15
Vochtige muren?
DAGBLAD
„Murolinefabriek
Amersfoort"
AMERSFCORTSCH
Harry Baur als
Gebruikt MUROLINE
'T EENIGE AFDOENDE MIDDEL
WENDT U TOT DE
THANS
CENT PER WEEK
MET GRATIS
ONGEVALLENVERZEKERING
FILM
DE WANDELSTOK
DROGISTERIJ „DE GAPER"
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Algemeene Utrechtsche
Verkoop straat 38
Centrale Tel. 1825
Uw huizen gaan langer mee
FILMNIEUWS
Labiel evenwicht als gevolg van
het eenlingsspel. Regie
van Duvivier
De Fransche regisseur Julien Duvivier
heeft in den laatsten tijd weer tal van ma
len de aandacht gevraagd voor zijn pioduc-
ties, die, meestal gebaseerd zijnde op een
pretentieloos verhaal, toch uitmunten door
oorspronkelijkheid en inzicht in de lastige
vragen die het filmvak aan de beoefenaars
stellen kan. Hij heeft sedert de ontwikke
ling van de geluidsfilm met rassche schre
den voorwaarts ging, begrepen dat er in
deze techniek groote mogelijkheden zitten,
mits men ze op de juiste manier weet aan
te pakken en' toe te passen. Een men-
schenleve.il bedreigd (La tête d'un
homme) is het beste bewijs, dat hij weet
van welk een ontzaglijke waarde het geluid
kan zijn voor hem, dié het als onafschei
delijk deel van de rolprent weet te behan
delen. Van zijn verdere jongste werken noe
men wij Golgotha en Marie Chap-
delaine, terwijl van vroeger Bonheur
au x dames en Hallo Paris
i c i Berlin vermeld mogen worvlen.
Momenteel draait in ons land ook de film
David Colder, vervaardigd naar den
veelgelezen roman van Irène Némirovsky.
Goldcr is een Poolsche Jood, die jaren ge
leden uit zijn vaderland getrokken is om
het geluk te vinden in de wereld en inder
daad is hij erop vooruit gegaan. Hij heeft
goldr-zooveel hij wil, hij heeft een vrouw en
een dochter... Doch hier schuilt het gevaar
van zijn geluk, want zijn vrouw en dochter
leven niet in het drukke zakelijke milieu
van Parijs, doch in een mondaine badplaats,
waar het. door Goldcr op zoo moeizame wij
ze verkregen goud wordt uitgegeven aan
autp's, juweclen, hazardspel en dergelijkén.
Goldcr verzet zich echter niet, want hij
kent slechts één ideaal: zijn dochter Joyce
gelukkig te maken, en dit geluk bestaat voor
haar slechts in geld, om onbezorgd te kun
nen feesten en flirten zooveel zij wil. Golder
is de zielige man ten opzichte van haar: hij
is een persoonlijkheid tegenover ieder, doch
bij Joyce is hij de zwakkeling, die zich laat
verleiden tot al datgene, wat hij in zijn hart
als man van zaken niet kan en wil doen.
Voor Joyce houdt hij zich in toom, als hij
ziet, dat' zijn geld verbrast wordt, het geld,
dat hem zijn leven gaat kosten, daar de
zware arbeid zijn gezondheid geschokt heeft.
Deze zwakke positie van zijn lichaam wil
hij door ecnigc weken rust in de badplaats
herstellen, doch hij vindt het er niet, mee
gesleurd als hij daar wordt, door zijn mach-
telooze woede tegen die braspartijen, die
zijn leven zullen doen boeten...
Zijn vrouw is een venijnig type, die geen
liefde voor hem kent en zich gewend lieeft
aan een leven van juwcelen en mooie villa's
en die zich van haar man niets aantrekt.
Als Goldcr weer een aanval van hartkramp
gehad heeft en ziek te bed ligt, komt zij
hem weer lastig vallen met haar smeekbe
den om geld en rijke goederen en Golder
ontsteekt dan in hevige woede. Daar ver
wijt hij haar het leven dat zij leidt zonder
hem, zonder zorgen te kennen en zonder
ooit over iets na te denken. Van niets had
hij haar opgebracht, doch hij had daar spijt
van en als Goldcr zou sterven, dan zou hij
maatregelen nemen dat zij niet méér zou
zijn dan de arme landverhuizeres, die hij
cortijds tot zich genomen had.
