SEIH§)
Flip en beertje
MEER BETAIH
ZOU DWAASHEID ZIJN!
ZOEKPLAATJE
O- o
O - 5
Tl a 5
•2-f 1
- i-*
<5°-
rt O tA
De beste koffie, Hulsko',
Semkoffiekoet nu 25 ct.
perpond 1 Hulsko heeft
één soorti bet bestel la
gepatenteerde, luchtdichte
verpakking. - Vraagt U»
Winkelier l
HULSKO/—v
KOFFIE
01 KOFFIE WAAR PIT IN ZITI
Vriendschap, die eerst
moeilijk leek
Flip, dc herdershond, en Beertje, de grij
ze poes, konden het best niet elkaar vin
den, al had dit aan Flip in het begin heel
vat moeite gekost. Toen hij voor 't eerst
mot Boertje kennis maakte, was deze nog
een heel klein poesje, dat plotseling voor
hem op het vloerkleed werd neergezet. Op
hooge pootjes was Beertje direct op hem
toegesprongen, zonder eenigo vrees voor
zoo'n groot dier.
Flips ooren waren van verbazing en er
gernis overoind gaan staan en vijn ooren
niet alleen, ook zijn rugharen! Hij liet een
waarschuwend gebrom hooren, waarvan
Beertje zich echter ook al niets aantrok.
Integendeel, ze kwam nog dichter bij
en maakte zelfs «aanstalten om bij een van
Flips voorpooten omhoog te klauteren.
Toen ging het gegrom over In een soort
gekerm, 't Was of de grooto Flip bang
werd, in plaats dat liet tegenovergestelde
het geval was. En wat voor hom hot org-
ste was: de vrouw lachte hem uit, in plaats
van modelijden met hem tc hebben! Toen
tikte ze. hem op den rug en zei bestraf
fend: „Foei, Flip, moet jc een nieuwe huis
genoot zóó onvriendelijk ontvangen?"
Flip kon wel niet verstaan, wat er ge
zegd werd, maar do toon ervan begreep
hij heel goed. Verontwaardigd ging hij in
zijn mand zitten, die in een hoek van de
kamer stond.
Gelukkig nam do vrouw dc kleine in
dringster toen op den arm en ging zij de
kamer uit
Een concurrente
Na een paar dagen had Flip echter wel
Ingezien, zich er in te moeten schikken,
dat er een concurrente gekomen was, waar
mee hij de liefkoozingen van den baas en
de vrouw moest deelen. En Beertje scheen
*t er nu eenmaal op gezet to hebben, innige
Vriendschap met hem te willen sluiten. Ze
zocht steeds zijn gezelschap, sprong om
hem heen en probeerde telkens zijn staart
ie pakken, wanneer hij dien heen en weer
bewoog, 't Kleine ding dacht bepaald, dat
Flip dit uitsluitend deed voor héér plezier,
alsof hij op deze wijze met haar wilde
spelen. Ze had er geen flauw vermoeden
van, dat Flip dan juist niet erg in zijn
humeur was.
Maar op zekeren morgen was *t toch al
le erg. Toen Flip na zijn ochtendwande
ling met den baas terug kwam en lekker
in zijn mand dacht te gaan zitten, bleef hij
op eens stokstijf staan. Midden in de
mand zat Beertje, die hem met haar ronde
blauwe oogjes aanzag en toen een listig
knipoogje gaf. Wéér begon Flip te grom
men, net als op den eersten dag. toen
Beortje in huis kwam. En wéér trok Boer
tje er zich geen zier van aan. Ze draaide
eens in het rond, net zooals ze dat Flip dik
wijls zag doen en rolde zich toen als een
bal in elkaar. De oogen gingen dicht en zc
maakte zich gereed voor een lekker dutje!
Dét was toch to erg! Beertjo had een
kysson, een zacht eigen kussen, naast de
boekenkast op den grond liggen.
Dat was héér plaats. Zich zoo maar zon-
'der complimenten op zij te laten schuiven,
idéar bedankte Flip voor. En nu nam hij
leen kort besluit.
Uit de mand!
Hij pakt© met zijn tanden het poesje, dat
als een dons-balletje aanvoelde, voorzichtig
Op en zette het naast dc mand; die nam hij
gauw zelf in bezit
Beertje keek heel eventjes verbaasd en
verschrikt, maar Flip had hear in 't ge
heel geen pijn gedaan. Ze maakte nu wel
weer aanstalten om in de mand to klau
teren, maar zag toen plotseling het klosje
liggon, dat de vrouw haar gegeven had
om mee' te spelen.
