AMERSFOORTSCH
AH
15
SEIH®
Een 1 ApriLvertellies
HULSKQ
KOFFIE
HEER BETALEN
ZOU 0WAASHEI0 ZIJN!
EJAvidLAU
THANS
CENT PER WEEK
MET GRATIS
ONGEVALLENVERZEKERING
DE SALAMANDER
c^ro
Wat was Bep
's morgens
verrast
Dat orieleu'
gen cl c Jaapjc
toch; maar een
slecht hart had
broerlief niet...
HET ONGELOOVIGE
KIKKERTJE
DE KOFFIE WAAK UT IN ZIT»
De beste koffie. Hulsko'»
Semkoffiekost nu 25 ct.
pet pond! Hulsko heelt
één soorti het bestel lo
«epatenteerde. luchtdichte
verpakking. Vraagt Uw
Winkelier!
Leen heeft thuis een salamander
En zegt tegen haar mevrouw:
't Is het sieraad van do kamer.
En verwarmen doet hij gauw!
2
Kleine Jet heeft half geluisterd,
Is aan 't spelen weer gegaan.
Maar dat Leen hoeft 'n salamander,
ILeeft ze toch heel goed verstaan!
3
Op een dag, als Leentje ziek is,
Gaat Jetj' er mot Moeder heen
Om dc zieke wat te-brengen,
Zij heeft medelij met Leen.
4
Moeder vraagt en Leentje antwoordt,
Jetje kijkt steeds ov'ral rond:
In de hoeken, vóór de ramen
En zoekt dan weer op den grond
Eind'lijk 't wordt haar tocli tc machtigt
Zegt ze: Leen, 'k begrijp niet goed,
Waar je salamander nu toch
In dc kamer wezen moet!
6
Als Loon zegt: Nou, kijk, daar staat
ie!
En daarbij vertrekt geen spier,
Klinkt 't teleurgesteld: Wat jammert
'k Dacht, je hadt het over 'n
dier!
(Nadruk verboden)
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
BEP was dol op plantjes. Ze had dan ook
al een hcclc verzameling: een rozen
vetplant, een vctcrplantjo, eon moederplant,
een kindje op mocders-schon:, een giijsaard
(dat is zoo'n-cactus met lange, g'ijzc ha
ren) en nog veel meer. Maar het leukste
plantje, dat ze bczai, vond ze haar kra
len p 1 a n t j c.
Wat was ze blij geweest, 'oen zo eten vo
rige» zomer deze lieveling gekregen had:
wat oen snoezige, kleine blaudjes en dan
\ol blocdroodc kraaltjes. Verrukt was Bcp
er over geweest. En evenals voor el haai
go wassen, had ze ook voor het kralGiiplant-
jc uitstekend go/orgd, het óm 'm drie we
ken zelfs wat opgeloste blocmcnmost ge
geven. Doch ze had helaas liet kunnen
voorkomen, dat dc roodc kraaltjes op den
duur verdroogden en tenslotte verdienen.
Wat had het meisje lat jammer gevonden!
ÜVIaar zc troostte zich .net .lo gedochte, dat
dc roodc dingetjes er mot het voorjaar wel
weer aan zouden komen.
Toen het was beginnen ic "liezen, waren
Pops planten Nan haar eigen kamertje,
waar niet gestookt werd, naar do woonka
mer verhuisd. En nu stonden ze daar in
een brocdc vensterbank voor ecu raam op
liet Zuiden. Daar hadden zo het goed: zon,
licht, warmte, vocht en voedsel. Eiken dag
liep Bep een paar keer naar haar venster
bank om te zien, of ze iets nieuws, out dek
ken kon: ja, de bloem in de hyacinth was
te zien en de crocusjos boorden haar oranje
bloemetjes tusschcn de groene blaadjes
door.
„Jaap, Zus, komen jullie eens kijken,"
riep ze.
Het kleine zusje en de grootero broer
kwamen aanloopon. Bcp toonde hun, wat ze
juist ontdekt had.
„Hoe gaat 't niet je knvlonplantje?" in
formeerde Zus.
goed.
„Komen er al nieuwe kraaltjes aan?"
Bep liep naar het potje met dc fijne,
groene blaadjes. Ze tuurde en tuurde.
„Ik zie wat," riep zo op eens opgewonden.
Jaap en Zus kwamen ook kijken.
„Waar?" vroeg dc broer.
„Daar, iets roods," woes Bep aan.
