15 Vochtige muren? DAGBLAD „Murolinefabriek Amersfoort" AMERSFCORTSCH Harry Baur als Gebruikt MUROLINE 'T EENIGE AFDOENDE MIDDEL WENDT U TOT DE THANS CENT PER WEEK MET GRATIS ONGEVALLENVERZEKERING FILM DE WANDELSTOK DROGISTERIJ „DE GAPER" LETTERKUNDIGE KRONIEK Algemeene Utrechtsche Verkoop straat 38 Centrale Tel. 1825 Uw huizen gaan langer mee FILMNIEUWS Labiel evenwicht als gevolg van het eenlingsspel. Regie van Duvivier De Fransche regisseur Julien Duvivier heeft in den laatsten tijd weer tal van ma len de aandacht gevraagd voor zijn pioduc- ties, die, meestal gebaseerd zijnde op een pretentieloos verhaal, toch uitmunten door oorspronkelijkheid en inzicht in de lastige vragen die het filmvak aan de beoefenaars stellen kan. Hij heeft sedert de ontwikke ling van de geluidsfilm met rassche schre den voorwaarts ging, begrepen dat er in deze techniek groote mogelijkheden zitten, mits men ze op de juiste manier weet aan te pakken en' toe te passen. Een men- schenleve.il bedreigd (La tête d'un homme) is het beste bewijs, dat hij weet van welk een ontzaglijke waarde het geluid kan zijn voor hem, dié het als onafschei delijk deel van de rolprent weet te behan delen. Van zijn verdere jongste werken noe men wij Golgotha en Marie Chap- delaine, terwijl van vroeger Bonheur au x dames en Hallo Paris i c i Berlin vermeld mogen worvlen. Momenteel draait in ons land ook de film David Colder, vervaardigd naar den veelgelezen roman van Irène Némirovsky. Goldcr is een Poolsche Jood, die jaren ge leden uit zijn vaderland getrokken is om het geluk te vinden in de wereld en inder daad is hij erop vooruit gegaan. Hij heeft goldr-zooveel hij wil, hij heeft een vrouw en een dochter... Doch hier schuilt het gevaar van zijn geluk, want zijn vrouw en dochter leven niet in het drukke zakelijke milieu van Parijs, doch in een mondaine badplaats, waar het. door Goldcr op zoo moeizame wij ze verkregen goud wordt uitgegeven aan autp's, juweclen, hazardspel en dergelijkén. Goldcr verzet zich echter niet, want hij kent slechts één ideaal: zijn dochter Joyce gelukkig te maken, en dit geluk bestaat voor haar slechts in geld, om onbezorgd te kun nen feesten en flirten zooveel zij wil. Golder is de zielige man ten opzichte van haar: hij is een persoonlijkheid tegenover ieder, doch bij Joyce is hij de zwakkeling, die zich laat verleiden tot al datgene, wat hij in zijn hart als man van zaken niet kan en wil doen. Voor Joyce houdt hij zich in toom, als hij ziet, dat' zijn geld verbrast wordt, het geld, dat hem zijn leven gaat kosten, daar de zware arbeid zijn gezondheid geschokt heeft. Deze zwakke positie van zijn lichaam wil hij door ecnigc weken rust in de badplaats herstellen, doch hij vindt het er niet, mee gesleurd als hij daar wordt, door zijn mach- telooze woede tegen die braspartijen, die zijn leven zullen doen boeten... Zijn vrouw is een venijnig type, die geen liefde voor hem kent en zich gewend lieeft aan een leven van juwcelen en mooie villa's en die zich van haar man niets aantrekt. Als Goldcr weer een aanval van hartkramp gehad heeft en ziek te bed ligt, komt zij hem weer lastig vallen met haar smeekbe den om geld en rijke goederen en Golder ontsteekt dan in hevige woede. Daar ver wijt hij haar het leven dat zij leidt zonder hem, zonder zorgen te kennen en zonder ooit over iets na te denken. Van niets had hij haar opgebracht, doch hij had daar spijt van en als Goldcr zou sterven, dan zou hij maatregelen nemen dat zij niet méér zou zijn dan de arme landverhuizeres, die hij cortijds tot zich genomen had. Deze scène is een der ineestaangrijpende van de film, zoo een waar men stil van aandoening is en waarbij men