Februari:drempel van de len te DE STILTE VACANT VACANT De liefde vaart in het gevogelte LETTERKUNDIGE KRONIEK UIT DE NATUUR In hun gevarieerden zang manU testeert zich de geboorte van het voorjaar MIDDEN FEBRUARI en in elk geval in 't begin der derde decade zitten wij al volop in 't voorjaar. Wie achter de kachel blijft hangen en door de ruiten ziet, hoe het lakwerk der boomen nog steeds strak en bladerloos zich tegen den hemel afteekent, mag dit misschien lichtelijk over dreven, in de ooren klinken, doch wie er op uittrekt, ervaart na weinige oogenblikken, dat de wereld op ontroerende wijzo is be gonnen te herleven. Wel spande zich nog maar korten tijd geleden een lucht vol grillige wolken boven de aarde, waaruit blank wat vlotte sneeuw vlinderde en blies fijntjes een nijpend windje over den bollen rug van den eng, maar vandaag heeft de heldhaftige zon het gewonnen en is het wonderlijk licht en zacht onder de koepe- ling van den rimpelloozcn hemel. Het is met. een amusant muziekje, dat ik uitgeleide word gedaan, wanneer ik in den ochtend do deur achter mij toesla; een paar spreeuwen zitten zich te koesteren in het milde licht, dat hun pluimen doet flon keren en goed geluimd, omdat het weertje zoo fijn is en straks stellig nog fijner zal worden, fluiten zij vergenoegd en leutig hun sterke vreugden uit. Een paar zitten er op de vorst van het dak geestdriftig te klapwieken, alsof zij, ter accentuecring van onderdooien der voordracht, de maat slaan. Een ander groepje is op een hoogen beuke- tuk te hoop gevlogen en concerteert geza menlijk op aanstekelijke, blijde wijze. Maar hoe sappig en nadrukkelijk hun zang uok is, zij overstemmen niet de hoo- ge, klare kreten der koolmeezen, die sorns niet meer zijn dan een kort metalen ge- klinkklank, soms al ferm aaneen gerijd zijn tot een gaaf en dapper lied; doch ook het andere meezenvolkje mag ik niet ver geten en wel allerminst de pimpeltjes met hun blauwe hemelkleuren, die het zilver van hun stemmetjes her en der laten rin kelen. En zoowaar, er hebben onder de vo gels al kleine stoeipartijtjes plaats: de lief de is al een weinig in hun harten gevaren. Een paartje koolmeezen achtervolgen el kaar met verliefde gebaren en verliefde klanken tak-op tak-af, terwijl tusschen het dorre leerachtige loof van een beukenheg een winterkoninkje zijn wekkerliedje ver rassend zuiver, zonder eenige aarzeling of hapering, uitdagend laat afloopen. Ook roodborsten musieeeren overal in 't rond. Bescheiden fijne liedjes zijn het, niet zoo energiek en zeker voorgedragen als die van klein Jantje, maar toch met heel veel be minnelijke elementen, die den lentedag nog inniger en rijker maken. Bond gemodelleerd en welgevoed zitten de houtduiven in de hooge beuken, die hun tot gezamenlijke slaapboomen dienen. Dc meeste zwijgen, maar een enkele doffer, wien de gevoelens, gewekt door het won derdadig weer, te machtig worden, begint zoetgevooisd te koeren. Hij roept ineens Meische dagen voor den geest en volle, bol le loovers. De elzenboschjes doen mijn pas vertra gen. Die hebben altijd mijn belangstelling, want in de wintermaanden heb je daar altijd kans een troep mooie montere sijsjes te ontmoeten, die zoo verlekkerd zijn op de zaden. Nu zijn ze er ook weer; hun komst is thans een nog grooter verheugenis dan anders, want de elzen bloeien, bloeien, bloeien. Honderden katjes hangen rank en sierlijk af als in gele gouden trossen. Nu gebeurt er iets heel