roiidao$hla PASSIE VOOR BOEKEN Aiïiersfoorisch Dagblad H. M. KOENE Jzn ;an).ei ZIJ LEIDDE VAAK 1OT DIEFSTAL Bekende voorvallen uit de geschiedenis LETTERKUNDIGE KRONIEK WONINGINRICHTING EN KUNS r NI Jl/EKHEIOSAR HKELEN \Vaar«)iulci niiliir* keuze: AARDEWERK GLASWERK SMEEDWERK SOLAMASSIVE BYOUTERIEtN l Kap.siok divan- en inHklPiMlon Dres soir en schoor sipenloopers Klis sons fORENSTRAAT 1 hosh Plantsoen W Handgpweven sX~i.Y^.Gu2iMiat DE Fransclie bibliothecaris Albert Cim heeft eigens de stoute bewering neergeschreven, dat bibliophifie, of boeken liefhebberij eigenlijk de eerste schrede is op den weg, die leidt tot diefstal van deze geesteskinderen. Wij zouden niet gaarne deze woorden tol de onze maken, doch meenen wel, gezien de feiten, die aan 't licht zijn gekomen, ge durende al de eeuwen sedert de uitvinding der boekdrukkunst en daarvóór, dat er veel waarheid ligt in deze harde uitspraak. Het woord bibliomanie d.w.z. bockcnvcr zamelzucht, ware in'usschen heler op zijn plaats geweest; dat deze hebhelijkheid, als hartstocht gedacht, tot oneerlijkheid kan leiden, zooals m 't algemeen dergelijke ge moedstoestanden veelal tot excessen voeren, is heelcmaal biet onmogelijk. Her is voornamelijk hij de Franschen en de Engelschen, dat deze drift sterk ontwik keld blijkt, en dan treffen we er bij eerst genoemde» zelfs aan, die 't geen „diefstal" noemen, als iemand een geleend boek n i o 1 teruggeeft, tenzij bot stuk wordt achlerge- houden met liet vooropgezette oogmerk 't te gelde te maken. Dit klinkt dus nogal cle ment! In „Philobiblon" gaat Richard de Bury er prat op, dat niets hem heeft kunnert weer houden op zijne reis als kanselier en schat bewaarder van den Engelschen Koning Eduard III, oen aantal zeldzame en andere begeerenswaardige hoeken rnee te nemen uit onderscheidene bibliotheken, die de eer van zijn bezoek genoten, ah waren het zijn rechtmatige eigendommen. De Bury was een hartstochtelijk boekenliefhebber, die geen financieel voordeel beoogde en dit was ex cuus genoeg, meende hij. Boeken door 't vensier Van een Italiaansch prelaat, kardinaal Passionei wordt gezegd, dat hij 't wist klaar te spelen een volkomen bibliotheek bijeen te brengen, toen hij in Luccrn vertoefde in de hoedanigheid van nuntius. Hij toonde veel belangstelling voor abdijen en kloos ters daar Ier stede en in hare omgeving door talrijke bezoeken en placht dan uren lang te toeven in de bibliotheek dier instel lingen. Als hij deze verliet kon men er ze ker van zijn, dat onder zijn gewaad me nige schat verborgen gehouden werd. wel ke nimmer meer op hun oude plaats terug kwamen. Het toezicht over een en ander als er M van toezicht gesproken kon worden liet toentertijd veel te wenschen over eiv verder bedenke men wel, dat 't een hoog geplaatst persoon betrof, dien men moeilijk onder controle kon stellen. De geschiedenis verhaalt verder, dat. de zelfde Passionei ook in üuilschland menig maal zijn slag geslagen heeft bij zijn bezoe ken aan kloosters, welker boekerijen hij doorsnuffelde, daarbij ernstige studie en onderzoekingen voorwendende, om wclkp reden hij zich in de hibliotheekruimte op sloot. Buiten wachtte een handlanger, die wel zoo vriendelijk was de voorwerpen van des kardinaals hebzucht in ontvangst te ne men door middel van het venster. In Rome teruggekeerd richtte hij zijn bi bliotheek voortreffelijk in, en hij stelde een bewaker aan om evcntueelc bezoekers rond te leiden, doch wachtte er zich wel voor iemand te engagcercn, die verstand van hoeken had en dus de waarde van de boe kerij zou kunnen bepalen. Zoo de waard