15 DAGBLAD Een vreemde honden*naam MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! AMERSFOORTSCH THANS CENT PER WEEK MET GRATIS ONGEVALLENVERZEKERING Verhaal uit liet liooge koude Noorden IN DE TREKKAR Dat begreep bij niet! lai den schoonmaak* tijd Rubriek van Oom Bob L)e beste koffie. Hulsko'f Seinkoffie kost nu 25 ct. per pond I Hulsko heeft één soort, het bestel la gepatenteerde. luchtdichte veip-'kklng. Vraagt Uw Winkelier l Bt KOFFIS WAAR PIT IN ZITl 99 99 HET was in het hooge Noordon. Ilct had flink gesneeuwd en govroren. Doch de tien-jarige Svcn Larson en zijn twee jaar jon ger zusje Asta, die warm gekleed den weg naar de dorpsschool opliepen, voelden geen koude. Druk babbelend gingen zij den een zamen landweg, want dc grootc boord'erij van vader Larson lag tamolijk ver van 't dorp. Was 't heel bar weer, dan werden zij met de slede naar school gebracht cn na school tijd gehaald. Maar zooals hot vandaag was, konden zij best do verre wandeling maken. „Moedor heeft zeker gedacht, dat we door hot loopen ergen honger zouden krijgen," begon Svcn, die even in het mandje had gc- kekon, waarin moeder het twaalf-uurtje had gepakt. Want hij cn Asta cn nog meer kin deren, die veraf woonden, bleven in dc School, waar zij warm drinken kregen cn pochten spelen, totdat do namiddag-lessen Aanvingen. Ook Asta had haar mahdje geopend. „Er kan vandaag niets meer bij!" juichte zij. „O, broer, 'k lioor iets. Een dier, dat zoo vreemd huilt!" riep ze. „Zou... zou 't een wolf zijn?" Geen wolfmaar een hond „Wolven komen hier nooit, als 't dag is," zei Svcn. „O, kijk eens, zus, daarginds in dc greppel staat een hond! Hoor, nu huilt liij Weer! Misschien heeft hij zich bezeerd Gevolgd door Asta, liep toen Svcn, die veel van dieren hield, naar do plek, waar een broodmagere hond luid jankende hen begroette cn die ook dadelijk zijn snuit le gen Asta's mandje drukte, alsof hij daar in iets bijzonders rook. ,,'t Arme dier ruikt, dat er wat te eten is," ïachte Svcn. „Ja hoor, je krijgt wat, arm dier. Je krijgt een boterham!" „Van mij krijgt hij ook wat," zei Asta, terwijl ze haar mandje opende. *t Duurde toen niet lang, of do hond smulde van een paar flinke sneden voedzaam brood, wöar- op zeker iets was, dat hij bijzonder lekker vond, want hij jankte daarna om nog meer, zoodat Svcn Asta voorstelde: „Laten we hem nog maar wat geven, 't Anno dier heeft zoo'n honger Nog twee boterhammen kreeg toen de hond en daarna vervolgde het tweetal hun weg. En de hond, hoewel hij niets meer kreeg, liep nu rustig achter hen aan; hij scheen zelfs wat verbaasd, dat ze een poos je later de school binnengingen cn hij bui ten moest blijven. Dien middag hadden Sven en Asta voor do eersto maal in hun leven niet genoeg gegeten. Jong cn gezond, als zij waren, had don zij nog heel graag hun honger met een paar boterhammen gestild. Doch spijt over hun weldoen aan den armen hond hadden zij geen van beiden. „Waar zou nu die arme hond zijn, Svcn?" vroeg Asta, toen het broertje haar in 't lo kaal, waar zij haar pclsmantcltjc aan trok, wachtte. „Die heeft natuurlijk al lang den weg naar zijn huis terug gevonden," veronder stelde Sven. „O, 't sneeuwt!" riep Asta, zoodra zij bui ten kwamen. „En daar zit dc hond! 't Anno dier heeft heel den dag op ons gewacht," sprak Sven. De hond had workelijk op hen gewacht. Nauwelijks zag hij beiden komen, of hij liep kwispelstaartend op hen toe, likte Asta's gezichtje en besnuffelde daarna de nu leege mandjes. „Neen, arm dier, wo hebben niets meer voor je," zei Sven. „Ga maar gauw naar jc huis, vriendje." Dc hond dacht er echter in 't geheel niet aan, het aardige tweetal to verlaten. Op den eenzamen landweg liep hij zelfs naast Asta, alsof hij het kleine meisje tegen een gevaar wilde beschermen. 