ONS SUCCES IS
UW SUCCES
Die ondeugende Januari
STOOMWASSCHERIJ
- DE KOLK
NEER BETALEN
ZOU OWAASHEID ZIJN!
ERG BOOS
Een
wassen neus
MACHINALE OPMAAKWASCH
KASTKLAAR
KRAAK HELDER
GOEDKOOP
F. VAN HOFWEGEN
BLEEKERSTRRAAT 37 - TEL. 615
De beste koffie. Hulsko's
Scmkoffiekost nu 25 ct.
per pond I Hulsko heeft
één soort i het bestel In
gepatenteerde. luchtdichte
veip.a,tklng. - Vraagt Usr
Winkelier I
uiii Pi/n
DE KOFFIE WAAD UT IN ZITI
„Wat doe je luier?"
NADAT 1935 eindelijk niet do grootste
moeite het oude. jaar om klokslag twaalf
uur had weggekregen, zuchtte hij van ver
lichting. Ilct was een heel werk geweest
want 1934 had niet weg willen gaan cn pas
op het allerlaatste oogenblik zijn plaats
willen afstaan aan het nieuwe jaar.
1935 voelde zich erg gewichtig. Hij was
van héél ver gekomen en aan zijn hand
liep Januari, één van zijn twaalf vriendjes
en vriendinnetjes. Januari zag cr schatti
uit in 'een wit wollen pakje met een ijs
muts op en kleine schaatsjes in zijn hand.
Hij had heldere oogen cn roode wangen en
stapte stevig voort. Ilct nieuwe jaar had
van Vader Tijd opdracht gekregen om op
den laatston dag van de eerste maand zijn
vriendje terug to brengen en dan meteen
Februari moe tc nemen cn zoo door, tot
al zijn twaalf vriendjes cn vriendinnetjes
een beurt hadden'gehad.
Januari vond het erg prettig op de men-
scheriwercld cn speelde cn stoeide naar
hartelust. Hij blies met holle wangen op
het water van vijvers en beken, net zoo
lang, tot cr een laag ijs op lag en dan bond
11 ij zijn schaatsjes onder en reed er met
oen stevig vaartje vandoor. Ilad hij daar
genoeg van, dan zorgde hij voor een flin
ke sneeuwhui door een paar pluisjes wol
van zijn witte pakje te plukken en die met
een tooverwoord de lucht in tc gooien, en
als het dan voldoende gesneeuwd had naar
zijn zin, maakte hij een prachtigcn sneeuw
man of ging sneeuwballen gooien.
Een echte kwajongen
Daarna verzon hij weer wat anders: hij
blies over de sneeuw, lot ze glad werd cn
ging dan baantje glijden. Ja. het was een
echte kwajongen, die Januari! Een paar
weken vermaakte hij zich op deze manier,
maar toen ging het hem vervelen. Hij
vond het hcelcmaal niet prettig, zoolang
alleen te zijn cn wilde graag zijn kame
raadjes bij zich hebben. Maar hoe zou hij
dat klaar spelen? Dagen lang dacht hij
cr over na, maar hij kon er niets op vin
den. „Weet je wat," dacht hij toen, „ik
ga het eenvoudig aan 1935 vragen.
Die zal het wel goed vinden." Of
zijn vriendjes nu wat vroeger of
later kwamen!Meteen ging
liij op weg.
„Wat is er?" vroeg het jaar
vriendelijk toen Januari
voor hem stond.
„Ik ben zoo alleen,'
zuchtte het kereltje. „Ik
wou zoo graag mijn speel
kameraadjes liier hebben.
„Wat zeg jo daar?" vroeg
1935 verbaasd. „Maar dat
is immers onmogelijk; dc
mcnschen zouden in do
war raken, als jullie alle
twaalf tegelijk rondliepen!"
„O, maar dat zouden wc
ook niet doen," zei Januari
ijverig. „Ik zou de anderen
allemaal bij elkaar op één
plekje brengen, waar ik met zc
spelen kon, en ik zou lieusch
wel zorgen, dat ze daar niet van
daan kwamen vóór hun tijd!"
1935 schudde het hoofd. „Ik zou je graag
een plezier doen," zei hij, „maar hier zie
ik toch geen kans toe. En bovendien, boe
zou je ze hier willen krijgen?"