is Toen eens een aantal geleerden de biblio theek bad bezocht en de kardinaal hun oor deel vroeg over zijne verzameling, ant woordden dezen ongeveer aldus: „Uwe Eminentie heeft een prachtige bibliotheek, maar uw leidsman is absoluut ongeschikt; hij kon ons geen enkele inlichting geven". De kardinaal lachte tevreden en her nam: „Mijnehceren, mijn bibliotheek is mijn serail en deze moet immers door eunuchen bewaakt worden Tegen wil en dank Diderot moet volgens Jules Janin in zijn: „fAmour des livres" eveneens boekendief- stal op zijn geweten hebben gehad, maai hij maakte zich hicruan onbewust schuldig. Hij had op zekeren avond iemand ont moet, die toonde veel bewondering te koes teren voor den schrijver van het vóór-revo lutionaire tijdperk. Bij Diderot uitgenoodigd om te dineeren, bood de bezoeker den schrij ver onder uitbundige betuigingen zijner hoogachting en bewondering als geschenk een aantal kostbare en hoogst zeldzame hoeken aan. Diderot, die zich ongerust maakte over de herkomst van deze schat ten, informeerde hiernaar hij den gullen gast. Deze antwoordde nuchtervveg: „Deze hoeken deden geen dienst op de plaats, waar ik zo gevonden heb." „Go hebt ze dus gestolen?" vroeg Diderot bezwaard. „Gestolen zou ik ze hebben, mijnheer Di derot, als ik ze voor mij-zelf had meegeno men, of indien zc nuttig waren voor hun eigenaar, doch deze heeft gedurende wel vier jaren geen voet gezet in zijn bibliotheek. Daarom dacht ik, dat deze lec tuur in üw bezit moest komen." Diderot wilde hier natuurlijk niets van weten en de hoeken teruggeven. „Dat is niet mogelijk", hernam de gast, want. deze boeken behoorden den abt De Gatient, kanunnik van de Notre-üamc van Parijs toe. Ik was zijn secretaris en voorlezer. Hij is eergisteren gestcyven en nu is zijn bibliotheek verzegeld Hot schijnt, (lat de erfgename van den ka nunnik weigerde de hoe'-en te aanvaarden, en zoo was Diderot verplicht ze te houder?» Zelfs moord werd bedreven Het verhaal van een zekeren Vinccnlc uit Barcelona, die ter dood veroordeeld werd en aldus het leven eindigde in 1S36, gaat alles te boven. Daar ter plaatse had een zekere Aug. Patxot sedert, jaren een zij het beschei den bestaan als handelaar in oude hoe ken met zijn stalletje in de open lucht. In verband met de plunderingen der kloos ters, kwam een concurrent zich in zijne nabijheid vestigen. Het was bovenbedoel de Vincente. Deze wordt voorgesteld als een ietwat vreemd, dwcepachlig menscli, die zelf weinig las, maar de oude edities bij uitslek kende en met een ondenkbaar instinct do iuisto waarde bepaalde van een oud handschrift, zelfs vóórdat hij liet ge opend had. Hij was boekhandelaar gewor den uit een behoefte om hoeken te zien, ze aandachtig te kunnen beschouwen, er in te kunnen bladeren, ze Ie kunnen be lasten. I-Iet was den menschcn opgevallen, dat liij slechts die hoeken aan den man traclille te brengen, waarvan hij meerdere exemplaren bezat. Zou een zeldzaam boek aan een ander overgaan, doordien deze erom gevraagd had, dan probeerde Vin cente den koop nog te doen afspringen, hoe groot de soin ook mocht wezen, welke hij er aan kon verdienen. Het was omstreeks het midden van 1S36, toen de bibliotheek van een oud advocaat in veiling kwam, die bekend was om zijn verzameling zeldzame exemplaren. Onder deze boeken had de bijzondere aandacht van Vincente getrokken een klein folio- boek, dat tot titel droeg: Furs e ordi- nacions fetes per los gloriosos r e ij s de A r a g o als rcgnicols del r e g n e de Valencia. Het was de ccrsle uitgave van dit werk, gedrukt in 1*82 door Lambert