't Werd dien dag nog vroeger donker dan gewoonlijk en in dikke vlokken viel de sneeuw. Maar heel ver hadden ze niet meer te loopen, zoo stelde Sven telkens dc wat angstigo Asta gerust. „Vader zal ons ook wel een eindje tegemoet komen," zei hij. Daar zag hij juist weer iets op den bc- snecuwdcn weg, dat zijn aandacht trok. „Ik geloof dat di&r weer een hond dwaalt, zus," ÏCijk! in die houten trekkar Daar zitten Joep en Jop Met leuke hondesnoctjes En schuin geheven kop. Hun trouwe Moeder, Minka, Trekt blij haar lieven last, Ze let op 't kleinste steentje En denkt steeds: Opgepast! De beide jonge hondjes, Die hebben dolle pret, Deuk, dat hun Moes hea vlug heeft Iln 't karretje gezetl Nadruk; verboden)]. Al d'and're hondjes kijken Dat leuke span eens aan. Wie zou er zoo niet dolgraag Uit rijden willen gaan?! En als Moes cind'lijk moe wordt, Zegt zij: Nu houd ik op. We zijn juist aan het eindpunt. Uitstappen, Joep cn Jop! Ze geven Moes een lik elk, Dat is een hondenzoen! En Moeder Minka zegt dan: 'k Zal 't morgen nog eens doen! C E. DE LILLE HOGERWAARD lachte hij, op een grauw dier wijzende, dat nU ook Asta op eens bemerkte. „O, 't is misschien een echte wolf!" gilde zij angstig. Ja, *t leek waarlijk een jonge wolf en hij zat midden op den weg! Dit zag nu ook Svcn cn zijn stevig knuistje greep Asta's handje wat vaster; aan den hond dacht hij niet meer. Maar de hond, die wellicht reeds den wolf had geroken, bedacht zich niet lang. Hij, die iets grootcr was dan do wolf, liep of eigenlijk sloop op het gevaarlijke dier toe, viel het van achteren aan en zet te zijn scherpe tanden zóó vast in don rui- gen wol ven-nek, dat weldra dc wolf luid huilende dc vlucht nam. Daarna liep hij weer achter dc nu vlug voorthollende kin deren aan, alsof er niets bijzondere was ge beurd en volgde het tweetal naar dc boer derij. Daar vertelde toen Sven, hijgende van 't snelle loopen, het vrccselijkc avontuur. Dankbaarheid van Sven „Wat een geluk, dat hij bij ons was," zei hij, op den hond, die weer naast Asta stond, wijzende. „Verbeeld u eens, dat hij er niet was geweest cn die wolf ons..." Svcn ril de, toen hij aan het gevaar dacht„Mag de hond bij ons blijven, vader?" vroeg hij. ,,'t Is geloof ik, een arme zwerver..." „En 't is een dankbare zwerver, jongens," sprak vader Larson. „Natuurlijk mag hij bij ons blijven, totdat zijn baas hem komt opeischcn." „Jullie zult wel honger hebben," -sprak moeder. Ja, dat hadden ze ondanks hun schrik voor den wolf toch wel gehad, bekende Sven. „Waar zag je dien wolf, Svcn?" vroeg even later vader Larson. „Die zat op den weg, tegenover het land van Olaf Gundcrscn, vader" was het ant woord. „Maar 't scheen nog een jonge wolf, want do hond was grootcr cn kon hem best aan, hoor!" „En dc wolf liep huilende heel hard weg," viel Asta in. Neen, daar begreep vador, nóch moedor iets van. Hoe kwam in hun buurt nu op eens een wolf cn nog wel een jonge wolf Het raadsel opgelost Doch nog dicnzelfdcn avond hoorden zij, dat één der wolfshonden van Olaf Gundcr scn leelijk gebeton was. Ja, toen begrepen zij, dat de wolf geen wolf was geweest Dit vertelden zij ook den volgenden dag aan Sven en Asta, „We hebben tóch een echt avontuur be leefd, vader," zei toen Sven. „Want als 't nu eens geen wolfshond en wèl een echte wolf was geweest, dan had de hond toch echt ons leven gered... Hij mag nu toch óók bij ons blijven, hè vader?" „U stuurt nu dien lieven hond toch niet weg, vador?" vroeg met een droef stemmetje, Asta. „Hij mag blijven, totdat zijn baas hem meeneemt," beloofde vader. Maar er was niemand gekomen om den hond, die nu wel doorvoed en goed verzorgd was, weg te ha- Vader leest aan Moes een brief voor... Op zijn eontje speelt zoet Jan. 