roiidao$hla
PASSIE VOOR BOEKEN
Aiïiersfoorisch Dagblad
H. M. KOENE Jzn
;an).ei
ZIJ LEIDDE VAAK
1OT DIEFSTAL
Bekende voorvallen uit
de geschiedenis
LETTERKUNDIGE KRONIEK
WONINGINRICHTING EN
KUNS r NI Jl/EKHEIOSAR HKELEN
\Vaar«)iulci niiliir* keuze:
AARDEWERK
GLASWERK
SMEEDWERK
SOLAMASSIVE
BYOUTERIEtN
l Kap.siok divan- en
inHklPiMlon Dres
soir en schoor
sipenloopers Klis
sons
fORENSTRAAT 1 hosh Plantsoen W
Handgpweven
sX~i.Y^.Gu2iMiat
DE Fransclie bibliothecaris Albert
Cim heeft eigens de stoute bewering
neergeschreven, dat bibliophifie, of
boeken liefhebberij eigenlijk de eerste schrede
is op den weg, die leidt tot diefstal van
deze geesteskinderen.
Wij zouden niet gaarne deze woorden tol
de onze maken, doch meenen wel, gezien
de feiten, die aan 't licht zijn gekomen, ge
durende al de eeuwen sedert de uitvinding
der boekdrukkunst en daarvóór, dat er veel
waarheid ligt in deze harde uitspraak.
Het woord bibliomanie d.w.z. bockcnvcr
zamelzucht, ware in'usschen heler op zijn
plaats geweest; dat deze hebhelijkheid, als
hartstocht gedacht, tot oneerlijkheid kan
leiden, zooals m 't algemeen dergelijke ge
moedstoestanden veelal tot excessen voeren,
is heelcmaal biet onmogelijk.
Her is voornamelijk hij de Franschen en
de Engelschen, dat deze drift sterk ontwik
keld blijkt, en dan treffen we er bij eerst
genoemde» zelfs aan, die 't geen „diefstal"
noemen, als iemand een geleend boek n i o 1
teruggeeft, tenzij bot stuk wordt achlerge-
houden met liet vooropgezette oogmerk 't
te gelde te maken. Dit klinkt dus nogal cle
ment!
In „Philobiblon" gaat Richard de Bury er
prat op, dat niets hem heeft kunnert weer
houden op zijne reis als kanselier en schat
bewaarder van den Engelschen Koning
Eduard III, oen aantal zeldzame en andere
begeerenswaardige hoeken rnee te nemen
uit onderscheidene bibliotheken, die de eer
van zijn bezoek genoten, ah waren het zijn
rechtmatige eigendommen. De Bury was een
hartstochtelijk boekenliefhebber, die geen
financieel voordeel beoogde en dit was ex
cuus genoeg, meende hij.
Boeken door 't vensier
Van een Italiaansch prelaat, kardinaal
Passionei wordt gezegd, dat hij 't wist klaar
te spelen een volkomen bibliotheek bijeen
te brengen, toen hij in Luccrn vertoefde in
de hoedanigheid van nuntius. Hij toonde
veel belangstelling voor abdijen en kloos
ters daar Ier stede en in hare omgeving
door talrijke bezoeken en placht dan uren
lang te toeven in de bibliotheek dier instel
lingen. Als hij deze verliet kon men er ze
ker van zijn, dat onder zijn gewaad me
nige schat verborgen gehouden werd. wel
ke nimmer meer op hun oude plaats terug
kwamen.
Het toezicht over een en ander als er
M van toezicht gesproken kon worden
liet toentertijd veel te wenschen over eiv
verder bedenke men wel, dat 't een hoog
geplaatst persoon betrof, dien men moeilijk
onder controle kon stellen.
De geschiedenis verhaalt verder, dat. de
zelfde Passionei ook in üuilschland menig
maal zijn slag geslagen heeft bij zijn bezoe
ken aan kloosters, welker boekerijen hij
doorsnuffelde, daarbij ernstige studie en
onderzoekingen voorwendende, om wclkp
reden hij zich in de hibliotheekruimte op
sloot. Buiten wachtte een handlanger, die
wel zoo vriendelijk was de voorwerpen van
des kardinaals hebzucht in ontvangst te ne
men door middel van het venster.