Januari dacht lang na. „Ja," zei hij ein
delijk weifelend, „misschien dat Vader Tijd
het goed vindt, als ik vraag, of ze vast mee
mogen."
„Dat kun je denken!" lachte 1935. „Die
vindt het zeker niet goed! Je hebt toch ge
hoord. wat hij tegen mij gezegd heeft. lede
ren keer, dat ik één van jullie terugbreng,
krijg ik een ander mee."
Januari keek het jaar hulpeloos aan.
„Dan weet ik het niet," zei hij teleurgesteld,
„dan zal ik maar weer alleen gaan spelen.
Langzaam ging hü weg en begon*weer
sneeuwballen tc gooien, maar na een poos
je hield hij op eens op.
„Ik weet het al," dacht hij, „ik ga héél
stilletjes naar do ruimte, waar Vader Tijd
woont, en als hij dan niet kijkt, wenk ik
dc anderen, dat ze bij me moeten komen.
Dan hoef ik hem niets te vragen."
Gauw ging Januari een grootc slee ha
len cn vertrok onmiddellijk om zijn vriend
jes en vriendinnetjes op dc aarde te bren
gen
Bij Vader Tijd
Iléél, héél ver, in een ontzaglijke ruim
te stond een hoogc zetel en daarop zat Va
der Tijd. Hij was al zoo oud als de wereld
en had een langen, grijzen haard, die tot
aan zijn middel reikte. Vader Tijd sliep
en de elf maanden speelden aan zijn voe
ten. Zachtjes naderde Januari en toen hij
zag, dat de oude man zijn oogen gesloten
had, wenkte hij zijn kameraadjes, dat zc
bij hem moesten komen. Aarzelend keken
ze eerst even naar Vader Tijd. Maar eigen
lijk waren zo toch wel èrg nieuwsgierig
en voorzichtig, op hun teencn, slopen z<
naar Januari toe.
„Ik kom jullio halen," fluisterde hij op
gewonden, „buiten staat een groote slee.
Als jullie willen, klimmen we daar alle
maal in cn gaan dan fijn naar de mcn
schen, daar kun je veel prettiger spelen dan
lucr. Ik voelde me zoo alleen en toen kwam
ik op het denkbeeld, jullie te gaan ha
len. Dan hoeft niemand zich alleen te voe
len, want dan zijn we allemaal hij elkaar."
„Wat is dat, een slee?" vroeg Augustus
met een opgetrokken neusje.
„Dat zul je wel zien, als jo er in stapt,"
antwoordde Januari ongeduldig.
„Ja maar," aarzelde Mei, „het is toch
onze beurt nog niet. Vader Tijd zal woe
dend zijn, als hij merkt, dat we allemaal
zijn weggcloopcn."
Januari haalde zijn schouders op'
„Och," zei hij, ,,'t is immers maar voor
een poosje. Aan het eind van 't jaar breng
Ik jullie netjes allemaal weer in dc slee
terug."
„Voor mij niaakt 't niet z.oo'n groot ver
schil," zei Februari, ,.ik ben toch al gauw
aan de beurt; laten »vc maar gaan."
En omdat Februari dc oudste was van
de elf, besloten ze te doen, wat hij zei cn
mee te gaan
Januari wreef in zijn handen van ple
zier. „Echt gezellig, dat jullie meekomen,"
lachte hij, „veel prettiger voor mij dan om
alleen tc moeten spelen."
Voorzichtig kropen ze allemaal in de slee
en toen ging het vliegensvlug vooruit. Ja
nuari stuurde met vaste hand
Voorin zaten Februari, Maart en April;
in het midden Mei. Juni, Juli en Augus
tus en achterin September, October, No
vember cn December.
Na een poosje hoorde Februari achter
zich voortdurend rillen cn klappertanden
cn verbaasd keek h;j or»v wat dat wac.
Daar zaten drio van de meisjes: Juni, Juli
on Augustus bevend tegen elkaar aange
drukt, mot paarse gezichtjes van de kou.