't Lijkt, of hij in 't spel verdiept is, Toch ontgaat den kleinen man Niets van 't geen zijn Vader voorleest: Tante Dora was erg moo En zij moest nu van den dokter Langen tijd naar buiten toe. Eerst moest zij haar huis verhuren Minstens wel voor een heel jaarl Als zij zóó lang flink gerust had, O, dan was zij stellig klaar! Heel wat voeten had 't in d'aarde Vóór zij van haar huis afkwam, Maar... het lukte, zoodat z'eind'lijk 'n Flinken tijd vacantie nam... Plots houdt Jantje op met spelen En met beide wangen rood Zegt hij: Vador! ik begrijp niet... Tant' is toch geen duizendpoot! CAELA HOOG {Nadruk verboden^. lcn. Toen mochten ook na ccnigon tijd do kinderen hem een naam geven. Maar geen naam was beter voor hem ge schikt dan „Levensredder" vond Sven. En Asta zei, dnt dit een prachtige naam was. „Want als 't echt een wolf was geweest, had die lieve hond ons toch gered," zei ze. En zoo bleef het dus,, Levensredder"! Neen, nog nooit had een hond zulk een vreemden naam gehad! (Nadruk verboden.) TANTE JOH. „Bit! wat is het hier in do serre toch koudl" zei een kwastje, éón der bewoners van dc stofdoekenmand. „Veel te koud om schoon te maken!" ging het slanke ding voort. „Dan moet jc jc maar warm werken," vond een harde schuier. „Flinke lichaams beweging is gezond cn maakt jc lekker warm." „Als ik mij maar flink bewogen kon!" zei het kwastje. „Er gaan dikwijls uren en uren voorbij, waarin ze mij heelcmaal schij nen tc vergeten en a 1 s ze mij dan eindelijk in de hand nemen, moet ik langs smalle paadjes in deuren en meubels loopen en lig ik weer in dc mand, vóór ik het weet!" „Niet zoo mopperen, klein ding!" Met deze woorden mengde Opa Stofzuiger zich in het gesprek. „Niet ieder kan en hij zette een hooge borst als ik door clec- tricifeit gedreven worden, maar ook dc kleintjes kunnen nuttig zijn, als zo maar zonder mopperen hun plicht doen!" „U hebt makkelijk praten, Opa!" zei liet kwastje weer. „U hebt overdag zóóveel tc werken en maakt daarbij zóóveel geraas, dat u 's avonds natuurlijk doodmoe bent en onmiddellijk in slaap valt, zoodra Sien, de werkster, vertrokken is, terwijl ik..." „Een mopperaar ben cn blijf!" maakte Opa Stofzuiger den zin af. De stoelschuier schudde zijn harigen bol. Hij zei nooit veel, maar daar hij tot de oud ste bewoners der stofdoekenmand behoor de, hadden allen toch eerbied voor hem. Plotseling kraakto het aan den buiten kant der mand. Do mattenklopper, die cr tegenaan lag, werd oud en zijn stem erg krakerig. Vroeger had hij het altijd druk gehad, in den tijd, toen dc familie Stofzui ger nog jong en minder talrijk was, maar nu had hij slechts zelden wat te doen. Toch was hij nog niet gepensionneerd en juist vandaag scheen het zonder hem niet goed te zijn gegaan. Hij had zich ten min- sto flink moeten weren en het had hem goed gedaan weer eens te mogen werken, 't Gaf hem zoo'n prettig gevoel. Stellig droomde hij nog van zijn arbeid. Want wat zou dat kraken anders zijn? „Morgen zullen wo *t weer druk hebben!" zei de harde schuier. „Hoe weet jo dat?" vroeg het kwastjo verbaasd. „Wel, omdat zo ons hier laten liggen! Ik weet bij ervaring, dat als we buiten do werkkast moeten overnachten, onze taak niet afgeloopen is en Sien den volgenden dag niet buiten ons kan." „Zo had ons toch wel zoolang in do kast kunnen wegbergen," vond het kwastje. „Daar is het ten minste lekker warm en bovendien donker, maar hier is het koud en kun jo door het licht niet slapon! Waar om hebben ze hier ook juist vóór de serre een lantaarn gezet?!" Ja, op deze vraag bleef zelfs Opa Stofzui ger het antwoord schuldig. Ook de matten klopper, die intusschcn wakker geworden was, wist het niet. Plotseling zei de laatste! „Ik zou wel eens willen weten, wie van ons het nuttigst is!" Niemand zei wat, maar menigeen (mis schien wel Iedereen!) dacht: „'t Zou mij niot verwonderen, als ik het was!" „Onze mevrouw weet het natuurlijk!" zei Opa Stofzuiger. *10, natuurlijk!