blootgesteld aan tamelijk groote temperatuursverschillen van de omgeving. Wanneer hierbij dc noodige voorzichtigheid betracht wordt, schaadt dit hun echter niet. Moeder Natuur helpt er trouwens zélf een handje aan mee. Ze schenkt den dieren, als de winter nadert een nieuw veerenkleed of bontjasje. Als we nu naar Artis gaan, zien we reeds alle dieren in hun nieuwe winter- gardcrobe. Zo zijn nu veel mooier dan in den zomer. De vogels hebben een veel weel deriger veerentooi en de vierpootige dieren hebben een veel dikker en mooier geteekend vel. En voor dc echte dierenvrienden is het werkelijk een genoegen, nu eens een wan deling door den herfstachtigen Artis-tuin te maken. Wie de dieren liefheeft en belangstelling voor hen toont, kan ze nu het best bestu- deeren. Ze zijn thans veel mooier en leven diger dan op heete zomerdagen. Vroolijk stoeien de antilopen en gazellen in haar kleinen tuin. Bedelend staan de apen aan hun tralies en begroeten iedereen met open hartige vreugde. Zo worden nu niet zoo verwend als in den zomer, omdat er minder menschen komen. Maar tegen degenen, die komen, zijn ze daarom veel aardiger en ver maken hen met al hun kunstjes. Meneer en mevrouw Leeuw liggen nu niet lui in de zon te slapen. Ze houden zich bezig met ver makelijke vechtpartijtjes en spelen echt ge zellig. met hun. _kroost. De kleine, snoezige Ifieuwenbabies zijn niet veel grootèr dan een j Dieren kennen geen „heimwee" poes, maar zc doen toch niet onder voor hun ouders, wat het vechten betreft. Ook liet echtpaar Tijger biedt een tafereel van familiegeluk. Want: „Was sich liebt, das ncckt sich." Het loof valt van de boomen en een fris sche herfstwind blaast door den tuin. Dc beren, die als de grootste bedelaars uit het dierenrijk bekend zijn, staan aan dc tralies to bedelen en ze makeri voor een klontje- suiker nu dc mooiste kunstjes. In den zo mer zijn zc er soms tè lui voor en rusten liever in het zonnetje, maar nu verschaft beweging juist een beetje warmte. Datzelfde denkt blijkbaar ook de olifant; want hij vermaakt de bezoekers nu met de nieuwste olifanten-danspassen van het seizoen. Alle dieren loopen, springen en huppelen mon ter in de frissche lucht en verlangen heele maal niet naar hun verwarmde binnciivcr- blijf, dat steeds voor hen open staat. Thans lijkt het ons bijna onbegrijpelijk, dat men vroeger niet geweten heeft, dat dc frissche lucht zoo goed is voor de gezond heid der dieren. Vroeger stierven veel meer dieren aan tuberculose en andere ziekten 111 de dierentuinen en rnen schreef dit zeer ten onrcchto aan het feit toe, dat de dieren heimwee hadden naar hun land en dat ze tcnslote daarom van verdriet wegkwijnden. Het bewijs voor de onjuistheid van deze op vatting levert het feit, dat de dieren bij goe de verzorging in den dierentuin soms veel lapgcr leven en veel gezonder zijn dan in do vrijheid. Er is veel gefabeld over liet heimwee en do melancholie, die uit dierenoogen zouden spreken. Maar daar kan geen sprake van zijn; want het dier kan zijn geboorteland niet in zijn gedachten terugzien. Het is niet in staat, in zijn herinnering weer te bele ven, wat het daar doormaakte. Wie dit ge looft, ziet het dier als een mensch, dat slechts als dier verkleed is en alléén maar niet spreken kan. De dierenkenncr weet echter, dat het verschil tusschcn mensch en dier veel fundamenteeler is. Er bestaat een donkere ondoordringbare