Deze scène is een der ineestaangrijpende
van de film, zoo een waar men stil van
aandoening is en waarbij men geniet cn van
prachtig spel èn van de gelukkige regie, die
dergelijke composities in het leven wist te
roepen.
Hier komt ook het lage karakter van de
vrouw aan den dag als zjj den man mede
deelt, dat hij niet de vader is van haar kind
en deze slag is te zwaar voor Golder. IIij
trekt zich terug uit het zakenleven, aange
zien hij het ideaal kwijt is, waarvoor hij al
die jaren gewerkt heeft.
Toch blijft hij niet afzijdig, want Joyce
heeft nog wel zooveel invloed op hem, dat
hij niet kan zien, dat zijn verwende kind in
moeilijkheden zou komen door het ontbre
ken van de noodige financiën. Wederom
gaat hij aan den arbeid en niet ontzaglijke
moeite weet hij een regeling te treffen niet
de Russen, die liein weer de noodige nnl-
liocncn moet opleveren. Al deze feiten heb
ben te veel van zijn krachten gevergd en op
de thuisreis sterft hij op een cniigranten-
boot. Wederom een s'cènc die treffend is door
het sterke spel van Baur en waardoor men
.veel van de andere fouten der film vergeet.
Want fouten heeft ook deze rolprent. Zij
is reeds een zestal jaren geleden uitgebracht
doch had toen geen succes in Frankrijk, zoo
dat zij weer ingetrokken werd. Ihans is
Baur favoriet men hoort en ziet hem overal
en plotseling dook ook David Golder weer
op. Wij zijn vaiY meening dat deze film zes
jaren geleden niet onthouden had mogen
worden aan het publiek, doch wij zijn tevens
de meening toegedaan, dat dit niet Baurs
grootste werk is. Er zijn in liet verhaal te
veel onwaarschijnlijkheden, die men niet
maar zoo kan laten passeeren. Tegenoier de
figuur van Baur staat geen tegenwicht en
dat is altijd een gevaarlijk spel. Wij hebben
er al eens meer op gewezen, dat een film
moeilijk door één man gespeeld kan worden,
en ook thans blijkt dat duidelijk. Het even
wicht is te labiel, waardoor men een onbe
vredigd gevoel krijgt en zich afvraagt of ook
het verhaal an sich wel voldoende gronden
biedt. Daargelaten of de gebeurtenissen zich
zouden kunnen voltrekken zooals zij weer
gegeven worden, willen wij toch de vraag
stellen of het niet mogelijk geweest zou zijn
voor de vrouwelijke roofdrollen andere typen
te vinden, die meer voldaan zouden hebben
aan de eisclien, die gesteld worden door
madame Golder en door Joyce. Is het moge
lijk dat een kind, dat zooveel liefde van
haar vader ontvangt als Joyce, daarvan
niets terugschenkt, in geen enkelen vorm?
Zij vraagt geld en krijgt dat, uit zich dan
even op een door ons niet erg sympathieke
wijze als dankend kind, doch even later is
zij weer de onverschillige, die niets bezit
waardoor de liefde van den man opgewekt
zou kunnen worden. Neen, Joyce is voor ons
niet in levende figuur gekomen, doch is een
onwaarschijnlijkheid gebleven, terwijl ook
de ontwrichting van het huwelijk niet in
liclle kleuren geschilderd is en voor ons dan
ook "slechts als een te aanvaarden feit blijft
staan. Er is geen diepte in deze verhouding
en men kan uit dit voorgaande duidelijk
merken dat deze film naar voren gebracht
is omdat Baur zoo goed gaat. Zeker er zijn
prachtige momenten en de vertolking van
Baur is weer onnavolgbaar maar Duvivier
heeft beter werk gemaakt in den laatsten
tijd en ook over Harry Baur, met een betere
staf rondom zich, zijn wij in nieuwere films
beter te spreken geweest.
Als men echter nagaat dat zes1 jaar gele
den een dergelijk product gemaakt kon wor
den, dan wordt de bewondering wel grooter
en wij'zullen dan bok de laatste» zijn die
zeggen willen dat deze film niet zoo goed is
als de doorsnee-film die tegenwoordig ver
toond wordt. Het tegendeel is waar. Van dé
film als kunst, met leven en rhythme, dat
door liet. garischc werk lieenzingt, is hier
echter nog niet veel te ontdekken, maar in
dit verband vragen wij ieder af, of iemand
momenteel een product weet, waar dit feite
lijk wei in zit.