** „Zeker!" „Dat is zoo!" klonk hot nu van alle kan ten. „Wo zullen het misschien wel eens hoo- ren, als wo maar goed luisteren," zei de mattenklopper, „doch laten wo beginnen met weer to gaan slapen." En hij was al* weer bijna ingedut. Er hcerschtc nu stilte tot den 'volgenden morgen cn toen... luisterden allen, want mevrouw kwam in de serre cn zei: „Sien, heb je mijn ring ook gezien? Ik heb *m gisteravond laten vallen, maar kon hem nergens vinden." Neen, Sien had niets gevonden! Ze zocht naar een geschikt voorwerp in dc stofdoek- mand, haalde het kwastjo er uit, schoof het onder do verwarming cn... haaldo den vermisten ring te voorschijn. Mevrouw, die erg blij was, dat ze *m te* rug had, zei: „Gelukkig, dat het kwastj'o zoo dun is. Dat is nog eens een nuttig ding!" Dien avond verklaarde Opa Stofzuiger, dat het kwastje het nuttigste lid der stof- doekcnmandfamilie was. Het kleine ding was zóó gelukkig over deze uitspraak, dat het zich voornam: nod"1 maar dan ook nooit meer te mopperen! C. E. DE LILLE HOGERWAARD (Nadruk verboden). Beste Nichten cn Neven! Cow-Boy heeft een lang verhaal inge stuurd. cn dus zal ik mij maar bepalen tot het gebruikelijke familienieuws. Wat jullie al zoo gedurende dc Paaschda- gon uitgevoerd hebt, nou, daar heb ik in vele brieven al een aardigen indruk gekregen. Van sommigen klonk het afgewerkte pro gramma als een klok cn ik zal cr niet ver naast zijn, wanneer de volgende briefwisse ling mo nog menig reisjo door Nederland zal brengen. En ja, als dc familie uitgaat, inoet cr toch één thuis blijven cn die eer heb ik me zelf, als oom, maar opgedragen. Maar verveeld heb ik me niet hoor! Sip-Su heeft me niet geschreven, maar in ieder geval krijgt ze de groeten van do Flie refluiter. Duke Ellington krijgt volgende weck mooie postzegels cn ik wil hem mijn stelle mede werkster wel even verraden: Klaverblaadje, En dan „smeekt" Woelwater me om jullie tc vragen, wie van jullie (liefst do neven!) gymnast is! Die bede was zoo hartroerend dat ik het jullie hier dus vraag! Ik hoor dat dan nog wel, dan kan ik hot haar schrijven. Voor Kemphaantje is er een brief van Cow-Boy, welke ik bij den ruilhandel zal insluiten, want dit trouwe nichtjo zal mo voortaan niet meer geregeld schrijven. Erg jammer, maar ik hoor nog wel eens iets van haar, daar reken ik op! Van ons oud-nichtjo Zonnetje heb ik een leuken brief gehad. Voor zoover het familienieuws. V/at be treft den ruilhandel: ik heb gelukkig weer wat boekenbons gekregen (nieuwe) en zoo lang do voorraad strekt help ik jullie na tuurlijk weer. En tot slot: denken jullio nog aan Niemeijers Koffie en Theemerkcn voor me! Dc eersten zijn reeds binnen gekomen! En nu laat ik Cow-Boy aan het woord3 Toxicanen en Negers Eerder heb ik'jullie a! eens iets verteld over dc haat dio de doorsnee Texicaan een neger toedraagt En omgekeerd is het al net eender. Alhoewel op de ranches niet te veel van beiderlei rassen zitten, gebeurd het toch wel. dat or ineidpnten voorvallen. Natuurlijk leeft die onderlingo vijandschap zich niet uit in dagelijksche vechtpartijen, weineen, het gebeurt soms in maanden, dat er niets voorvalt Terwijl ze door elkaar genomen aardig met elkaar op kunnen schieten. Och, je weet zelf we! dat menschen op het platta

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 13