15
DAGBLAD
AMERSFOORTSCH
THANS
CENT PER WEEK
MET GRATIS
ONGEVALLENVERZEKERING
Waarom Jaap niet slapen koe
Verwijten van het
MIJN LIEFSTE POP
ALS HET ZONNETJE
ONDERGAAT
Ryforiek vanOoni Bob
JAAP ligt in z'n bedje cn hij Kan niot sla
pen. Gek is dat; anders, als moeder hem
goedennacht heeft gekust, duurt hot nog
maar héél eventjes, eer Jaap inslaapt,
maar vanavond lukt het niet. Door een
kier van dc gordijnen gluurt de maan en
een straal valt juist op het kastje, waarop
Jaapje's klokje tikt. Ja, Jaap heeft oen ei-
gon klokje! niot zoo'n gewoon, neen dat
klokje van Jaap is erg leuk; een kabou
tertje met een puntmuts, dat met beide
handen hot klokjo vasthoudt. Leuk hé? En
iedoren avond lijkt het net, of het kabou
tertje Jaapje goedennacht knikt; „tik tak
tik tak, wel te rusten Jaap, slaap maar
lekker!"
Maar vanavond is het precies, of het ka
boutertje niet zoo vriendelijk kijkt; ja,
Jaap meent zelfs te zien, dat hij hem ver
wijtend aankijkt. Jaapje draait z'n hoofd
om; hij wil den kabouter niet zien. Wat
heeft die ook zoo boos te kijken? Zou hij....
zou hij....? „Neen Jaap, draai maar niet je
hoofd om, hoor, ik zie jou toch wel!"
klinkt het op eens heel duidelijk cn Jaap
wéct het meteen; het is dc kabouter,
die gesproken heeft! Verlegen draait Jaap
z'n hoofd weer om. O, wat kijkt do kabou
ter hoos!
„Waarom slaap je nog niet?" wil do ka
bouter weten.
,,'k Weet het niet, kabouter..." zegt
Jaap zacht.
„Je weet het wel, Jaapje; waarom jok je
nu weor?" klinkt het strong. Beschaamd
stopt Jaap z'n hoofd wat dieper onder dc
dekens. Maar de kabouter stoort zich cr
niet aan.
„Wil ik je eens vertellen, waarom jij
niot slapen kunt, jongetjo? Jij hebt van
daag gejokt cn alsof dat nog niet genoeg
was, heb je een ander de schuld laten ge
ven! Foei, Jaap, weet jc wel, hoe leelijk
dat is?
En als Jaap geen antwoord geeft, ver
volgt de kabouter: „dat had je niet ge
dacht hé, dat Fik zich bij mij zou komen
beklagen. Dc arme hond vond het ook zóó
naar, dat jc hem de schuld had gegeven,
terwijl jijzelf die vaas gebroken had, om
dat jc er met jc bal tegenaan gooide. En
jij, die er zoo bij stond, toen je moeder Fik
een tik gaf en er niets van zei! Dat vond
Fik nog hot allernaarste, niet, van dien
klap, die deed niet eens erg pijn, maar dat
jij jokte cn niet eerlijk durfde zeggen:
«neen moedor, dat heb ik gedaan!"
Ik geloof beslist, dat Fik óók niot slapen
kan; hij dacht natuurlijk altijd, dat je een
eerlijk, trouw kameraad jo van hem was en
nu is hij zóó teleurgesteld!"
r7'ou je denken, kabouter?" vraagt Jaap
«acht,
„Beslist!" zegt de kabouter. „Als je mijn
vriendje was, zou ik nooit meer met je
willen spelen!"
Met een ruk worden plotseling dc dekens
Weggetrapt en springt Jaap z'n bed uit.
„Waar ga je naar toe?" vraagt dc kabou
ter.
„Naar moeder, zeggen, dat ik de vaas
gebroken heb.... en naar Fik, vragen, of
hij niet meor boos wil zijn! 'k Heb er zoo'n
spijt van, kabouter!"
„Flink zoo!" tikt de kabouter. „Ik ben
blij, dat jc het doet, Jaap. Zie jc, eigenlijk
had ik ook niot anders van je verwacht!
Ga maar vlug!"
En met z'n bloote voetjes holt Jaap de
donkere gang door en staat even later
voor z'n moesje, die hem verwonderd aan
ziet.
„Wel Jaapje, wat is cr, vent, kun je niet
slapen?"
Jaapjo buigt z'n knillebol en schuifelt
even verlegen met z'n blooten voet over het
zachte vloerkleed. Bedeesd zegt hij: „ik...
ik... ik heb vanmiddag gejokt, moesje.
en dan op eens flink „ik heb dc vaas ge
broken, hcuschl Fik he.eft het niet ge
daan!"