Harry Baur als David Golder is do lei
dende figuur in deze film en zeker onnavolg
baar in het uitbeelden van de moeilijk te
spelen rol van den ontgoochelde; de verdere
roheixleeling is nis volgt: madame Golder,
Paule Andral; Joyce, Jackie Moivnier; Iloyos,
Jacket; cn Fischl, Jcan Coquclin.
NEEM mij niét kwalijk, meneer, maar
zou ik een vraag mogen doen?" vroeg
Fred LTk, terwijl hij zijn hoed afnam
\oor den map, dien hij nog nimmer gezien
had.
Deze was zoo verwonderd midden op
straat door een vreemde aangesproken te
worden, dat hij vergat eveneens zijn hoed
af te nemen.
„Wat wenscht u?" vroeg hij.stijf.
„Ach," antwoordde Fred glimlachend, „ik
ben rerliefd op uw wandelstok." (Elet was
een bamboestok met een ivoren knop). „In
dezen tijd ziet men zelden wandelstokken
en deze stok schijnt me vooral een bijzonder
mooi stuk te zijn. Mag ik hem misschien
voor een seconde in mijn hand hebben?
Dank u zeer!"
Verbaasd en een weinig uit zijn humeur
zag de vreemde toe, hoe Fred Urk met een
uitdrukking van verrukking in het oog, den
stok monsterde. Een gek, dacht hij, een
wandelstokkcninaniakOpeens zwaaide Urk
met den bamboestok door de lucht en voor
ecu seconde was hij in verzoeking met den
stok weg te rennen.
„Waar hebt u hem gekocht, meneer? Ik
zou graag zoo'n stok willen hebben."
„Ik kan het u niet zeggen, mijn vrouw
heeft hem mij drie jaar geleden ten ge
schenke gegeven."
„Ik zou u zeer dankbaar zijn-, als u te
weten kon komen, waar uw vrouw den stok
gekocht heeft. Ik zou daar dan eens kunnen
vragen, of ze geen tweede exemplaar heb
ben!"
„Mijn vrouw zal zich nauwelijks den. win
kel kunnen herinneren. Ik zei u reeds, dat
liet al drie jaar geleden is."
„Nooit vergeten de vrouwen de winkels,
waar zij eenmaah iets gekocht bobben", ver
klaarde Urk vol overtuiging.
„Geeft u mij uw telefoonnummer maar,
meneer. Als ik het te weten kan komen,
zal ik u opbellen."
„Hier is mijn kaartje, meneer," zei Urk
en haalde cr een uit zijn portefeuille te
voorschijn.
De man met den bamboestok keek op het
kaartje, besloot nu den hoed af te nemen
cn zei: „Aangenaam, meneer Urk. Mijn
naam is Webcr."
„Eveneens, meneer Weber!"
Ze bogen voor elkaar als pinguïns.
„Vergeet alsublieft vooral niet, mij op te
bellen," verzocht Urk nog voor hij inzag,
dat hij den heer met den wandelstok niet
langer mocht ophouden.
Volstrekt niet boos meer, eerder gevleid,
hield Weber hém terug: „Ik woon hier-juist
om den hoek, wilt u met me meegaan1
JULIAN APLEIN 3. Amersfoort
EEN UITKOMST VOOR IEDERE
VROUW.
Oriënt Henna Shampooing.
Verft door gewoon wasschen elk haar
in clko gcwenschto tint
Onschadelijk f 0.60.
Harry Baur als David Golder en Jackie Monnier als Joyce in „David Golder'*
meneer Urk? Dan kunnen we meteen höo
ren, waar de stok vandaan komt!"
Een avontuurlijke spanning kwam over
Urk, toen hij met Weber in de lift. stapte.
„Ik zal U, om Jarig gepraat te vermijden,
als een handelsvriend aan mijn vrouw voor
stellen", zei Weber toen ze in de lift stonden
Een minuut later zat Urk in een gemak-
kclijken fauteuil, genietend van een sigaar,
die Weber hem aangeboden had cn vóór
licm stond een glaasje cognac.
De deur ging opéri. Uric stond met een
'ruk op,'er op verdacht,"Hat-dé vröriw van
meneer Weber vóór 'liripv geen onbekende
kon zijn, ja, zelfs 'daf het de vrouw zijn kon,
die hij drie jaar geleden had willen trou
wen. Zijn spanning was plotseling ondraag
lijk geworden.
Tóen kwam de dam'c de kamer binnen.
Weber stelde hein \oor: „Hier heb ik een
van mijn handelsvrienden meegebracht,
lieve Leila."
