ONS SUCCES IS UW SUCCES Een bijzondere acrobaat! STOOMWASSCHERIJ DE KOLK NEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! WAS ZEER Wat er op „De Belt voorviel MACHINALE OPMAAKWASCH o KASTKLAAR KRAAK HELDER GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRRAAT 37 - TEL. 615 De beste koffie. Hulsko'» Setnkoffiekost nu 25 ct. per pond I Hulsko heeft één soorti het bestel In gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Uvr Winkelier I uiii cvn DE KOFFIE WAAR PIT IN ZITl Kunsten van een eekhoorn Niet waar „Wel waar „Niet waar!'t Was wat moois: nog geen I halven dag logeerde Koos, die in Amster- I dam woonde, bij zijn neefje Bram in Bilt- Ihoven, of ze hadden al ruzie! „Och Bram, die Koos is 'n opschepper," troostte Mien haar broertje. „Omdat ik dc waarheid zeg?" vroeg Koos nijdig. „Omdat je bluft over Amsterdam," zei Mientje. „Hebben we niet fijn op de hei krijgertje gespeeld, en verstoppertje om de heuveltjes heennou, dat gaat vast zoo dol niet in jouw heerlijk Amsterdam! En 't natuurbad, waar wc morgen heen mogen „Poeh!" zei Koos. „Als wij met de tram naar Zandvoort gaan, hebben we véél fijner duinen, 'n gróót strand en de hééle zee dat is nog wat anders dun jouw vijvertjes in 't natuurbad!" „Wij hoeven niet eerst in een tram te zitten om ergens te komen," riep Bram, Lwe stappen zóó uit huis op de hei, véél vrijer!" „Ik speel in 't Vondelpark is vlakbij," [antwoordde Koos. „En als dc hei bloeit, is t zóó mooi, dat dc mcnschen in auto's komen kijken," ver stelde Mientje. „Niks aan, die hei," begon Koos, maar [Bram wees hem wijs terecht: ,,'t Is nou Pinkstervacantie, domoor! De lei bloeit pas in Augustus! Dót hebben jul lie in Amsterdam toch niet!" „Maar als de bollenvelden bloeien, gaan /ij in de auto bollen kijken! En dóór komen de mensclien wel heelemaal voor [uit Amerika!" riep Koos triomfantelijk. „Als er sneeuw ligt, glij den wc hier van de heuvels rnet onze slee nét Zwit serland," deelde Mientje [mee. „O, en als er géén sneeuw jligt, dan hebben jullie ze ker óók een jeugdbioscoop, en een kindervoorstelling in den schouwburg, enne.... en circus, hè?" plaagde Koos. „In dc concertzaal hier komt de poppenkast!" riep lientje. „En o, zoo dikwijls komt r 'n jongen met zoo'n leuk apjo aan de deur, daar ge en wo lekkers aan cn 't oet toeren op ónze stoep," [vertelde Bram gewichtig. „Dat lijkt niet erg op *n (circus vol clowns, leeuwen acrobaten," smaalde 'oos „Eén aap!" „O, we hebben nog wel andere acroba ten!" Verschrikt keek het drietal op... aar hadden zc heelemaal niet gemerkt, at er iemand zachtjes was binnengeko men i „Moes!" riepen Mientje en Bram blij, al cgrepen ze niet, wat moeder bedoelde, olijk ging moeder voort: „Onze acrobaten Romen zelfs, als we ze roepen! Ik beloof je, 'oos, dat jij morgenochtend onder 't ont- ijt kleine acrobaten zult zien, zooals er in een één circus zijn!" Het geheim Koos keek een beetje ongeloovig, maar ram en Mien snapten 't nu opééns ze (knepen elkaar van pret! Maar zo verklap pen natuurlijk niets aan Koos! Toen Koos even later in dc speelgoedkast nuffelde, fluisterde moeder haastig haar weetal in: „Als jullie vanavond naar bed ijn, hang ik een groote kaaskorst in den denneboom bij de eetkamerdeuren daar komen ze morgenochtend allemaal op af!" Ja, op kaas waren do meesjes dol! Den volgenden morgen waren Mientje en Bram al beneden, toen moeder nog in de badkamer was. En Koos? Die sliep nog vast dat was van dc ongewone denne- lucht! Betjc had juist de eetkamer gedaan. „Niet zoo hollen over mc schoone zeil, jon gens!" waarschuwde ze. „Nee, Bet," beloofden de twee. Maar even later holden ze tóch. „Moeder, moeke u hebt de korst vergeten!'" Moeder kwam juist naar beneden: „Kijk maar eens goed die heb ik gisteravond opgehangen, hoor!" Er hing... alleen een stukje touw! „Daar begrijp ik niets van!" zei moedor verbaasd. „Een vreemde kat misschien?" opperde Mientje. „Daar hing 't te hoog voor katten klimmen niet graag in de harsige denne- hoornen," meende moeder. Zij had medelij den met haar teleurgesteld 1 weetal cn vroeg: „Zijn er nog pinda's in het trom meltje? Rijg er gauw wat aan dóór dui kelen dc