„Is het om dezen tijd altijd zoo koud op
de wereld?" vroeg Augustus bibberend. Fe
bruari knikte. „Als Januari bezig is, maakt
hij altijd zulk weer," zei hij. „Dat vindt-ic
prettig. En ik trouwens ook." Maar op eens
ontdekte hij, dat do drie meisjes haast
niets aan hadden; zc droegen alleen een
gazen jurkje en wat bloemen in het haar.
Och, maar natuurlijk hadden zc het dan
koud! Gauw keek hij eens naar Mei. Ge
lukkig, die had ten minste een dikker
jurkje aan en een mutsje op.
„Heb jij 't ook koud?" vroeg hij Mei
knikte. „Wel een beetje," zei ze, „nuiar
ik kan er toch heter togen, net als Sep
tembcr." September droeg een katoenen
pakje.
De drie achterste maanden hoefde hij
niets te vragen; die kon je zóó wel aanzien
dat ze 't naar hun zin hadden. Februari
hoog zich voorover.
„Zeg, hoor 's even,' zei hij bezorgd te
gen Januari, „dat kan zoo niet! We bobben
er hcelcmaal niet aan gedacht, dat dc drie
meisjes bijna niets aan hebben."
Welke drie?
Verschrikt keek Januari om. „Welke
drie?" vroeg hij.
„Juni, Juli en Augustus,'' antwoordde Fe
bruari, „zc zitten te bibberen van de kou
Je moet ze direct terugbrengen, anders
worden ze ziek
Daar begon Juni al te snuiven. Juli
hoestte cn Augustus nieste.
„Hoor je wel?" vroeg Februari zenuw
achtig, „breng zc terug!"
Teleurgesteld liet Januari de slee stil
staan en zei. dat bij terug zou rijden, daar
de drie zomermaanden niet op bet gure
weer gekleed waren cn anders kou zouden
vatten. De achterste passagiers vonden het
erg jammer, maar zo begrepen toch wel,
dat liet zóó niet ging en vonden zichzelf
achteraf nogal dom, dat zc daar niet eer
der aan hadden gedacht...
Vlug reed Januari denzelfden weg te
rug.. Daar zag hij in de verte Vader Tijd
al staan. Wat zag hij er boos uit
Eindelijk hield dc slee stil. Gauw slap
ten allen uit cn slopen naar binnen. "Vader
Tijd pakte Januari beet cn zei boos: „Wat
doe jij hier?! Je hebt hier niets te maken.
Nu heb je do anderen meegenomen en do
meisjes waarschijnlijk ziek gemaakt! Weet
je, wat daar nu dc gevolgen van zijn? In
den tijd, dat zo anders met hun zonnige lach
jes en handen vol bloemen de menschen
gelukkig maken, zullen ze nu mis
schien met 'n zakdoek onder de neus
moeten loopen en tranende
oogen hebben van verkoud
heid! Dan is cr geen warmte
en geen zon, en hun tranen
zien dc menschen aan voor
regen! Wie krijgt dan dc
schuld? Jij niet! Aan
iou denkt dan al niemand
nieer, maar die arme
meisjes, die cr toch
heusch niets aan kun
nen doen
Ga maar weer gauw
terug en haal het niet
in je hoofd om hier
nog eens tc komen,
voor liet jc tijd is! Ik
zal probecren die arme
stakkerds zoo gauw mo
gelijk beter tc maken.
Maar als Juni kou mee
brengt en Augustus re
gen, dan is dat. jouw
schuld!
Boos liep Vader Tijd weg cn
liet Januari staan
A crdrictig en beschaamd klom deze in
zijn slee en reed alleen weer terug. Ilij
had echt spijt van de heclc geschiedenis,
want stel je voor, dat hij den zomer voor
dc menschen bedorven liad
Toen hij weer terug was, hoorde hij van
1935, dat hij wel een week was wegge
weest on dat de menschen geklaagd had
den, want in dien tijd had het natuurlijk
niet gesneeuwd en ook niet gevroren, zoo
dat ze niot konden schaatsenrijden. Toen
hij 1935 vertelde, waar hij geweest was, gaf
deze hem ook een standje en zei, dat hij
de laatste week dan maar dubbel zijn best
moest doen, want hij had nog maar ruim
één week!