geniet cn van prachtig spel èn van de gelukkige regie, die dergelijke composities in het leven wist te roepen. Hier komt ook het lage karakter van de vrouw aan den dag als zjj den man mede deelt, dat hij niet de vader is van haar kind en deze slag is te zwaar voor Golder. IIij trekt zich terug uit het zakenleven, aange zien hij het ideaal kwijt is, waarvoor hij al die jaren gewerkt heeft. Toch blijft hij niet afzijdig, want Joyce heeft nog wel zooveel invloed op hem, dat hij niet kan zien, dat zijn verwende kind in moeilijkheden zou komen door het ontbre ken van de noodige financiën. Wederom gaat hij aan den arbeid en niet ontzaglijke moeite weet hij een regeling te treffen niet de Russen, die liein weer de noodige nnl- liocncn moet opleveren. Al deze feiten heb ben te veel van zijn krachten gevergd en op de thuisreis sterft hij op een cniigranten- boot. Wederom een s'cènc die treffend is door het sterke spel van Baur en waardoor men .veel van de andere fouten der film vergeet. Want fouten heeft ook deze rolprent. Zij is reeds een zestal jaren geleden uitgebracht doch had toen geen succes in Frankrijk, zoo dat zij weer ingetrokken werd. Ihans is Baur favoriet men hoort en ziet hem overal en plotseling dook ook David Golder weer op. Wij zijn vaiY meening dat deze film zes jaren geleden niet onthouden had mogen worden aan het publiek, doch wij zijn tevens de meening toegedaan, dat dit niet Baurs grootste werk is. Er zijn in liet verhaal te veel onwaarschijnlijkheden, die men niet maar zoo kan laten passeeren. Tegenoier de figuur van Baur staat geen tegenwicht en dat is altijd een gevaarlijk spel. Wij hebben er al eens meer op gewezen, dat een film moeilijk door één man gespeeld kan worden, en ook thans blijkt dat duidelijk. Het even wicht is te labiel, waardoor men een onbe vredigd gevoel krijgt en zich afvraagt of ook het verhaal an sich wel voldoende gronden biedt. Daargelaten of de gebeurtenissen zich zouden kunnen voltrekken zooals zij weer gegeven worden, willen wij toch de vraag stellen of het niet mogelijk geweest zou zijn voor de vrouwelijke roofdrollen andere typen te vinden, die meer voldaan zouden hebben aan de eisclien, die gesteld worden door madame Golder en door Joyce. Is het moge lijk dat een kind, dat zooveel liefde van haar vader ontvangt als Joyce, daarvan niets terugschenkt, in geen enkelen vorm? Zij vraagt geld en krijgt dat, uit zich dan even op een door ons niet erg sympathieke wijze als dankend kind, doch even later is zij weer de onverschillige, die niets bezit waardoor de liefde van den man opgewekt zou kunnen worden. Neen, Joyce is voor ons niet in levende figuur gekomen, doch is een onwaarschijnlijkheid gebleven, terwijl ook de ontwrichting van het huwelijk niet in liclle kleuren geschilderd is en voor ons dan ook "slechts als een te aanvaarden feit blijft staan. Er is geen diepte in deze verhouding en men kan uit dit voorgaande duidelijk merken dat deze film naar voren gebracht is omdat Baur zoo goed gaat. Zeker er zijn prachtige momenten en de vertolking van Baur is weer onnavolgbaar maar Duvivier heeft beter werk gemaakt in den laatsten tijd en ook over Harry Baur, met een betere staf rondom zich, zijn wij in nieuwere films beter te spreken geweest. Als men echter nagaat dat zes1 jaar gele den een dergelijk product gemaakt kon wor den, dan wordt de bewondering wel grooter en wij'zullen dan bok de laatste» zijn die zeggen willen dat deze film niet zoo goed is als de doorsnee-film die tegenwoordig ver toond wordt. Het tegendeel is waar. Van dé film als kunst, met leven en rhythme, dat door liet. garischc werk lieenzingt, is hier echter nog niet veel te