meesjes toch ook leuk omheen!" En omdat het rijgen met een stopnaald zoo ophield, namen Bram cn Mientje gauw een stukje ijzerdraad, waar ze, elk aan een kant, de nootjes op prikten en naar 't mid den schoven. Gelukkig het snoer was ge spannen en Koos was nog niet beneden! Kijk, er zat al een meesje .te gluren naar 'l lekkers dadelijk hing het aan 't snoer! Een eekhoorntje „Net op tijd; daar komt Koos," lachte Mientje. Maar op eens greep ze Bram stevig heet wat was dat? Daar liet iets roodbruins zich langs den denncstam zakken, "t kopje omlaag... een eekhoorntje! Waarschuwend hielden dc kinderen hun vinger op den mond, toen vader, moeder en Koos binnenkwamen cn allen keken ze I i nu ademloos toe, hoe het kleine diertje met zijn prachtigen pluimstaart voorzichtig op het dunne ijzerdraad stapte „Zou 't 'rn houden?" fluisterde Bram. Ja, hel ijzerdraad was sterk genoeg, maar het eekhoorntje kon zichzelf niet houden op dat gladde, dunne draadje hup! daar duikelde het diertje om, hield zich nog met de nageltjes vast, hing schommelend aan 't ijzerdraaden, nee maar, je zou 't niet gelooven, als je 't niet zelf zag... werkte zich weer bovenop het draad, cn liep er toen met kleine pasjes over, als een koorddanser! Do breede pluimstaart wuif dc nu rechts, dan links; die deed dienst als balanceerstok! En zóó schoof het op de be geerde nooljes af! 't Éérste pinda-tje werd gauw gauw los gebeten; het eekhoorntje nam een grooten sprong naar den grond, rende naar den denneboom. en zat. heel parmantig, het nootje op tc peuzelen boven in den boom. Nu deed z'n staart zeker dienst als para sol! En dat spelletje herhaalde dc eekhoorn, tot alle nootjes op waren! „Nu begrijp ik, waar de kaaskorst bleef," lachte moeder. „Zoo'n kleine, parmantige acrobaat!" „Het is mooier dan een heel circus!" vond Mientje. En Koos, de bluffer, zweeg want heusch, zóó iets aardigs had hij in A m- sterdam nog nooit gezien!" JO DAEMEN (Nadruk verboden). 99 door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Jammer, in de Kerst vacant ie was er hee lemaal geen sneeuw of ijs cn dus ook geen winterpret geweest! Maar na midden Ja nuari scheen de Wintervorst toch nog uit het hooge Noorden in ons lage landje ge komen tc zijn. Grimmig blies hij om zich heen en het duurde niet lang, of do we reld was een witte. Zeker wilde de Win tervorst tooncn, dat hij nog in do volle kracht van zijn leven was en cr niet met hein tc spoiten viel, want nadat hij een dikke, witte vacht over de narde had uit gespreid, begon de kou eerst goed. Dc jeugd klapte in de handen van ple zier. „Toch nog winterl" jubelden dc kinde ren. „Toch nog winter!" zuchtten de oudjes. Toen Jaap, Rie cn Kees dien Woensdag middag uit school kwamen, was het een drukte van belang aan de koffietafel. „Moeder, staat mijn slee vooraan op zol der?" vroeg Kees. „Moeder, mag 'k m'n ijsmuts op?" vleide Rie. „Moeder, vandaag hebt u toch zeker geen boodschappen!" riep Jaap, die n u alleen voor winterpret voelde. Lachend stelde Moeder haar troepje ge rust. Waf waren ze druk, die kinderen! En vlug als de boterhammen verdwenen! Daar gingen ze weldra op stap! Rie sloeg al heel gauw af om haar vriendinnetje te halen en de jongens gingen naar „dc Bult", een hoogte, die vooral met sneeuw het middelpunt der algemeeno vreugde was. Op andere dagen liepen er allerlei men- schen over om gauw hun doel te bereiken, want do weg, die over „de Bult" leidde, bracht je vlug van de ééne stadswijk naar de andere, heel wat vlugger dan wanneer je om moest loopen. Toch bedachten de dagelijksclie „bult"- beklimmers zich nu goed, vóór zij beslo ten ook ditmaal den kortstcn weg te nemen Niet omdat zij tegen een klimpartij in de sneeuw opzagen, maar het was er zóó druk met al die joelende en glijdende, slee- ende en sneeuwbal-gooiende jeugd, dat me nigeen maar liever een omweg maakte. De enkelen, die toch „de Bult" overtrok ken, moesten het maar al te vaak bezuren, want menige sneeuwbal kwam toeval lig of met opzet? juist op hen afgevlo gen. Sommigen lachten er om, anderen wer den boos. Een vriendelijke dame zei: „Als je maar op mijn bril past, jongens!" Z ij kwam cr juist zonder sneeuwbal af. Daar naderde een klein meneertje met een hoogen hoed op. 