aardigs: als ik al te dicht nader, gaat heel de vlugge club rap op de vleugels. De takken, waarop zij zich hadden neergelaten, zwiepen op en mis schien mede door het vleugelgcwapper staat plotseling het elzenhout in een wolk van vlot ontsnappend stuifmeel, dat de sijs jes, die het laatst opvliegen, lichtjes over- poedert. Zoo ongemerkt ben ik bij dc berkenlaan beland, die mij al een heelen tijd lokte, want er zijn weinig dingen, die mooier zijn dan kale berken. Niet alleen tcekenen twij gen, takken en stam der gracieusc boomen zich sierlijk tegen dc lucht af, maar het looverloozc hout heeft ook heel innige, tee- dere kleuren: dikwijls een heel mooi kas tanjebruin van dichtbij en in 't volle licht, een ontroerend paars op een afstand en bij beschaduwing. Bij berken pleeg ik ook altijd mijn speur- lust bot te vieren: des zomers en in den herfst ben ik er altijd op zoek naar rup sen o, die prachtige kanjerts \an den metertorenkop, die zich zoo mooi stijf kun nen houden en geestig takjes imiteeren en in den winter kijk ik naar dc tonnetjes uit van dc berken bladwesp. Van sommige dier huisjes is het topklepjc opengestooten: dat zijn de oude, maar dc taaie foudraal- tjes, die nog gesloten zijn, zijn versch en daaruit komt pas van 't jaar de mooie wesp, die eens een kloeke bastaardrups is ge weest. Nu nog even de hei oversteken, de heer lijke eenzame hei1. De akkerleeuwerik spint de lucht vol van zijn fijn tierelierend ge luid, de kuifleeuwerik joedclt wat onbehol pen, maar toch ook nog wel verdienstelijk, doch het verrukkelijkst zijn de boomleeu- weriken; heel de lucht is in beroering van hun teere, welluidende trillers, waarmee zij hun vleermuisvlucht begeleiden. On één van dc heuvels, die uit het dorre stuifzand oprijzen, ga ik zitten. Hier kan ik ver de verklaarde wereld" oversehouwen. Mijn oor verneemt nieuwe lenteklanken. Hoort! Hoort! Er wordt gemusiceerd ginds in de donkere bosschcn. Een minstreel zingt. Er wordt een fijn liefdelied gefloten: door den kijker zie ik hoe een zwarte man merel troont op den top van een den: zijn geliefden zangboom. Mededingers melden zich aan. Verwanten mengen zich in het koor: zanglijsters, wier bonte spikkelborst wordt beschenen door het jonge, sterke licht. Van alle zijden jubelt het, schalt het en klatert het. Soms zijn de fragmenten van een blijden, voornamen ernst, soms zijn de klankopvolgingen koninklijk-dwaas, rnaar in al die franke vogelliederen manifesteert zich de geboorte der lente op geestdriftige wijze. En als ik, terugkeerend. overal nog bonte kraaien tegenkom, vind ik, dat die eigenlijk niet meer in het landschap pas sen. Want wiekelt binnen een aantal we ken dc kievit niet boven zijn bonte legsel? RINKE TOLMAN Het laatste gezicht, door Gabriel Smit. (Rozenheek en Vecne- mans' Uitgeversbedrijf, Hilver sum 1934). HET proza en de verzen van den jongen lyricus Gabriêl Smit zijn belangrijk genoeg, om onder de aandacht te komen. Waarom is Gabriël Smit opmerkelijk? Om twee redenen. Om het on-vermengd romantisch karakter van zijn natuur, en om zijn verborgen levenskracht. Gabril Smit is een anachronisme. Hij is een bloesem, die de wind der tijden neer- gestrooid heeft in een verkeerde eeuw. Ik las nooit een boekje, dat zóó op bet lijden van den jongen „Werther" geleek, als dit „Laatste Gezicht" van Gabriël Smit. HET EERSTE SPOOR NA DEN SNEEUWVAL En dan: heeft deze auteur veel levens kracht. Als palingen werken de sentimen ten door