Toen Urk hoog, was het hem duidelijk, dat
het niet de vrouw was, die hij gedacht had
hier te zullen ontmóeten. Het was een ge
heel vreemde dame, die' hij evenmin, als den
man met den wandelstok ooit te voren ge
zien had.
Drie cognacglazen werden aangestooten.
Toen vroeg Webcr: „Kunt ge je herinne
ren, Lena, waar je destijds den wandelstok
hebt gekocht? Meneer Urk is gewoon épri
van dien stok."
Fred Urk werd van ter zijde nauwkeurig
opgenomen en mevrouw Weber antwoordde
verwonderd: „Die werd me destijds door
Rudi bezorgd,"
Urk vroeg: „Wie is Rudi?"
„Rudi is de broer van mijn vrouw, een
typische jongen," zei Webcr, „wie weet,
waar hij den stok vandaan heeft".
„Dat kan ik je wel zeggen." Mevrouw
Weber glimlachte. „Van een firma in
Londen."
Nu geraakte Weber zelf in spanning; hij
ging naar de teléfpon om Rudi op te bejlen.
„Wat is er?" riep een jongeman van onge
veer acht cn twintig jaar lachend, die tien
minuten later de kamer binnenstapte.
„Ga zitten, jongen, steek een cigaret op
en vertel meneer Urk eeris, bij welke firma
in Londen jij drie jaar geleden mijn wan
delstok gekocht hebt!"
Rudi hield plotseling op met lachen, zijn
blik viel op Urk en zijn vroolijk gelaat ver
trok zich. „Wat 'n drukte voor zoo'n ouden
stok", zei hij.
Nee, hém had Urk ook nog nooit in zijn
leven gezien, en toch stond liet voor hem
vast, dat deze Rudi in zijn leven een rol ge
speeld had.
„Het spijt ine. meneer Urk, maar liet is
te lang geleden," zei Rudi, naar een cigaret
grijpend. „Tk weet alleen nog. dat ik den
stok in de étalage van een Londcnsche firma
zag liggen."
Klopt niet, kameraad, dacht Urk instinc
tief, dezen stok heb je nooit in Londen ge
zien
„Jammer, dat je liet je-niet kunt herinne
ren!" zei Weber teleurgesteld: hij was met
den vreemde, die hem op straat aangespro
ken had, op zoo'n vertrouwelijkcn voet ge
raakt, dat het hem was, alsof hij reeds jaren
lang omgang met hem had gehad.
Toen Urk een uur later samen met Rudi
het huis verliet, was hij in het bezit van den
bamboewandelstok. Als twee mannen, die
elkaar wat te zeggen hebben, maar niet de
rechte woorden kunnen vinden, liepen ze
over straat.
Dan zei Urk: „Ik heb eens een vrouw lief
gehad. Ze heette Irène: liet was een groote
liefde. Ziet u, in den tijd, toen ik met haar
verloofd was, liet ik eens mijn wandelstok
in haar huis staan. Ik heb den stok nooit
meer terug gekregen; hij was weg, als van
den aardbodem verdwenen, en Irène beweer
de hem niet gezien te hebben en zoo was
ik mijn prachtigen wandelstok kwijt
De jongeman aan Freds zijde, hield zijn
blik -afgeweid, toen hij.antwoordde: „Ik had
gcéu vermoeden, wicn de stok toebehoorde,
dien ik in de woning van die dame vond
maar die stok maakte mij woedend. Ook
ik was tot over mijn ooren op Irène ver
liefd, hoewel het een liefde zonder hoop was.
Ik nam den stok weg... Nooit heb ik iets
of iemand meer gehaat dan dien stok, die
het eigendom van mijn medeminnaar was;
die stok vervolgde mij. Eerst zette ik hem
in een kast, toen Verbande ik hem naar den
zolder, daarna verhuisde hij naar den kel
der, maar liet hielp allemaal niets, als een
visioen zweefde de stok steeds voor mijn
geest. Eindelijk kwam ik op het idee, hem
aan mijn zuster te geven, die me gevraagd
had, een geschenk voor haar man te koopen.
Maar dat is reeds lang geleden."
„Ja, dat is lang geleden," herhaalde Urk
in gepeins verzonken.
(JAN MOLTAN)
(Nadruk verboden).