Verrast luistert moeder toe. Dan tilt ze
den kleinen man op en zet hem op haar
schoot. Beschaamd verbergt Jaap z'n ge
zicht tegen haar aan.
„Ileb je cr spijt van, Jaap?" vraagt zo
zacht.
„Ja moeder, héél erg, ik kon cr niet van
slapen, de kabouter van m'n klokje wist
liet ook, dat ik gejokt had, cn dat Fik er
zoo'n verdriet van heeft!"
„Ja" zegt moeder peinzend „Fik heeft
een on verdienden klap gekregen hé, dat
was toch niet aardig van je, Jaap!"
„Zou Fik boos op ine zijn?" vraagt Jaapje
en z'n stem beeft een beetje.
„Zullen wc bet hem even vragen?" zegt
Moes en met z'n beiden gaan ze naar dc
keuken, waar Fik in z'n mandje ligt. Als
hij z'n kleine baasje ziet, richt hij z'n kop
op cn begint zacht met z'n staart tc kwis
pelen. Met een sprongetje is Jaap bij hem
cn knielt bij de mand neer. Z'n beide ar
men slaat hij om Fiks bals en hij fluis
tert hem in 't oor: „Fik, ik heb er zoo'n
spijt van, dat ik gejokt heb vanmid
dag; wil jc niet boos meer op me
zijn?"
Fik, die geen antwoord geven
kan, kwispelt alleen heftig met z'n
staartje.
„Tk geloof, dat Fik niot boos
meer op je is!" lacht moeder,
„zullen we hem maar een lek
ker koekje geven?"
„He ja moes, dat beeft hij
verdiend!" juicht Jaap blij
En gelukkig kijkt hij toe,
als Fik met een paar hap
pen het lekkere koekje
oppeuzelt.
„En nu weer eon,
twee, drie naar bed,"
zegt moedor, „je zult
zien, Jaap, hoe pret
tig je nu slaapt, nu
jc weet, dat Fik niet boos meer op je is!"
Moeder brengt Jaap zelf weer even naar
z'n kamertje cn als hij even later weer al
leen is, kijkt hij naar den kabouter. Ilé,
wat ziet die or nu weer vroolijk uit!
„Ben je tevreden, kabouter?" vraagt
Jaap.
„Ja Jaap. 't heeft me echt plezier ge
daan, dat je het weer in orde gemaakt
hebt!"
„Mij ook," zegt Jaap blij; „weet je, ka
bouter, Fik is hcclemaal niet boos meer op
me! Fijn hé?"
„Fijn!" zegt do kabouter ook. „En nu
vlug slapen, Jaap, anders verslaap je je
morgen!"
„Wel te rusten, kabouter!" gaapt Jaapje.
„Wel te rusten, Jaap!" tikt de kabouter
vroolijk terug. „Tik, tak, tik, tak, tik, tak!"
En bet duurt niet lang, nf Jaanjc slaapt. En
door een kier van het gorciijn gluurt de
maan en knipoogt eens tegen den kabouter.
Flinke jongen hé, dlo Jaapt
RO FRANKFORT-
WERKENDAM.
((Nadruk verboden.)
In 't oude schommclwiegje
Daar ligt mijn liefste pop.
Zo wil alleen maar slapen,
Als ik haar onderstop.
Weet je, hoe of mijn popje
In 't schommclwiegje heet?
Precies zooals mijn Moeder:
Dat popje heet Margrcct.
Zo was eens Moeders popje
Natuurlijk lang gelöcn!
Jc kunt het heel best zien, hoor!
Z' is niet meer goed ter been.
liet ééne bengelt slupjes
En 't and're is heel krom.
Ilaar hoofdje is wat kaal zelfs,
Maar daar geef ik niet om!
Ik vind bet juist zoo eonig,
Dat z' al van Moeder was,
Toen Moeder, mevrouw Poorter,
Nog heette Groetje Plas.
Ik wou, dat ze kon praten
En mij vertellen zou,
Wat Moeder deed als meisje,
Hield z' ook zoo van de kou?
Van schaatsenrijden, glijden?
Enwas Moes wel eens stout?
Had Moedertje haar sommen
Als ik... ook dikwijls fout?
Margrcetje, och toe, fluister
Mij even.in mijn ooi-
Het antwoord op mijn vragen,
Maar niets verzwijgen, hoor!
