ONS SUCCES IS UW SUCCES Witte vlindertjes STOOMWASSCHERIJ o DE KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HULSKO 25. KOFFIE EEN HEERLIJKE Vreugde gebracht in een arm gezin MACHINALE OPMAAKWASCH M KASTKLAAR KRAAK HELDER GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRRAAT 37 - TEL. 615 De beste kotPe. Hulskos SeinkofHe kost nu 25 ct. per pond I Hu'sko heeft één soort t het bestel la gepatenteerde, luch -lichte vei pakking. - Vraayv Uw Winkelier l p pond J DE KOFFIE WAAR PIT IN ZITI En hoe moet hct*nu toch, als we straks de boon vinden, moeder?" vroeg Elly, het oudste der zusjes Brands, toen zij zag, dat het groote Driekoningen-brood reeds op do keurig gedekte tafel stond. Heel dien dag had Elly, die geen broer tjes had, er aan gedacht, dat als zij of een der zusjes, de in het Driekoningen-brood ge bakken boon vond, een meisje toch nooit Koning kon worden, zelfs niet op Drieko ningen. Ja, Koningin werden, dat zou nog kunnen. Maar op Driekoningen kent men alléén een Koning, en Koninginnen tellen niet mee. Mevrouw Brands beloofdo dan ook, op Klly's vraag, een paar buurjongens te zul len uitnoodigen. „We zullen Jan en Kees Winter vra gen," zei ze. „Die zullen graag meecten van het Driekoningen-brood „Ilè, neen, moeder, niet die nare jon gens," pruttelde Elly. „Dat zijn echte, ver velende plaaggeesten. Moet u maar eens zien, hoc ze dien armen Wim van opa Kist plagen! Neen, dat is gewoon har!" Opa Kist, zoo noemde men in het dorp een armen, ouden man, woonde met zijn kleinzoon Wimpje in een heel klein huis jc, op het einde van 't dorp. Wimpje had geen ouders meer. Maar opa Kist, hoe arm hij ook was, gaf Wimpje wat hij noodig had. Op de dorpsschool was de nu negenjarige Wimpje een der beste leerlingen van zijn klas en hij was altijd zoo aardig en beleefd, rttat alle onderwijzers van hem hielden. *ioch de jongens, die beter gekleed gin- 6cii dan Wimpje, lachten om zijn oude, door opa opgelapte kleercn. En vooral als hij broekjes of buisjes droeg, die soms opa van de villabewoners kreeg en voor het kleine, magere baasje vaak veel te wijd en te lang waren. Heel veel had het aardige ventje dan ook van do jongens uit het dorp te verdragen. Maar nooit vertelde hij iets van zijn leed aan opa, nóch aan een der onderwijzers. Driekoningenavond Zoo was het ook weer op Driekoningen. Dien avond zouden dc dorpsjongens, bij troepjes, langs de huizen gaan. Jaap Stork Zou een gekleurde kaars lantaarn dragen en Sjef dc Bruin een met kaarsjes verlicjite ster, gestoken op het einde van een langen stok. Zij zouden Driekoningen-liedjes zin gen vóór de groote villa's en vóór het huis van den burgemeester en den dokter. Over al zouden zij wat krijgen, soms lekkers, en bijna altijd geld. Wimpjo wilde dien avond zoo heel graag met de jongens meegaan. „Zo zullen mij toch wel vragen," dacht hij telkens. „En als ik dan wat gold ophaal, koop ik tabak voor opa. Die heeft dan óók een prettigen avond." Ilij had óók al con lantaarntje gemaakt. Wel geen echte lan taarn, zooals die van Jaap Stork, o, neen, 't was maar een dikke, papieren zak met con klein stompje kaars er in. Den zak had hij aan een stok gebonden, zooals Jaap cn de andere jongens hun echte lantaarn. Maar, ach, nauwelijks zagen de anderen hem met zijn kaarsje in den papioren zak, of allen begonnen te lachen