Dc toeschouwers keken heel goed.
„Ja, en 't beweegtmerkte Zus op.
„Ben je niet goed?" vroeg Bcp ongeloo-
vig.
„Hcusch, kijk maar, 't loopt, hiolfl het
kleintje vol.
„O, 't is een spinnetje, een klein rood
spinnetje. Wat moppig," zei Jaap „Wat
dacht jij, dat 't was, Bep?"
„Een jonge kraal natuurlijk."
„O, ja," zei Jaap lachend, „maar die kra
len zullen nu toch zoo langzamerhand ko
men moeten."
„Ik geloof, dat jullie je vergist," bracht
moeder, die cr ook bij was komen staan
in het midden. „Kralcnplantjcs bloeien pas
veel later, in Juni cn Juli."
„Vast niet," meende Bep. „Veel vroeger
En ik heb zoo goed gemest. En 't is hier
zoo warm."
„Nu, wc zullqn eens zien, wie cr gelijk
krijgt," besloot moeder.
En... Bcp leek gelijk ie zullen krijgen
Want, toen zc één van de volgende dagen
Smorgens naar haar k woeker jj liep, uitte
zo een kreet van verbazing.
„M'n kralenplant bloeit," juichte ze, „Vol
op. 't Is haast niet te begrijpen".
„Door do nieuwe Aprilzon," zei Jaap
met oen geheimzinnig gezicht.
„Wat zit dc plant vol!" riep Bep blij.
Zus boorde baar neusje haast in de plant
„Er zitten gaatjes In ook," vertelde zo en
wees met haar kleine vingertje, naar het
potje.
„Waarin?" vroeg Bep.
„in de kralen."
„Hè, dat heb ik nog nooit gezien,' zei
Bep en kwam dichterbij.
„Daar is er al een afgevallen,' merkte
Zus op.
Eén kraal lag op een stukje aarde, dat
juist tussclien het dek van blaadjes bloot
kwam. Bep pakte hot ding op.
„Hemel, 't is ceir&tffe kraal!" riep ze.
„1 April!" bazuinde Jaap cn maakte zich
meteen uit tie voeten.
„Bah, wat '11 flauwiteit," zei Bep bel co-
digd.
„Ik vind die t April-grap nog wel leuk,"
beweerde vader cn lachte smakelijk.
„Maarmaarriep Bep op eens boos.
,,'t zijn mijn eigen bloedkoralen, do kralen
van bet kettinkje, dat ik van Oma heb.
Wat geméén!"
„Je kunt zo weer aanrijgen," raadde Jaap
aan.
Docli dat ging maar zóó niet. Bep zocht
voorzichtig alle kralen uit 't plantje en...
Jaap moest ze uit zijn spaarpot bij den
goudsmid opnieuw laten aanrijgen Die
fout was dus hersteld, doch... 't plantje
begon van dat oogenblik af tc kwijnen.
„Dat is jouw schuld," venvcot Bep haar
broer. „Door dat uitzoeken van do kralen
zijn de tecre steungeltjes beschadigd."
Jaap snapte, dat dit heel goed kon. Hij
wou 't goed maken en dat deed hij ook.
Want toen Bep in den zomer jarig was.
gaf hij haar een nieuw kralenplantje, nu
niet met bloedkralen maar met bloemen-
kraaltjes. J. II. BRINKGREVE—
(Nadruk verboden) ENTROP
Dc koude winter was voorbij. Het Maart-
zonnetje scheen lekker en dc weilanden be
gonnen al een beetje groen te worden.
Onder in dc sloot, diep in do modder, la
gen wel twintig kikkers. Een van ben, oen
zekere Work, deed na een .rustig slaapje
van vijf maanden zijn oogen open. Ilij rekte
zijn pootcn één voor écn uit cn toen voel
de hij, dat hij een razenden honger had.
Een duwtje tegen den bodem en daar ging
hij naar boven!
Ilij zwom naar den kant en ging op oen
kluitje zitten.
Wat lag daar op twee sprongetjes af
stand? Wat een vroemd ding was dat! In
October, toen hij in dc modder kroop, lag
het er nog niet, dat Nvist hij sokuur!
Op zijn buik kroop hij cr naar toe.
Kijk! Een smal blokje hout, van boven
plat, cn van onder scheen er een dun stuk
Ijzer in geklemd te zitten. Dan was cr aan
elk eind een tamelijk breed stukje leer vast
gemaakt en daarin staken een paar lange,
dunne riemen.