Falmart, dc eerste, die de boek- Natuurschoon in het Sticht Gepracdestinecrdc boekendief drukkunst in Spanje had toegepast, en er was geen ander exemplaar van deze editie bekend. Vincente deed door opbieden den prijs enorm stijgen, doch Aug. Patxot die het werk evenzeer begeerde, was hein in het bieden dc baas en werd eigenaar. Vincente werd purper van woede en uitte bedrei gingen aan bel adres van Patxot. Enkele dagen daarna werden de bewo ners van Barcelona des nachts opgeschrikt door alarm- er was brand uitgebroken bij Patxot. Zijn boeken magazijnen dreigden verloren Ie gaan, doch de brandweer kon zulks nog verhoeden. Toch bleek de koop man jammerlijk in de vlammen Ie zijn om gekomen. Aan eenige misdaad werd aan vankelijk niet gedacht, want men vond een aanzienlijke hoeveelheid geld onaange roerd op tafel liggen. Terzelfder lijd werd het Ujk van een jeug digen Dui'schen letterkundige uit de haven opgehaald, dat met verscheidene dolkste ken overdekt was. Ook was ergens in een kuil het lijk ge vonden van een geestelijke uit de omge ving der stad. Van geen van helde slachtoffers waren kostbaarheden of geldswaarden geroofd. Meerdere rnoordpn volgden; nog negen lijken werden gevonden in korten tijd. Het waren allen welgestelde mannen van de wetenschap. Roof bleek bij allen ten eenenmale uitgesloten. Men gisle, giste en tastte maar steeds in liet duister. Een streng onderzoek werd ge last bij verschillende personen, onder wie. ook Vincente. Ilct dreigde alles op niets uit te loopen en de. politiecommissaris wilde juist de woning van Vincente ver laten, toen zijn aandacht ge!rokken werd door liet hoek, dat zulk een hoogen prijs op de veiling had opgebracht. Vinccnlc trachtlc tevergeefs een verklaring te ge ven voor de omstandigheid, dat hij thans in liet hezit was van dit zeldzame exem plaar. Ten stole moest hij wel bekennen en hij werd terecht gestold. Zijn laatste woorden waren: „Ik wilde de wetenschap verrijken, schatten bewaren, die niet tc vervangen zijn. Mijn ccnigste wensch is, dat mijn verzameling intact blijve." Vincente was als volgt Ie werk gegaan: Hij had de koopers van zijn geliefde bezit tingen bij zich aan huis gelokt en dan ge dood. Des nachts waren zijn slachtoffers op de een of andere plaats neergelegd, of ook wel in het water geworpen. Libri's aandeel Een naam, die ook veel gerucht maakte, op het gebied van boekendiefstal is Libri geweest, een Italiaan wiens eigenlijke naam was Carrucci. Om zijn groote liefde voor boeken voegde hij daaraan het woord Libri toe. Libri was reeds jong een bekend wiskundige. Uitgeweken om politieke re denen naar Frankrijk en daar genatura liseerd, maakte hij in korten tijd carrière. Ia zijne hoedanigheid van secretaris der commissie, dit tot taak had een algcmec- nen en gedetailleerden catalogus samen te stellen van alle handschriften in dc open bare bibliotheken van de verschillende de partementen, zou hij zich talloozc kostbaar heden hebben toegeëigend. Deze praktijken zou hij ook reeds in Italië hebben uitge oefend. Overal in Frankrijk had Libri uiteraard vrijen toegang tot de bibliothe ken en men dacht er niet aan om den hoo gen ambtenaar ook maar ecnigszins te controlccren. De bibliothecaris in Auxcrrc dacht er evenwel anders over en liet Li bri nooit alleen. Later bleek, dat met uit zondering van Auxerre, alle door Libri bezochte bibliotheken kostbaarheden mis ten. Libri genoot de gunst van vooraanstaan de politieke en wetenschappelijke lieden, die 't hebben mogelijk gemaakt, dat 1 rij zich, veroordeelde zijnde, uit dc voeten heeft kunnen maken. Wel