cn hem om zijn vreemdsoortige lantaarn te bespotten En wat hot ergste was, niemand vroeg hem mee te gaan. Wat viol dit het arme ventjo tegen. Maar toch hield hij zich flink. Dapper drong hij de opwellende tranen terug. Neen, huilen mocht hij niet. Dan zouden de jongens don ken, dat hij een laffe jongen was cn hem nog meer bespotten. „En tóch wil ik oók vanavond langs de huizen gaan zingen," nam hij zich voor. „Voel zal ik niet krijgen, maar misschien wel wat centen, om tabak voor opa tc kun nen koopen." Zoo liep toen op Driekoningen avond Wimpje Kist met het kaarsstompje in den papieren zak, bengelend aan oen stok, een eindje achter een troepje luid zingende dorpsjongens aun. Eerst durfde hij zijn aar dig, helder stemmetje niet te laten hooren, doch weldra werd hij wat moediger, liep wat vlugger, totdat hij vlak achter Paul Bosch, het zoontje van den molenaar, was, cn zong toen dapper met. de andere jon gens mee. Maar 't was juist, alsof geen der jongens Wimpje opmerkte. Want had den zij geld of lekkers gekregen, dan ver deelden zij dit onder elkandor; maar Wimpje kreeg niets. Barre koude 't Was bar-koud op dezen Driekoningen avond. Dit voelde vooral Wimpje, die geen jasje over zijn bijna versleten pakje droeg En omdat alleen hij niets van het lekkers, nóch van het geld kreeg, werd hij héél be droefd. „Zij hebben jasjes aan en hun klompen zijn heel cn stevig," zuchtte hij. „En i k ben zoo koudEn waarom geven zo mij toch niets?" Maar ook al trilde zijn stemmetje van droefheid en koude en al slikte hij zijn tel kens opkomende tranon weg, toch liep hij achter het troepje aan en zong zijn lied jes. Koning Wimpje voor de woning van opa Kist Ze waren nu juist bij het groote, mooie huis van den dokter gekomen, 't Huis van dokter Brands was wel het mooiste huis van het dorp. Ze naderden juist op het oogenblik, dat Elly met haar moeder over het zoeken naar oen Koning sprak. Zij was ook de eerste, dio het luido zin gen der jongens hoorde. „Daar komen de jongons-mot-dc-Stcr moedor," zei zo. „Die brutaio jongens van den smid zijn er óók bij. Hoor zo eens brul len van: Herodes, die kwam er toen zeivers vcur, Hij sprak er al met z'n valsclie hart, Hoe ziet er de jongste van jullie zoo zwart „Dat moet die Heintje noodig zingen, moeder," begon Greetje, het middelste der zusjes. „Ilij is zelf altijd zoo valsch, voor al togen de arme kindoren. „Je. zult dus eon van die jongens niet vragen voor Koning te spelen, hè Grcot? vroeg mevrouw Brands lachende. „Liever geen Koning aan tafel, dan een van die nare jongens!" riep Elly boos uit „Stuurt u ze maar gauw met een dubbel tje van onze deur!" Ze wilde nog wat zeg gen, doch juist zongen de jongens, of eigen lijk brulden zij het oudo Vlaamscho Drie- Koningcn-liedje: „Drie Koningen, groot van macht, Beisden te zamen dag on nacht, Over bergen en door dalen, Orn te zoeken In alle hoeken. En waar de Sier bleef stille staan, Daar zijn ze gedrieën naar binnen gegaan. „Kunnen jullie nóg harder brullen?" vroeg het dienstmeisje, dat, met een hand vol centen, naar buiten kwam. „Met hoeveel zijn jullie?" „Met ons negenen!" schreeuwde Hein van den smid. „En i k houd do kas!" „Wat kas zei het meisjo. „Ik moet jul lie ieder een paar contcn geven, zegt me vrouw. En hoe kom jc te vertollen, dat jul lie met je negenen bent? Ik zie toch, dat