In Rome teruggekeerd richtte hij zijn bi
bliotheek voortreffelijk in, en hij stelde een
bewaker aan om evcntueelc bezoekers rond
te leiden, doch wachtte er zich wel voor
iemand te engagcercn, die verstand van
hoeken had en dus de waarde van de boe
kerij zou kunnen bepalen. Zoo de waard
is
Toen eens een aantal geleerden de biblio
theek bad bezocht en de kardinaal hun oor
deel vroeg over zijne verzameling, ant
woordden dezen ongeveer aldus: „Uwe
Eminentie heeft een prachtige bibliotheek,
maar uw leidsman is absoluut ongeschikt;
hij kon ons geen enkele inlichting geven".
De kardinaal lachte tevreden en her
nam: „Mijnehceren, mijn bibliotheek is
mijn serail en deze moet immers door
eunuchen bewaakt worden
Tegen wil en dank
Diderot moet volgens Jules Janin in zijn:
„fAmour des livres" eveneens boekendief-
stal op zijn geweten hebben gehad, maai
hij maakte zich hicruan onbewust schuldig.
Hij had op zekeren avond iemand ont
moet, die toonde veel bewondering te koes
teren voor den schrijver van het vóór-revo
lutionaire tijdperk. Bij Diderot uitgenoodigd
om te dineeren, bood de bezoeker den schrij
ver onder uitbundige betuigingen zijner
hoogachting en bewondering als geschenk
een aantal kostbare en hoogst zeldzame
hoeken aan. Diderot, die zich ongerust
maakte over de herkomst van deze schat
ten, informeerde hiernaar hij den gullen
gast. Deze antwoordde nuchtervveg: „Deze
hoeken deden geen dienst op de plaats,
waar ik zo gevonden heb." „Go hebt ze dus
gestolen?" vroeg Diderot bezwaard.
„Gestolen zou ik ze hebben, mijnheer Di
derot, als ik ze voor mij-zelf had meegeno
men, of indien zc nuttig waren voor hun
eigenaar, doch deze heeft gedurende wel
vier jaren geen voet gezet in zijn
bibliotheek. Daarom dacht ik, dat deze lec
tuur in üw bezit moest komen."
Diderot wilde hier natuurlijk niets van
weten en de hoeken teruggeven.
„Dat is niet mogelijk", hernam de gast,
want. deze boeken behoorden den abt De
Gatient, kanunnik van de Notre-üamc
van Parijs toe. Ik was zijn secretaris en
voorlezer. Hij is eergisteren gestcyven en nu
is zijn bibliotheek verzegeld
Hot schijnt, (lat de erfgename van den ka
nunnik weigerde de hoe'-en te aanvaarden,
en zoo was Diderot verplicht ze te houder?»
Zelfs moord werd bedreven
Het verhaal van een zekeren Vinccnlc uit
Barcelona, die ter dood veroordeeld werd
en aldus het leven eindigde in 1S36, gaat
alles te boven.
Daar ter plaatse had een zekere Aug.
Patxot sedert, jaren een zij het beschei
den bestaan als handelaar in oude hoe
ken met zijn stalletje in de open lucht.
In verband met de plunderingen der kloos
ters, kwam een concurrent zich in zijne
nabijheid vestigen. Het was bovenbedoel
de Vincente. Deze wordt voorgesteld als
een ietwat vreemd, dwcepachlig menscli,
die zelf weinig las, maar de oude edities
bij uitslek kende en met een ondenkbaar
instinct do iuisto waarde bepaalde van een
oud handschrift, zelfs vóórdat hij liet ge
opend had. Hij was boekhandelaar gewor
den uit een behoefte om hoeken te zien,
ze aandachtig te kunnen beschouwen, er
in te kunnen bladeren, ze Ie kunnen be
lasten. I-Iet was den menschcn opgevallen,
dat liij slechts die hoeken aan den man
traclille te brengen, waarvan hij meerdere
exemplaren bezat. Zou een zeldzaam boek
aan een ander overgaan, doordien deze
erom gevraagd had, dan probeerde Vin
cente den koop nog te doen afspringen,
hoe groot de soin ook mocht wezen, welke
hij er aan kon verdienen.