muur tusschen dier en mensch, die ook het hoogstontwik kelde dier, de menscli-aap, voor alle tijden van den mensch zal scheiden. De mensch onderscheidt zich van het dier door zijn omvangrijke, geweldig ingewikkeld gebouw de en hoogontwikkelde hersenen. De herse nen zijn de plaats van de geestelijke vermo gens en gevoelens en omdat de hersenen bij de dieren zooveel primitiever gebouwd en kleiner zijn dan bij den mensch, mag men bij het dier ook niet de gelijke geeste lijke vermogens cil gevoelens aanwezig achten. Uit het gedrag van het dier kan men af leiden, dat zijn handelingen op een bepaald oogenblik steeds beheerscht worden door datgene, wat op dat oogenblik van buiten af op het dier inwerkt. Het leeft steeds in den tegenwoordigen tijd en niet in den ver leden of in dc toekomst. Daardoor is het natuurlijk uitgesloten, dat het dier heimwee heeft naar zijn geboorteland. In een dieren tuin, waar de dieren goed verpleegd worden en voldoende ruimte ter beschikking heb ben en in de frissche, gezonde lucht mogen zijn, sterven dan ook minder dieren dan in de vrijheid. Wie gelooft, dat dit niet het geval is, kan zich eenvoudig genoeg van de waarheid van het gezegde overtuigen. Wanneer namelijk een dier in een dierentuin ziek wordt en gaat sterven, dan kan iedere bezoeker dat bemerken, maar van dat, wat op dit gebied in de natuur geschiedt, bemerkt de groote massa nooit iets. Als alle jonge dieren in AA, 7-11: De papagaaienlaan dc vrije natuur in liet leven bleven, zouden er heusch meer dieren van elke soort op de wereld zijn dan menschen; want de dieren krijgen steeds meer don één jong tegelijk en bovendien nog verscheidene koeren per jaar. En deze dieren krijgen ook na een be trekkelijk korten tijd weer jongen. Het aan tal zou dus vlug onmetelijk groot zijn, in dien in de natuur niet vele dieren zouden sterven, voor zc volwassen zijn. Wanneer een verblijf voor een dier in een dierentuin dus zoo ruim is ingericht, dat het daarin voldoende bewegingsvrijheid nemen kan, met soorlgenooten samenleeft en genoeg afleiding vindt, dan kan er voor het dier geen sprake zijn van gevangen schap; dan wordt het zic-h. zijn opgesloten zijn zeker niet onaangenaam .bewust, En wanneer dan nog-de verdere verzorging en voeding juist zijn, dari is het dier zoo „gelukkig", ajs het op zijn dierlijke manier kan zijn. Dieren, waarmee het zoo gesteld is, zullen zich in een dierentuin ook voort planten. Want zoodra er iets hapert aan het dierlijke geluk, zooals het dier opgevat wordt, slaat meestal reeds spoedig de voort planting stil. En dat was steeds het geval wanneer men dc dieren 's winters in hun dompige vertrekken opsloot. Nu kunnen ze er over dag gaan schuilen, als zc het koud hebben en worden er slechts tijdens den nacht in opgesloten. Over dag mogen zc zich buiten bewegen, en omdat ze genoeg ruimte ter beschikking hebben, kunnen ze er zelf voor zorgen, dat ze het niet koud krijgen. De vleesclietende dieren krijgen tijdens den winter in Artis hetzelfde voer als in den zomer. Misschien ct.cn ze 's winters iets meer, omdat hun lichaam dan meer warmte moet ontwikkelen. Trouwens, bij den mensch is hetzelfde het geval. Voor de planlenctende dieren is 's winters natuur lijk geen groen voer ter beschikking, maar dat kunnen ze in dezen tijd in dc natuur ook niet vinden. Ze krijgen nu in plaats van klaver en ander groen voer