Ik luister en ik luister,
Verklappen doet Greet niets,
Ook niet, dat Moeder éénmaal
Stil reed op Opa's fiets!
Margrcct, je bent een schat je,
Van jou boud ik het meest,
Omdat je van mijn Moesje
Al 't popje bent geweest!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
(Nadruk verboden).
Moeder, wie heeft toch de zon zoo gepoetst?
Kijk, ze gaat rood heel'maal onder
En blinkt weer zóó, dat de lucht aan
dien kant
Ook koper wordt. Is 't geen wonder?
Moeder, ik weet wel, 't is niet eiken dag.
Is 't soms in plaats van een bad?
Wacht eens! ik snap al, waarom het
gebeurt:
Zon kan niet tc g e n veel nat!
Moedor, ik kijk naar die wolken zoo graag.
Daar gaat de zon naar haar bedje.
Sliep ik daar ook, 'k zou niet treuzelen.
hoor!
Dan was 't naar bed gaan een pretje.
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
(Nadruk verboden).
Beste Nichten en Neven!
Men zegt wel eens: van jc familieleden
moet jc not ihulj hebben! Maar ik geloof,
dat ik dat nu mcl recht zeggen mug want
in do meeste briefjes lees ik zoo lussciiun do
regels dQor, d-it jullie allemaal heimelijk
gehoopt hebt, dat ik 1 April voor tien mal
gehouden zou worde». Hartelijk bedankt
voor dc belangstelling, hoor, maar dat is
lekker niot gcoeqrd. Trouwens, jullie be
grijpt toch wel, dat, wanneer het gebeurd
was, ik het toch niet verteld zou hebben.
Dan zouden jullie nog pret kunnen hebben
over dien (lommen Oom Bob! Neen, ik pas
wel op! Jammer anders, dat ik er piet aan
gedacht heb, want dan had ik den vorjgen
keer wat verzonnen en dan waren juljie er
misschien nog in geioopon. Maar ik gal het
onthouden, volgend jaar denk ik er vast
aan!
Ik heb boloofd eenige platen of misschien
wol wat andere uit to loven voor nicht of
neef, die het leukst iets zou beschrijven wat
ik bedenken zou. Nu, dat is dan het vol
gende. Iedereen mag natuurlijk meedoen
en het hoeft geen lange beschrijving tc zijn,
als hot maar leuk is. En vooral dit: op een
apart velletje papier, hoor, denken jullie
Moeder, zie, de kale takken
Wuiven, Spreken zij een taal?
Wil dc wind hun wat vertellen?
Moeder, weet je 't allemaal?
Kindje, boomen spreken stellig
Not als bloemen, 't Komt r op aan,
Of wij. monschen. en ook kind'ren,
Maar hun woorden goed verstaan.
Struiken, boomon zijn nog kaa! nu,
Maar., het voorjaar nadert vast.
Hoor maar, hoe de hooge stammen
Fluist'rend kraken: Opgepast!
Niet te haastig! 't Is nog winter!
Slaap dus rustig nog maar voort,
Tot je Zuidenwind, je vriendje,
In je kale takken hoort!
- Vouw dan vlug je blaadjes open.
't Jonge groen, dat is zoo frisch!
- En de mensclien zeggen: Heerlijk,
Dat het nu weer Voorjaar isl =-
CARLA HOOG
Jadruk verboden)
daaraan! Dat is voor mij zooveel makke
lijker.
Eu nu do opgave, die wel licel eonvoudig
is cn voor ieder mogelijk: beschrijven jullie
eens iets, dat je zoo in je dagolijksche doen
liet prettigste vindt!
Bijvoorbeeld sc!ioolgaan(!), een of andere
sport, slapen etc., het doet cr niet toe wat.
als het maar aardig beschreven is. Afge
sproken!
Iets andors is dit: do familie groeit want
er zijn weer nieuwe nichten opgedoken. Hoe
meer zieltjes, hoe meur vreugd, vinden jul
lie. ook niet?
Papoea is een wieltje van haar rolschaats
kwijt. Wie van jullie weet hoe ze aan een
nieuw wieltje kan komen9
En dan heb ik verder nog een dringend
verzoek. Van een vriendolijken heer heb ik
vele Sunlight, Vim en Lux bonnen gekre
sen, die ik met jullie prachtig ruilen kan.
Maar in ruil vraagt hij Nicmeijore Koffie en
Theebonncn. Wie van jullie wil me daaraan
helpen?
Voor Cow-Boy ligt er een brief van Kemp
haantje.
Klaverblaadje, je brief is te laat want ik
moet hem voor Woensdagmiddag 3 uur heb
ben. Wel kun jo nog net meedoen aan den
ruilhandel. Denk jc er voortaan aan!