Het was omstreeks het midden van 1S36,
toen de bibliotheek van een oud advocaat
in veiling kwam, die bekend was om zijn
verzameling zeldzame exemplaren. Onder
deze boeken had de bijzondere aandacht
van Vincente getrokken een klein folio-
boek, dat tot titel droeg: Furs e ordi-
nacions fetes per los gloriosos
r e ij s de A r a g o als rcgnicols del
r e g n e de Valencia. Het was de ccrsle
uitgave van dit werk, gedrukt in 1*82 door
Lambert Falmart, dc eerste, die de boek-
Natuurschoon in het Sticht
Gepracdestinecrdc boekendief
drukkunst in Spanje had toegepast, en er
was geen ander exemplaar van deze editie
bekend.
Vincente deed door opbieden den prijs
enorm stijgen, doch Aug. Patxot die het
werk evenzeer begeerde, was hein in het
bieden dc baas en werd eigenaar. Vincente
werd purper van woede en uitte bedrei
gingen aan bel adres van Patxot.
Enkele dagen daarna werden de bewo
ners van Barcelona des nachts opgeschrikt
door alarm- er was brand uitgebroken bij
Patxot. Zijn boeken magazijnen dreigden
verloren Ie gaan, doch de brandweer kon
zulks nog verhoeden. Toch bleek de koop
man jammerlijk in de vlammen Ie zijn om
gekomen. Aan eenige misdaad werd aan
vankelijk niet gedacht, want men vond een
aanzienlijke hoeveelheid geld onaange
roerd op tafel liggen.
Terzelfder lijd werd het Ujk van een jeug
digen Dui'schen letterkundige uit de haven
opgehaald, dat met verscheidene dolkste
ken overdekt was.
Ook was ergens in een kuil het lijk ge
vonden van een geestelijke uit de omge
ving der stad.
Van geen van helde slachtoffers waren
kostbaarheden of geldswaarden geroofd.
Meerdere rnoordpn volgden; nog negen
lijken werden gevonden in korten tijd. Het
waren allen welgestelde mannen van de
wetenschap. Roof bleek bij allen ten
eenenmale uitgesloten.
Men gisle, giste en tastte maar steeds in
liet duister. Een streng onderzoek werd ge
last bij verschillende personen, onder wie.
ook Vincente. Ilct dreigde alles op niets
uit te loopen en de. politiecommissaris
wilde juist de woning van Vincente ver
laten, toen zijn aandacht ge!rokken werd
door liet hoek, dat zulk een hoogen prijs
op de veiling had opgebracht. Vinccnlc
trachtlc tevergeefs een verklaring te ge
ven voor de omstandigheid, dat hij thans
in liet hezit was van dit zeldzame exem
plaar.
Ten stole moest hij wel bekennen en hij
werd terecht gestold. Zijn laatste woorden
waren: „Ik wilde de wetenschap verrijken,
schatten bewaren, die niet tc vervangen
zijn. Mijn ccnigste wensch is, dat mijn
verzameling intact blijve."
Vincente was als volgt Ie werk gegaan:
Hij had de koopers van zijn geliefde bezit
tingen bij zich aan huis gelokt en dan ge
dood. Des nachts waren zijn slachtoffers
op de een of andere plaats neergelegd, of
ook wel in het water geworpen.
Libri's aandeel
Een naam, die ook veel gerucht maakte,
op het gebied van boekendiefstal is Libri
geweest, een Italiaan wiens eigenlijke
naam was Carrucci. Om zijn groote liefde
voor boeken voegde hij daaraan het woord
Libri toe. Libri was reeds jong een bekend
wiskundige. Uitgeweken om politieke re
denen naar Frankrijk en daar genatura
liseerd, maakte hij in korten tijd carrière.
Ia zijne hoedanigheid van secretaris der
commissie, dit tot taak had een algcmec-
nen en gedetailleerden catalogus samen te
stellen van alle handschriften in dc open
bare bibliotheken van de verschillende de
partementen, zou hij zich talloozc kostbaar
heden hebben toegeëigend. Deze praktijken
zou hij ook reeds in Italië hebben uitge
oefend. Overal in Frankrijk had Libri
uiteraard vrijen toegang tot de bibliothe
ken en men dacht er niet aan om den hoo
gen ambtenaar ook maar ecnigszins te
controlccren. De bibliothecaris in Auxcrrc
dacht er evenwel anders over en liet Li
bri nooit alleen. Later bleek, dat met uit
zondering van Auxerre, alle door Libri
bezochte bibliotheken kostbaarheden mis
ten.