ontdekken, maar in dit verband vragen wij ieder af, of iemand momenteel een product weet, waar dit feite lijk wei in zit. Harry Baur als David Golder is do lei dende figuur in deze film en zeker onnavolg baar in het uitbeelden van de moeilijk te spelen rol van den ontgoochelde; de verdere roheixleeling is nis volgt: madame Golder, Paule Andral; Joyce, Jackie Moivnier; Iloyos, Jacket; cn Fischl, Jcan Coquclin. NEEM mij niét kwalijk, meneer, maar zou ik een vraag mogen doen?" vroeg Fred LTk, terwijl hij zijn hoed afnam \oor den map, dien hij nog nimmer gezien had. Deze was zoo verwonderd midden op straat door een vreemde aangesproken te worden, dat hij vergat eveneens zijn hoed af te nemen. „Wat wenscht u?" vroeg hij.stijf. „Ach," antwoordde Fred glimlachend, „ik ben rerliefd op uw wandelstok." (Elet was een bamboestok met een ivoren knop). „In dezen tijd ziet men zelden wandelstokken en deze stok schijnt me vooral een bijzonder mooi stuk te zijn. Mag ik hem misschien voor een seconde in mijn hand hebben? Dank u zeer!" Verbaasd en een weinig uit zijn humeur zag de vreemde toe, hoe Fred Urk met een uitdrukking van verrukking in het oog, den stok monsterde. Een gek, dacht hij, een wandelstokkcninaniakOpeens zwaaide Urk met den bamboestok door de lucht en voor ecu seconde was hij in verzoeking met den stok weg te rennen. „Waar hebt u hem gekocht, meneer? Ik zou graag zoo'n stok willen hebben." „Ik kan het u niet zeggen, mijn vrouw heeft hem mij drie jaar geleden ten ge schenke gegeven." „Ik zou u zeer dankbaar zijn-, als u te weten kon komen, waar uw vrouw den stok gekocht heeft. Ik zou daar dan eens kunnen vragen, of ze geen tweede exemplaar heb ben!" „Mijn vrouw zal zich nauwelijks den. win kel kunnen herinneren. Ik zei u reeds, dat liet al drie jaar geleden is." „Nooit vergeten de vrouwen de winkels, waar zij eenmaah iets gekocht bobben", ver klaarde Urk vol overtuiging. „Geeft u mij uw telefoonnummer maar, meneer. Als ik het te weten kan komen, zal ik u opbellen." „Hier is mijn kaartje, meneer," zei Urk en haalde cr een uit zijn portefeuille te voorschijn. De man met den bamboestok keek op het kaartje, besloot nu den hoed af te nemen cn zei: „Aangenaam, meneer Urk. Mijn naam is Webcr." „Eveneens, meneer Weber!" Ze bogen voor elkaar als pinguïns. „Vergeet alsublieft vooral niet, mij op te bellen," verzocht Urk nog voor hij inzag, dat hij den heer met den wandelstok niet langer mocht ophouden. Volstrekt niet boos meer, eerder gevleid, hield Weber hém terug: „Ik woon hier-juist om den hoek, wilt u met me meegaan1 JULIAN APLEIN 3. Amersfoort EEN UITKOMST VOOR IEDERE VROUW. Oriënt Henna Shampooing. Verft door gewoon wasschen elk haar in clko gcwenschto tint Onschadelijk f 0.60. Harry Baur als David Golder en Jackie Monnier als Joyce in „David Golder'* meneer Urk? Dan kunnen we meteen höo ren, waar de stok vandaan komt!" Een avontuurlijke spanning kwam over Urk, toen hij met Weber in de lift. stapte. „Ik zal U, om Jarig gepraat te vermijden, als een handelsvriend aan mijn vrouw voor stellen", zei Weber toen ze in de lift stonden Een minuut later zat Urk in een gemak- kclijken fauteuil, genietend van een sigaar, die Weber hem aangeboden had cn vóór licm stond een glaasje cognac. De deur ging opéri. Uric stond met een 'ruk op,'er op verdacht,"Hat-dé vröriw van meneer Weber vóór 'liripv geen onbekende kon zijn, ja, zelfs 'daf het de vrouw zijn kon, die hij drie jaar geleden had willen trou wen. Zijn spanning was plotseling ondraag lijk geworden. Tóen kwam de dam'c de kamer binnen. Weber stelde hein \oor: „Hier heb ik een van mijn handelsvrienden meegebracht, lieve Leila." Toen Urk hoog, was het hem