Van Vrijheid en Dood, door A. den
Doolaard (Em. Quirido, Amster
dam)
HET ligt in mijne gewoonte bij de keuzo
der boeken, welke ik in deze rubriek
pleeg te bespreken, nu eens te rade.te
gaan met mijne waardeering voor een boek
of een schrijver, dan weder met de belang
stelling, die een bepaald boek of een bepaald
schrijver ontmoet bij liet publiek. Men moet
mij niét'tegenwerpen dat ik, indien ik te
veel naar de leesgraagheid keek van het pu
bliek, hoofdzakelijk detectiveverhalen zou
moeten kritisecren, want in de eerste plaats
houdt de bespreking van een boek op zich
zelve reeds een fond van waardeering in
zich bovat, cn in de tweede plaats worden er
tegenwoordig veel meer serieuze boeken ge
lezen dan men vermoedt.
Den Doolaard behoort nog altijd tot de
schrijvers, die de gunst,van hot publiek vor
krijgen bij iedere nieuwe publicatie en men
kan, wil mén zich behoorlijk van zijn taak
als kroniekschrijver kwijten, aan hem niet
voorbijgaan. Maar den Doolaard blijft, ook
bij zijn toenemende tegemoetkoming aan den
wcnsch van de lezers, dat zij de lees-stof ge
makkelijk kunnen verorberen, een interes
sante figuur.
s-
Ik wil in deze kroniek vooral de aandacht
vragen voor het interessante van het alge
meen verschijnsel, dat hij vertegenwoordigt,
ïi.l. de overgang van de literatuur naar de
journalistiek.
Het is interessant, om het prospectus te
lezen, waarin zijn uitgever dit nieuwe boek
aanbeveelt. Het prospectus begint'met cene
algemeene kenschetsing van den schrijver,
die ons wordt voorgesteld als een auteur,
die,den lust heeft om het leven van den en
kelen niénsch roekeloos echt en eerlijk, zoo
menigvuldig mogelijk te beleven in een dwa
len over de wijde aarde en ons allen van do
ze volheid van het leven te laten genieten".
Maar dan komt het„Daarbij vragen wij ons
niet in de eerste plaats af: is dit een roman?
Want wij weten, dat zijn romans verhalen
zijn waarin zijn reizen vorm kregen. En de
figuren uit zijn reisverhalen worden ons als
bij tooversalg vertrouwd als romanfiguren".
Hier verontschuldigt de uitgever zich over
de omstandigheid, dat hij nu eens niet „een
roman" uitgeeft.
Maar voor den drommel, zoo zijn wij ge
neigd te vragen: is dit nu een misdaad?
De roman is nu al zulk een troetelkind (laat
ons maar niet spreken van fopspeen) gewor
den van.het publiek, dat een achtenswaardig
cn literair-kundig uitgever bedremmeld
wordt, wanneer hij nu eens met iets anders
uitkomt dan met het gebruikelijke procédé.
Vrienden, laat ons toch eens genezen van
den waan, dat een roman de eenige, alleen
genietbare uiting is van literatuur. Ik moet
het hier openlijk uitspreken, dat de journa
listieke schetsen welke den Doolaard hier
voor ons op tafel ligt, mij veel eerlijker en
waardeerbaarder uiting toechijnen van de
zen auteur dan vele 'zijner romans, die welis
waar spannend zijn, maar dikwijls slecht
geschreven.
In do journalistieke overjas beweegt ecu
wilde zwerver zich gemakkelijker dan in het
voorgeschreven harnas van den roman en
wij vergeven eerder stijlslordigheden en zijn
ontvankelijker voor geestig opgemerkte din
gen, dan in den roman. Wat dikwijls drake
rig lijkt in den roman, is een gcwenschto
kleuring van een eenvoudig relaas in do
journalistiek, en ik voor mij ben er hcele-
niaal niet rouwig om. dat er tegenwoordig
courantenstof verschijnt in boekvorm. Al
was het alleen maar, omdat het in boek
vorm makkelijker leest. Aan een opulonton
maaltijd, die aanvangt mot hors d'oeuvre,
en over gebraad en visch heen reikt naar het
dessert, waardeert men het puddinkje veel
minder dan na een sober menu. En zoo geeft
het thans uitgekomen lees-penre van *len
Doolaard ons de rechte stemming, om zijn
bewegclijken, opmerkzamen geest de waar*
deering te schenken dio hem toekomt.