Libri genoot de gunst van vooraanstaan
de politieke en wetenschappelijke lieden,
die 't hebben mogelijk gemaakt, dat 1 rij
zich, veroordeelde zijnde, uit dc voeten
heeft kunnen maken.
Wel nimmer heeft een degelijk rle'ïct
'ooveel opzien gebaard als dat van den
handigen Libri, die de I ocken keurig van
het eigendomsmerk wist te ontdoen en ver
vangen door het zijne.
Zoo zijn er vele gevallen bekend van
overigens wellicht onkreukbare, in aan-
(Albert Kuyle, Jonas, Hilversum,
Paul Brands' Uitgeversbedrijf 1931)
HET nieuwe .werk van Albert Kuylo,
Jonas, behoort onder de boeken dei
najaarsuitgave, die dc bizondcre belangstel
ling verdienen van hen, die zich met litera
tuur bezig houden.
Want voor het eerst, na vele jaren, ver
schijnt wederom een Ncderlandsch auteur
van beteekenis met een letterkundige fan
tasie, die ontleend is aan dc stof van do
Heilige Schrift. Bij het lezen van Kuylc's
verhaal leven onwillekeurig do herinnerin
gen in ons op uan dien anderen, merkwaar
digen schrijver, die een deel van zijn stof
uit het oude Oosten puurde: Israël Quérido.
En wij zullen dc verleiding niet weerstaan,
om in deze Kroniek tusschen Kuyle en
Ouérido een vergelijking to treffen. Maar
eerst willen wij den lezer, die nog niet van
Kuylc's boek mocht hebben kennisgenomen,
over dat boek nader inlichten.
Eigenlijk is dit bock geen roman te noe
men. Het is een bundel schetsen, die niet
vele witte bladzijden is doortogen en die
behalve de groolerc schets „Jonas" nog twee
andere oud-testament ischc verbeeldingen be
vat: „Het dravende Vuur" en „dc Vloek in
don Wijngaard". Wij willen in deze Kroniek
onze aandacht op de zeer zeker belangrijk
ste schets: „Jonas", samentrekken.
Men vindt haar inhoud in het Bijbelboek:
„Dc profeet Jona". De 1-Ieer verschijnt aan
Jona, den zoon van Amitthai, en de stem
des Heercn.zegt tot hem: „Maak u op, ga
naar de groote stad Ninevc, en predikt legen
haar: want hunlicder boosheid is opgeklom
men voor Mijn aangezicht". Maar Jona
vluchtte naar Tarsis, nadat hij eerst te Jafo
was aangekomen, waar li ij een schip vond
dat hem naar Tarsis wilde brengen. Hij
vluchtte dus, van het aangezicht des Hee-
ren, hij dorst het bevel des Hceren niet uil-
voeren. De Meer wierp toen een grooten
wind over de zee; en er werd een groote
storm over de zee, zoodat het schip dacht te
breken. Toen vreesden de zeelieden, en ieder
riep tot zijn god, maar toon de opperschip-
per naar Jona toekwam, om hem tc vragen
tot ij n c n God te roepen, om den storm
te doen bedaren, vond hij Jona in een die
pen slaap. Toen gingen de zeelieden lotcu,
oni te weten, om wiens wil het kwaad van
dezen storm hen allen overkwam. En hel
lot v iel op Jona. Waarop Jona zich kenbaa
maakte als een Hebreèr en tot de mannen
zeide: „Neemt mij op, en werpt mij in de
zee, zoo zal de zee stil worden van ulieden:
want ik vvcct, dat deze groote storm ulieden
om mijnentwil overkomt." En tóen zij opgr
staan waren en Jona in zee hadden gewor
pen, kwam de storm tot rust. Maar dc Heere
beschikte, dat Jona zou worden opgeslokt
door een grooten visch, en drie dagen en
drie nachten in het ingewand van den visch
zou opgenomen worden. Jona bad tot den
Heer van den visch uit, en zeide „te zullen
betalen wat hij beloofd had", waarop de
Heer tot den visch sprak, en Jona deed uit
spuwen op het droge.
Daarop zeide de Heer ten anderen maal
tot Jona: „Maak u op, ga naar de groote
stad Nineve, en predik tegen haar de pre
diking, die Ik tot u spreek." Toen ging
Jona naar Ninevc, en predikte, dat -Nineve
over veertig dagen zou worden omgekeerd.