duidelijk, dat het niet de vrouw was, die hij gedacht had hier te zullen ontmóeten. Het was een ge heel vreemde dame, die' hij evenmin, als den man met den wandelstok ooit te voren ge zien had. Drie cognacglazen werden aangestooten. Toen vroeg Webcr: „Kunt ge je herinne ren, Lena, waar je destijds den wandelstok hebt gekocht? Meneer Urk is gewoon épri van dien stok." Fred Urk werd van ter zijde nauwkeurig opgenomen en mevrouw Weber antwoordde verwonderd: „Die werd me destijds door Rudi bezorgd," Urk vroeg: „Wie is Rudi?" „Rudi is de broer van mijn vrouw, een typische jongen," zei Webcr, „wie weet, waar hij den stok vandaan heeft". „Dat kan ik je wel zeggen." Mevrouw Weber glimlachte. „Van een firma in Londen." Nu geraakte Weber zelf in spanning; hij ging naar de teléfpon om Rudi op te bejlen. „Wat is er?" riep een jongeman van onge veer acht cn twintig jaar lachend, die tien minuten later de kamer binnenstapte. „Ga zitten, jongen, steek een cigaret op en vertel meneer Urk eeris, bij welke firma in Londen jij drie jaar geleden mijn wan delstok gekocht hebt!" Rudi hield plotseling op met lachen, zijn blik viel op Urk en zijn vroolijk gelaat ver trok zich. „Wat 'n drukte voor zoo'n ouden stok", zei hij. Nee, hém had Urk ook nog nooit in zijn leven gezien, en toch stond liet voor hem vast, dat deze Rudi in zijn leven een rol ge speeld had. „Het spijt ine. meneer Urk, maar liet is te lang geleden," zei Rudi, naar een cigaret grijpend. „Tk weet alleen nog. dat ik den stok in de étalage van een Londcnsche firma zag liggen." Klopt niet, kameraad, dacht Urk instinc tief, dezen stok heb je nooit in Londen ge zien „Jammer, dat je liet je-niet kunt herinne ren!" zei Weber teleurgesteld: hij was met den vreemde, die hem op straat aangespro ken had, op zoo'n vertrouwelijkcn voet ge raakt, dat het hem was, alsof hij reeds jaren lang omgang met hem had gehad. Toen Urk een uur later samen met Rudi het huis verliet, was hij in het bezit van den bamboewandelstok. Als twee mannen, die elkaar wat te zeggen hebben, maar niet de rechte woorden kunnen vinden, liepen ze over straat. Dan zei Urk: „Ik heb eens een vrouw lief gehad. Ze heette Irène: liet was een groote liefde. Ziet u, in den tijd, toen ik met haar verloofd was, liet ik eens mijn wandelstok in haar huis staan. Ik heb den stok nooit meer terug gekregen; hij was weg, als van den aardbodem verdwenen, en Irène beweer de hem niet gezien te hebben en zoo was ik mijn prachtigen wandelstok kwijt De jongeman aan Freds zijde, hield zijn blik -afgeweid, toen hij.antwoordde: „Ik had gcéu vermoeden, wicn de stok toebehoorde, dien ik in de woning van die dame vond maar die stok maakte mij woedend. Ook ik was tot over mijn ooren op Irène ver liefd, hoewel het een liefde zonder hoop was. Ik nam den stok weg... Nooit heb ik iets of iemand meer gehaat dan dien stok, die het eigendom van mijn medeminnaar was; die stok vervolgde mij. Eerst zette ik hem in een kast, toen Verbande ik hem naar den zolder, daarna verhuisde hij naar den kel der, maar liet hielp allemaal niets, als een visioen zweefde de stok steeds voor mijn geest. Eindelijk kwam ik op het idee, hem aan mijn zuster te geven, die me gevraagd had, een geschenk voor haar man te koopen. Maar dat is reeds lang geleden." „Ja, dat is lang geleden," herhaalde Urk in gepeins verzonken. (JAN MOLTAN) (Nadruk verboden). Van Vrijheid en Dood, door A. den Doolaard (Em. Quirido, Amster dam) HET ligt in mijne gewoonte bij de keuzo der boeken, welke ik in deze rubriek pleeg te bespreken, nu eens te rade.te gaan met mijne waardeering voor een boek of een schrijver, dan weder met de belang stelling, die een bepaald boek of