suikerbieten, waarmee ze het hecl goed een poosje kun nen1 stellen. Nu valt er nog een woordje te zeggen over dc dieren, die een winterslaap houden. Ook voor hen wordt in Artis uitstekend gezorgd Men stelt hun alles ter beschikking, wat zc noodig hebben om in den winter rustig en ongestoord te kunnen slapen. Sommige van deze dieren slapen gewoon in bun kooi en andere blijven den gchcclen winter onzicht baar. Omdat dc meeste dieren nu 's winters over dag meestal buiten zijn, kan men ook hun kooi veel beter schoonhouden en daar door menige ziekte voorkomen. In Artis zijn nu reeds alle voorbereidin gen, in zooverre men er nog van kan spre ken, voor den winter getroffen. Natuur en het nierischelijke verstand hebben hier ver nuftige levenscondities voor het dier gescha pen. Men heeft de nieuwe geneeskundige ervaringen in de laatste jaren ook in de dierentuinen toegepast ;elr hééft moeten vaststellen, dat de dieren zich daarbij veel prettige'!* voelen; want frissche lucht, ook in den winter, is voor elk levend wezen de eer ste vercischte. Dr. META HELEN JACOBS, Zebra LETTERKUNDIGE KRONIEK Korte Kroniek der Poëzie. CM. Nijhoff,. Nieuwe gedich ten. Querido, Amster dam. Anthonic Donker. Gebroken Licht. Van Loghum Slaterus, Arnhem). Het proza, dat deze najaarsuitgave ons biedt is overstelpend, de gave der poezie is in hooge mate bescheiden. Drie verzen bundels treden op den voorgrond: Nieuwe Gedichten van M. Nijhoff; Gebroken Licht van Anthonic Donker, en Vrouwendienst, door S. Vestdijk. Over de eerste twee dicht bundels wil ik in deze kroniek cenige be schouwing geven. Ik moet, bij liet. bladeren in Nijhoff's nieuwen dichtbundel mij herinneren do kenschetsing, die Aiithomc Donker een maal schreef van Nijhoff's poëzie. Hij zag den innerlijksten trek dier poëzie in het verlangen naar iets, dat het lïeillooze le ven zou kunnen heiligen, hij merkte op, dat er in Nijhoff een mystieke vereering leeft voor het kind. „Het is" aldus Don ker „of hij terugziet naar een verloren tijdperk van ongeschonden zuiverheid; weemoed, ontgoocheling, berouw en diep in hem levende jeugdherrinneringen lei den hem als vanzelf terug naar een ver leden, dat ongerept is, en wemelt van warme, lieve dingen". Deze kenschetsing geldt onveranderd voor den bundel, die voor mij op tafel ligt. Maar het schijnt wel, of met de uiterste vereenvoudiging, waar deze bundel een hlijkteeken van is, het innerlijk verlangen naar de verloren illusie op pijnlijke wijze is aangescherpt. In dezen kleinen, vcelzcg- genden bundel ligt hel verleden weer spiegeld in den kristalhelderen, door geen schaduw te besmeuren glans van zijn on herroepelijke afgeslotenheid. Het tragische gevoel in dezen bundel van Nijhoff is niet, dat dc illusie nimmer kan groeien tot wer kelijkheid, maar dat dc illusie, illusie is gebleven. Nog nimmer heb ik mij zoo aan dachtig gevoeld voor liet probleem der her innering, die dc eigenlijks!e ziclewaarde, de eigenlijkstc 'stuwkracht van ons ge voelsleven uitmaakt, als hij dc lectuur van deze verzen van Nijhoff. 1-Iet begint al bij dc eerste verzen: O eenzaam schrijvertje in het raam, uw kinderen zijn heengegaan, ik vraag mij af, als gij zoo schrijft, of dat is wat u overblijft". Dat is de uitroep, waarmede dc dichter, op de eerste bladzijde reeds die hij ons biedt, den adem zijner poëzie aan ons ken baar maakt. En het gaat zoo voort, als hij den gestorven Sebastiaan, dien hij aan twee polsen om den boom gebonden ziet, door pijlen gewond, terug laat Keeren en zich laat verwonderen over de zielloosheid van de nieuwe wereld die hij aanschouwt. 