nimmer heeft een degelijk rle'ïct 'ooveel opzien gebaard als dat van den handigen Libri, die de I ocken keurig van het eigendomsmerk wist te ontdoen en ver vangen door het zijne. Zoo zijn er vele gevallen bekend van overigens wellicht onkreukbare, in aan- (Albert Kuyle, Jonas, Hilversum, Paul Brands' Uitgeversbedrijf 1931) HET nieuwe .werk van Albert Kuylo, Jonas, behoort onder de boeken dei najaarsuitgave, die dc bizondcre belangstel ling verdienen van hen, die zich met litera tuur bezig houden. Want voor het eerst, na vele jaren, ver schijnt wederom een Ncderlandsch auteur van beteekenis met een letterkundige fan tasie, die ontleend is aan dc stof van do Heilige Schrift. Bij het lezen van Kuylc's verhaal leven onwillekeurig do herinnerin gen in ons op uan dien anderen, merkwaar digen schrijver, die een deel van zijn stof uit het oude Oosten puurde: Israël Quérido. En wij zullen dc verleiding niet weerstaan, om in deze Kroniek tusschen Kuyle en Ouérido een vergelijking to treffen. Maar eerst willen wij den lezer, die nog niet van Kuylc's boek mocht hebben kennisgenomen, over dat boek nader inlichten. Eigenlijk is dit bock geen roman te noe men. Het is een bundel schetsen, die niet vele witte bladzijden is doortogen en die behalve de groolerc schets „Jonas" nog twee andere oud-testament ischc verbeeldingen be vat: „Het dravende Vuur" en „dc Vloek in don Wijngaard". Wij willen in deze Kroniek onze aandacht op de zeer zeker belangrijk ste schets: „Jonas", samentrekken. Men vindt haar inhoud in het Bijbelboek: „Dc profeet Jona". De 1-Ieer verschijnt aan Jona, den zoon van Amitthai, en de stem des Heercn.zegt tot hem: „Maak u op, ga naar de groote stad Ninevc, en predikt legen haar: want hunlicder boosheid is opgeklom men voor Mijn aangezicht". Maar Jona vluchtte naar Tarsis, nadat hij eerst te Jafo was aangekomen, waar li ij een schip vond dat hem naar Tarsis wilde brengen. Hij vluchtte dus, van het aangezicht des Hee- ren, hij dorst het bevel des Hceren niet uil- voeren. De Meer wierp toen een grooten wind over de zee; en er werd een groote storm over de zee, zoodat het schip dacht te breken. Toen vreesden de zeelieden, en ieder riep tot zijn god, maar toon de opperschip- per naar Jona toekwam, om hem tc vragen tot ij n c n God te roepen, om den storm te doen bedaren, vond hij Jona in een die pen slaap. Toen gingen de zeelieden lotcu, oni te weten, om wiens wil het kwaad van dezen storm hen allen overkwam. En hel lot v iel op Jona. Waarop Jona zich kenbaa maakte als een Hebreèr en tot de mannen zeide: „Neemt mij op, en werpt mij in de zee, zoo zal de zee stil worden van ulieden: want ik vvcct, dat deze groote storm ulieden om mijnentwil overkomt." En tóen zij opgr staan waren en Jona in zee hadden gewor pen, kwam de storm tot rust. Maar dc Heere beschikte, dat Jona zou worden opgeslokt door een grooten visch, en drie dagen en drie nachten in het ingewand van den visch zou opgenomen worden. Jona bad tot den Heer van den visch uit, en zeide „te zullen betalen wat hij beloofd had", waarop de Heer tot den visch sprak, en Jona deed uit spuwen op het droge. Daarop zeide de Heer ten anderen maal tot Jona: „Maak u op, ga naar de groote stad Nineve, en predik tegen haar de pre diking, die Ik tot u spreek." Toen ging Jona naar Ninevc, en predikte, dat -Nineve over veertig dagen zou worden omgekeerd. „En de lie !en van Nineve .geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit, en be kleedden zich met zakken, van hunnen grootste af tot hunnen kleinste toe." Ei: de Koning stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed af, en bedekte zich met een zak, en zat neder in de asch, en legrlo zijn volk boetedoeningen op. En toen God zag, dat de bewoners van Nivcve zich bekeerden van hun boozen weg, liet Hij na, Nineve te verdelgen. Waarop Jona in toorn onts'.ak, en God verzocht hem het leven te nemen, orndat liet hem verdroot, dat God na zijne prediking Ninevc niet had ver- delgdgsP^m nu Jona de stad uitging, en zic$ .Jen ter ruste zette, deed God een wonderboom opschieten, boven Jona, maar toen die boom hem de verlangde schaduw had gegeven, deed God den wonderboom uithollen door een worm, en toen Jona ver smachtte van hitte, zei God tot Jona, die wederom in toorn ontstoken was, thans over het verdorren \an den hoorn: „Is uw toorn billijk ontstoken over den wonderboom? Gij zien zijnde personen, die leden aan de ziekte, die men bibliomanie, of zoo men wil bibliophilie noemt. Dezelfde symptonen doen zich lieden ten dage nog wel voor, maar gelukkig niet meer met zulk een betreurenswaardig ver loop. Hoe zich te wapenen tegen zulke patiën ten?Geen boeknierk, noch minder boèkvloek, zooals vroeger veeltijds werd geschreven in de boeken, welke rnen voor diefstal wilde vrijwaren, zijn daartegen een afdoend middel. Wat deerde 't toch eertijds den leener, of er in het met eigendomsmerk voorziene hoek al gedreigd werd met: Wie steelt dit hoek, hij is bestemd Hoog aan een galg te hangen. Het begeerde exemplaar verdween, zon der dat ooit dit afschuwelijke ding voor ('en leener in werking kon worden ge- slo'd Er is een tij I geveest,, dat het regende van de meest geraffineerde dreigementen in-boeken. Desondanks keerden vele exem plaren nimmer op hun eigen plaats in dc boekerijen weer.... - H. W. DANNER. verschoont den wonderboom, aan welken gti niet hebt gearbeid, noch dien groot ge maakt; die in eenen nacht werd en in cenen nacht verging; en lk zou do groote stcj Nineve niet verschooncn?" Albert Kuylo is zoer dicht bij liet bijbel verhaal gebleven, cn is in zijn dichterlijke paraphrase zeer gewetensvol te werk ge gaan. Wij hebben niettemin tegen Kuylc's geschrift principiccle bedenkingen. Zonder twijfel is dit hoek ontstaan, deels uit een bi/.ondcro neiging tot dc ge wij do verhalen, deels uit een bepaalde behoefic, om lyrisch cn beeldend proza tc geven, een behoefte, waarmee wij een diepe sympathio gexoclen, omdat er tegenwoordig in onze literatuur een betreurenswaardige neiging bestaat om do eigenlijke stilistische functie te crwuurloozen voor den eisch van een vlot cn spannend verhaal. Het getuigenis van stijl-b e g c c r t o, dat in dit hoek van Kuyle leeft, ach ion wij een opzichzclf ver heugend verschijnsel. Bovendien bezit Kuyle een ongemeen stijl-vermogen. Wij willen den lezer even iets van dat stijl-vermogen laten zien, in dc beschrijving van een schip, dat vaart over de zee: „Er vaart een schip tusschen Klein-Azic en Egypte. Het zet koers naar Kandia Even snel als dc steven de rust der wateren breekt, even snel trekt het zilver-wielend zog zijn pluimende voren achlc het schip aan. Wie van het dek af naar boven ziet, kijkt in blauw water, wie over dc verschan sing leunt ziet beneden blauwe lucht! Het is een rond en blauw luchtledig, waarin het schip gewichtloos zweeft. De geluiden Jaten het schip niet los cn hangen dicht er om heen. Het kreunend rekken van de schoo ien, het hooge piepen van de helmstok in zijn gat, het pletsend schrobben van mal ro zen die het achterdek zwabberen." Dit is rnanr een kort citaat, maar het is genoeg om liet stijlvcrmogcn van den schrij ver aan te toonen. Met dc eenvoudigste