een bepaald schrijver ontmoet bij liet publiek. Men moet mij niét'tegenwerpen dat ik, indien ik te veel naar de leesgraagheid keek van het pu bliek, hoofdzakelijk detectiveverhalen zou moeten kritisecren, want in de eerste plaats houdt de bespreking van een boek op zich zelve reeds een fond van waardeering in zich bovat, cn in de tweede plaats worden er tegenwoordig veel meer serieuze boeken ge lezen dan men vermoedt. Den Doolaard behoort nog altijd tot de schrijvers, die de gunst,van hot publiek vor krijgen bij iedere nieuwe publicatie en men kan, wil mén zich behoorlijk van zijn taak als kroniekschrijver kwijten, aan hem niet voorbijgaan. Maar den Doolaard blijft, ook bij zijn toenemende tegemoetkoming aan den wcnsch van de lezers, dat zij de lees-stof ge makkelijk kunnen verorberen, een interes sante figuur. s- Ik wil in deze kroniek vooral de aandacht vragen voor het interessante van het alge meen verschijnsel, dat hij vertegenwoordigt, ïi.l. de overgang van de literatuur naar de journalistiek. Het is interessant, om het prospectus te lezen, waarin zijn uitgever dit nieuwe boek aanbeveelt. Het prospectus begint'met cene algemeene kenschetsing van den schrijver, die ons wordt voorgesteld als een auteur, die,den lust heeft om het leven van den en kelen niénsch roekeloos echt en eerlijk, zoo menigvuldig mogelijk te beleven in een dwa len over de wijde aarde en ons allen van do ze volheid van het leven te laten genieten". Maar dan komt het„Daarbij vragen wij ons niet in de eerste plaats af: is dit een roman? Want wij weten, dat zijn romans verhalen zijn waarin zijn reizen vorm kregen. En de figuren uit zijn reisverhalen worden ons als bij tooversalg vertrouwd als romanfiguren". Hier verontschuldigt de uitgever zich over de omstandigheid, dat hij nu eens niet „een roman" uitgeeft. Maar voor den drommel, zoo zijn wij ge neigd te vragen: is dit nu een misdaad? De roman is nu al zulk een troetelkind (laat ons maar niet spreken van fopspeen) gewor den van.het publiek, dat een achtenswaardig cn literair-kundig uitgever bedremmeld wordt, wanneer hij nu eens met iets anders uitkomt dan met het gebruikelijke procédé. Vrienden, laat ons toch eens genezen van den waan, dat een roman de eenige, alleen genietbare uiting is van literatuur. Ik moet het hier openlijk uitspreken, dat de journa listieke schetsen welke den Doolaard hier voor ons op tafel ligt, mij veel eerlijker en waardeerbaarder uiting toechijnen van de zen auteur dan vele 'zijner romans, die welis waar spannend zijn, maar dikwijls slecht geschreven. In do journalistieke overjas beweegt ecu wilde zwerver zich gemakkelijker dan in het voorgeschreven harnas van den roman en wij vergeven eerder stijlslordigheden en zijn ontvankelijker voor geestig opgemerkte din gen, dan in den roman. Wat dikwijls drake rig lijkt in den roman, is een gcwenschto kleuring van een eenvoudig relaas in do journalistiek, en ik voor mij ben er hcele- niaal niet rouwig om. dat er tegenwoordig courantenstof verschijnt in boekvorm. Al was het alleen maar, omdat het in boek vorm makkelijker leest. Aan een opulonton maaltijd, die aanvangt mot hors d'oeuvre, en over gebraad en visch heen reikt naar het dessert, waardeert men het puddinkje veel minder dan na een sober menu. En zoo geeft het thans uitgekomen lees-penre van *len Doolaard ons de rechte stemming, om zijn bewegclijken, opmerkzamen geest de waar* deering te schenken dio hem toekomt. -;j Het aardige van dit hoek begint al bij do „Inleiding", waar hij dc tegenstelling om schrijft tusschcn den zwerver en den reizi ger. „Het verschil", zoo zegt hij, „tusschcn een zwerver cn een reiziger is, beeldend, cn dus