1-Iet gaat zoo voort, wanneer hij den sol daat natuurt, dien hij langs de dijken ziet wandelen en zingend ziet. schrijden langs de zee, en 111 wien hij den jongen man herkent, die hij zelf is geweest. Het volgen de roept hij toe aan zijn soldaat: „Ook ik heb, als gij in dit uur, een stem uit zee hooren komen. Ik luisterde. Mijn natuur werd mij gaandeweg ontnomen. Dan buigt voortdurend de brug van 't leven over ons leven naar wat wij geweest zijn terug en wij worden wat wij zijn gebleven", De eerste illusie, die wij ontvangen in onze jeugd, zoo schijnt ons deze dichter te willen beduiden, is als een torso. Zij werpt haar projectie vooruit, maar het leven zorgt er voor, dat het een projectie blijft. Alleen de dichter vindt er zijn werk aan, om deze nooit vervulde realiteit als een werkelijkheid te zien voor zijn innerlijk oog. Een variatie van deze gedachtenwe- reid geeft Nijhoff te aanschouwen in zijn uitvoeriger gedicht „Awater", dat aan het einde van zijn bundel voorkomt. Het is daar, dat de dichter, op zoek naar een reisgenoot door het leven een man bege leidt met zijn schaduw. Het is een ambte naar of een kantoorbediende, dien hij ons teekent in zijn dagelijksche verrichtingen, in zijn doodend, automatisch werk op het kantoor, in zijn gang naar den kapper en naar het café. Ook hier blijkt de onvervul bare illusie, die, de door het vlakke leven zich bewegende mensch in zijn binnenste gevangen houdt. Deze „Nieuwe Gedichten" van Nijhoff verraden een ongemeen talent, om de alledaagschc dingen 0111 te tooveron tot poëtische gegevens. Het is allermerkwaar- digst, zooals hij ons laat zien, hoe wij altijd door schoonheid omgeven kunnen zijn, wanneer wij maar bereid zijn de dingen op dichterlijke wijze 1c aanschouwen. Daarom is het des te meer als een fout aan te merken, dat de dichter soms in rijm en woordkeuze (het geldt vooral het gedicht Awater) een cynische vulgariteit en een verwaarloozing van hel rijm ver toont, die tegen zijn scherpzinnige taal virtuositeit te wanstaltigcr uitkomen. Dc verzen die Antlionie Donker ons geeft in zijn nieuwen bundel „Gebroken Licht" zijn even weemoed-doordrenkt als de ver zen van Nijhoff, maar zc zijn niet zoo pijn lijk sober-gchouden, ze zij sterker „aange blazen", hun ironie is minder navrant, dan dc ironie, die wij in Nijhoff speuren. Er leeft in dezen bundel een groote. drama tische bewegelijkheid, en soms een darte le luirn. Bijvoorbeeld in het gedicht over den zolder: Het kleine rimpelappeltje j in den lecgcn, uitgesleten, teenen mand op zolder overziet dit schcemrig, stoffig grondgebied: wijde hemden hangen aan een lijn to drogen. Ja, daar kruipen nu dc menschen in en uit. Plechtig Iaat een dikke spin zich uit den hoogc neder Kakkerlakken daarentegen pogen telkens weder. want men moet in 't leven toch vooruit moeizaam hoogcr op te kruipen. En een grijze muis waagt zich met spitse snuit onder 'n koffer, oud als Mozes' taber nakel, aarzlend, angstvallig uit, wil zicii door dc schcevc spaken van een roestig wiel naar een doel begeven maar kent liet obstakel on voldoende, valt zoodoende schrikt van het spektakel en rent holderdebolder over den zolder De onregelmatigheid van rhythme en rijm