deze jonge ziel. Srnit kan zijn eigen gevoelsleven bijna niet op. IIij is dikwijls nog te onrustig, om aan zijn hem overstel pende aandoeningen gestalte te geven. Hij is vaak onmachtig door de al te onstuimige kracht van zijn begeerte. Als hij, bij voor beeld, schrijft, dat „het raadsel van en zwaan" langs de brug zwom, dan zeggen wij: U is een raadsel van een schrijver. Want men kan wel een raadsel bij een zwaan vergelijken, maar niet een zwaan bij een raadsel. In een behoorlijke beeldspraak moet het concrete aan het abstracte de ge stalte geven; niet omgekeerd. Maar al die, soms treffend juiste, soms gewrongen en soms valschc beeldspraak, is geenszins uiting \an psychisch onvermogen. Integen deel: er is een onbuigbare w i I in dezen auteur, een aandrift, die niet zal ophouden, voordat hij iets zeer ootsch tot stand zal hebben gebracht, zoodi'k de Paberteit (die vaak ver na liet dertigste levensjaar ons nop onrustig maakt), heeft uitgewoed en onder de mits, dat hij niet wordt vergif tigd door dc journalistiek. Een enkele aanteekening, dames en hoe ren lezers, over dc gevaren der lyriek, liet verschrikkelijke oogenblik in het leven van iemand, die zich met literatuur pleegt bezig te houden, is liet moment, waarop hij ont dekt, dat dc dichterlijke symbolen even keurig gesystematiseerd en geregistreerd zijn als de perceelci\ op het kadaster. Er ligt een zekere begrenzing in de letterkun dige beeldspraak, die de literatuur voor den oudcrenden, kaal wordenden literator doet veranderen in een ge\ angenis. Neem ieder verschijnsel dat ge wilt uit het arse naal der natuuraanschouwing. Meeuwen bijvoorbeeld, waar Gabriël Smit het nog al eens over heeft. Gij kunt tcrslond het an dere plaatje van de legkaart kiezen, dut de natuuraanschouwing lot een beeldspraak verheft: Omhoog-geheven vrouwenarmen, die den fascistischcn gëoet brengen: een vlucht van witte meeuwen. De gedachten van Gabriël Smit: een meeuwenzvverm. En zoo voort, de lieele slechte oneindigheid der beeldspraak rond. Er zijn drie wegen om aan deze literaire benauwenis te ontkomen. De eerste is, te gaan bridgen of tennissen, ën natuur en ge voelsleven hartelijk te gaan smaken, buiten de literaire gewaarwording. De tweede weg is: aan literatuur te blijven doen, maar een nieuwe beeldspraak te kiezen, niet langer bloemen, sterren en vogels mooi te vindon, maar fabrieken en spoorbruggen, zooals de Heeren van de nieuwe zakeliikheid. Dc derde weg is de weg, dien Smit ge kozen heeft. De dogmatiek der oude literaire beeldspraak te aanvaarden en tc gebrui ken, maar ze levend tc maken opnieuw, door er een sterk en ongerept gevoelsleven aan ten grondslag tc leggen. Als het gevoel maar versch is, dan weet dc oude beeld spraak nog altijd ontroering tc wekken. Het is het kind in den dichter, dal hem telkens opnieuw verlost uit de literaire gevangenis, waarvan de spijlen, door harteloos vernuft, zij 11 gebouwd. Gabriël Smit heeft, bij alle zonden die hij tegen een zuivere beeldspraak begaat, het historisch-literaire beeld tpt nieuw le ven gewekt, door dc bruisende kracht van zijn persoonlijkheid. Maar wat hij tevens volbracht, was de klassieko lyrische gedach te'opnieuw op een eigen wijze te vertolken. Stellen wij eenn onderzoek in naar het ka rakter. Michel Angelo komt, in een zijner ver zen, plotseling tot de ontstellende ontdek king, dat zijn geliefde, Vittoria Colonna, die hij voor zich ziet oprijzen, zóó onaantast baar schoon