bij benadering uitgedrukt, hetzelfde als tusschcn een vroolijk in zijn eentje voortpui- fende locomotief cn den aanhangwagen van een motortram, tusschcn een zeilboot, dio alleen naar den wind luistert cn een Rijn aak in een sleep; tusschcn een wezen, dat zich op zijn eigen, dikwijls zeer origineel© wijze verplaatst cii.cen ander wezon, dat daartoe dc beproefde middelen/aanwendt, dio het grootst mogelijke gemak cn minste Tijd verlies cn (dat denkt hij tenminste) maxi mum „genot" verzekeren. Een zwerver reist zelf, een reiziger wordt gereisd. Door reis- vereenigirigen, door reisbureaux, door hotels, portiers, door gidsen van allerlei slag. Een zwerver is zelfstandig, een reiziger niet. Do zwerver ontmoet menschen, en beleeft dan wat; de reiziger heeft enkel te maken niet hotelportiers, kcllncrs en suppoosten, dia voor hem geen menschen zijn, maar bewe gende stukken arm en been cn nek cn hand (met de palm naar boven), onderdeden van dc groote perfekt loopende verkecrsmachino, die hem op gesmeerde wieltjes voortrolt. Maar, dc reiziger vraagt ook niet meer: hij zoekt verstrooiing. Terwijl de zwerver aller-» eerst liet leven zoekt, niet alleen hetWtuur* leven maar ook dat der onbedorven .men schen, waarvan er gelukkig nog m.illiociieu bstaan. Een van mijn liefste wensclien als minaar van den vrede is ook dat uit boek iets zou kunnen bijdragen tot een heter be grip van mijn eigen volk.voor vreemde vol keren. Van de prilste jeugd af wordt een groot deeL der monschheid er systematisch in getraind in zijn medeschepsels niet in de eerste plaats den mensch te zien, maar het symbool van ccn klasse, terwijl de waar demeters dan meestal slechts het geldbezit en de uiterlijke verschijning zijn. Geen won der dat de volwassene ook later vreemde volkeren op dezelfde wijze beschouwt. Voor gelicht door een altijd oppervlakkige en dik wijls opzettelijk leugenachtige pers ziet bij in zijn vreemde broeders slechts dc cxjio- nenten van de politieke en occonomischo verhoudingen van het oogonblik. Hij spreekt met het zelfde gemak over de Duitsehers, dc Franschcn en de Erigelschen als over do lenzen van Zeiss, den Bourgognewijn cn de Sunlightzecp. En reizen maakt hem niet wijzer, daar.hij alle aanraking met het wer kelijk volk vermijdt cn verder meestal hal- starrig weigert, om de ondoordringbare regenjas zijner vooropgezette mecning af te werpen." Dergelijke opmerkingen zijn inderdaad zeer verstandig en zeer lezenswaard. En men kan er op rekenen dat een schrijver, die zoo scherp de dingen stelt, ons belang wekkende en onverbloemde waarheden zal vertellen over de landen, die hij heeft be reisd, en de volken, waaronder hij heeft verkeerd. Een leeuwenaandeel heeft, zooals wie den schrijver kent begrijpelijk voor komt, wederom de Balkan gekregen. Omtrent het ten declc in diepe volkstradities gewortel de, ten deel volmaakt misdadige en onbe trouwbare bedrijf der Comitadji's wordt do lezer van dit bock nauwkeurig ingelicht. Maar ook over andere landen, in het bizonder over Polen, licht den Doolaard ons nauwkeurig in. De waarde van zijn hoek is hierin gelegen, dat hy ons door de openba ring van sociologische cn ethnologischo achtergronden, zooveel boter dc politicko fataliteiten van Oost-Europa leert verstaan. En dan beschikt hij over de kunst, even, in enkele volzinnen, ons de puurtc en maagde lijkheid van de lioogc Balkanbergcn tc laten genieten. In een paar volzinnen maar, tus schcn een vlak réiaas. Maar ik heb mij even afgevraagd, of zulk een volzinnenpaar ons niet dichterbij de sfeer van het land brengt, dan zoo'n heele, melodramatische roman P. H. BITTER Jr.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 11