Dat beloofde Janurri. Stcp'Js moest hij
Lcttv heeft een pop gekregen
En die komt hier ver vandaan.
Zulke poppen zie je nimmer
In een etalage staan.
Vader bracht haar van dc icis mee
Uit liet Zuiden, dacht: ik zal
Letty hiermee eens verrassen:
Een boerin uit Portugal!
Dc boerinnen dragen allen
Daar een mooi en kleurig kleed;
Bont cn fleurig, sierlijk handwerk,
Als voor een festijn gereed!
Och, wut was het kleine mciskc
Met die pop verschrikk'lijk blij!
Daad'lijk riep ze: O, mijn schatjc,
Jij slaapt 's nachts heel dicht bij
mij! -
(Nadruk voiboden)
Popje aan en uit te kleeden
Was haar .steeds opnieuw een vreugd,
't Roode jurkje, 't omslagdoekje,
't Maakte telkens haar verheugd.
Hoe zal ik mijn popje noemen?
Vroeg zij: Geeft u mij eens raad!
'k Heb een Annie, een Marictjc
—En mijn kleinste heet Agaat!
Ja, zei Moeder, wat dunkt Vadert
Vader dacht diepzinnig na,
Och, zc zeggen in het Zuiden
Meestal: Donna Lucia!
Tot een dame. 't Was besloten,
Letty danste van de pret.
Donna Lucia gaat 's avonds
In haar armpjes mee naar beo.
TINE BRINKGREVE
WICKER INK
aan de arme zomermeisjes denken, die hij
verkouden had gemaakt. Hij hoopte echt,
dat zc beter zouden zijn, wanneer zc naar
buiten moesten komen...
Maar daar kan natuurlijk niemand iets
van zeggen, dat moeten wc afwachten. Ik
hoop het intusschen van harte! Jullie ook?
RIE BEVER
(Nadruk verboden).
Moeder vraagt tijdens den koffiemaaltijd
aan Pim, of hij 't is toch Woensdagmid
dag niot met zijn vriend Kees gaat fiet
sen. Het zonnetje schijnt en 't is heerlijk
weer om ccn tochtje op liet stalen ros te
maken.
„Nee, Moeder; Kees heeft te veel werk,"
luidt Pims antwoord. „Dat zegt hij ten
minste, maar ik geloof cr niet veel van.
Eiken keer, als ik hem vraag, of we zullen
gaan fietsen, heeft hij een andor uitvlucht.
Vandaag is het natuurlijk ook weer een
wassen neus."
Moeder denkt, dat Pim wel eens gelijk
zou kunnen hebben, want vanaf het oogen
blik, dat Kees op de H. B. S. gaat Pim
is door ziekte genoodzaakt de zesde klas
der Lagere School nog oens door te wan
delen! is 't uit met hun vriendschap.
Kees heeft telkens iets, dat hem van Pim
verwijdert.' Moeder begrijpt het wel: Rees
voelt zich plotseling te groot en te gewich
tig, nu liij II. B. S.-ser is, om met Pim om
te gaan-
Een paar dagen later komen Pim en zijn
jongste broertje Ilans Kees tegen. Regel
recht gaat liet kleine baasje naar den groo-
ten jongen toe cn vraagt met een ernstig
snuitje:
„Is jouw neus van was, Kees? En ben je
bang, dat ie zal smelten?"
Verwonderd kijkt Kees liet vragertje aan.
Daarop verklaart Hans nader:
„Pim dacht, dat jc een wassen neus had
cn daarom Woensdagmiddag niet wou
gaan fietsen
Nu begint Kees het te begrijpen cn hij
antwoordt lachend:
„Nee, hoor! Ik heb een heel gewonen
neus. Als Pim wil, kunnen we Zaterdag wel
gaan fietsen en als wc dan thuiskomen,
moet je maar eens goed op mijn neus let
ten. Gesmolten zal ie wol niet zijn."
Dien Zaterdagmiddag fietsten Pim en
Kees weer als vanouds. Kleine Ilans had
den laalstc tol nadenken gebracht, cn Kees
schaamde zich eigenlijk wel een beetje, dat
hij zijn vriend zoo links had laten liggen.
Van een wassen neus was voortaan geen
sprake moer.
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).