Ze schoot er op af, maakte allerlei bui
telingen ermee en Flip en dc mand werden
verder met rust gelaten.
Op den duur kon Flip haar echter toch
niet weren, on maakte toen maar van don
nood een deugd. Als Beertje zijn mand in
beslag genomen had, ging hij eenvoudig bij
haar zitten of zelfs liggen. Voel plaats
nam hot poesje niet in en langzamerhand
was hij ook bepaald van haar gaan hou
den. Dikwijls, als dc vrouw binnenkwam,
vond zij het tweetal rustig slapend; dan
lag Flips groote poot beschermend over
zijn klein vriendinnetje hoon.
Zoo werd Beertje ongemerkt al een
groote poes, die op muizenjacht ging en
wel eens ovor de schutting klom om in de
tuinen van de buren een kijkje tc nemen.
Maar als Flip uit geweost was en binnen
kwam, kwam ze dadelijk op hem af en gaf
kopjes langs zijn pooten. Flip beantwoord
de die liefkoozende begroeting dan door
Beertje's neus to likken. Dat botcekendc
zooveel als een honde-zoen.
Ja Beertjo was zijn liefste vriendin ge
worden, ofschoon hij vreemde katten niet
kon uitstaan. Als li 1 er soms eentje in den
tuin gewaar word, of er vertoonde zich een
op de schutting, dan vloog hij er woedend
blaffend op af.
De katten uit do omgeving wisten dit
al. Zelden kwamen zo in zijn buurt.
Beertje was nu al ruim een jaar in huis;
zijn kussentje was opgeruimd; dat lag In
eep kistjo in de bij-keuken, haar nachtver
blijf.
Die schrandere mmsschen
Een dikke rozentakken-haag
Scheidt onzen tuin van dien der buren,
«Daar zitten alle musschen graag
Naar 't vogel-voedcrhuis te turen!
E11 strooi ik voer in 't vogelhuis,
Rrroef! komen allen aangevlogen!
Vanochtend echter was 't niet pluis,
Toen zweefde er met groote bogen,
Een booze vogel in de lucht...
Geen muschje durfde naar het huisje,
Zc gingen ook niet op de vlucht,
Ze zaten roerloos, als een muis;"'
Op 't laatst verdween dc roover snel:
„Bah! in die dichte dorentakken,"
(Dat wisten onze slimmerds wel!)
„Kan ik die musschen toch niet
pakken!**
En het parmantigst musschen-dier
Zei toen: „Ik zal aan ieder vragen:
„Och menschen, plant voer ons plezier
Om al uw tuinen rozenhagen!"
JO DAEMEN
(Nadruk verboden)
Toén gobcurdo er iets, dat Flip geheel
cn al uit zijn ovenwicht bracht.
Dion dag was hij uit geweest mot don
baas en de vrouw on 't was een heerlijke
dag voor hem, zooals er maar enkele wa
ren in 't geheclo jaar. Een auto was vóór
gekomen, en daarin hadden ze met hun
drieën plaats genomon. Een open auto. Hij
zat wel niet op de bank tusschon den
baas en de vrouw in, maar op den grond
zat je net zoo zacht, en nu kon zijn kop
rusten op de knie van den baas, die hem
aan den riem vasthield. Maar dat was ei
genlijk onnoodig, want Flip dacht er niet
over, om ondeugend te zijn of uit den wa
gen tc springen. Ilij vond 't fijn, zoo'n rit,
maar 't zou nog fijner worden. Toen de
auto stilhield, sprong hij er 't eerst uit: hij
had zóó lang rust gehad, nti voelde hij wel
iets voor oen wandeling of een stoeipar
tijtje.
Aan het strand
En dót kon hij thans naar hartelust:
loopen en stociem Want zc waven aan 't
strand en Flip holde en draafde langs den
grooten plas, blafte tegen dc golven en
als er dan een stuk hout in zee geworpen
werd, gooide hij zich pardoes in 't water,
zwom or heen en bracht 't triomfantelijk
naar don baas terug. De menschen hadden
schik in hem: maar 't meeste plezier had
Flip toch zelf. En toen de baas cn de vrouw
in *t badhotel gingen.; dinccrcn, hield hij
zich heel netjes, bleef rustig aan den riem,
die om een poot van den stoel was vastge
maakt, liggen; misschien ook omdat hij
moe en slaperig was geworden van het
vliegen cn spelen aan zee in dc helle zon
cn dc buitenlucht.