Een schoen of oen pantoffel was bet niet.
'dep heelen zomer had hij geen mensch
zoo'n ding aan zien hebben. Daar begreep
hij niets van. Met groote oogen zat hij er
naar te kijken.
„Dag Work!" hoorde hij plotseling zog
gen.
Hij keek op.
„Dag Griel'* ze? hij dadelijk, toen nu
Grietje zag, eon museh, die hij in 't vorige
jaar meer dan eens ontmoet had.
„Zeg, Gric!" vroeg hij, terwijl hij met
zijn kop naar het vreemde ding wees, „weet
jij, wat dat is?"
„Wel zeker weet ik dat,' zei de musch
lachend, „dat is een schaats. De een ot an
der heeft die zeker verloren. Toen cr dik
ijs in de sloot lag, hebben dc menschen hier
druk schaatso» gereden, terwijl jij bene
den lag tc slapen. Onder eiken voet binden
DAAR BEGREEP HIJ NIETS VAN
ze dan zoo'n schaats on daarop komen zc
zoo snel' \oorl, als oen paard loopen kan.
Waaróm 'slaap je ook don heden winter?
Heb je dc menschen boven je hoofd niet
hoorei) rijden?"
„Ik heb wel gedroomd, dat er telkens
auto's voorbij kwamen, maar van dat
schaatsenrijden, waarvan jij spreekt, ge
loof ik geen zier," zei Work boos.
„Denk je, dat ik me zoo gemakkelijk laat
foppen? Neen, Grietje, dat licb jc mis. Ik
geloof alleen, wat ik zie!"
Work koorde do musch den mg toe en
Grietje vloog lachend Nveg.
Er volgden nog een paar mooie dagen en
de kameraads van Work ontwaakten ook
en kwamen eveneens naar boven. Ook zij
keken naar dc schaats. Work verteldo dc
„mop", die Grietje hem had meegedeeld.
„We weten ook niet, wat voor een ding
dat is, maar jo hebt groot gelijk, dat jij je
niet hebt laten beetnemen," zei dc oudste
en wijste van dc kikkcrkolonie.
Toen volgde er een koude nacht, zooals
men dat in 't laatst van Maart hebben kan.
Den volgenden morgen was do sloot mot
ijs overdekt. De kikvorschen zaten huive
rend op den kant. Ze hadden ook geen vce-
ren, geen haren, niets. Daar kwam Grietje
aanvliegen.
„Zie jc het ij's nu wel, Work?" vroeg ze.
„Durf jc nu nog zeggen, dat ik gejokt
heb?"
Plotseling kwaakten al do kikkers te ge
lijk: „En waar zijn dan dc schaatsenrij
ders? Leugenaarster! Maak. dat jo Nvog-
koint!"
Hevig verschrikt door het lawaai vloog
Grietje heen. De lentezon deed het dunne
laagje ijs dien morgen smelten tot groot
genoegen van de kikvorschen. 's Avonds
gaven ze hun eerste concert en Work werd
met algemeonc stemmon benoemd tot Ëere-
burger van do Kikkcrsloot, omdat hij ge
toond had, dat hij als oen rechtgeaarde kik
ker zich maar niet door den eerste den bos
te iets op de rnouw liet spelen.
V.
{Nadruk verboden)
Jantje lacht cn Jantje huilt,
Js me dat een stakker!
Zeg ecris, Jantje, droom jc soms?
Ventje, word eens wakker!
Ik hen wakker, - zegt dan Jan
'n Oogen blik je luier,
Maar en zijn gezicht betrekt!
't Is zoo koud, dat water!
Jantje, ben je daarvoor bang?
Wat een domme kerel!
- Kijk oens! Buiten schijnt dc zon
- En daar fluit een merci!
Jans gezicht klaart daad'lijk op.
Jon laat zich zoet wasschen
En krijgt zelf plezier cr in,
Zie het ventj' eens plassen!
Jantjo lacht en Moeder zogt
Onder stevig wrijven:
Janneman, beloof mc maar
Vroolijk hu te blijven!
Jantje knikt en zegt: Dat 's goed!
Ik zal niet meer huilen,
Enals 'k 't bfl vergissing doe,
Moes, wil jc dan ruilen
'n Huilgczieht voor 'n lachend, ja?
Hokus-pokus! fluist'ren?
Goed! zegt Moeder, als mijn Jan,
Er maar naar wil luistTon!
(Nadruk verboden)