er tien zijn!" Hij telt niet mee „O, maar h ij telt met mee! II ij hoort niet bij ons!" zei de brutale Hein. „Rn u hoeft hom ook niets tc geven." Doch het meisje dacht er niet aan, den brutalen jongen geJd tc geven Ze duwde hem zelfs vrij ruw van de stoep, liep op Wimpje toe, die juist op zijn verkleumde vingers ademde, en trok hem tot aan de voordeur. Da ér zag ze bij hot licht, dat uit de gang naar huiten straalde, hoe het arme ventjo tilde en dat zijn gezicht paars van koude was. „Ga jij maar eens mee naar de keuken, manneke,' sprak ze, nadat zij de anderen, do centen toewerpend, had weggezonden. „Warm je maar eens flink, hoor," zei ze goedig, „En een boterham lust je zeker ook wel, hè?" Wimpjo knikte; hij was te verbaasd over het vreemde dat hem zoo op eens over kwam, om iets te kunnen zeggen. Maar juist, toen het meisje hem een van haar eigen boterhammen wilde geven, kwamen EJly en Greetje de keuken binnen. „O, Trees, hoe komt Wimpje Kist hier?" vroeg Elly. „Is hij een neefje van je?" „Welnco.n, ik ken hem heclcmaal niet," antwoordde het meisje. Ze begon toen tc vertellen over de jon gens, die zóó onaardig tegen het ventje wa ren, dat ze hem zelfs geen cent gundon. „Ja, zoo doen ze altijd tegen hem," zei Greetje. „En hij zegt er nooit wat van „Als hi' wat beter gekleed was, zou hij straks, a'* vader t hui-«somt, met ons aan tafel kunnen zitten, en dan hadden we een Koning," fluisterde Elly tot Greetje. „Ilè, ja!" juichte Greetje. „En als hij dan de boon in het Driekoningen-brood vindt! Laten we hem meenemen In een nieuw pak Doch daar dacht ze op eens aan tante Mies, die óók zou komen. En tante Mies hield niet van kinderen, die niet goed ge kleed waren. En ook Elly dacht aan tante, Greetje echter wist er wél Iets op. „Mijn nieuw speelpakje zal hem best passen, El- Zoo worden deze Driekoningen-zangers in die streek genoemd. Kleine, witte vlindertjes, Dartel als de kindertjes, Vallen zwevend naur omlaag. O, wat zien wij hen toch graag! Op die vlinders, blank en zacht, Hebben wij al lang gewacht. Straks gaan wij een sneeuwpop maken. Wit zijn boomen, tuin cn daken! (Nadruk verboden) Kleine, witte vlindertjes, Blij zijn alle kindertjes! Juichen: 't Hoeft gesneeuwd van nacht! Is er ééntje, die niét lacht? D'aardc lijkt bctooverd, fijn! O, wat Is dje sneeuw toch rein! Kleine, wille vlindertjes, Brengen vreugd' aan kindertjes. CARLA IIOOG ly," zei ze. „En als Trees hem eerst flink wascht, ziet hij er in mijn pakje bohoor- Iijk uit. En t is ook lekker warm... Wacht ik ga het halen!" liet speelpakje, waaraan Greetje het land had, omdat vader had ge zegd: „Je lijkt daarin juist een jongen.1'' was wel voor Wimpje iets tc hang, doch dit was niet zoo heel erg. Want Treesje, 'lie zijn gezicht en handen had gcwasschcn, sloeg de broekspijpen een heel stuk om, cn deed hetzelfde niet dc veel to langen mou wen. Toen daarna Wimpje's haren flink waren geborsteld en een paar wollen kous jes cn vilten pantoffeltjes zijn afgedragen kousen cn gebarsten klompjes vervingen, namen de zusjes hem mee naar de huis kamer. „Wc hebben een Koning gevonden!' juichte Elly. „En Treesje heeft hem gewasschen cn aangekleed, moeder!" lachte Grcctjo. „Hoe staat hem zijn speelpakje, moeder?" „Maar hoe komen jullie aan dal ventje?" vroeg mevrouw Brands een en al verbazing. „Wie is