Thuisgekomen 's avonds was zijn eerste
gang naar de mand: nu-ar wat was dèt?
Beertje lag er in, maar niet alléén. Tegen
haar aangedrukt lagen drie kleine, wrieme
lende jonkies: twee grijze en één pik
zwarte! En Beertje lag to spinnen, gewel
dig, hield toen haar voorpootjes bescher
mend over het drietal heen en zag Flip
cn den baas en de vrouw, die er ook bij
waren gekomen srneekend aan.
„Doe mijn kleintjes geen kwaad," kon
men er in lezen!
Daar dacht niemand aan 011 Flip wel
het allerminst. Maar wat moest hij nu? Hij
begon zacht te janken: zijn mand door een
kattenfamilie in beslag genomen! Hij liep
er rond omheen: aarzelend, een beetje
huiverend van opwinding.
De mand was groot.
Maar ton slotte: och, de mand was groot
genoeg en Beertje's kindertjes lagen zóó
dicht tegen haar aangedrukt, dat zo bijna
geen plaats innamen, voorzichtig zette hij
één van zijn groote pooten er naast. Toen
volgden de andere en Beertje blééf maar
spinnen. Bang was ze volstrekt niet. En
toen Flip eindelijk, o, zoo behoedzaam,
weer in zijn eigen mand was gaan liggen,
streelden de baas en do vrouw hem lief-
koozend over den kop, en noemden hem
een braven hond.
En zoo bleef het; Poes hield haar kinder
tjes netjes en schoon en als ze hen oni
beurten likte, kreeg Flip soms ook een doel
mee en ging Beertje's tongetje langs zijn
kop, zijn hals en zijn borst Maar zoo'n
groot hondenlijf kon zc maar voor een
klein deel bewerken; als ze een poos aan
den gang was, viol zc van vermoeidheid
mpfistal in slaap.
Flip was net als een vader voor het
jonge poesengezin, maar toen de kinder
tjes grootcr werden cn er een tohuis voor
was gevonden, gingen ze weg. En al zocht
Beertje den eersten dag wel naar hen, al
miauwend, zo scheen er zich al gauw en
heel gemakkelijk in te schikken. Zo had
Flip immers nog? En diè, nu ja, hij
werd al een dagje ouder vond het zóó
toch eigenlijk nog maar het best© en het
rustigst, al kon hij dit niet met woorden
vertellen.
TINE BRINKGREVE—
WICHERINK.
(Nadruk verboden.)
Waar Is da waschvrouw?
(Nadruk verboden).
Waarom Ham en Jan niet
naar de voetbal
match gingen
ïlan cn Jan waren twee echte bengels,
Iemand plagen of verschrikt maken, was
hun lust en hun leven. Hoe dikwijls Vader
en Moeder hen er al voor gestraft hadden,
was niet te tellen, toter op zekeren dag
iets gebeurde, dat indruk op hen maakte.
Op een Zondagmorgen waren Vader en
Moeder naar Grootvader in Utrecht ge-
gaan en zouden pas tegen het eten terug
komen.
Dina had haar „thuis" beurt en de jon
gens zouden 's morgens hun huiswerk ma
ken en dadelijk na dc koffie naar een voet
balmatch gaan. Het zou dus etenstijd zijn,
vóór zo het wisten, als.... er niet iets ge
beurd was, waardoor de Zondag heel an
ders verliep clan ze verwacht hadden.
Juist hadden dc jongens na het ontbijt
brood voor de vogels gestrooid en stonden
zij in do serre naar het gevleugeld volkje
te kijken, toen.... ze Dina met een kolen
emmer in do hand dc brandstoffen9chuur
zagen binnengaan.
Nauwelijks was hot meisjo in de schuur
verdwenen, of do jongens holden er heen,
gooiden de deur dicht, draaiden den sleu
tel, dlo er aan den buitenkant op zat, om
maar.... wat was dat? de sleutel
die weinig gebruikt werd cn zeker erg
roestig was, brak af enze konden do
deur niet weer openmaken!
Intusschen had Dina haar kolenemmer
gevuld. Zij rammelde eens aan do deur en
riep boos:
„Maak dan toch open, kwajongens!"
Han en Jan wilden niets liever dan dat,
als ze maar konden!