is hier volkomen geoorloofd, en ver sterkt het effect, het hangt met do bedoe ling samen, dio aan het vérs ten grondslag ligt. Bij Nijhoff, die in zijn „Awater" over gaat. van een elegische naar een cynische bedoeling is de vers-onregelmatigheid en de vulgariteit storend, bij Donker, die een humoristische bedoeling in hakkelend rhythme verwezenlijken wil, doet dat rhythme ons natuurlijk aan. 1-Iet behoort tot het noodlot van den let terkundigen kroniekschrijver dat hij in den regel aan liet proza, dat zijn aandacht tegenwoordig zoo zeer in beslag neemt, uit voeriger beschouwing moet wijden dan aan dc poëzie. Maar ik hoop door deze korte notitiën de belangstelling voor de nieuw- verschenen poëzie mijner lezers gaande te hebben gemaakt. De poëzie blijft zich, hoezeer zij verdrongen wordt door de jacht naar succes van onze romanlitera tuur, goddankt handhaven. En zij toont ons in de beide besproken bundels dat zij, hoezeer haar vormen wisselen, nog al tijd in zich, het verlangen blijft dragen van den rornantischen mensch. Dat die ooit zal sterven, ben ik niet geneigd te gelooven. P. H. RITTER Jr. Nieuw© Uitgaven Wisselend getij, door Emmy Be- linfante-Belinfante. Uitg. Valk- hoff en Co., Amersfoort. Pim Wcldaur maakte met haar tweeling zus Pol en uitstapje naar België in de auto van broer Wim. Na een bezoek aan 't land van Pallieter ging het naar de Maasstreek, naar Jaubes, waar ze Ruth en Stefan Men del leeren kennen, die uit Hitler's land zijn verdreven. De twee moeten ze helpen en ze brengen het voor elkaar. Maar als ze thuis terug zijn hooren ze, dat het wceldeleven uit is, papa heeft ernstige verliezen gele den dus moeten ze kleiner gaan wonen en zelf aannakken. Gelukkig krijgen Ruth en Stefan do hun toegedachte banen. Pol doet het huishouden en Pim komt op een kan toor. Wel een heel ander leven, maar ten slotte een beter leven, dat voldoening en bevrediging schenkt. Emmv Bclinfante heeft het geheel fleurig beschreven, met een ge zonde moraal als ondergrond. Voor andere meisjes dan ook een prachtig boek, niet alleen om lezen, maar ook en vooral om er leering uit te trekken. Pauli's Leerschool door Eins I. li. van Soest. Uitg. Gebr. Kluit man, Alkmaar. Pauli was in het symoathiekc gezin der van Larcns het zorgenkind; zii met haar stuurloos, onevenwichtig karakter en haar filmsteridealen, ingaande tegen elk ver maan uit bestwil. Zou ook Pauli eenmaal leeren, dat het geluk niet wil worden na gejaagd, dat het geluk van binnen uit moot komen? Zeker niet zoolang zii om ging met Nol da Tcsteeg de onbefeekenen- de f'irt. Maar gelukkig hadden gedegen karakters als He1 ene. en Tna vat on haar en oefende ook Lucion Tervoori. een in vloed ten goede 6» haar. zoodat zc ton slotte geheel >n het goede snoor kwam. Maar natuurlnk ging alles niet even v'ot on Ems van Soest weet dat zoo e.cbt fijn te vertellen, waarbij ze ons nog heel wat van het schoonc Insulinde doet genieten. Naar 't ZorHcht toe. Uitg, van Gorcum en Comp, Assen ïn deze serie zijn weder vier deelties ver schenen, welke in alle opzichten geprezen kunnen worden. Aan het uiterlijk is heel veel zorg besteed; goed panier, een fraaie letter en prachtige illustraties. C-een won der dan ook. dat deze boekies al dadelijk' een zeer goeden indruk maken, en geluk kig is do inhoud in overeenstemming mei dit uiterlijk.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 9