-;j
Het aardige van dit hoek begint al bij do
„Inleiding", waar hij dc tegenstelling om
schrijft tusschcn den zwerver en den reizi
ger. „Het verschil", zoo zegt hij, „tusschcn
een zwerver cn een reiziger is, beeldend, cn
dus bij benadering uitgedrukt, hetzelfde als
tusschcn een vroolijk in zijn eentje voortpui-
fende locomotief cn den aanhangwagen van
een motortram, tusschcn een zeilboot, dio
alleen naar den wind luistert cn een Rijn
aak in een sleep; tusschcn een wezen, dat
zich op zijn eigen, dikwijls zeer origineel©
wijze verplaatst cii.cen ander wezon, dat
daartoe dc beproefde middelen/aanwendt, dio
het grootst mogelijke gemak cn minste Tijd
verlies cn (dat denkt hij tenminste) maxi
mum „genot" verzekeren. Een zwerver reist
zelf, een reiziger wordt gereisd. Door reis-
vereenigirigen, door reisbureaux, door hotels,
portiers, door gidsen van allerlei slag. Een
zwerver is zelfstandig, een reiziger niet. Do
zwerver ontmoet menschen, en beleeft dan
wat; de reiziger heeft enkel te maken niet
hotelportiers, kcllncrs en suppoosten, dia
voor hem geen menschen zijn, maar bewe
gende stukken arm en been cn nek cn hand
(met de palm naar boven), onderdeden van
dc groote perfekt loopende verkecrsmachino,
die hem op gesmeerde wieltjes voortrolt.
Maar, dc reiziger vraagt ook niet meer: hij
zoekt verstrooiing. Terwijl de zwerver aller-»
eerst liet leven zoekt, niet alleen hetWtuur*
leven maar ook dat der onbedorven .men
schen, waarvan er gelukkig nog m.illiociieu
bstaan. Een van mijn liefste wensclien als
minaar van den vrede is ook dat uit boek
iets zou kunnen bijdragen tot een heter be
grip van mijn eigen volk.voor vreemde vol
keren. Van de prilste jeugd af wordt een
groot deeL der monschheid er systematisch
in getraind in zijn medeschepsels niet in
de eerste plaats den mensch te zien, maar
het symbool van ccn klasse, terwijl de waar
demeters dan meestal slechts het geldbezit
en de uiterlijke verschijning zijn. Geen won
der dat de volwassene ook later vreemde
volkeren op dezelfde wijze beschouwt. Voor
gelicht door een altijd oppervlakkige en dik
wijls opzettelijk leugenachtige pers ziet bij
in zijn vreemde broeders slechts dc cxjio-
nenten van de politieke en occonomischo
verhoudingen van het oogonblik. Hij spreekt
met het zelfde gemak over de Duitsehers,
dc Franschcn en de Erigelschen als over do
lenzen van Zeiss, den Bourgognewijn cn de
Sunlightzecp. En reizen maakt hem niet
wijzer, daar.hij alle aanraking met het wer
kelijk volk vermijdt cn verder meestal hal-
starrig weigert, om de ondoordringbare
regenjas zijner vooropgezette mecning af te
werpen."
Dergelijke opmerkingen zijn inderdaad
zeer verstandig en zeer lezenswaard. En
men kan er op rekenen dat een schrijver,
die zoo scherp de dingen stelt, ons belang
wekkende en onverbloemde waarheden zal
vertellen over de landen, die hij heeft be
reisd, en de volken, waaronder hij heeft
verkeerd.
Een leeuwenaandeel heeft, zooals wie
den schrijver kent begrijpelijk voor komt,
wederom de Balkan gekregen. Omtrent het
ten declc in diepe volkstradities gewortel
de, ten deel volmaakt misdadige en onbe
trouwbare bedrijf der Comitadji's wordt do
lezer van dit bock nauwkeurig ingelicht.
Maar ook over andere landen, in het
bizonder over Polen, licht den Doolaard ons
nauwkeurig in. De waarde van zijn hoek is
hierin gelegen, dat hy ons door de openba
ring van sociologische cn ethnologischo
achtergronden, zooveel boter dc politicko
fataliteiten van Oost-Europa leert verstaan.
En dan beschikt hij over de kunst, even, in
enkele volzinnen, ons de puurtc en maagde
lijkheid van de lioogc Balkanbergcn tc laten
genieten. In een paar volzinnen maar, tus
schcn een vlak réiaas. Maar ik heb mij
even afgevraagd, of zulk een volzinnenpaar
ons niet dichterbij de sfeer van het land
brengt, dan zoo'n heele, melodramatische
roman
P. H. BITTER Jr.