„En de lie !en van Nineve .geloofden aan
God; en zij riepen een vasten uit, en be
kleedden zich met zakken, van hunnen
grootste af tot hunnen kleinste toe." Ei:
de Koning stond op van zijn troon, en deed
zijn heerlijk overkleed af, en bedekte zich
met een zak, en zat neder in de asch, en
legrlo zijn volk boetedoeningen op. En toen
God zag, dat de bewoners van Nivcve zich
bekeerden van hun boozen weg, liet Hij na,
Nineve te verdelgen. Waarop Jona in toorn
onts'.ak, en God verzocht hem het leven te
nemen, orndat liet hem verdroot, dat God
na zijne prediking Ninevc niet had ver-
delgdgsP^m nu Jona de stad uitging, en
zic$ .Jen ter ruste zette, deed God een
wonderboom opschieten, boven Jona, maar
toen die boom hem de verlangde schaduw
had gegeven, deed God den wonderboom
uithollen door een worm, en toen Jona ver
smachtte van hitte, zei God tot Jona, die
wederom in toorn ontstoken was, thans over
het verdorren \an den hoorn: „Is uw toorn
billijk ontstoken over den wonderboom? Gij
zien zijnde personen, die leden aan de
ziekte, die men bibliomanie, of zoo men
wil bibliophilie noemt.
Dezelfde symptonen doen zich lieden ten
dage nog wel voor, maar gelukkig niet
meer met zulk een betreurenswaardig ver
loop.
Hoe zich te wapenen tegen zulke patiën
ten?Geen boeknierk, noch minder
boèkvloek, zooals vroeger veeltijds werd
geschreven in de boeken, welke rnen voor
diefstal wilde vrijwaren, zijn daartegen
een afdoend middel.
Wat deerde 't toch eertijds den leener,
of er in het met eigendomsmerk voorziene
hoek al gedreigd werd met:
Wie steelt dit hoek, hij is bestemd
Hoog aan een galg te hangen.
Het begeerde exemplaar verdween, zon
der dat ooit dit afschuwelijke ding voor
('en leener in werking kon worden ge-
slo'd
Er is een tij I geveest,, dat het regende
van de meest geraffineerde dreigementen
in-boeken. Desondanks keerden vele exem
plaren nimmer op hun eigen plaats in dc
boekerijen weer....
- H. W. DANNER.
verschoont den wonderboom, aan welken gti
niet hebt gearbeid, noch dien groot ge
maakt; die in eenen nacht werd en in cenen
nacht verging; en lk zou do groote stcj
Nineve niet verschooncn?"
Albert Kuylo is zoer dicht bij liet bijbel
verhaal gebleven, cn is in zijn dichterlijke
paraphrase zeer gewetensvol te werk ge
gaan. Wij hebben niettemin tegen Kuylc's
geschrift principiccle bedenkingen.
Zonder twijfel is dit hoek ontstaan, deels
uit een bi/.ondcro neiging tot dc ge wij do
verhalen, deels uit een bepaalde behoefic,
om lyrisch cn beeldend proza tc geven, een
behoefte, waarmee wij een diepe sympathio
gexoclen, omdat er tegenwoordig in onze
literatuur een betreurenswaardige neiging
bestaat om do eigenlijke stilistische functie
te crwuurloozen voor den eisch van een
vlot cn spannend verhaal. Het getuigenis
van stijl-b e g c c r t o, dat in dit hoek van
Kuyle leeft, ach ion wij een opzichzclf ver
heugend verschijnsel.
Bovendien bezit Kuyle een ongemeen
stijl-vermogen. Wij willen den lezer even
iets van dat stijl-vermogen laten zien, in
dc beschrijving van een schip, dat vaart
over de zee:
„Er vaart een schip tusschen Klein-Azic
en Egypte. Het zet koers naar Kandia Even
snel als dc steven de rust der wateren
breekt, even snel trekt het zilver-wielend
zog zijn pluimende voren achlc het schip
aan. Wie van het dek af naar boven ziet,
kijkt in blauw water, wie over dc verschan
sing leunt ziet beneden blauwe lucht! Het
is een rond en blauw luchtledig, waarin het
schip gewichtloos zweeft. De geluiden Jaten
het schip niet los cn hangen dicht er om
heen. Het kreunend rekken van de schoo
ien, het hooge piepen van de helmstok in
zijn gat, het pletsend schrobben van mal ro
zen die het achterdek zwabberen."