hij?" ,,'t Is Wimpje Kist, moeder," legde Elly haar uit. „U weet toch wel, dat ik straks vertelde, hoe die nare jongens hem altijd plagen „Dat is alles goed cn wel," hernam moe der. „Maar heb jij hem gevraagd, of hij het prettig vindt mee hierheen tc worden ge nomen? Kijk hij eens angstig rondkijken!" „O, hij vindt het hier zeker wel prettig," zei Elly. „Is 't niet zoo, Wimpje?" vroeg ze het nu weer erg verlegen knaapje. Wimpjo knikte, cn heel zacht zei hij: ,,'t Is hier zoo héél mooi De angst verdwenen Mevrouw Brands vond Wimpje's stemme tje heel aardig. En Wimpje scheen haar óók aardig te vinden, want al heel gauw verdween zijn angst en toen begon hij haar te vertellen over zijn opa cn dat hij niet mee had mogen doen met de jongens. „Niets kreeg ik, zei hij. „En zij haalden overal zooveel conten en lekkers op Terwijl Wimpjo dit vertelde, kwam dok ter Brands, die, met de auto. tante Mies had gehaald, de kamér binnen. Zelfs tante Mies vond toen Wimpje heel aardig. Vreemd keek het arme ventje allen aan, toen hij mocht zitten aan de keurig gedek te cn met bloemen versierde tafel. Hij durf de bijna niet eten van het lekkers, dat op zijn bordje lag. Langzaam hapto hij ook in dc grooto snede van het Driekoningen-brood, en hij beet.... op de boon! Dit was waarlijk al heel toevallig! Want nu was hij Koning! „Fijn, dat wo nu zoo gauw een Koning vonden!" riepen Elly cn Greetje uit, toen vader een kroon, uit goudpapier geknipt, op Wimpje's hoofd drukte. En wat had do arme jongen het dion avond best! Maar heel vroeg was 't niet meer, toen Wirr.pje, volgestopt niet aller lei lekkers cn dc kroon van goudpapier nog op zijn vlaskopjc, door dokter Brands, die in de buurt nog een ernstigen patiënt moest bezoeken, naar opa's buisje werd gebracht. En dat was toch zoo fijn! Want in een auto had hij nog nooit gereden! Ook bet warme speelpakje, dat Greetje toch niet graag wilde dragen, nu zij daarin op een jongen geleek, mocht Wimpje houden cn ook de warme wollen kousjes. Opa, onge rust over zijn lang wegblijven, stond al met een gezicht, waarop hevige angst zich afteckcndc, naar Wimpjo uit te zien. Hij stond juist weer aan do deur, turende in dc duisternis. Vreeselijk schrikte hij, toen de auto voor zijn huisje stopte. Ilij dacht, dat Wimpje een ongeluk was overkomen cn nu in een auto werd thuisgebracht. Doch 't duurde niet lang, of zijn angst maakto plaats voor vreugde, hij het hooren van Wimpje's slem, die uit de auto hem al toeriep: „O, opa, ik heb lekkers voor u meegebracht!" Ook dokter Brands, die. den angst op opa's gelaat dadelijk had opgemerkt, liep op den bovenden grijsaard toe, stelde hem vlug gerust, duwde hem een papiertje in do hand en staple daarna weer in zijn auto. Toen eerst kwam Wimpje's tongetje los! „En ook al plagen do jongens mij nog veel meer, opa!" riep hij, nadat hij alles verteld had, lachende uit. „Toch zal ik om hun geplaag niet meer verdrietig zijn! Want ik ben Koning geweest, opa! Als een Koning, met een gouden kroon op mijn hoofd, at ik allerlei lekkers aan een mooie tafel vol bloemen. En 't waren zulke lieve mcnschen, opn! O, 't was toen juist, alsof ik een echte Koning was!" „Jij bent opa's kleine Koning, mijn Wimpkel" sprak toen dc oude man. „En voor mijn kleinen Koning koop ik morgen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 13