mid delen is het grootst effect bereikt. En dit proza is prachtig harmonisch. „Het blauw en licht luchtledig", waarin het schip ge wichtloos zweeft." Men ziet het schip op do blauwe wateren. Eu daarmee samenge- dacht: „Dc geluiden laten het schip niet los." Wat het schip door het eerste beeld verloor aan lichamelijkheid wordt behoed zaam in het proza teruggebracht. Heli zijn nu de eigen geluiden, waardoor de romp van hel schip wordt gesuggereerd, zonder- dat de ijlheid, waarin het schip zich voort beweegt, verdwijnt. Maar de lozer vraagt naar onze bedenkin gen. De bedenkingen liggen juist In den eigen stijl van den schrijver. De vraag doemt op, of men het proza van den hijhei in eigen proza kan en mag recoö- struecren. Men kan van den bijbel geven een illustratie in de voorstellingen van schilderkunst of beeldhouwkunst. Deze kunsten werken complementair ten aan zien van de literatuur van het bijbelwoord. Men kan hot zelfs in dichtkunst, in metri sche vormen doen. Maar wij betwijfelen of men dat kan doen in verhalend proza. In ieder geval is een prozaistische bijbel-recon structie verwant aan do zoo moeilijke kunst van res la ureeren". Iedere „oorspronkelijke" literaire inmenging verstoort de eigcnlijkste schoonheid. Quérido heeft zulke oude ver halen kunnen oververtellen, omdat hij in zijn Oosterscbc geschriften feitelijk zijn na turalistische schrijfmethode getrouw bleef. II ij beantwoordde aan den algemeenen eisch, die er ten aanzien der weergave van reeds geboekstaafde oude verbalen bestaat: dat die weergave een essentieel andere kunst moet vormen. Quérido was als Neder- landsch naturalist analyticus, hij toefde bij het afzonderlijk beeld. Maar Kuyle's stijl is synthetisch. Kuyle kan daarom zijn fijnere eigenheid niet handhaven tegenover den eenvoud van het bijbelverhaal. Het proza van het boek Jona overtreft verre de op zichzelf schitterende hoedanigheden van Kuylc's prozakunst. Er ontstond in dit bock een verwarring tusschen het streven van Kuyle naar bijbel- getrouwheid en het verslonden worden van Kuylc's eigen stijl door het bijbelsche stijl- wezen. Kuylo is eigenlijk even bevreesd ge weest voor de stem van zijn Heer als zijn Jona. De bijbelsche vaart heeft Kuyle's over wogen stijhvezen weggevaagd en van den bijbelschen eenvoud mist hij hoe langer zoo meer, naarmate het verhaal vordert. Soms wanen wij dezen zuiver- en simpel-aangc- legdeti stilist verdwaald in het barok van Quérido, waarbij wij dan onmiddellijk aan- teekenen, dat wij Quérido eerder zijn barok vergeven, omdat hij dc transparante stijlbe doeling miste,- die Kuyle eigen is. Maar wij hebben nóg een bedenking tegen Kuylc's geschrift. De literaire beteekenis van het hoek Jona, is de beteekenis van den parabel. Het hoek heeft voor ons bewustzijn een paedagogische, geen dramatische strek king. Wij gevoelen in dit bijbelboek, dat Nineve niet ten onder ziet gaan, geenszins den opgang naar een dramatisch hoogte punt, alleen maar hooren wij dé waarschu wende stem erin van Jona's God. De gebeurtenissen zijn illustratief. En de kracht \an Kuyle is de dramatische kracht. Een subtiele cn geconcentreerde beelding als dc zijne, vraagt naar de gebeurtenis. En op den storm na, is de eigenlijke, structu- rceln gebcurten's afwezig. Wij getoo' en daarom, dat weliswaar Kuyle veel van zijn schitterende schrijverskwaTi- tciton in dit bock heeft uitgestort, maar dat het niettemin zijn oorsorong dankt aan een geruis van bedachtzaamheid omtrent d^n bouw van het eigen talent. P. H. RITTER Jr,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 11