is, dak zijn eigen leelijke ge stalte, zijn eigen afzichtelijke gelaatstrek ken ten sterkste contrasteeren met de aan gebeden figuur der schoone Vrouw. Maar dèn herneemt hij zich. Hij beseft dat hij, door zijn kunst, machtiger is dan haar Schoonheid. Hij is in staat, haar Beeld in een Schoonheid te vertolken, waartegen over haar schoone werkelijkheid het af legt. Ziet hier eenvoudig en grootsch, dc ver houding afgebeeld tusschen den kunste naar en de Idee. De Idee, de Volstrektheid, de richting gevende Gedachte zoekt de Kunstenaar een Gestalte te geven, die, wijl zij Schoonheid is, in zichzelf volkomen moet heeten. Het is dc projectie van de Idee in de Natuur, het overbrengen \an de Idee in de zichtbaarheid, waardoor de Idee ons als Ideaal verschijnt, dat tot het oogmerk be hoort van den kunstenaar. Hij aanschouwt de schoone vormen in dc natuur, in dc ge stalte van een Vrouw, maar die gestalte be antwoordt nog niet aan de gestelde Idee. Het is dc worsteling van den Kunstenaar, dc relatieve schoonheid, die hij waarneemt te idealisecrcn. Dit is ook bij den Kunstenaar het geval, dien Gabriël Smit ons beschrijft in zijn boek, bij den beeldhouwer, die' het beeld van zijn Geliefde wil vastleggen in klei, in marmer, maar die \oortdurend faalt,om- 'dat. het beeld der werkelijkheid niet. beant woordt aan het beeld van den droom. Indien wij Smit's bedoeling goed hebben begrepen, dan laat hij ons, aan het slot van zijn boek verstaan, dat de taak einde lijk is gelukt. Maar niet door deze oplos sing is zijn boek belangrijk, maar om dc worsteling zelf. Gabriël Smit, de lyricus, zoekt naar de Idee, temidden der hem overmannende ge voelswereld, zooals hij, met een ijzeren De SprokeTmaent braveert, En lamsbout, cn kalkoen, en Dees wapenen den buick me Nu vastcnavont hem noch Al brast en zwelgt de buick Want veertigh dagen visch - wilskracht zoekt naar ordening \an zijn eigen ziclelcven. Zijn wijsgeerig-aesthetischo kamp, zijn strijd om vertastbaring van dc Idee loopt parcllel met zijn ps>chologischen kamp, om vertastbaring van zichzelf. En is dit merk waardig proces van een jong, talentvol man, die om zelfverwezenlijking worsteltc niet oneindig interessanter dan veel moderne li teratuur-experimenten, die morgen weer wor den weggeblazen, als er iets nieuws in dc mode kom»9 P. II. BITTER Jr. HET leven is zeer druk, zeer haastig, zeer gecompliceerd, zeer rumoerig ge worden in onzen tijd. En wanneer wij de stilte begceren, moeten wij haar vaak heel bewust zoeken. We kunnen haar ook vermijden en zelfs heel gemakkelijk vermijden. Want wat al stemmen klinken er op, wat al rumoer laat zich hooien, hoe is het leven één davering van geluiden geworden in menig opzicht. Wie wil kan wel doorloopend de stilte op sluiten in zijn leven, hij kan met do radio opstaan en naar bed gaan, hij kan in de drukte en het geroes leven van den vroe gen morgen tot den laten avond zonder de stilte tc vinden. En toch wij hebben dc stilte noodig, noo- dig als brood voor de geestelijke gezond heid van ons leven. En ieder kan die toch ook nog vinden op znn eigen wijze. Wij zijn hier in mijn woonplaats als be woners van ile zeekust in dat opzicht nog bevoorrechte monschen. Wel jaagt ook door onze straten en langs een deel van onze landelijke wegen het rustelooze verkeer, dat altijd verder, ül verder, cn altijd vlugger è.1 vlugger wil in de vaak redcloozc ren van het jachtende leven. Wel iaagt. het ook hier voorbij en