Dit is rnanr een kort citaat, maar het is
genoeg om liet stijlvcrmogcn van den schrij
ver aan te toonen. Met dc eenvoudigste mid
delen is het grootst effect bereikt. En dit
proza is prachtig harmonisch. „Het blauw
en licht luchtledig", waarin het schip ge
wichtloos zweeft." Men ziet het schip op do
blauwe wateren. Eu daarmee samenge-
dacht: „Dc geluiden laten het schip niet
los." Wat het schip door het eerste beeld
verloor aan lichamelijkheid wordt behoed
zaam in het proza teruggebracht. Heli zijn
nu de eigen geluiden, waardoor de romp
van hel schip wordt gesuggereerd, zonder-
dat de ijlheid, waarin het schip zich voort
beweegt, verdwijnt.
Maar de lozer vraagt naar onze bedenkin
gen. De bedenkingen liggen juist In den
eigen stijl van den schrijver. De vraag
doemt op, of men het proza van den
hijhei in eigen proza kan en mag recoö-
struecren. Men kan van den bijbel geven
een illustratie in de voorstellingen van
schilderkunst of beeldhouwkunst. Deze
kunsten werken complementair ten aan
zien van de literatuur van het bijbelwoord.
Men kan hot zelfs in dichtkunst, in metri
sche vormen doen. Maar wij betwijfelen of
men dat kan doen in verhalend proza. In
ieder geval is een prozaistische bijbel-recon
structie verwant aan do zoo moeilijke kunst
van res la ureeren". Iedere „oorspronkelijke"
literaire inmenging verstoort de eigcnlijkste
schoonheid. Quérido heeft zulke oude ver
halen kunnen oververtellen, omdat hij in
zijn Oosterscbc geschriften feitelijk zijn na
turalistische schrijfmethode getrouw bleef.
II ij beantwoordde aan den algemeenen
eisch, die er ten aanzien der weergave van
reeds geboekstaafde oude verbalen bestaat:
dat die weergave een essentieel andere
kunst moet vormen. Quérido was als Neder-
landsch naturalist analyticus, hij toefde bij
het afzonderlijk beeld. Maar Kuyle's stijl is
synthetisch. Kuyle kan daarom zijn fijnere
eigenheid niet handhaven tegenover den
eenvoud van het bijbelverhaal. Het proza
van het boek Jona overtreft verre de op
zichzelf schitterende hoedanigheden van
Kuylc's prozakunst.
Er ontstond in dit bock een verwarring
tusschen het streven van Kuyle naar bijbel-
getrouwheid en het verslonden worden van
Kuylc's eigen stijl door het bijbelsche stijl-
wezen. Kuylo is eigenlijk even bevreesd ge
weest voor de stem van zijn Heer als zijn
Jona. De bijbelsche vaart heeft Kuyle's over
wogen stijhvezen weggevaagd en van den
bijbelschen eenvoud mist hij hoe langer zoo
meer, naarmate het verhaal vordert. Soms
wanen wij dezen zuiver- en simpel-aangc-
legdeti stilist verdwaald in het barok van
Quérido, waarbij wij dan onmiddellijk aan-
teekenen, dat wij Quérido eerder zijn barok
vergeven, omdat hij dc transparante stijlbe
doeling miste,- die Kuyle eigen is.
Maar wij hebben nóg een bedenking tegen
Kuylc's geschrift. De literaire beteekenis
van het hoek Jona, is de beteekenis van den
parabel. Het hoek heeft voor ons bewustzijn
een paedagogische, geen dramatische strek
king. Wij gevoelen in dit bijbelboek, dat
Nineve niet ten onder ziet gaan, geenszins
den opgang naar een dramatisch hoogte
punt, alleen maar hooren wij dé waarschu
wende stem erin van Jona's God.
De gebeurtenissen zijn illustratief. En de
kracht \an Kuyle is de dramatische kracht.
Een subtiele cn geconcentreerde beelding
als dc zijne, vraagt naar de gebeurtenis. En
op den storm na, is de eigenlijke, structu-
rceln gebcurten's afwezig.
Wij getoo' en daarom, dat weliswaar Kuyle
veel van zijn schitterende schrijverskwaTi-
tciton in dit bock heeft uitgestort, maar dat
het niettemin zijn oorsorong dankt aan
een geruis van bedachtzaamheid omtrent
d^n bouw van het eigen talent.
P. H. RITTER Jr,