't Was een grappig gezicht en dc jeugd vond, dat die hooge hoed een schitterend mikpunt was. In een ommezientje patste er een sneeuw bal tegen aan. Woencnd was a e eigenaar cn hij had natuurlijk alle reden om ver ontwaardigd te zijn. Maar de jeugd uitgelaten cn overmoe dig als zij was! vond dit geen reden om hun spel te staken. Daar ketste een sneeuw bal met zóó'n vaart tegen den hoogen hoed, dat deze in de sneeuw tuimelde. Het kleine heertje was razend. Jaap, die juist van den anderen kant kwam en daardoor niet meegedaan had aan de snecuwbaloverrompeling, kreeg me delijden met het slachtoffer, raapte den hoed op cn bracht 'rn aan den eigenaar terug. Met groote oogen stonden de anderen cr naar te kijken en menigeen dacht: „Dat is moedig, om het kleine, booze door C. E. DE LILLE HOGERWAARD 1. De kachel cn de kolenbak, Die kregen op een nacht 't Eens samen duchtig aan den slok. Het ging niet eens heel zacht! De kachel zei: Jij bent zoo lui En geeft me maar geen eten. Als ik van honger 't leven laai, Heb jij 't op je geweten! 3. Ik lui?! zei toen de kolenbak. Dat laat ik mij niet zeggen! J ij staat maar stil, i k moet naar 't hok Een heel eind steeds afleggen! 4. Jij bent zoo gulzig, dat ik heusch Niet langer je wil voeren, Al sta je naar mijn inhoud nog Zoo hongerig te loeren! De kachel zuchtteen toen wij Do.s ochtends binnenkwamen, Was hij heel zwart en vrees'lijk koud Wat prijkte op do ramen? G. Ijsbloemen, want het vroor geducht. De kachel moest wat hoorenl En voor den kolenbak ging ook Geen enkel woord verloren. Hij schaamde zich geducht cn dacht Mijn schuld is al d' ellende! 't Was beter, als ik vóór den nacht Do kachel wat verwende! S. En hem wat meer te eten gaf. Ik zal de vrouw eens vragen, Of zij, vlak vóór zij slapen gaat, Mij naar hem toe wil dragen! 9. Do vrouw verstond zijn stomme beé, De kachel kreeg tc eten En bleef 's nachts aan, maar van hun twist Heeft niemand ooit geweten' (Nadruk verboden). heertje te durven naderen!" Plotseling drong het tot hen door, hoe laf ze gehandeld hadden: zoo veel togen één! Als bij afspraak hielden zij op met gooien en lieten het heertje kalm langs den an deren kant „dc Bult" weer afdalen. Op dat oogcnblk verscheen cr een agent. Haastig stoven de jongens waaronder ook Kees den anderen kant uit. Alleen Jaap hij had immers niots op zijn ge weten scheen geen haast te hebben. Voor de gezelligheid holde hij echter maar met de anderen mee, al kwam hij dan ook achteraan. Daar voelde hij zich eensklaps hij zijn kraag pakken! Barsch vroeg dc agent: „Hoe licev jij?" En op eens flitste het door Jatips bol: „Den agent ophouden, dan krijgen de «an deren een voorsprong!" Hij antwoordde daarom niet dadelijk. Op een nog dreigender bevel kwam ein delijk: „Jaap Veil inga!** over zijn '"men. „En waar woon je?" „In de Tw.-enstraat." „Nummer!" „Acht-en-ta-chen-tig!" De agent maakte aanteekeningen. Toen hij daarmee klaar was, zei Jaap ooi ijk: „Maar ik heb het niet gedaan! Vraagt u 't maar aan dat meneertje!" En hij wees in de richting, waarin het mannetje verdwenen was. Nog één nachtje slapen Nog één nachtje slapen en dan is er feest, Omdat er ons Moesje verjaart! Ik heb al een heel mooi presentjo gekocht Van centjes, die 'k zelf heb gespaard. Een cactusje is 't, in een potje, lichtgroen, Het staat nu al achter 't gordijn Bij mij op do kamer; daar ziet Moes het niet Het is, moet je weten, héél klein! Nog één nachtje slapen cn dan is cr feest! Zeg, kom je ook bij ons dien dag? Ik zal liet wol vragen, maar 'k weet aï vooruit. Dat Moesje zegt: „Ja hoor, dat mag!" (Nadruk verboden). IIERMAXNA. Dc agent volgde zijn blik, liet zijn k^aag los en Jaap cr vandoor! De man van hot gezag, een dikkerd, die wel begreep, dat hij Jaap tCvh niet kot in halen, vervolgde zijn weg, in zichzelf mom pelend: „Die ondeugende jongens!" Maar toen hij van een omstander, die toevallig op cenigen afstand had staan kijken, hoorde, hoe de zaak zich toegedra gen had, dacht hij toch: „Die Jaap Vellinga is nog dc bostel" (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 13