Dina aan den binnenkant werd hoe lan
ger hoe hoozer en ongeduldiger, tot Han op
het denkbeeld kwam, haar door het raamp
je in de schuur toe te roepen:
„De de sleutel is afgebroken, Dien!'*
Even was het stil in én buiten de schuur.
Toen barstte Dina los:
„Ellendigo kwajongens! Hoe kom ik er
nou uit?!"
Ja, als ze dét maar wisten!
Het raampje was veel te klein om dikke
Dien door tc hijschen. Al lang had Dina
het aan den binnenkant opengemaakt,
maar er door kon ze niet!
„Ga naar den smid!" riep zc eindelijk.
En hoewel natuurlijk best één van de
deugnieten dit had kunnen doen, vonden
zij het toch maar raadzamer, niet alleen
bij woedende Dien achter te blijven. Dus
trokken zij er samen op uit.
Weldra waren ze bij den smid, maar oen
klein meisjo vertelde, dat Vader uit was
en niet vóór een uur of vier terugkwam.
Goede raad was duur, want Jansen was
de eenige smid in 't dorp. Een ander kon
hen dus niet helpen. Arme Dien, die tot
vier uur minstens gevangen zou moeten
zitten en nog wel in de kolenschuur!
Langzaam liepen de jongens naar huis.
Ze hadden al heel weinig haast, Dina het
sombere vooruitzicht mede tc deelen.
Maar eindelijk kwamen zij toch weer bij
de „gevangene", die niet bijzonder vroolijk
was bij het hooren van hun mededeeling.
Do jongens zagen or echter zóó berouw
vol uit, dat Dina medelijden met hen kreeg.
En dit medelijden werd nog versterkt, toen.
Jan bootvaardig zei:
„Wo gaan vanmiddag niet naar do voet
balmatch, Dien!" en Han cr aan toevoeg-
do:
„Wc blijven bij je, Dien!"
Plotseling vroeg het meisje:
„Wie zet er eons een kopje koffie?'*
En de jongens, blij ten minste iets voor
de arme „gevangene" tc kunnon doen, hol
den samen naar de keuken. Eén had na
tuurlijk wel alleen water kunnen opzetten,
maar zo wilden allebei niets liever dan
zich nuttig maken.
Han liep heen en weer voor de noodige
orders en Jan voerde die uit. Zoo kwam
weldra de koffie gereed en nu duurde het
niet lang, of Dina kreeg door het raampje
haar kopje koffie. Han had een vouwstoel
tje naar binnen gewerkt en Dien kon cr
dus bij gaan zitten.
De Jongens genoten aan den buitenkant
van hun kopje. Anders dronken ze geen
koffie, maar Dien had gevraagd, haar ge
zelschap tc houden ook in dit opzicht Han
en Jan waren er dadelijk toe beroid.
„Wc moeten er maar het beste van zien
te maken," merkte Jan wijsgeerig op.
„Als wo wat voor je doen kunnen, Dien,
zeg jo 't maar." zei Han hartelijk.
Het spreekt vanzelf, dat ze ook voor het
twaalfuurtje moesten zorgen.
,,'t Lijkt, of we kampeerenl" vond'Jan.
Do stemming was nu best en zelfs de
„gevangene" gaf blijken van groote tevre
denheid.
Ze liet de jongens dien middag allerlei
voor het eten doen: groente schoonmaken,
aardappelen schillen enz. Toen zij erme©
klaar waren en het nog lang geen vier
uur was, vroeg Dina:
„Hebben jullie geen boek om uit voor
te lezen?"
Dat was een reuze-idee!
De „gevangene" in de kolenschuur en de
beide jongens, die op krukjes er vóór za
ten, lazen nu om beurten voor en ze wa
ren zóó verdiept in het spannende verhaal,
dat ze niet eens gemerkt hadden, dat het
al over vieren was, toen op eens het grint
kraakte en Jansen, de smid, die achterom
gekomen was, vóór hen stond.
Nu duurde het niet lang, of Dien was
uit haar gevangenis bevrijd.
De jongens betaalden Jansen uit hun
spaarpot en namen zich stellig voor, nooit
weer iets dergelijks uit te halen.
Het eten was dien middag nog pracjct
op tijd klaar. Vader en Moeder hadden
heel wat te vertellen, maar luisterden toch
ook belangstellend naar hetgean er in «n
rondom de kolenschuur gebeurd was.
Dat de jongen? nu van hun plaagzucht
genezen waren, geloofden zij wel.
C. E. DE LILLE IÏOGERWAARD
(Nadruk verboden).