En nu komt Cow-Boy zijn verhaal! Die is
geloof ik, een beetje jaloersch geworden. Le
zen jullie maar.
Kampeeren.
Met aandacht volg ik altijd de „briefwis
seling" omdat ik daaruit een boel kan lee-
rcn. Ja, wis en waratje! Want die oom Bob
heeft altijd van die aardige en leerzame ant
woorden op jullie briefjes. Zoo had hij het
bij de beantwoording van een der „neven"
over: het wegspoelen van zijn kampeertent.
En daarvoor had hij het ook al over kam
peeren, het schijnt een zwak van hem te
zijn. 't Is ook fijn, als cr maar geen regen
en storm komt. Want da's allesbehalve pret
tig.
Het is tc begrijpen dat ik Oom Bob wil
overtroeven, want het naait niet bij hot
kampeeren in de West. Als je hier winden
hebt, dan zijn het bij ons tornado's. Het ge
beurt bijvoorbeeld dat heele woestijnen „op
waaien" om ergens mijlen ver weg de men
sehen de oogen dicht te waaien. Je hebt bet
dezer degen ook weer kunnen lezen. Dat
was wel n»et jn onze streek, maar het is
toch Amerika.
Midden in den zomer waren wc met zes
mnn en 200 stuks hoornvee bijna dertig mijl
van huis. In de streek, wnar we onze tenten
opgeslagen hadden, stond een soort blok
huis. Ik zeg „een soort", want het was
maar een beetje in elkaar geflanst van
boomstammen, takken en plaggen, zooiets
a}s een schuilhut. Hij hoorde van niemand,
on wanneer hij half in elkaar hing werd hij
floor do nieuwe bewoners gerepareerd. Spij
kers, steen of hout had niemand noodig, om
dat de grondstoffen voor het grijpen lagen.
Hij werd alleen bij bar weer, of als kook-
hut gebruikt, waarbij je het risico liep, een
halve graszode tusschcn je eten te vinden.
En om er te slapen was bijna gevaarlijk,
want denk eens aan de gevolgen voof
iemand, die met zijn mond open slaaptl
Dus ons kampement bestond uit tenten,
twee in getal. Verder uit een wagen, met
zeildoek (voor proviand enz.) en een platte
wagen en daartusschen zeilen gespannen
voor de paarden. De wagen konden we niet
vorrijdon omdat de twee span paRrden naar
huis meegenomen waren door de ioncens
die ons weggebracht hadden, want zes man
en tweehonderd dieren aan het wandelen
gaat verkeerd.
En rijpaarden zijn nog geen trekpaarden!
Het zal ongeveer anderhalve week ge
weest zijn dat we daar waren, toen plots net
weer omsloeg. Het begon lo regenen ,van
heb ik jou daar" cn de grond leek wel een
moeras. De grootste moeite kostte hot ops
liet vee in dc gaten te houden, dc beesten
liepen do een na de ander liet in de buurt
liggende bosch binnen.
uverdaj? was nog hei ergste niet ,maar 'a
nachts! Want hun instinct vertelde hun,
dut cr eigens eon droge piek moest zijn, en
nu ze uie met in hot uosoh vonue», zou pet
een uck. van je weistc worden- unzq tenten
.cgunMon langzaam maar zeker door en wO
snepen al injuu in* dc modder. Vve hadden
wei op regen gerekend, muur tegen een
aanhoudende stortbui is niets bestand.
Onze zeiion wureu good, onze lept stond
hoogor uuu ucn omliggende» grond, geulen
waren om dq ton tan gegraven om het af-
loopende water op lo vangen, maar het ging
er ion lange leste doorheen
Tot overmaat, van ramp begon het nog ta
stormen ook. Ju, een boerderij was ér iitet
in de buuri, wat wal hot geval was bij Oogt
Bob! Te» einde raad braken we onze tenten
op, spanden ze over de huifkar, dio al bijna
een badkuip was, en klommen toen door e»
doornat naar binnen. Do paarden begonnen
het ook al kwader te krijgan omdat za van
den storm teveel kregen. We besloten toen
de paarden in de blokhut te brengen, het
was in ieder geval beter dan daar onder on
tusscben die zcilep. We konden het dak
wel vorsterken met do dan overschietende
zeildoeken. Dat het een baantje was in dat
hondewecr, waar je nog geen hond in zon
sturen, behoeft geen betoog! Maar het kwam
tenslotte in orde. Alleen ons humeur werd
er niet beter op. We staken in den tentwn*