neemt dc stilte weg uit vele straten bii dog en ook bij nacht wel. zoodat oude gevels uit lang vervlogen eeuwen tril len op hun grondvesten en als zij zien cn denken cn spreken konden zich stellig ver wonderen zouden en ergeren vaak over veel van onzen tijd. Maar daar vlakbij is toch nog de rust van stille straten en vre dig droomende grachtjes, daar vlakbij is en bliift toch dc soms stormbewogen maar dan ook weer stille, znchtgolvcnde, stildcinende rimpellooze zee. Daar vlakbij strekken de weiden en de bouwlanden, de tuinen en kweekeriien en boomgaarden zich uit en de stilte hangt erover in alle getijden, zoodat de voet kan gaan langs do kale landen on de door gras en winterkoren al groenende velden, langs bottende boomen straks èn bloeiende hoven en welig wassende en straks weer in volheid rijpende korenvel den om er dc stilte te xinden onder Gods n schaft patrijs*pasteien, rundervleesch, cn speek: t voorraat, voor gebreck, ;unt zijn volle weien, vergeef het hem dees reis: ralt lastig voor zijn vleisch. VONDEL hooge hemelen als een weldaad voor do ziel. En als de vaak drukke uren van den dag verstreken zijn, dan, ja dan kan er in dc straten nog rumoer cn volheid van be weging zijn, maar dan legt zich toch over huizen en menschen cn boomen en velden en wateren dc vrede van den avond cn straks dc sti'.te van den nacht. En dan in zulk een avonduur of in een vredig uur van den voortschrijdenden nacht, dan kan dc diepe stilte zich spreiden om ons heen en stil wordt onwillekeurig onze stap en stiller worden onze woorden on iets van do stemming van Boulen's strofe gaat in ons leven en trillen in onze ziel: Stil, wees stil. op zilvTcn \octon Schrijdt de stilte dooi- den nacht, Stilte, die do goden groeten Overbrugt naar lager wacht. Wat met ziel tot ziel kan spreken Door der dagen ijl gegons Spréékt uit overluchtschc streken Klaar als ster in licht zou breken Zonder smet van taal of teeken God in elk van ons. Zoo is er altijd om ons heen en dicht bij ons de stilte, wat rumoeren menschen ook mogen maken, er zijn dc stille velden cn er is de stille nacht, er is dc rust van den avond en de vrede van den vroegen mor gen. er zijn de stil golvende wateren en dc rustig drijvende wolken in het hemelblauw, er liggen de wijde stille heiden nog als ecu kostbaar domein, oneindig rijker dan bun ecldclijkc waarde cn dc koele door stilte doorzongen hosselden en de meren die klaar dc hemelvelden spiegelen en dc weiden waar rustig het vee graast cn waar op dc velden en de akkers in vaste rustige ryth- men dc menschen leven cn werken. Neen, de stilte, wij moeten haar schutten en dc gebieden die nog haar domein zijn, trouw en zorgvol beschermen, maar neen. zij laat zich ook niet verdrijven nog van de aarde zij is er nog en moge er blijven als een weldoende, zegen brengende lafenis voor lichaam cn geest, beide, die wij niet kun nen missen. Zooals Adama v. Schelfcma bet geweten heeft, toen hij zijn opwekking tot ons richtte: Leer u aan dc stilte laven Waar het leven u geleidt, Zii is uw vcil'ec haven Want zij is dc grootc gave Van dc eeuwigheid. A. L. B. HaNDEL'3 STERFDAG Naar aanleiding van de herdenking van den sterfdag van Handel zullen ook in Hongarije grootc feestelijkheden plaats heb ben. Het middelpunt der herdenking zal gevormd worden door de uitvoering van Handels „Josiia" (voor de eerste maal In Hongarije) op 23 dezer. lOBSSBBCd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 11